Vakwerk! Antwoorden Bloembinden en -schikken Deel 1 (BB) Koos van Ee eerste druk, 2005
Artikelcode: 21111.1 Colofon Auteur(s). Illustraties; Redacie; Onderwijskundige Resonans Koos van Ee VeertienElf Media, Verbaal - Bureau voor Visuele Communicatie Studio Maan, Brigitte Meinen Studio Maan, Manon Limmen Ineke de Haan - Groenhorst College, Maikel van der Velden - Wellantcollege Rijnsburg Het Ontwikkelcentrum heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Bent u desondanks van mening dat we u hebben benadeeld, dan kunt u contact met ons opnemen. 2005 Ontwikkelcentrum, Ede, Nederland Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Ontwikkelcentrum. 2 BLOEMBINDEN EN -SCHIKKEN
1 Het dagelijkse werk in de bloemenwinkel Opdracht 1.1 Snijbloemen schoonmaken a Als de bloemen binnenkomen, maak je ze schoon. Daarna snijd je met een scherp mesje een stukje van de steel. a b Het schoonmaken van bloemen bestaat uit: het uitpakken; het verwijderen van beschadigde bladeren en bloemen; het kaal maken van de onderkant van de stelen. c Als je bloemen schuin afsnijdt, krijg je een verse wond die makkelijk water op kan nemen. d Verpakkings- en bindmateriaal gooi je in de bak voor restafval. e Groenafval gooi je in de bak met composteerbaar afval. f g Zachte stelen mogen niet in de ontbladermachine, omdat ze dan beschadigen. h De grootste vijand van snijbloemen is bacteriegroei. Opdracht 1.2 Snijbloemen in water zetten Geen antwoorden aanwezig. Geen antwoorden aanwezig. a b Als je bloemen in een vieze vaas zet, groeien bacteriën veel sneller. De bloemen hangen dan soms binnen een paar dagen al slap. Dit komt doordat de vaten verstoppen door de bacteriën. c Het schoonmaakmiddel maakt niet alleen schoon, maar doodt ook de bacteriën. d Het vullen van vazen met een speciale kraan gaat sneller. Met de doseerpomp voeg je de juiste hoeveelheid bacteriedodend middel aan het water toe. HET DAGELIJKSE WERK IN DE BLOEMENWINKEL 3
e f g Een bloem heeft water en suikers nodig om mooi open te komen. Snijbloemenvoedsel bestaat uit suikers en een bacteriedodend middel. Geen antwoord aanwezig Opdracht 1.3 Bloemen presenteren Geen antwoorden aanwezig. Geen antwoorden aanwezig. a b c d Als snijbloemen te dicht bij de verwarming staan, verdampen ze meer vocht en gaan ze eerder slap hangen. e f Ook door tocht en zon verdampen bloemen te veel vocht. g Opdracht 1.4 Een korenschoofgebonden boeket maken a Bij het uitzoeken van de bloemen en het groen let je op de kleur en de vorm van de materialen. b Als je een boeket maakt, let je erop dat je je niet in je vingers snijdt. c De tafel kun je op verschillende manieren indelen. Let erop dat de materialen goed geordend zijn. a b c De werktafel staat op de goede hoogte als de bovenkant van het werkblad ongeveer 10 cm onder je navel zit. d e 4 BLOEMBINDEN EN -SCHIKKEN
Opdracht 1.5 Een korenschoofgebonden boeket verpakken a Verpakkingsmaterialen zijn meestal van papier of cellofaan, maar kunnen ook van zijde, katoen of een ander soort kunststof gemaakt zijn. Er zijn zelfs metalen verpakkingsmaterialen. b c a b c d Boeketten verpak je om ze te beschermen tegen kou en wind, ze een feestelijke uitstraling te geven en om reclame te maken. e f g Papierverpakkingen gooi je in de papierbak. Andere verpakkingsmaterialen gooi je in de restafvalbak. Opdracht 1.6 Bloemvormen herkennen a Bloemen kunnen een ronde, driehoekige of langwerpige/rechthoekige vorm hebben. b c De lijm uit een lijmpistool is voor verse bloemen en bladeren te heet. Je krijgt dan na enkele uren zwarte vlekken. d Koudlijm is lijm met een oplosmiddel. Dit oplosmiddel is slecht voor je gezondheid. Als je vaak met koudlijm werkt, is een lijmplaats met afzuiging nodig. Opdracht 1.7 Een biedermeier maken a Een biedermeier is symmetrisch en heeft een centraalpunt. b Een symmetrische schikking heeft twee gelijke helften (spiegelbaar). c Een biedermeier wordt meestal gemaakt van ronde bloemen. HET DAGELIJKSE WERK IN DE BLOEMENWINKEL 5
Opdracht 1.8 Wat zit er in de kast? a b Gereedschappen zijn materialen die je meerdere keren gebruikt. Hulpmaterialen zijn materialen die je verbruikt, bijvoorbeeld touw en inpakmateriaal. c Als je niet weet waar je iets kunt vinden, vraag je het aan iemand die het wel weet. Dat kan een klasgenoot zijn of de docent. a Als je alle materialen weer netjes op de juiste plaats teruglegt, kan iedereen ze de volgende keer snel en makkelijk vinden. Ook verspil je minder materialen als je de restanten netjes opruimt. Daarnaast is het gewoon veiliger om in een nette ruimte te werken. b c Opdracht 1.9 Een millefleurs maken a Een millefleurs en een biedermeier hebben de volgende overeenkomsten: ze zijn gestoken in steekschuim; ze hebben een middelpunt; van bovenaf gezien zijn ze rond. b Een millefleurs en een biedermeier verschillen als volgt: vanaf de zijkant gezien is een biedermeier rond en een millefleurs driehoekig; een biedermeier bestaat uit grote, ronde bloemen en een millefleurs uit kleine bloemetjes. c a b 6 BLOEMBINDEN EN -SCHIKKEN
