Paramedische zorg in verpleeghuizen een inventariserend onderzoek naar omvang, verwijsindicatie en inhoud van paramedische zorg



Vergelijkbare documenten
Paramedische zorg in verpleeghuizen: de verschillen verklaard?

Eén op de vijf patiënten vindt oefentherapeut zonder verwijzing Factsheet Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg, maart 2009

Fysiotherapeutisch en oefentherapeutisch zorggebruik door patiënten met een chronische aandoening in de periode

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN Peiling 1 januari Hingstman, L. Kenens, R.J.

Patiënten oordelen over ziekenhuizen II

Tabellenboek 'Bekendheid van verzekerden met de polisvoorwaarden en de inhoud van de zorgverzekering

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Al voor invoering van directe toegang diëtetiek ging één op de zeven cliënten op eigen initiatief naar de vrijgevestigde diëtist

Zorggebruik. 5.1 Inleiding. 5.2 Contact eerste lijn

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN

Vier behandeluren niet voor alle groepen cliënten toereikend: Resultaten LiPZ-registratie 2006 en 2007 door vrijgevestigde diëtisten.

Meerjarencijfers Fysiotherapie Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg

Fysiotherapeutisch zorggebruik door patiënten met een chronische aandoening in de periode Achtergrond

Sociaal netwerk bron van hulp en van zorg. Geeke Waverijn & Monique Heijmans

Meerderheid van de Nederlanders is bekend met directe toegang fysiotherapie

Hoe uiten klachten waarmee patiënten bij de fysiotherapeut komen zich? Factsheet Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg, 2011

Trends in het gebruik van informele zorg en professionele zorg thuis: gebruik van informele zorg neemt toe

Advies en informatie direct vanaf beginfase belangrijk voor mantelzorgers van mensen met dementie

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 7. Behandeling

Door Cliënten Bekeken voor Huisartsenpraktijken. Groepspraktijk Huizen

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN Peiling 2003

Hepatitis C in penitentiaire inrichtingen Een onderzoek naar prevalentie

Tussentijds verslag experiment screen to screen

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 7. Behandeling

Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding.

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken

tweede nationale studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk Een kwestie van verschil:

HANDREIKING VOOR CLIËNTENRADEN behorend bij de Multidisciplinaire richtlijn verantwoorde vochten voedselvoorziening voor verpleeghuisgeïndiceerden 1

Jaarcijfers 2009 en trendcijfers Oefentherapie Mensendieck. Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg

Minder diëtistische behandeling door grotendeels schrappen van dieetadvisering uit de basisverzekering

Dagcentrum Sonnevanck

Dagbehandeling individueel aanvullend op dagbehandeling in groepsverband

Ons Advies. graag. Zij komen ook bij u thuis. Behandeling & expertise

Deel 2 Conclusies Cliëntenraadpleging. CVA Keten, regio Noord-Limburg. mei 2010

De behandelaren van Archipel

Samenwerking in de zorg kan beter denken zowel zorggebruikers als artsen

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN CESAR

)DFWVKHHW- +HWDDQGHHOYDQFKURQLVFKH]RUJLQGHH[WUDPXUDOHI\VLRWKHUDSLH

Advies- en behandelcentrum. Logopedie. Communiceren op maat

Paramedisch OnderzoekCentrum

Kwaliteitsindicatoren in de paramedische zorg

Samenwerking en INnovatie in GEriatrische Revalidatie Ineke Zekveld LUMC

Overdracht van zorg aan de CVA-client naar de thuissituatie

Factsheet Indicatie zorgvraag Amsterdam 2030 Prognoses van functioneren en chronische aandoeningen 1

Revalidatie. Revalidatie & Herstel

Jaarcijfers 2011 en trendcijfers Fysiotherapie. Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Feiten en cijfers. Beroerte. Aantal nieuwe patiënten met een beroerte. Definitie. Uitgave van de Nederlandse Hartstichting.

Diagnose Parkinson, en dan? De brochure is bedoeld voor mensen waarbij de ziekte van Parkinson is vastgesteld.

Meningen van verpleegkundigen en verzorgenden over de complexiteit van zorg Factsheet Panel Verpleegkundigen en Verzorgenden, april 2007

Doelgroepenbeleid Zorgvilla Huize Dahme

Inventarisatie mono- en multidisciplinaire samenwerkingsverbanden in de eerste lijn: een eerste verkenning. R.J. Kenens H. Hofhuis L.

Pieter s Behandel Praktijk

Jaarcijfers 2006 Fysiotherapie Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg

Bijlage 4 Kwaliteitstoets/beheersmodel audit

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 7. Behandeling

Kwaliteitscriteria Rotterdam Stroke Service April 2011

Bijlage 4 Kwaliteitstoets/beheersmodel audit

Fysiotherapie bij u in de wijk

Een effectieve donormailing: vooral personen tussen de 45 en 49 jaar Zomer 2006

Integratie deeltijdwerken medisch specialisten

ZorgCijfers Monitor Op de drempel van het verpleeghuis

PROBLEEMINVENTARISATIE, ZORGBEHANDELPLAN EN FRADIE

Bijlage 4 Kwaliteitstoets/beheersmodel audit

Behandeling en Zorg na een beroerte

Vacature voor een opleidingsplaats GZ-psycholoog

CLIËNTTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

Verdiepingsstage Dubbele diagnose. Loodds. informatie voor aios

CLIËNTTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

Pieters Behandel Praktijk

A.J.E. de Veer, R. Verkaik & A.L. Francke. Hoge verwachtingen over pas gediplomeerden. Utrecht: NIVEL, 2010

Praktijk Ouderengeneeskunde Bertholet. De veertien kernpunten van onze aanpak

A.J.E. de Veer, R. Verkaik & A.L. Francke. Stagiairs soms slecht voorbereid op praktijk. Zorgverleners over de aansluiting

Bijlage 4 Kwaliteitstoets/beheersmodel audit

Compensatie eigen risico is nog onbekend

De psycholoog in Zuyderland Medisch Centrum. Medische Psychologie

Utrecht, december 2002 VFA172/LH/MvG CIJFERS OVER FYSIOTHERAPEUTEN IN DE EERSTE LIJN

Psychologie Inovum. Informatie en productenboek voor cliënten, hun naasten en medewerkers

Zorg door de logopedist Jaarcijfers 2017

Consulten bij de huisarts en de POH-GGZ in verband met psychosociale problematiek. Een analyse van NIVEL Zorgregistraties gegevens van

2.9 Paramedische zorg

Marike van der Schaaf Juultje Sommers. Evidence statement voor fysiotherapie op de intensive care

Jaarcijfers 2007 en trendcijfers oefentherapie Mensendieck. Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg

Revalidatie dagbehandeling. Revalidatie & Therapie

Verantwoording wijziging in analyses basisrapportage. Oefentherapie Cesar Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg

Jaarcijfers 2012 en trendcijfers Fysiotherapie

Wat vinden uw cliënten van de zorg thuis?

Zorggroep Apeldoorn en omstreken

REVALIDEREN NA EEN BEROERTE (CVA) Zonnehuis Solwerd Appingedam

Revalideren is topsport Wij bieden de helpende hand!

Diëtetiek. Ergotherapie. Behandelingen

SPSS Introductiecursus. Sanne Hoeks Mattie Lenzen

Vervolgonderzoek vuurwerkongevallen

De schakelunit in het verpleeghuis

Memo Bekendheid Meldpunt Huiselijk Geweld

behoud. Uw zelfstandigheid. Informatie over: Een beroerte

Jaarcijfers 2008 en trendcijfers Oefentherapie Cesar. Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg

HBO-VERPLEEGKUNDIGEN HET MEEST POSITIEF OVER HUN COMPETENTIES BIJ VERSLAGLEGGING: TABELLEN. Kim de Groot, Anke de Veer, Wolter Paans en Anneke Francke

> Zorgaanbod voor mensen met de ziekte van Parkinson. Wonen, (thuis)zorg en dagbehandeling

Transcriptie:

Dit rapport is een uitgave van het NIVEL in 2004. De gegevens mogen met bronvermelding (M. de Boer, E. van den Ende, M. Ribbe, C. Leemrijse, Paramedische zorg in verpleeghuizen, een inventariserend onderzoek naar omvang, verwijsindicatie en inhoud van paramedische zorg, NIVEL 2004) worden gebruikt. Het rapport is te bestellen via receptie@nivel.nl. Paramedische zorg in verpleeghuizen een inventariserend onderzoek naar omvang, verwijsindicatie en inhoud van paramedische zorg M. de Boer E. van den Ende M. Ribbe C. Leemrijse

ISBN 90-6905-700-x http://www.nivel.nl nivel@nivel.nl Telefoon 030 2 729 700 Fax 030 2 729 729 2004 NIVEL, Postbus 1568, 3500 BN UTRECHT Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het NIVEL te Utrecht. Het gebruik van cijfers en/of tekst als toelichting of ondersteuning in artikelen, boeken en scripties is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.

