PROJECTBESCHRIJVING IK SPEEL DUS IK BEN



Vergelijkbare documenten
PROJECTBESCHRIJVING SCHATTIG SPELEN

PROJECTBESCHRIJVING EVEN VOORSTELLEN

PROJECTBESCHRIJVING DAT HAD JE GEDROOMD

PROJECTBESCHRIJVING ECHT IETS VOOR MIJ

PROJECTBESCHRIJVING EVEN VOORSTELLEN

PROJECTBESCHRIJVING DAT BEN JIJ

PROJECTBESCHRIJVING TEKST IN BEELD

INFORMATIE VOOR DE LEERKRACHT IK SPEEL

PROJECTBESCHRIJVING PERSPECTIEF

PROJECTBESCHRIJVING MIJN BOOMHUT

PROJECTBESCHRIJVING DE WIJK IN

PROJECTBESCHRIJVING IN RAP EN ROER

PROJECTBESCHRIJVING HISTORISCHE PLEKKEN

PROJECTBESCHRIJVING VERHALEN IN DE MUZIEK

Inhoudsopgave BIJLAGEN

PROJECTBESCHRIJVING SCHATTIG SPELEN

De kinderen zitten in een hoefijzeropstelling, omdat er iets gaan gebeuren vooraan in de klas. Iedereen moet dat goed kunnen zien.

PROJECTBESCHRIJVING DAT HAD JE GEDROOMD

PROJECT IK SPEEL DUS IK BEN

INFORMATIE VOOR DE LEERKRACHT TEKST IN BEELD

PROJECTBESCHRIJVING VAN A NAAR B

PROJECTBESCHRIJVING NAAR BUITEN

PROJECTBESCHRIJVING IK SPEEL

INFORMATIE VOOR DE LEERKRACHT PRIVACY, NOODZAKELIJK OF NIET?

Cultuureducatie met Kwaliteit

PROJECTBESCHRIJVING MIJN SCHATKIST

PROJECTBESCHRIJVING TEKST IN BEELD

Lesvoorbereiding Studie en loopbaan Keuze- en Loopbaanvaardigheden 3-4 vmbo

Groep 8 Verdiepingsles: Lagerhuis (dubbele les) Groep 8 Verdiepingsles: Lagerhuis voorbereiding. Leerkrachtinformatie

Wereldgodsdiensten. Project Levensbeschouwing 2 e klas St. Nicolaaslyceum. Naam:

INFORMATIE VOOR DE LEERKRACHT DANS & SPORT

PROJECTBESCHRIJVING WIJ ZIJN BIJZONDER

PROJECTBESCHRIJVING IK MAAK

PROJECTBESCHRIJVING TOVEREN EN GAMES

PROJECTBESCHRIJVING DAT BEN JIJ

Benodigdheden: A. Inleiding: voorbeeld 5 minuten. B. Spel: wat klopt wel, wat klopt niet? 15 minuten.

Onlangs heeft u met uw klas een bezoek gebracht aan het Kinderboekenmuseum. Wij hopen dat u dit heeft ervaren als een leuk en leerzaam bezoek.

LES 2 THEMA S UIT DE FILM GODS LAM EN PANTOMIME

Les 1 Integratie Leestekst: Een bankrekening. Introductiefase

Mijn lichaam is goed! Doe-opdrachten rond lichaamsbeeld voor 5-6 BaO

Lesbrief thema: Identiteit

Tekst lezen en vragen stellen

PROJECTBESCHRIJVING VERHUIZEN

PROJECTBESCHRIJVING VERHALEN IN DE MUZIEK

Educatief programma Feiten & meningen

Ontdek de Bibliotheek. Ontdek de Bibliotheek. Ontdek de Bibliotheek

Museum De Buitenplaats Kijken is een kunst

(Vak)teksten lezen in vmbo - mbo - Handleiding

PROJECTBESCHRIJVING RECHT EN ONRECHT

Groep "Nog 100 nachtjes slapen" (prentenboek)

Rechtvaardige Rechters in actie

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN

Lesvoorbereiding Leef! Sociaal-emotionele vaardigheden klas 3-4

Tijdrovers. Inleiding. Opzet van deze lesbrief. Door Caroline Wisse-Weldam

Werkloos, hoezo? Bij lesmateriaal, bij deze les op de site, vind je het nodige lesmateriaal voor deze les:

INFORMATIE VOOR DE LEERKRACHT SAMEN ÉÉN

De spreekbeurt. In welke groepen wordt een spreekbeurt gehouden? De spreekbeurt wordt gehouden in de groepen 5 t/m 8.

