Toets 5.3 Procenten Deze toets hoort bij de ThiemeMeulenhoff-uitgave (ISBN 978 90 557 4642 2): Rekenen: een hele opgave, deel 2 Joep van Vugt Anneke Wösten ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2011 1
Aanwijzingen voor afname Belangrijk is dat de leerling weet dat het vooral gaat om het achterhalen van het proces. Hij moet de opgaven uitrekenen op de manier die zijn voorkeur heeft. Belangrijk hierbij is dat de leerling begrijpt wat de bedoeling van de opgaven is. Wanneer blijkt dat dit niet het geval is, mag je de opgaven verduidelijken met woorden. Opbouw van de toets Toets 5.3 is taakanalytisch opgebouwd en geeft als geheel een overzicht van de onderdelen die een kind wel en niet beheerst. De toets start met de moeilijkste berekeningen (kernopgaven). Is een kind niet in staat deze kernopgaven binnen een redelijke tijd foutloos op te lossen, ga je verder met de volgende opgave, die als het ware een bouwsteen vormt voor de opgave die het kind niet op wist te lossen. Gaat ook deze opgave niet binnen een beperkte tijd en niet geheel foutloos, doe je vervolgens weer een stap terug, tot je het moment bereikt waarop het kind de opgave wel snel, beheerst en met een gewenste strategie maakt. Kernopgaven De eerste tien opgaven vormen de kernopgaven. Als een kind de eerste tien opgaven binnen tweeënhalve minuut goed maakt, kun je ervan uitgaan dat het deze leerstof beheerst en kun je je gesprek en onderzoek staken. Bouwstenen Bij bouwsteenopgaven mag de leerling tweeënhalve minuut doen per rijtje van 5 opgaven. Overschrijdt de leerling de tweeënhalve minuut of geeft het een aantal verkeerde antwoorden, mag je ervan uitgaan dat het kind deze opgaven niet beheerst en ga je verder met de volgende opgaven. Gaat ook deze opgave niet binnen een beperkte tijd en niet geheel foutloos, doe je vervolgens weer een stap terug, tot je het moment bereikt waarop het kind de opgave wel snel, beheerst en met een gewenste strategie maakt (de oplossing komt soms zo snel, dat het kind zich niet eens meer bewust is van de strategie). Normering Voor zowel de kernopgaven als de bouwstenen geldt als normering dat tachtig procent van de opgaven per rijtje moet goed zijn, wil er sprake zijn van beheersing. Hulp bieden Na het afnemen van de bouwstenen, bekijk je samen met de leerling de opgaven die hij niet zelfstandig kon maken. Samen bespreek je wat er nu eigenlijk gevraagd wordt en welke stappen hij moet doorlopen om tot een antwoord te komen. U kijkt hierbij ook naar de instructiebehoefte van de leerling. Gebruik hiervoor de technieken zoals besproken in paragraaf 2.2.2. Bij bouwsteenopgave C is het ook belangrijk of de leerling begrijpt dat bijvoorbeeld 99% bijna alles is, en 55% ongeveer de helft. Het is belangrijk dat je goed observeert en doorvraagt. Om dit te vergemakkelijken, kun je gebruikmaken van het schema met observatiepunten, opgenomen in paragraaf 5.10. ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2011 2
Notatieformulier toets 5.3 procenten Naam: Groep: Datum afname: Afgenomen door: Kernopgaven procenten Opgave en uitkomst Tijd Observatie en gesprek 0,5% van 400 = 125% van 20 = 400% van 400 = 1000% van 1 = 0,25 % van 200 = 75% van 40 = 20% van 50 = 50% van 250 = 5%=200, 100% = 150= % van 750 Aantekeningen kernopgaven kommagetallen Afbreeknorm optellen: bouwstenen (deels)afnemen: ja/nee ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2011 3
Bouwsteenopgaven procenten A. Opgaven en uitkomsten Tijd Observatie en gesprek 1 / 4 =...% 2 / 5 =...% 7 / 10 =...% 1 / 25 =...% 1 / 2 =...% 3 van de 4 =...% 4 van de 10 =...% 5 van de 25 =...% 8 van de 20 =...% 2 van de 4 =...% Bouwsteenopgaven procenten B. Opgaven en uitkomsten Tijd Observatie en gesprek 80% =... /... 50% =... /... 75% =... /... 20% =... /... 5% =... /... 8% van 200 = 7% van 1000 = 15% van 100 = 20% van 400 = 16% van 500 = Bouwsteenopgaven procenten C. Opgaven en uitkomsten Tijd Observatie en gesprek 1% van 200 = 1% van 1000 = 1% van 4000 = 1% van 800 = 1% van 100 = 1% =... /... 99% =... /... 3% =... /... 22% =... /... 55% =... /... ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2011 4
Leerlingenblad toets 5.3 procenten Kernopgaven 0,5% van 400 = 125% van 20 = 400% van 400 = 1000% van 1 = 0,25 % van 200 = 75% van 40 = 20% van 50 = 50% van 250 = 25%=200, 100% is dan 150= % van 750 Welke opgave is makkelijk / moeilijk en waarom? Wat vind jij een fijne manier om deze sommen uit te rekenen? ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2011 5
Bouwsteenopgaven A. 1 / 4 =...% 2 / 5 =...% 7 / 10 =...% 1 / 25 =...% 1 / 2 =...% 3 van de 4 =...% 4 van de 10 =...% 5 van de 25 =...% 8 van de 20 =...% 2 van de 4 =...% Bouwsteenopgaven B. 80% =... /... 50% =... /... 75% =... /... 20% =... /... 5% =... /... 8% van 200 = 7% van 1000 = 15% van 100 = 20% van 400 = 16% van 500 = ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2011 6
Bouwsteenopgaven C. 1% van 200 = 1% van 1000 = 1% van 4000 = 1% van 800 = 1% van 100 = 1% =... /... 99% =... /... 3% =... /... 22% =... /... 55% =... /... ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2011 7