Inhoud Voorwoord 7 1 Inleiding 9 1.1 Achtergrond 9 1.2 Doel van het onderzoek en vraagstellingen 10 1.3 Opbouw rapport 11 2 Methode 13 2.1 Telefonische enquête bij verpleeghuizen: omvang in aanbod van paramedische zorg 13 2.1.1 Steekproef verpleeghuizen telefonische enquête 13 2.1.2 Dataverzameling telefonische enquête 13 2.2 Dataverzameling in verpleeghuizen: inhoud van paramedische zorg 14 2.2.1 Steekproef verpleeghuizen 14 2.2.2 Onderzoekspopulatie 14 2.2.3 Dataverzameling bij verpleeghuisartsen 15 2.2.4 Vragenlijst verpleeghuisartsen 16 2.2.5 Dataverzameling bij paramedici 16 2.2.6 Vragenlijsten paramedici 17 2.3 Analyses 18 3 Omvang in aanbod van paramedische zorg in verpleeghuizen 19 3.1 Algemene karakteristieken 19 3.2 De omvang in aanbod van paramedische zorg 20 3.3 Factoren die samenhangen met de omvang in aanbod van paramedische zorg 22 4 Verpleeghuisbewoners en verwijsindicaties voor paramedische zorg 25 4.1 Algemene karakteristieken 25 4.2 Diagnosegegevens: aandoeningen en beperkingen 26 4.3 Ontvangen/geboden paramedische zorg 29 4.4 Verwijsindicaties voor paramedische zorg 33 4.5 Gewenste/benodigde paramedische zorg 36 5 Inhoud van de fysiotherapeutische zorg 39 5.1 Algemene karakteristieken van bewoners die fysiotherapie ontvangen 39 5.2 Aandoeningen en beperkingen waarvoor fysiotherapie wordt ontvangen 41 5.3 Fysiotherapeutische diagnose en behandeldoelen 42 5.4 Verrichtingen fysiotherapie 44 5.5 Frequentie en duur van fysiotherapeutische behandelcontacten 45 5.6 Samenwerking door fysiotherapeuten 48 5.7 Bereiken fysiotherapeutische behandeldoelen 48 Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004 3

6 Inhoud van de ergotherapeutische zorg 51 6.1 Algemene karakteristieken van bewoners die ergotherapie ontvangen 51 6.2 Aandoeningen en beperkingen waarvoor ergotherapie wordt ontvangen 53 6.3 Ergotherapeutische diagnose 54 6.4 Ergotherapeutische behandeldoelen 55 6.5 Verrichtingen ergotherapie 56 6.6 Frequentie en duur van ergotherapeutische behandelcontacten 57 6.7 Samenwerking door ergotherapeuten 60 6.8 Bereiken ergotherapeutische behandeldoelen 60 7 Inhoud van de logopedische zorg 63 7.1 Algemene karakteristieken van bewoners die logopedie ontvangen 63 7.2 Aandoeningen en beperkingen waarvoor logopedie wordt ontvangen 65 7.3 Logopedische diagnose en behandeldoelen 66 7.4 Verrichtingen logopedie 68 7.5 Frequentie en duur van logopedische behandelcontacten 69 7.6 Samenwerking door logopedisten 72 7.7 Bereiken logopedische behandeldoelen 72 8 Inhoud van de diëtistische zorg 75 8.1 Algemene karakteristieken van bewoners die diëtetiek ontvangen 75 8.2 Aandoeningen en beperkingen waarvoor diëtetiek wordt ontvangen 77 8.3 Diëtistische diagnose 78 8.4 Diëtistische behandeldoelen 79 8.5 Verrichtingen diëtetiek 79 8.6 Frequentie en duur van diëtistische behandelcontacten 80 8.7 Samenwerking door diëtisten 83 8.8 Bereiken diëtistische behandeldoelen 83 9 Samenvatting en beschouwing 87 9.1 Beantwoording van de onderzoeksvragen 87 9.1.1 De omvang in aanbod van paramedische zorg in verpleeghuizen 87 9.1.2 Medische diagnose van bewoners die paramedische zorg ontvangen 88 9.1.3 De paramedische diagnose van bewoners waarbij paramedische zorg wordt geïndiceerd 91 9.1.4 De verwijsindicaties voor paramedische zorg 91 9.1.5 De inhoud en de behandeldoelen van paramedische zorg 92 9.1.6 De frequentie en duur van paramedische behandelcontacten 95 9.1.7 Overeenstemming tussen geboden en gewenste/benodigde zorg 96 9.1.8 Herstelbelemmerende factoren die invloed hebben op de paramedische zorg 98 9.1.9 Conclusie en aanbevelingen voor vervolgonderzoek 98 4 Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004

Literatuur 105 Begrippenlijst 107 Bijlage I 109 Bijlage II 117 Bijlage III 131 Bijlage IV 137 Bijlage V 143 Bijlage VI 151 Bijlage VII 157 Bijlage VIII 158 Bijlage IX 159 Bijlage X 160 Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004 5

6 Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004

Voorwoord In het voor u liggende rapport wordt een overzicht gegeven van de omvang in aanbod, inhoud en verwijsindicatie voor paramedische zorg in verpleeghuizen. Dit onderzoek is uitgevoerd door het NIVEL in samenwerking met de afdeling verpleeghuisgeneeskunde van het EMGO. Het project werd gefinancierd door het ZonMw-programma Ouderenzorg, deelprogramma Verpleeghuiszorgonderzoek. Het onderzoek is een inventarisatie van de geboden zorg in verpleeghuizen en is daarom sterk beschrijvend van aard. Het rapport kan om die reden goed als naslagwerk dienen voor de vier onderzochte beroepsgroepen, de fysiotherapie, ergotherapie, logopedie en diëtetiek. De antwoorden op de onderzoeksvragen komen voornamelijk in het laatste hoofdstuk aan de orde. Aan de gegevensverzameling is door circa 100 verpleeghuizen meegewerkt. Acht en tachtig verpleeghuizen verstrekten gegevens over hun beschikbare formatie paramedische zorg via een telefonische enquête. Bij 15 verpleeghuizen zijn zorginhoudelijke gegevens verzameld. Achtenvijftig verpleeghuisartsen, 82 fysiotherapeuten, 44 ergotherapeuten, 19 logopedisten en 11 diëtisten werkten hieraan mee. De auteurs willen al deze betrokkenen uit de verpleeghuizen hartelijk bedanken voor hun kostbare tijd en enthousiaste inzet. Daarnaast worden de leden van de begeleidingscommissie bedankt voor hun waardevolle inhoudelijke adviezen. Utrecht, november 2004 Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004 7