PROJECTBESCHRIJVING HAAGSE BOODSCHAPPEN

Les 1 Vragen stellen Leestekst: De tandarts

in de klas Opzet lesbrief

Lesbrief bij Ik weet je te vinden van Netty van Kaathoven voor groep 6, 7 en 8

PROJECTBESCHRIJVING MIJN BOOMHUT

Amsterdam DNA is een project voor NT2 cursisten. Het is ontwikkeld door het Amsterdam

Uitwerking workshop Creatief reflecteren met kinderen

Educatief materiaal bij de voorstelling Buurman en Buurvrouw, groep 3 en 4

Vragen bij het prentenboek 'De tovenaar die vergat te toveren'

1 Kies je onderwerp Samen met je buurman of buurvrouw. Ons onderwerp: Voorbeeld: Michael Jackson was de beste artiest ooit! Nu jullie!

Bepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag

Vertel de kinderen, of praat met hen over het verschil tussen film, tv kijken of naar het theater gaan.

- Leerlijn Leren leren - CED groep. Leerlijn Leren leren CED groep

Theater Speelman DO (8+)

Studio de Bakkerij Bergweg EM Rotterdam LESBRIEF. LIEVE ASSEPOESTER.

MINUTEN BEWEGEN. Onderwijs Maak Je Samen.

OOST WEST THUIS BEST

Accent op improvisatie

Een goed leven voor.

Spreekbeurt, en werkstuk

Voorbereidend gesprek Vragen die de leerkracht kan stellen: Introductielessen Primair Onderwijs Introductieles 1: Schetsen voor het schoolplein

Handleiding Werkvormen Overtuigend presenteren

Rollenspel Groep 1-2

Theater/Bioscoop De Nieuwe Kolk

INFORMATIE VOOR DE LEERKRACHT IK SPEEL DUS IK BEN

Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou!

Online Titel Competentie Groepsfase Lesdoel Kwink van de Week

PROJECTBESCHRIJVING GROTE VERHALEN

Document vertellen en presenteren voor de groepen 1, 2, 3 en 4. Doelen van vertellen en presenteren in groep 1 en 2:

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

Leerjaar 3: Lesopbouw en suggesties (incl. bewijzenblad) voor leerroute A Thema 1: Communiceren en sociaal contact onderhouden

Presentaties: presenteer jezelf met PowerPoint

Lesdoelen: Werkvormen: Benodigdheden: Prentenboeken: Les 10: Hoe zeg ik nee. Lesoverzicht. Basis

PROJECTBESCHRIJVING HAAGS LICHT

Lesbrief bij de voorstelling Mijn vriend en ik van Soulshine Connection

Shake Song Fort van de Verbeelding. Bovenbouw Groep 7 en 8

PROJECTBESCHRIJVING ZIT DAT ZO?

DURVEN, ZIEN, ERVAREN & DELEN HET CREATIEF PROCES IN HET BASISONDERWIJS

Naar school in het Midden-Oosten

TEST 1: Eerst denken of eerst doen? Kruis steeds het antwoord aan dat het best bij jou past. Probeer zo eerlijk mogelijk te antwoorden.

Ontwikkellijn 1: Ik zorg ervoor dat ik aan het werk ga en blijf!

hoge stroming Fase Ontdek en onderzoek

Transcriptie:

PROJECTBESCHRIJVING IK SPEEL DUS IK BEN Leerlijn Theater Thema Identiteit Groep 5 en 6 Maart 2016

Cultuuronderwijs op zijn Haags Leerlijn Theater Thema Identiteit Groep 5 en 6 Maart 2016 Deze projectbeschrijving wordt regelmatig geactualiseerd. Kijk voordat u ermee aan de slag gaat op www.cultuurschakel.nl/coh voor de nieuwste versie. Hierbij treft u een projectbeschrijving: waarmee u een project van 6-8 lessen van 45 min. kunt uitvoeren; waarin veel ruimte is voor uw eigen inbreng; waarop u uw lesvoorbereidingen kunt baseren. De structuur van de projectbeschrijving is gebaseerd op het doorlopen van het creatief proces. Na de introductie van het project oriënteert de leerling zich op de inhoud van het thema en doorloopt drie deelopdrachten waarin de leerling steeds onderzoekt, uitvoert, presenteert en evalueert. Bij elke stap van het creatief proces zijn reflectievragen geformuleerd. Maak hieruit een keuze of formuleer zelf passende vragen. 2