8 Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004

1 Inleiding 1.1 Achtergrond Jaarlijks worden zo n 56.400 mensen opgenomen in een verpleeghuis en ontvangen nog eens 3.390 mensen dagbehandeling (Bartels, 2002). De indicatie voor opname kan zijn reactivering/revalidatie, langdurige of chronische zorg, bijzondere zorg (stervensbegeleiding, zware verpleegkundige zorg, specifieke psychosociale begeleiding, medische/verpleegkundige zorg) of screening en diagnostiek. Nederland kent 334 verpleeghuizen. Daarvan zijn er 44 somatische verpleeghuizen, 48 psychogeriatrische verpleeghuizen en 242 huizen die gecombineerde zorg bieden (Bartels, 2002). Binnen een verpleeghuis kunnen verschillende specifieke afdelingen aanwezig zijn zoals een CVAunit, dagbehandeling, extramurale zorg, ziekenhuisverplaatste zorg, afdeling speciaal voor jongeren etc. Door de vergrijzing van de Nederlandse bevolking neemt het aantal chronisch zieken toe. Mensen blijven bovendien ondanks een ziekte of aandoening langer leven. Zowel de vraag naar zorg als de complexiteit van zorg neemt hierdoor toe, zeker ook binnen verpleeghuizen. Mensen willen zo lang mogelijk (zelfstandig) thuis blijven wonen en ook vanuit de overheid wordt dit gestimuleerd. Hierdoor worden mensen minder snel in een verpleeghuis opgenomen en neemt het belang van dagbehandeling en extramurale zorg die vanuit het verpleeghuis geboden kan worden toe. De mensen die wel worden opgenomen zijn meestal ouder dan 80 jaar en vertonen complexe problematiek die voortdurende zorg vereist. Het grootste deel van de mensen die worden opgenomen hebben een indicatie voor langdurige zorg (51%) terwijl 39% wordt opgenomen in het kader van reactivering of revalidatie. Met name bij deze laatste groep mensen zal intensief therapie geboden worden, aangezien het immers de bedoeling is dat deze mensen slechts tijdelijk worden opgenomen en na verloop van tijd weer naar huis toe gaan. In de verpleeghuiszorg wordt een integraal pakket van begeleiding, verzorging en behandeling geboden door verpleeghuisartsen, verpleging/verzorging, psychologen en paramedische disciplines als fysiotherapie, ergotherapie, logopedie en diëtetiek. De behandeling van complexe gezondheidsproblemen vraagt om de inzet van een team bestaande uit verschillende disciplines, waarin nauw wordt samengewerkt en taken van elkaar worden aangevuld of zelfs worden overgenomen. Om een multidisciplinair team goed te laten functioneren moet van iedere zorgaanbieder duidelijk zijn waar de specifieke deskundigheden en vaardigheden liggen. Om inzicht te krijgen in de efficiëntie en doelmatigheid van de geboden zorg, en het verder vormgeven van het kwaliteitsbeleid binnen de verpleeghuisgeneeskunde zijn gegevens over het proces van de zorgverlening en de inhoud ervan onontbeerlijk. Hoewel paramedische zorg een onlosmakelijk deel uitmaakt van de multidisciplinaire behandeling van bewoners in verpleeghuizen zijn over de omvang in aanbod en inhoud Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004 9

van paramedische zorg nauwelijks gegevens bekend. Van de zorg die de paramedische beroepsgroepen in de algemene gezondheidszorg kunnen bieden bestaat redelijk goed overzicht. Met betrekking tot de omvang in aanbod van de paramedische zorg, de verwijsindicaties, de behandeldoelen en de inhoud die specifiek in verpleeghuizen wordt geboden, bestaat dit inzicht niet. Gegevens over aantallen paramedici in verpleeghuizen en het aantal fulltime equivalenten (fte s) zijn gering en/of verouderd. Over de inhoud van de paramedische zorg in verpleeghuizen worden geen systematische gegevens verzameld op cliëntniveau. Er bestaat dan ook geen inzicht in de aard van de somatische problematiek waarbij paramedische zorg geboden wordt en welke factoren (herstel belemmerende/bevorderende) van invloed zijn op het paramedisch zorgproces. Ook over de onderlinge communicatie en samenwerking tussen de verschillende betrokken disciplines bestaan weinig gegevens. Zo is bijvoorbeeld onbekend in welke mate de verwijsindicatie tot paramedische zorg en afstemming van behandeldoelen van afzonderlijke (paramedische) disciplines plaatsvindt in een multidisciplinair overleg (MDO). Voor de onderbouwing en professionalisering van de multidisciplinaire verpleeghuiszorg is wetenschappelijk onderzoek van groot belang (Bakker, 1999; Koopmans, 1998; Ribbe e.a., 1993). Inzicht is nodig in welk type zorg het beste aansluit bij de behoefte van de patiënt, en hoe de betrokken disciplines optimaal kunnen samenwerken zonder dubbel werk te doen. Om deze onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden dient eerst inzicht te worden verkregen in de omvang in aanbod en aard van de paramedische zorg die in verpleeghuizen wordt geboden, en de wijze waarop de stelling voor paramedische zorg tot stand komt. 1.2 Doel van het onderzoek en vraagstellingen Het doel van dit inventariserende onderzoek dat in opdracht van ZonMw wordt uitgevoerd, is inzicht verkrijgen in de omvang in aanbod, verwijsindicatie en inhoud van paramedische zorg in verpleeghuizen. Hiertoe zijn de volgende vraagstellingen geformuleerd: 1. Wat is de omvang in aanbod van de paramedische zorg (absolute aantallen, fte per beroepsgroep) in verpleeghuizen? 2. Wat zijn de medische en paramedische diagnose van cliënten die paramedische zorg ontvangen en hoe komt de verwijsindicatie tot stand? 3. Wat zijn de frequentie en duur van behandelcontacten, behandeldoelen en inhoud van de paramedische zorg (per discipline)? 4. Komt de gewenste/benodigde paramedische zorg overeen met de daadwerkelijk geboden zorg? 5. Welke herstelbelemmerende factoren hebben invloed op het paramedische zorgproces? 10 Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004

De resultaten van dit inventariserende onderzoek zullen tevens vragen genereren voor vervolgonderzoek, zoals vraagstellingen over de effectiviteit van paramedische zorg in verpleeghuizen. Ook kunnen de verzamelde gegevens gebruikt worden om richting te geven aan ontwikkelingen die moeten leiden tot een optimale afstemming van de paramedische zorg. Kennis over de verwijsindicaties tot en de inhoud van de paramedische zorg vormen een uitgangspunt voor verdere ontwikkeling van multidisciplinaire richtlijnen. Met deze richtlijnen waarin het proces en de samenhang van zorg tussen de verschillende disciplines wordt beschreven, kan worden bijgedragen aan een betere afstemming van de zorg en de behandeldoelen. 1.3 Opbouw rapport In hoofdstuk 2 wordt de methode van het onderzoek nader toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt de omvang van het aanbod aan paramedische zorg weergegeven. In hoofdstuk 4 worden de gegevens met betrekking tot o.a. de diagnosegegevens van bewoners en de verwijsindicaties tot paramedische zorg gepresenteerd. In de hoofdstukken 5 t/m 8 komen achtereenvolgens de inhoud van de fysiotherapeutische, ergotherapeutische, logopedische en diëtistische zorg aan de verpleeghuisbewoners aan de orde. Deze hoofdstukken zijn in verband met de veelheid aan gegevens die hierin worden gepresenteerd vooral geschikt als naslagwerk. In hoofdstuk 9 worden de gegevens uit de hoofdstukken 3 t/m 8 samengevat en wordt aan de hand hiervan antwoord gegeven op de vraagstellingen van het onderzoek. Hoofdstuk 9 is in principe zelfstandig leesbaar. In dit laatste hoofdstuk worden tevens aanbevelingen gedaan voor nader onderzoek. Na hoofdstuk 9 is een begrippenlijst toegevoegd. Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004 11

12 Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004

2 Methode Om de omvang in aanbod en de inhoud van paramedische zorg in verpleeghuizen te inventariseren en daarmee de onderzoeksvragen uit paragraaf 1.2 te beantwoorden worden verschillende onderzoeksmethoden gehanteerd. Gegevens over de omvang in aanbod van paramedische zorg worden verzameld middels een telefonische enquête. Inzicht in de inhoud van het paramedische zorggebruik wordt verkregen door middel van dataverzameling binnen de verpleeghuizen. Hiermee worden ondermeer diagnosegegevens en gegevens over de verwijsindicaties voor paramedische zorg geïnventariseerd. Bij de dataverzameling binnen de verpleeghuizen zijn zowel verpleeghuisartsen als paramedici (fysiotherapeuten, ergotherapeuten, logopedisten en diëtisten) betrokken.voor de dataverzameling, zowel wat betreft de omvang in aanbod als de inhoud van de paramedische zorg, is een aantal vragenlijsten ontwikkeld. Beide methoden van dataverzameling, de ontwikkelde vragenlijsten en de gebruikte analysemethoden worden in dit hoofdstuk toegelicht. 2.1 Telefonische enquête bij verpleeghuizen: omvang in aanbod van paramedische zorg 2.1.1 Steekproef verpleeghuizen telefonische enquête Om de omvang in aanbod van paramedische zorg in kaart te brengen is een telefonische enquête gehouden bij een steekproef van 100 somatische- en gecombineerde verpleeghuizen. In Nederland bestaan ten tijde van de start van het onderzoek volgens de gegevens van Prismant 44 somatische instellingen en 242 gecombineerde instellingen (Bartels, 2002). Vanuit de in totaal 286 somatische- en gecombineerde instellingen is een steekproef getrokken, gestratificeerd naar grootte en type verpleeghuis. Aangezien het in dit onderzoek gaat om paramedische zorg die bij somatische problematiek wordt geboden, is de steekproef om praktische redenen alleen uit somatische en gecombineerde verpleeghuizen samengesteld. De steekproef van 100 verpleeghuizen bestaat uit 16 somatische verpleeghuizen en 84 gecombineerde verpleeghuizen. 2.1.2 Dataverzameling telefonische enquête Elk van deze verpleeghuizen uit de steekproef krijgt een voorgestructureerde vragenlijst toegestuurd (bijlage I). In deze vragenlijst werd gevraagd naar: - De aanwezigheid en omvang (beschikbare fte s) van paramedische disciplines (fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, diëtetiek, oefentherapie Cesar en oefentherapie-mensendieck, podotherapie). Hierbij wordt in de beschikbare fte behalve de vaste dienstverbanden ook de op afroep ingeschakelde paramedische zorg meegenomen. - De aanwezigheid van specifieke afdelingen in het verpleeghuis. Hiernaar wordt geïnformeerd om de mogelijke invloed van deze afdelingen op de omvang in aanbod te kunnen bepalen. - Uit belangstelling is ook geïnformeerd naar de aanwezigheid van psychomotorische therapie en muziektherapie; deze beroepsgroepen behoren niet tot de paramedische disciplines. Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004 13

De vragenlijst is vervolgens telefonisch afgenomen door een enquêteur van het NIVEL. Wie de vragen het beste kan beantwoorden is aan de verpleeghuizen zelf overgelaten. In de meeste verpleeghuizen zijn de vragen beantwoord door het hoofd (medische en) paramedische dienst van het verpleeghuis, het clusterhoofd, of een afdelingscoördinator. Van de 100 benaderde verpleeghuizen in de steekproef werken er 88 aan de telefonische enquête mee (11 somatische en 77 gecombineerde verpleeghuizen). Twee verpleeghuizen geven aan te weinig tijd te hebben voor het beantwoorden van de vragen en bij 10 verpleeghuizen blijkt het niet mogelijk de juiste contactpersoon tijdig te bereiken. De respons is niet verschillend per provincie of regio. Dit betekent een totale respons van 88%. Op basis van de verzamelde gegevens wordt antwoord gegeven op de eerste onderzoeksvraagstelling: 1. Wat is de omvang in aanbod van de paramedische zorg in verpleeghuizen? 2.2 Dataverzameling in verpleeghuizen: inhoud van paramedische zorg 2.2.1 Steekproef verpleeghuizen Voor de dataverzameling in verpleeghuizen betreffende de inhoud van paramedische zorg is een steekproef getrokken van 15 somatische- en gecombineerde verpleeghuizen, gestratificeerd naar type (2 somatische- en 13 gecombineerde verpleeghuizen) en grootte 1. Daarnaast is rekening gehouden met een landelijke spreiding van de huizen. De directie en/of hoofd paramedische zorg van elk verpleeghuis is telefonisch en vervolgens schriftelijk geïnformeerd over het onderzoek en verzocht medewerking te verlenen. Na toezegging tot medewerking is een oriënterend gesprek gepland met de contactpersonen uit het verpleeghuis (onderzoeker en bv. arts, paramedicus, directielid, manager). Het doel van dit gesprek is het onderzoek nader toe te lichten en inzicht te verkrijgen in de organisatie/infrastructuur van het betreffende verpleeghuis. Ook wordt geïnventariseerd op welke manier de dataverzameling in het verpleeghuis het beste georganiseerd kan worden. 2.2.2 Onderzoekspopulatie De dataverzameling in de verpleeghuizen richt zich op oudere verpleeghuisbewoners ( 55jaar) met een opname-indicatie voor reactivering en revalidatie of langdurige/chronische zorg. Overige indicaties voor opname, bijzondere zorg (zoals stervensbegeleiding) en screening en diagnostiek zijn buiten beschouwing gelaten. Hier is voor gekozen omdat deze opname-indicaties relatief weinig voorkomen en de betrokkenheid van de paramedici waarschijnlijk gering en gevarieerd is. Binnen de steekproef van verpleeghuizen (paragraaf 2.2.1) worden gegevens verzameld van in totaal 600 verpleeghuisbewoners van zowel somatische- als PG-afdelingen. Per verpleeghuis worden op a-selecte wijze bewoners geïncludeerd in het onderzoek. Dit gebeurd door het aselect aanwijzen van dossiers of namen op een lijst met bewoners. De 1 Aangezien de opdracht vanuit ZonMw zich richt op somatische problematiek is ervoor gekozen in de steekproef geen Psychogeriatrische (PG) verpleeghuizen mee te nemen. 14 Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004

bewoners moeten hierbij voldoen aan de eisen wat betreft opname-indicatie en leeftijd, en er moet sprake zijn van somatische problematiek. Gedurende de oriënterende gesprekken ter voorbereiding van de dataverzameling bleek dat ook onder bewoners op PG-afdelingen veel somatische problematiek voorkomt. Daarom zijn in de gecombineerde verpleeghuizen de bewoners van zowel de PG- als de somatische afdelingen meegenomen. Om een representatieve steekproefpopulatie te verkrijgen is per verpleeghuis sprake van een gewogen selectie van 20% van het aantal somatiek- en PG bedden in het betreffende verpleeghuis. 2 De steekproefgrootte varieert van 22 tot 60 bewoners; het gemiddelde is 40 (sd.12) bewoners per verpleeghuis. Er is gestreefd naar het geanonimiseerd verzamelen van de gegevens; de verwerking en presentatie van de gegevens vindt in alle gevallen op anonieme wijze plaats. De dataverzameling vindt plaats onder verpleeghuisartsen en paramedici. 2.2.3 Dataverzameling bij verpleeghuisartsen In een persoonlijk gesprek met de verpleeghuisartsen (meerdere per verpleeghuis) worden van elke geselecteerde bewoner gegevens verzameld. Door de onderzoeker wordt hiertoe, in samenwerking met de arts, een voorgestructureerde vragenlijst (toelichting in paragraaf 2.3.2) ingevuld waarbij gebruik wordt gemaakt van de medische- en/of zorgdossiers van bewoners. Tevens wordt een lijst gemaakt van de zorg die bewoners ontvangen van paramedici (fysiotherapeuten, ergotherapeuten, logopedisten en diëtisten). Onder ontvangen paramedische zorg worden zowel lopende als afgeronde behandelingen (inclusief éénmalige of kortdurende contacten) verstaan. Bovendien is ook extern ingehuurde paramedische zorg meegenomen. De paramedische zorg die door bewoners wordt ontvangen, wordt meegenomen in het onderzoek indien deze in een periode van 6 maanden voorafgaand aan het moment van dataverzameling heeft plaatsgehad. Voor deze periode van 6 maanden is gekozen om de kans te verkleinen dat kortdurende of éénmalige contacten worden gemist. De periode is beperkt tot 6 maanden om het risico te beperken dat ontvangen zorg gemist wordt doordat dossiers ontbreken (i.g.v. ontslag of overlijden bewoner) of dat de arts en/of paramedicus zich onvoldoende kan herinneren welke zorg de bewoner heeft ontvangen. Aan de hand van de verzamelde gegevens van bewoners bij de verpleeghuisartsen wordt antwoord gegeven op vraagstellingen 2 en een deel van vraag 4: 2. Wat zijn de medische en paramedische diagnose van cliënten die paramedische zorg ontvangen en hoe komt de verwijsindicatie tot stand? 4. Komt de gewenste/benodigde paramedische zorg overeen met de daadwerkelijk geboden zorg? 2 Indien er naast somatiek en PG-afdelingen sprake is van andere afdelingen waarvan het logischerwijs te verwachten is dat de paramedische zorg anders is dan op andere afdelingen (bijvoorbeeld revalidatieafdeling, CVA-unit) is een evenredig percentage bewoners van deze afdeling meegenomen in de selectie. Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004 15