IK SPEEL DUS IK BEN 1. Introductie van het project Het project kan op verschillende manieren worden geïntroduceerd: Bezoek een voorstelling of nodig een acteur uit in de klas. Gebruik het speel-theater-boek De Mondenboom van Tanja Oostvogels. Hierin staan speelse opdrachten om tot theaterspel over te gaan en scènes in elkaar te zetten; http://www.pluizuit.be/archief2/051017/de%20mondenboom.htm. Gebruik fotomateriaal dat aanzet tot imiteren en experimenteren. 2. Oriëntatie 2.1. Het filosofisch gesprek Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek over het thema Identiteit. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van de volgende vragen: Is er een verschil tussen jongensrollen en meisjesrollen? Is je stem voldoende om een andere rol te spelen? Zie je precies hetzelfde als tweelingen elkaar naspelen? Welke rol speel je liever: de schurk of de held? En waarom? N.B.: de acteur in de klas kan bij het gesprek uitgenodigd worden of eventueel het filosofisch gesprek begeleiden. 2.2. Oriëntatie op het thema De leerling kiest een ander uit om daar als een spiegelbeeld achteraan te lopen. Besteed aandacht aan het inlevingsvermogen: wat is de houding, de motoriek van de ander. De leerling schrijft alles op weet hij weet van zijn buurman, waarna een interview volgt. Bespreek of het beeld met het interview overeen komt. De leerling zoekt een klasgenoot van gelijke lengte op en wisselen van kleren. Besteed aandacht aan de rolverwisseling. Reflectievragen Oriëntatie IK SPEEL DUS IK BEN Lukt het iemand anders precies na te doen? Vind je de antwoorden van het interview bij de buurman passen? Hoe voelt het om een tijdje iemand anders te zijn? 3

3. Deelopdracht 1: Ben ik dat? 3.1. Onderzoek Ben ik dat? Maak een keuze uit onderstaande onderzoeksopdrachten of laat uw leerlingen kiezen: 1. Observatie De leerling observeert op het schoolplein, in de straat, in de stad of thuis verschillende mensen. Schenk aandacht aan de manier van bewegen en hoe mensen om zich heen kijken. 2. Collage De leerling maakt een collage van zichzelf en zoekt bijpassende plaatjes in tijdschriften of via internet. Deze opdracht kan ook als huiswerk worden meegegeven. 3. Echoput De leerkracht doet verschillende personages voor in de kring, de leerling doet hem na. Bij een andere rol verandert de stem. Schenk er aandacht aan dat er dan ook iets aan de lichaamshouding verandert. Een stoere bouwvakker loopt anders dan een prinses en een zakenman loopt anders dan een boswachter Reflectievragen Onderzoek Ben ik dat? Welke verschillen heb je gezien? Hoe voelt het om zo naar mensen te kijken? Hoe was het om je eigen collage te maken? Heb je alles kunnen vinden? Welke rollen hebben we allemaal gespeeld? 3.2. Uitvoeren Ben ik dat? Maak een keuze uit onderstaande opdrachten of laat uw leerlingen kiezen: De leerling zoekt bij zijn naam een alliteratie: Pientere Paula, Drukke Dick, Snelle Sara, Grote Geert De leerlingen interviewen elkaar en komen veel van elkaar te weten. Vervolgens presenteren ze elkaar als een tell-sell reclame. Leerlingen voeren de opdrachten uit zonder te spreken: maak een rij van groot naar klein, op schoenmaat, op haarkleur enz. Besteed aandacht aan scherp waarnemen en samenwerken. Reactiespel; leerlingen lopen door het lokaal. Terwijl hij klapt noemt de leerkracht een personage. Kinderen lopen zonder te spreken door in deze rol en staan als een standbeeld stil bij het volgende teken van de leerkracht. Door op de schouder te tikken brengt de leerkracht het standbeeld tot leven. Daarna volgt een gesprekje over inlevingsvermogen en lichaamsbeheersing. De leerlingen spelen een situatie, bijvoorbeeld: 2 popsterren zitten in het restaurant, er komt een fan binnen. of 2 heksen bereiden een soepje om 2 bange jongetjes te veranderen in kikkers, of Superheld redt een meisje van een verschrikkelijke dief. In de kring. Wie wat waar waarom hoezo? Om beurten zegt de leerling tegen de volgende : Wie wat- waar waarom hoezo? Iedere leerling zegt steeds één woord en intoneert dit steeds op een andere manier. Wat ben je aan het doen? In tweetallen: Leerling 1 vraagt aan Leerling 2 Wat ben je aan het doen? Antwoord: schilderen. Leerling 1 beeldt dit uit. Leerling 2 vraagt: Wat ben je aan het doen? Leerling 1 zegt (terwijl hij door blijft schilderen) Zwemmen. Leerling 2 beeldt zwemmen uit. Leerling1 vraagt: wat ben je aan het doen?.enz. 4