2.2.4 Vragenlijst verpleeghuisartsen De ontwikkelde vragenlijst voor verpleeghuisartsen (bijlage II) bevat vragen over de volgende onderwerpen: - Algemene gegevens: leeftijd, geslacht, opnamedatum, opname-indicatie, indicaties voor paramedische zorg; - Diagnosegegevens: medische diagnose (aandoeningen) en beperkingen; - Gegevens over multidisciplinair overleg (MDO): frequentie, deelnemende disciplines; - Gegevens over verwijsindicaties voor paramedische zorg, per discipline (fysiotherapie, ergotherapie, logopedie en diëtetiek): - moment van verwijsindicatie tot paramedische zorg, initiatiefnemers, overwegingen die een rol spelen bij indiceren (patiëntgebonden, aandoening/beperking gerelateerde en providersgebonden); - factoren (patiëntgebonden, aandoening/beperking gerelateerde en providersgebonden) die ertoe hebben geleid dat de door de verpleeghuisarts gewenste/benodigde zorg niet geïndiceerd werd. De gewenste/benodigde zorg is bij de dataverzameling van de verpleeghuisartsen als volgt gedefinieerd: Paramedische zorg die naar de mening van de verpleeghuisarts, een relevante bijdrage zou kunnen leveren aan de behandeling van de bewoner gezien zijn/haar aandoeningen en/of beperkingen. 3 Bij de ontwikkeling van de vragenlijst is voor de vragen met betrekking tot de opnameindicaties gebruik gemaakt van informatie uit het handboek Landelijke Zorgregistratie Verpleeghuizen (LZV)(NVVz, 1997). De vraagstellingen betreffende de diagnosegegevens zijn gebaseerd op het Resident Assessment Instrument (RAI) (Morris et al., 1993). De vragenlijst is vooraf voorgelegd aan een aantal verpleeghuisartsen met wetenschappelijke achtergrond die de lijst hebben beoordeeld op inhoud, relevantie en de haalbaarheid van het invullen ervan. Bij de verdere ontwikkeling van de vragenlijst is hiermee rekening gehouden. 2.2.5 Dataverzameling bij paramedici De lijst van bewoners die volgens de verpleeghuisartsen paramedische zorg ontvangen, wordt na de dataverzameling bij de artsen voorgelegd aan de paramedici. Omdat de verpleeghuisarts niet in alle gevallen volledig op de hoogte blijkt te zijn van de paramedische zorg die bewoners ontvangen, wordt de paramedici gevraagd deze lijst waar nodig aan te vullen en/of te wijzigen. Bij de analyse is uitgegaan van de informatie van de paramedici. Met de paramedici wordt over iedere bewoner die zij behandelen of hebben behandeld een vragenlijst ingevuld (toelichting in paragraaf 2.3.7). De paramedicus maakt hierbij gebruik van algemene zorgdossiers en/of een eigen dossiervoering. Er is gestreefd naar zoveel mogelijk face-to-face gesprekken door de onderzoeker met de paramedici. In die 3 Bij de dataverzameling bij de paramedici worden ook gegevens verzameld m.b.t. gewenste zorg ; hierbij wordt uitgegaan van een andere invulling van gewenste zorg (zie o.a. paragraaf 2.2.5). De gewenste zorg zoals beoordeeld door de bewoners zelf zou wellicht een ander beeld geven, maar is in dit onderzoek niet meegenomen. 16 Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004

gevallen waarin dit om praktische redenen niet mogelijk was, zijn vragenlijsten achtergelaten die later opgestuurd konden worden. Met de door paramedici verstrekte gegevens over de verpleeghuisbewoners kunnen de vraagstellingen 3, een deel van vraag 4 en vraag 5 worden beantwoord: 2. Wat zijn de frequentie en duur van behandelcontacten, behandeldoelen en inhoud van de paramedische zorg? 3. Komt de gewenste/benodigde paramedische zorg overeen met de daadwerkelijk geboden zorg? 4. Welke herstelbelemmerende factoren hebben invloed op het paramedische zorgproces? 2.2.6 Vragenlijsten paramedici Om de vraagstellingen (2 en 4) omtrent het zorgproces en de inhoud ervan te kunnen beantwoorden is voor elk van de paramedische disciplines (fysiotherapie, ergotherapie, logopedie en diëtetiek) een vragenlijst ontwikkeld De ontwikkelde vragenlijsten (bijlagen III t/m VI) zijn voorgestructureerd en voor alle disciplines qua opzet vergelijkbaar. De volgende onderwerpen komen in de lijsten aan bod: - Algemene gegevens: leeftijd, geslacht; - Diagnosegegevens: paramedische diagnose; - Inhoud behandelproces: behandeldoelen, verrichtingen, frequentie 4 en duur van de behandelcontacten, samenwerking, het bereiken van behandeldoelen 5 en (herstelbelemmerende) factoren die hier een rol in spelen. De geïnventariseerde duur van de behandelcontacten betreft een registratie van de cliëntgebonden tijd. De paramedici is ook gevraagd of zij de frequentie en de duur van de behandelcontacten adequaat vinden. Aan de hand hiervan wordt inzicht verkregen in de naar de mening van de paramedici over gewenste/benodigde zorg in termen van frequentie en duur van de behandelcontacten. Voor een aantal vragen (m.b.t. diagnosegegevens, doelen en verrichtingen) geldt dat is aangesloten bij de beroepseigen classificaties; op deze punten is sprake van inhoudelijke verschillen in de vraagstellingen bij de diverse disciplines. Voor deze vraagstellingen is gebruik gemaakt van de onderstaande bronnen. Bij de ontwikkeling van de vragenlijst voor de fysiotherapeuten is gebruik gemaakt van registratiemethoden die worden gehanteerd binnen het project LIPZ (Landelijke informatievoorziening paramedische zorg) (Wimmers, 2002). De diagnosegegevens zijn gebaseerd op de destijds nog in ontwikkeling zijnde codering fysiotherapeutische 4 5 Er is gevraagd naar de frequentie van de behandelcontacten op het moment van dataverzameling; voor al afgeronde behandelingen is de laatste gehanteerde frequentie genoteerd. Bij de vraag over het bereiken van behandeldoelen is onderscheid gemaakt tussen afgeronde en lopende behandelingen. Bij de nog lopende behandelingen is gevraagd naar de tussentijdse doelen, ofwel het verlopen van de behandeling volgens plan. Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004 17

diagnose. Bij de ontwikkeling van de vragenlijst ergotherapie is ondermeer gebruik gemaakt van een voor de ergotherapie bestaand registratieformulier waarin diagnosegegevens, behandeldoelen en verrichtingen aan de orde komen (Hofhuis et al., 2003). De vragenlijst voor de logopedisten is gebaseerd op de Ontwerp-Classificatie Verrichtingenlogopedie (Heerkens et al., 1998) en de interventies zoals beschreven in het brancherapport paramedische zorg (Rijken et.al, 1996). De vragenlijst diëtetiek is ontwikkeld aan de hand van de Classificaties en Codelijsten voor diëtetiek (Lie, 2003) en in eerder onderzoek gebruikte registratiemethoden voor ziektebeelden, behandeldoelen en verrichtingen (Paas et al., 1994). De vragenlijsten zijn vooraf voorgelegd aan een aantal paramedici, die de lijsten hebben beoordeeld op inhoud, relevantie en de haalbaarheid van het invullen ervan. Bij de verdere ontwikkeling van de vragenlijsten is hiermee rekening gehouden. 2.3 Analyses In dit rapport ligt, gezien de inventariserende aard van het onderzoek, de nadruk op beschrijvende statistiek. Daarnaast is, bij de beschrijvingen van de omvang in aanbod van paramedische zorg, gebruik gemaakt van multiple lineaire regressieanalyse. Met behulp hiervan is gekeken of het type verpleeghuis, de regionale ligging van het verpleeghuis en de aanwezigheid van specifieke afdelingen samenhangen met het aantal fte paramedische zorg per 100 bedden/dagbehandelingsplaatsen. Dit is voor de vier disciplines apart bekeken. Bij de analyse zijn uitschieters (fte per 100 bedden/plaatsen >2SD afwijking) buiten beschouwing gelaten. De algemene karakteristieken (leeftijd, geslacht, aandoeningen en beperkingen) van de groepen verpleeghuisbewoners die paramedische zorg ontvangen (fysiotherapie, ergotherapie, logopedie en diëtetiek) zijn vergeleken met dezelfde gegevens van de overige verpleeghuisbewoners. Hiervoor is gebruik gemaakt van t-toetsen en chi-kwadraat toetsen. 18 Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004

3 Omvang in aanbod van paramedische zorg in verpleeghuizen Een steekproef van 100 somatische- en gecombineerde verpleeghuizen is benaderd voor een telefonische enquête om de omvang in aanbod van paramedische zorg in kaart te brengen; 88 verpleeghuizen participeerden in de enquête. Van deze 88 verpleeghuizen worden in dit hoofdstuk de gegevens over de aanwezigheid van paramedische disciplines en de omvang in aanbod ervan beschreven. Daarnaast wordt beschreven welke factoren (regio, type verpleeghuis, aanwezige specifieke afdelingen) samenhangen met de omvang in aanbod van paramedische zorg in verpleeghuizen. De in dit hoofdstuk gepresenteerde aantallen somatische- en psychogeriatrische bedden zijn afkomstig van gegevens van Prismant (Bartels, 2002). Het aantal plaatsen dagbehandeling is, evenals alle overige gegevens, geïnventariseerd met behulp van de telefonische enquête. 3.1 Algemene karakteristieken De 88 meewerkende verpleeghuizen bestaan uit 13 somatische- en 75 gecombineerde verpleeghuizen. De somatische verpleeghuizen hebben gemiddeld 86 bedden (variërend van 18-190) en 15 plaatsen dagbehandeling (15-16). De gecombineerde huizen zijn met een gemiddelde van 220 bedden en plaatsen dagbehandeling (35-584) significant groter (p=0.000). In de gecombineerde verpleeghuizen worden gemiddeld 92 somatische- (3-276), 109 psychogeriatrische bedden (17-283) en 22 (8-54) dagbehandelingplaatsen aangetroffen. Er worden geen significante verschillen gevonden tussen somatische- en gecombineerde verpleeghuizen in zowel het gemiddelde aantal somatische bedden (p=0.617) als het gemiddelde aantal plaatsen dagbehandeling (p=0.316). Een nadere uitsplitsing van de aantallen somatische bedden, PG bedden en dagbehandelingplaatsen is weergegeven in tabel 3.1. Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004 19

Tabel 3.1: Aantal bedden (somatisch, PG, en totaal) en plaatsen (dagbehandeling) in categorieën naar type verpleeghuis (n=88) Somatisch (n=13) Gecombineerd (n=75) Totaal (n=88) n % n % n % Somatische bedden 0-50 bedden 5 38,5 12 16,0 17 19,3 51-100 bedden 2 15,4 34 45,3 36 40,9 > 100 bedden 6 46,2 29 38,7 35 39,8 PG-bedden 0-50 bedden - - 7 9,3 7 9,3 51-100 bedden - - 31 41,3 31 41,3 > 100 bedden - - 37 49,3 37 49,3 Plaatsen dagbehandeling 0-15 plaatsen 2 66,7 24 36,9 26 38,2 16 30 plaatsen 1 33,3 30 46,2 31 45,6 > 30 plaatsen - - 11 16,9 11 16,2 Totaal a 0-100 bedden/plaatsen 7 53,8 6 8,0 13 14,8 101-200 bedden/plaatsen 6 46,2 28 37,3 34 38,6 > 200 bedden/plaatsen 0,0 41 54,7 41 46,6 a Verschillen tussen somatische en gecombineerde huizen zijn significant; p=.000. De geënquêteerde verpleeghuizen verschillen van elkaar wat betreft de aanwezigheid van specifieke afdelingen (tabel 3.2). In driekwart van de verpleeghuizen wordt zorg in het kader van dagbehandeling verstrekt. De aanwezigheid van poliklinische/ extramurale zorg komt bij 70% van de huizen voor. In ruim de helft (55%)van de verpleeghuizen is een CVA-unit aanwezig; in vergelijking met de overige specifieke afdelingen zijn CVAunits relatief klein (gemiddeld 9 bedden). Tabel 3.2: Aanwezigheid en gemiddeld aantal bedden/plaatsen van specifieke afdelingen 1,2 Aanwezig Niet aanwezig n (gem. aantal bedden/plaatsen) n Dagbehandeling (n=88) 68 (22) 20 CVA unit (n=88) 48 (9) 40 Jongerenafdeling (n=88) 13 (24) 75 Ziekenhuisverplaatste zorg (n=88) 34 (15) 54 Poliklinische/ extramurale zorg (n=70) 1 49 21 1 2 De vraag over poliklinische/extramurale zorg is later toegevoegd en daardoor slechts door 70 verpleeghuizen beantwoord. (Missende waarden ten aanzien van aantal bedden ziekenhuisverplaatste zorg n=2.) 3.2 De omvang in aanbod van paramedische zorg Fysiotherapie is de paramedische discipline die het meeste voorkomt in verpleeghuizen, gemiddeld zijn 4,3 fte fysiotherapeuten aanwezig binnen het verpleeghuis. Slechts één verpleeghuis geeft aan niet standaard fysiotherapie te kunnen leveren. Ook de disciplines 20 Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004

ergotherapie en logopedie zijn in bijna alle verpleeghuizen vertegenwoordigd met gemiddeld 2,2 fte, respectievelijk 0.9 fte. Een ruime meerderheid (88%) van de verpleeghuizen levert tevens diëtistische zorg, gemiddeld 0,4 fte. In de verpleeghuizen worden nauwelijks Oefentherapeuten Cesar en oefentherapeuten-mensendieck aangetroffen. Muziektherapie en psychomotorische therapie zijn weliswaar geen paramedische disciplines maar komen wel in verpleeghuizen voor. In 16 van de 88 verpleeghuizen is een muziektherapeut aanwezig en in 7 verpleeghuizen wordt psychomotorische begeleiding geboden. Tabel 3.3: Aanwezigheid van disciplines in verpleeghuizen en gemiddeld aantal werkzame personen Verpleeghuizen waar discipline aanwezig is Gemiddeld aantal personen werkzaam 1 n (%) gem. (SD) Fysiotherapie 87 (98,9) 6,2 (3,1) Ergotherapie 82 (93,2) 3,2 (1,9) Logopedie 81 (92,0) 1,7 (0,9) Diëtetiek 77 (87,5) 1,1 (0,3) OT Cesar 2 ( 2,3) 2,0 (1,4) OT Mensendieck 2 ( 2,3) 4,0 (1,4) Podotherapie 1 ( 1,1) 1,0 (-) Muziektherapie ** 16 (18,2) 1,4 (0,5) Psychomotorische therapie ** 7 ( 8,0) 1,4 (0,8) ** Geen paramedische discipline; uit belangstelling geïnventariseerd. 1 Missende waarden ten aanzien van het aantal werkzame personen: fysio n=1, ergo n=1, logo n=1. 2 Missende waarden ten aanzien van aantal fte: fysio n=1, ergo n=4, logo n=6, diëtetiek n=6, podo n=1, muziek n=2. Van de vier disciplines die het meeste voorkomen in de verpleeghuizen (fysiotherapie, ergotherapie, logopedie en diëtetiek) is de omvang van de zorg in beschikbare fte per 100 bedden/plaatsen berekend (figuur 3.1). Niet in ieder verpleeghuis kon worden aangegeven hoeveel van de formatie van paramedici apart voor de dagbehandeling beschikbaar was. Om deze reden wordt het aantal bedden (somatische- en PG bedden) en het aantal plaatsen dagbehandeling bij elkaar opgeteld om het aantal fte per 100 bedden/plaatsen te berekenen. Fysiotherapie blijkt in de verpleeghuizen de grootste omvang in aanbod te hebben, gevolgd door de ergotherapie. De disciplines logopedie en diëtetiek hebben aanmerkelijk minder fte per 100 bedden/plaatsen tot hun beschikking. Er worden wat betreft de omvang in aanbod geen significante verschillen gevonden tussen kleinere, middelgrote en grotere (zie categorieën in tabel 3.1). Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004 21