Geef Iedere leerling een briefje waarop een rol en een situatie staat omschreven, zie bijlage. Er zijn steeds twee briefjes die bij elkaar horen: Brief 1: Je bent een tuinman en bent lekker in de tuin aan het werk. Totdat je met je schep tegen iets hards aankomt. Dit zou een schat kunnen zijn. Je wil dat niemand het ziet. Brief 2: Je bent een oude man en maakt een wandelingetje. Dan zie je je buurman bezig in de tuin. Je bent nieuwsgierig naar wat hij aan het doen is. Leerlingen weten niet van elkaar welke kaartjes ze hebben. Leerlingen met start kaartjes beginnen met spelen. Als een leerling de situatie herkent speel hij mee. Maak 5 brieven met hierin een boodschap waarbij een situatie, het spelen van een emotie, en suggesties voor rollen staat omschreven. Zorg voor benodigde attributen. De leerlingen krijgen per groep de brief plus attributen. Ze oefenen en spelen de scène. Reflectievragen Uitvoeren Ben ik dat? Hoe is het om te improviseren? Wat is er moeilijk aan? Lukt het om je in te leven in een andere rol? Hoe zou jij reageren op zo n brief? Hoe hebben jullie samen gewerkt in het maken van een scene? 3.3. Presenteren Ben ik dat? De improvisatie opdrachten kunnen op verschillende manieren gepresenteerd worden: De vloer op. De leerlingen kunnen de improvisatie oefeningen presenteren, Laat Wat ben je aan het doen per tweetal aan groep voorspelen. De druk om meerdere dingen tegelijk te doen wordt dan iets groter. Leerlingen spelen De brief met een boodschap voor de andere klasgenoten. In de brief staat bijvoorbeeld: Je komt thuis, op de stoel ligt een brief die je leest. Wat speel je? Reflectievragen Presenteren Ben ik dat? Hoe is het om te improviseren als er publiek bij is? Als je een rol speelt moet je aan heel veel tegelijk denken. Aan je lijf, je gedachten en je gevoelens. Hoe is dat om te doen? Kon je zien wat er in de brief stond? Waaraan kon je dat zien? 3.4. Evalueren Ben ik dat? Bespreek met uw leerlingen het doorlopen proces. Hoe leef jij je in, in een rol? Als je een scène hebt geoefend, lukt het om hem dan precies hetzelfde voor te spelen? Welke rol vind jij het leukst en waarom? 5

4. Deelopdracht 2: Doen alsof 4.1. Onderzoek Doen alsof Laat leerlingen op school in groepjes op internet opzoeken welke theaters er in Den Haag zijn. Laat leerlingen thuis informatie verzamelen wat de werkzaamheden van een theatertechnicus zijn. De leerkracht vraagt informatie bij het theater op, zoals posters, programmaboekjes, gadgets. In een kringgesprek stelt de leerkracht vragen over de verzamelde informatie Reflectievragen Onderzoek Doen alsof Welk theater zou je wel eens willen bezoeken en waarom? Heb je wel eens een toneelstuk in dat theater gezien? Lijkt theatertechnicus jou een leuk beroep? Waarom wel/niet? 4.2. Uitvoeren Doen alsof De leerlingen gaan naar het theater en worden daar door een acteur ontvangen die hen een rondleiding geeft. Zodoende ontdekken ze o.a. de mogelijkheden van het gebruik van licht in een theater en het effect daarvan op een scène. De leerling krijgt een attribuut en met gebruik van licht en kostuum spelen ze een korte scène. Reflectievragen Uitvoeren Doen alsof Klopte het beeld dat je eerst had van het theater? Is het anders om in het theater te spelen dan op school? Wat valt je op? Vertel wat je nu meer weet over het gebruik van licht en de techniek? 4.3. Presenteren Doen alsof Deelopdracht 2 kan op verschillende manieren gepresenteerd worden: Tijdens het theaterbezoek spelen de leerlingen een scène voor klasgenoten en begeleiders. Leerlingen geven een korte presentatie over het theaterbezoek op school. Reflectievragen Presenteren Doen alsof Kon je alles spelen zoals je het bedacht had? Waarom is een scene leuk om naar te kijken? Wat doe je liever: een scène spelen of over een scène vertellen? 6