Figuur 3.1: Gemiddelde omvang paramedische zorg in fte per 100 bedden/plaatsen (fysiotherapie, ergotherapie, logopedie en diëtetiek) (n=88) 1 Fte per 100 bedden/plaatsen 2,50 2,00 1,50 1,00 0,50 2,16 0,96 0,38 0,18 0,00 Fysiotherapie Ergotherapie Logopedie Diëtetiek 1 Missende waarden ten aanzien van aantal fte per 100 bedden/plaatsen: fysio n=1, ergo n=4, logo n=6, diëtetiek n=6. 3.3 Factoren die samenhangen met de omvang in aanbod van paramedische zorg De omvang van paramedische zorg (aantallen beschikbare fte s per 100 bedden/plaatsen) is niet voor alle verpleeghuizen gelijk. Deze verschillen kunnen mogelijk verklaard worden door diverse factoren. Voor elk van de disciplines fysiotherapie, ergotherapie, logopedie en diëtetiek is, met behulp van regressieanalyse, gekeken of de omvang in aanbod van zorg samenhangt met het type verpleeghuis, de regionale ligging ervan (noord, oost, zuid, west) of de aanwezigheid van specifieke afdelingen (dagbehandeling, afdeling specifiek voor jongeren, CVA-unit, ziekenhuisverplaatste zorg, poliklinische/extramurale zorg). De omvang in aanbod van fysiotherapie in verpleeghuizen blijkt samen te hangen met de aanwezigheid van een CVA-unit in het verpleeghuis. Bij aanwezigheid van een CVA-unit neemt het aantal fte fysiotherapie per 100 bedden/plaatsen toe met 0,25 fte. De aanwezigheid van dagbehandeling en een CVA-unit in het verpleeghuis blijkt het aantal fte ergotherapie per 100 bedden/plaatsen te doen toenemen (0,34 fte respectievelijk 0,25 fte). Het aantal fte logopedie per 100 bedden/plaatsen blijkt een lichte samenhang te hebben met somatische verpleeghuizen. In vergelijking met de gecombineerde huizen beschikken de somatische huizen gemiddeld over 0,27 fte logopedie per 100 bedden/plaatsen meer. Bij aanwezigheid van dagbehandeling in het verpleeghuis neemt het aantal fte logopedie per 100 bedden/plaatsen toe met 0,49 fte. 22 Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004

Bij de diëtetiek blijkt de omvang in fte per 100 bedden/plaatsen licht samen te hangen met de aanwezigheid van een polikliniek/ extramurale zorg in het verpleeghuis. Bij aanwezigheid van een polikliniek/ extramurale zorg neemt het aantal fte diëtetiek per 100 bedden/plaatsen toe met 0,29 fte. Tabel 3.4: Factoren die samenhangen met omvang in aanbod van zorg (fte per 100 bedden/plaatsen voor fysiotherapie, ergotherapie, logopedie en diëtetiek) B 1 95% BI 2 p-waarde 3 Fysiotherapie a Aanwezigheid CVA unit 0,255 0,095 0,663 0,020 Ergotherapie b Aanwezigheid dagbehandeling 0,336 0,131 0,588 0,003 Aanwezigheid CVA unit 0,249 0,032 0,423 0,023 Logopedie c Somatisch verpleeghuis 0,266 0,005 0,278 0,042 Aanwezigheid dagbehandeling 0,487 0,100 0,324 0,000 Diëtetiek d Aanwezigheid polikliniek/ extramurale zorg 0,285 0,010 0,136 0,024 1 B-coëfficiënt: als de B positief is wijst dit op een grotere omvang; als de B negatief is wijst dit op een kleinere omvang. 2 95% betrouwbaarheidsinterval: met 95% zekerheid ligt de werkelijke waarde van B tussen deze waarden. 3 Significantieniveau: een p-waarde van 0.05 of kleiner wijst op een significante samenhang. a Percentage verklaarde variantie is 7%. b Percentage verklaarde variantie is 24%. c Percentage verklaarde variantie is 16%. d Percentage verklaarde variantie is 8%. Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004 23

24 Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004

4 Verpleeghuisbewoners en verwijsindicaties voor paramedische zorg In de verpleeghuizen is van elke bewoner een dossier aanwezig bij de verpleeghuisarts(en). Middels deze dossiers is in samenwerking met de verpleeghuisartsen een aantal basale gegevens van de bewoners verzameld (leeftijd, geslacht, opname-indicatie, type zorg en paramedisch zorggebruik). Daarnaast zijn van de bewoners gegevens verzameld met betrekking tot het al dan niet krijgen van verwijsindicaties tot paramedische zorg. In dit hoofdstuk worden allereerst de algemene karakteristieken (paragraaf 4.1) en de diagnosegegevens (4.2) van de steekproef van verpleeghuisbewoners (n=600) beschreven. Vervolgens wordt een overzicht gegeven van het paramedische zorggebruik van de bewoners (4.3) en wordt in kaart gebracht hoe de verwijsindicaties voor paramedische zorg tot stand komen (4.4). Tot slot wordt ingegaan op de bewoners die geen verwijsindicatie hebben voor paramedische zorg daar waar deze wel gewenst lijkt (4.5). 4.1 Algemene karakteristieken In de verpleeghuiszorg is in de meeste verpleeghuizen sprake van somatische en psychogeriatrische (PG) afdelingen. Een kleine meerderheid (54%) van de verpleeghuisbewoners uit de steekproef is opgenomen op een somatische afdeling binnen het verpleeghuis (tabel 4.1). Van deze somatische bewoners ontvangt 32% zorg in het kader van reactivering & revalidatie; de overige bewoners op somatische afdelingen krijgen langdurig chronische zorg. Het percentage langdurig chronische zorg ligt bij de PG-bewoners een stuk hoger (99%); slechts drie bewoners die op een PG-afdeling verblijven, ontvangen zorg van het type reactivering&revalidatie. In totaal ontvangt 82% van de bewoners langdurig chronische zorg ten opzichte van 18% reactivering & revalidatie. Tabel 4.1 Verpleeghuisafdeling en type zorg (n=600) 1 Somatiek PG Totaal n % n % n % Reactivering & revalidatie 103 32,2 3 1,1 106 17,7 Langdurig/chronische zorg 217 67,8 275 98,9 492 82,3 Totaal 320 100,0 278 100,0 598 100,0 1 (Missende waarden ten aanzien afdeling en type zorg n=2.) Uiteraard zijn de verpleeghuisbewoners op verschillende momenten opgenomen. De opnameduur van de bewoners varieert van minder dan een maand tot 324 maanden (27 jaar). Gemiddeld zijn de bewoners op het moment van dataverzameling 27 maanden (ruim 2 jaar; sd. 8) opgenomen in het verpleeghuis. De mannelijke bewoners in het verpleeghuis zijn gemiddeld 80 jaar (sd.8) en de vrouwen 82 jaar (sd.8). Het merendeel (46%) van de bewoners bevindt zich in de leeftijdscategorie Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004 25

van 75 tot 85 jaar; zowel bij de mannen (48%) als de vrouwen (45%). In de leeftijdscategorieën van 55 tot 85 jaar worden relatief meer mannen dan vrouwen aangetroffen (73% respectievelijk 60%). Boven de 85 jaar is dit omgekeerd; 27% is van het mannelijke geslacht en 40% is vrouw. Figuur 4.1: Relatieve leeftijdsverdeling naar geslacht (n=600) 1 60,0 50,0 47,8 44,6 man vrou w 40,0 35,4 % 30,0 20,0 10,0 5,3 25,4 20,1 11,5 4,1 4,4 1,4 0,0 55-65 65-75 75-85 85-95 >=95 1 (Missende waarden ten aanzien van leeftijdsverdeling (n=1); geslacht van deze bewoner is vrouw) 4.2 Diagnosegegevens: aandoeningen en beperkingen Van alle bewoners zijn, bij de artsen, de diagnosegegevens geïnventariseerd. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen aandoeningen (de medische diagnose) en beperkingen. Omdat er sprake is van een uitgebreide lijst van zowel aandoeningen als beperkingen is ervoor gekozen van beiden een top 10 weer te geven. Van de op het moment van dataverzameling meest validiteitbepalende aandoeningen worden de eerste vijf genoemd. Van de beperkingen wordt vanwege het grote aantal subcategorieën worden alleen de tien hoofdcategorieën weergegeven. Voor een volledig overzicht van de geïnventariseerde aandoeningen en beperkingen wordt verwezen naar bijlagen VII en VIII. Een overzicht van geïnventariseerde aandoeningen en beperkingen uitgesplitst naar afdeling (PG en somatiek) en opname-indicatie (reactivering&revalidatie en langdurig chronische zorg) wordt gepresenteerd in bijlagen IX en X. Tabel 4.2 laat zien dat bijna de helft van alle bewoners te maken heeft met een vorm van dementie. Cerebrovasculaire aandoeningen (CVA) komen met 43% ook relatief frequent voor; hierbij zijn zowel acute CVA s en CVA s waarvan nog steeds gevolgen van worden ondervonden door de bewoner meegenomen. Een kwart van de bewoners heeft last van hypertensie. De overige aandoeningen komen bij minder dan 20% van de bewoners voor. 26 Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004

Tabel 4.2: Top tien aandoeningen (n=600) 1 N % Dementie 299 49,8 Cerebrovasculaire aandoeningen (CVA) 256 42,7 Hypertensie 147 24,5 Artrose 118 19,7 Diabetes mellitus 113 18,8 Depressie 107 17,8 Geleidings- ritmestoornissen 106 17,7 Ischaemische hartaandoeningen 91 15,2 Overige psychiatrische aandoeningen 90 15,0 Overige aandoeningen huid 88 14,7 1 Omdat meerdere aandoeningen per bewoner mogelijk zijn tellen de percentages op tot meer dan 100%. De verpleeghuisarts heeft naast een overzicht van alle aanwezige aandoeningen tevens aangegeven wat op het moment van dataverzameling voor de bewoner de meest validiteitbepalende aandoening is. Bij 7% van de bewoners geeft de arts aan dat alle aandoeningen evenveel invloed hebben op de validiteit van de bewoner. Bij nog geen 1% blijkt een validiteitbepalende aandoening niet van toepassing te zijn en van 14 bewoners (2%) ontbreekt het antwoord op deze vraag. Bij de overige 90% van de bewoners (n=542) is één specifieke aandoening aangegeven die het meest van invloed is op de validiteit; tabel 4.3 geeft hiervan een overzicht. Dementie en CVA blijken de twee meest validiteitbepalende aandoeningen te zijn; samen nemen zij bijna 68% van de validiteitbepalende aandoeningen bij bewoners voor hun rekening. Tabel 4.3: Top vijf van meest validiteitbepalende aandoeningen (n=542) 1 N % Dementie 235 43,4 Cerebrovasculaire aandoening (CVA) 131 24,2 Status na heupvervanging 20 3,7 Overig neurologische aandoeningen 20 3,7 Ziekte van Parkinson 16 3,0 1 Berekend voor bewoners bij wie één specifieke validiteitbepalende aandoening is weergegeven. Behalve aandoeningen maken ook beperkingen deel uit van de door de verpleeghuisarts gestelde medische diagnose. Een overzicht van de beperkingen is weergegeven in tabel 4.4. Er is gekozen voor het presenteren van de gegevens op hoofdcategorieën, zodat in één oogopslag het voorkomen van beperkingen binnen de verschillende categorieën kan worden waargenomen. Voor een overzicht van de subcategorieën wordt ook verwezen naar bijlage VIII. Binnen alle categorieën komen bij de verpleeghuisbewoners beperkingen voor. Naast beperkingen in lichamelijk functioneren die bij praktisch alle bewoners (99%) voorkomen, zijn er ook relatief veel bewoners met beperkingen in cognitief functioneren (71%). Zevenenvijftig procent van de bewoners heeft continentieproblemen en bijna de helft (49%) kampt met beperkingen op het gebied van stemmings- en gedragspatronen. Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004 27

Bij 44% van de bewoners wordt aangegeven dat er wat betreft de voedingstoestand beperkingen bestaan. Communicatie- en/of gehoorproblemen doen zich voor bij 37% van de bewoners. Tabel 4.4: Beperkingen op hoofdcategorieën (tien in totaal) (n=600) 1 N % Lichamelijk functioneren 591 98,5 Cognitief functioneren 423 70,5 Continentie 341 56,8 Stemmings- en gedragspatronen 294 49,0 Voedingstoestand 263 43,8 Communicatie/ gehoor 222 37,0 Psychosociaal welbevinden 220 36,7 Toestand van huid 161 26,8 Gezichtsvermogen 134 22,3 Overige beperkingen 19 3,2 1 Omdat meerdere aandoeningen per bewoner mogelijk zijn tellen de percentages op tot meer dan 100%. Op de vraag welk van de beperkingen voor de bewoner het meest van invloed is op de validiteit werd bij een kleine 10% van de bewoners aangegeven dat alle beperkingen evenveel invloed hebben. Bij 2 bewoners bleek een validiteitbepalende aandoening niet van toepassing en bij de overige 540 bewoners (90%) werd één specifieke beperking aangegeven. Van deze laatste groep is in tabel 4.5 de top vijf van validiteitbepalende beperkingen weergegeven, die gescoord zijn op hoofdcategorie. Bij bijna de helft van de bewoners (49%) blijkt een beperking in lichamelijk functioneren het meest van invloed te zijn op de validiteit. Bij 40% van de bewoners zijn beperkingen in cognitief functioneren het meest validiteitbepalend. Beperkingen op ander gebied, zoals stemmings-/gedragspatronen, communicatie/gehoor of psychosociaal welbevinden worden bij 5% van de bewoners genoemd als meest validiteitbepalende beperking. Tabel 4.5: Top 5 meest validiteitbepalende beperking (n=540) N % Lichamelijk functioneren 266 49,3 Cognitief functioneren 214 39,6 Stemmings, gedragspatronen 29 5,4 Communicatie/gehoor 11 2,0 Psychosociaal welbevinden 8 1,5 1 Berekend voor de bewoners bij wie één specifiek validiteitbepalende beperking is aangegeven. 28 Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004

4.3 Ontvangen/geboden paramedische zorg Het aantal bewoners dat paramedische zorg ontvangt is gebaseerd op de gegevens die afkomstig zijn van de paramedici. Het komt voor dat paramedische zorg wordt geleverd terwijl de verpleeghuisarts hier niet van op de hoogte is. Ook zijn paramedici soms niet betrokken terwijl de arts denkt dat dit (nog) wel het geval is. De gepresenteerde gegevens over ontvangen paramedische zorg gaan uit van de door de paramedici verstrekte gegevens. Uit figuur 4.2 blijkt dat fysiotherapie en ergotherapie de vormen van paramedische zorg zijn (67 respectievelijk 48%) die het meest worden ontvangen. Dertig procent van de bewoners ontvangt diëtetiek en de logopedist geeft zorg aan 16% van de bewoners. Een kleine 19% van de bewoners ontvangt geen enkele vorm van paramedische zorg. Wanneer onderscheid wordt gemaakt tussen bewoners die zorg ontvangen in het kader van reactivering & revalidatie (n=106) en bewoners die langdurig chronische zorg (n=493) ontvangen wordt een verschil in paramedisch zorggebruik waargenomen. Bewoners die reactivering & revalidatie zorg krijgen in het verpleeghuis blijken van alle paramedische disciplines relatief meer zorg te ontvangen dan bewoners met langdurig chronische zorg. Zo ontvangt 99% van de reactivering & revalidatie bewoners fysiotherapie ten opzichte van 61% van de bewoners met langdurig chronische zorg. Alleen voor de diëtetiek die wordt ontvangen verschillen de percentages nauwelijks; 32% voor reactivering & revalidatie en 28% voor langdurig chronische zorg. De bewoners die geen enkele vorm van paramedische zorg ontvangen (19%) bevinden zich allemaal in de langdurige chronische zorg van het verpleeghuis. Figuur 4.2: Ontvangen paramedische zorg naar type zorg in het verpleeghuis (n=600) 1 120,0 100,0 80,0 99,1 60,6 67,4 82,1 Reactivering & revalidatie Langdurig/chronische zorg Totaal % 60,0 40,0 20,0 41,2 48,4 31,1 32,1 28,2 28,9 15,7 12,4 0,0 22,5 18,5 0,0 Fysiotherapie Ergotherapie Logopedie Diëtetiek Geen zorg 1 Omdat een bewoner meerdere vormen van zorg kan ontvangen tellen de percentages op tot meer dan 100%. 2 (Missende waarden ten aanzien van paramedische zorg naar type zorg n=1) Paramedische zorg in verpleeghuizen, NIVEL 2004 29