4.4. Evalueren Doen alsof Bespreek met uw leerlingen het doorlopen proces. Wat ben je over jezelf te weten gekomen tijdens het onderzoek bij Doen alsof? Zou je voor een volle zaal op het podium durven staan? Wanneer wel en wanneer niet? Was je eigen verbeelding het uitgangspunt voor een scène of waren het de rekwisieten/kostuums? Als je de scène nog een keer zou mogen spelen, wat zou je dan anders doen? 5. Deelopdracht 3: Ik als een ander De leerling bedenkt wie hij zou willen zijn als hij iemand anders was, maakt een scène rondom dit personage en presenteert dit aan zijn klasgenoten. 5.1. Onderzoek Ik als een ander Laat de leerling beelden of foto s uit tijdschriften of van internet verzamelen van personen die er braaf/lief/gemeen/boos/nerdy uitzien. Verzamel alle beelden en bespreek ze klassikaal. De leerling bekijkt een personage goed en bedenkt daar een passende rol bij. Reflectievragen Onderzoek Ik als een ander Als je iemand anders was, wie of wat zou je dan willen zijn en waarom? Heb je vooroordelen over andere mensen? Heb je voor iedereen een goede rol kunnen vinden? Wie zou je graag willen spelen (van de beelden die in de kring liggen)? 5.2. Uitvoeren Ik als een ander 1. De leerling kiest een personage uit de fotokring, brengt dit tot leven en geeft het een naam. Aandachtspunt hierbij is de manier van bewegen en acteren. De leerling verandert in zijn nieuwe rol en stelt zich dan voor aan de groep. De manier waarop dat gebeurt is afhankelijk van het karakter van het gekozen personage. 2. Improvisatie: de gekozen personages ontmoeten elkaar op een bankje of in de wachtkamer van de tandarts om vervolgens in groepjes een scène te maken. Aandachtspunten: de opbouw van de scène (wie, wat, waar); het spel van de personages. 3. Solo improvisatie: de leerling bedenkt een passende situatie bij het door hem gekozen personage. Reflectievragen Uitvoeren Ik als een ander Op basis waarvan kies je een naam van een personage? Waarom lukt het wel of niet om samen te improviseren? Hoe is het om in je eentje iets te verzinnen? 7

5.3. Presenteren Ik als een ander Deze deelopdracht kan op verschillende manieren worden gepresenteerd: De leerling vertelt voor de klas over zijn gekozen personage. Improvisatie: de leerlingen in groepjes de scènes. Solo opdracht: de leerling vertelt over zijn personage. Reflectievragen Presenteren Ik als een ander Heb je het gekozen personage goed tot leven kunnen brengen? Wat lukte er goed en waarom? Wat lukte er minder goed en waarom? Kan iedereen een hoofdrol krijgen? Moet je zelf gemeen zijn om een boef te kunnen spelen? / Moet je stoer zijn om een ridder te kunnen spelen? 5.4. Evalueren Ik als een ander Bespreek met uw leerlingen het doorlopen proces. Wat ben je te weten gekomen over jezelf tijdens het hele project? Wat ben je te weten gekomen van je medeleerlingen wat je niet wist? Wat vind je altijd in elk theater terug? Speelde de acteur tijdens het theaterbezoek een rol of was hij zichzelf? Kon je het verschil merken? Is het makkelijk om iemand te spelen die niet op jouw lijkt? (een gemene boef, deftige dame). 6. Algemene beoordeling Voor het beoordelen van de leerlingenprestaties kunt u gebruik maken van het beoordelingsformulier voor leerkracht en leerling. De vier beoordelingscriteria zijn afgestemd op de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie en de uitgangspunten van COH. De leerlingenprestaties in het gehele project worden meegenomen in de beoordeling. Voor leerlingen vanaf groep 5 of 6 is een zelfbeoordelingsformulier beschikbaar. U kunt zelf inschatten in hoeverre uw leerlingen in staat zijn het formulier te gebruiken. Voor het gebruiken van de formulieren is een korte toelichting beschikbaar. De formulieren en toelichting vindt u onder hoofdstuk 18 van Informatie voor de leerkracht. 8