c d Bij het natmaken van steekschuim mag je het niet onder water duwen. Opdracht 1.10 Een biedermeier maken met droogmaterialen a b Als je met droogsteekschuim werkt, maak je het steekschuim niet nat. Het steekschuimafval gooi je in de restafvalbak. c d Droogbloemwerk blijft langer mooi en vraagt minder verzorging dan een bloemstuk met verse bloemen. e Stevige bloemen, takken, bladeren en zaaddozen zijn geschikt om te drogen. f Voor het drogen van bloemen heb je een donkere en goed geventileerde ruimte nodig. g Gedroogde materialen kun je in dozen bewaren. Opdracht 1.11 Welke hulpmaterialen gebruik je? a b De meest gebruikte hulpmaterialen zijn: steekschuim + ondergronden; prikkers; kleefstof (cling); krammen; bloemendraad; wikkeldraad; watervast tape; caoutchouc en floral tape; corsagespelden; etalagespelden; gaas; sfagnum; koude lijm; touw; stokjes. HET DAGELIJKSE WERK IN DE BLOEMENWINKEL 7
a b c d De Arbowet stelt eisen aan de arbeidsomstandigheden en geeft aan wie er verantwoordelijk is voor de veiligheid, de gezondheid en het welzijn op het werk. e Een goede manier om te bukken is door je knieën zakken. f Als je iets van de grond wilt tillen, zak dan door je knieën, haal het naar je toe en kom met een rechte rug overeind. g De goede hoogte is als de bovenkant van de werktafel ongeveer 10 cm onder je navel komt. h Veel snijwonden komen door het grijpen in een scherp mes dat nog tussen het groen op tafel ligt. 8 BLOEMBINDEN EN -SCHIKKEN
2 Kamerplanten Opdracht 2.1 Planten uitpakken Opdracht 2.2 Kamerplanten verpotten a b Een gietrandje is om te voorkomen dat er geen water over de pot loopt als je de plant water geeft. c Gebruikte potten worden meestal weggegooid. Niet in de compostbak, maar in de bak met restafval. d Gebruikte potten kunnen ziekten bevatten. e f g Opdracht 2.3 Kamerplanten verzorgen Geen antwoorden aanwezig. a b In plantenvoeding zit meestal stikstof, fosfaat en kalium (afgekort NPK). KAMERPLANTEN 9
c d e Je controleert de vochtigheid van de potgrond door met je vinger in de grond te prikken en te voelen hoe vochtig de grond is. Blad- en bloemresten gooi je weg in de groenafvalbak of op de composthoop. Bij het afgieten of afspuiten van planten moet je rekening houden met je omgeving. Het afdruipende water moet weg kunnen. Opdracht 2.4 Een plantenschaaltje maken a b c Bij het uitzoeken van de planten moet je kijken naar de vorm, de kleur en de groeiwijze van de planten. Verder is het belangrijk dat de planten evenveel water, licht en voeding nodig hebben. d a b c d Als je grint of hydrokorrels toevoegt, draineer je de pot. Dit doe je, omdat de meeste plantenwortels zuurstof nodig hebben om te leven. Opdracht 2.5 Kamerplanten verpakken a Het is heel vervelend als de plant door de verpakking zakt. Daarom moet je hem altijd stevig inpakken. b Door goed te luisteren naar de klant kom je te weten wat de klant wil. c Veel planten kunnen niet tegen vrieskou. Met een dichte verpakking bescherm je ze tegen de kou. d Opdracht 2.6 Een verzorgingsetiket maken a 10 BLOEMBINDEN EN -SCHIKKEN
b c d e f Op een goed etiket staat: de naam van de plant; hoeveel water, warmte, licht en voeding de plant nodig heeft; eventuele bijzondere eigenschappen. Verder staat er meestal een plaatje van de plant op het etiket. a Op een verzorgingsetiket staat precies hoe je de plant moet verzorgen. b c Speciale verzorgingseisen zijn: cyclaam: geen water geven in het hart van de plant; azalea (Rododendron): kluit één keer per week dompelen. Opdracht 2.7 Een pot met watergeefsysteem maken a b c Bedrijven hebben vaak planten met een watergeefsysteem, omdat die planten minder vaak verzorging nodig hebben dan normale potplanten. d Een stukje bevloeiingsmat tussen de hydrokorrels en de potgrond voorkomt dat de potgrond de ruimte tussen de korrels opvult. e Bij een watergeefsysteem staat de plant in potgrond en bij hydrocultuur niet. f Een plant heeft waterwortels als de wortels altijd in het water staan. g Het water in een hydrobak moet altijd boven het minimumwaterpeil zitten. Anders drogen de waterwortels uit. Je kunt daarom het beste op een vast tijdstip in de week het waterpeil controleren. Opdracht 2.8 Planten presenteren a b De goede volgorde is: E, A, B, F, C, D. c KAMERPLANTEN 11
Opdracht 2.9 Een voorjaarsbakje maken Opdracht 2.10 Kamerplanten: wat weet je ervan? 12 BLOEMBINDEN EN -SCHIKKEN
3 Bloemwerk van de vakman Opdracht 3.1 Een asymmetrische vaasschikking maken a b Een asymmetrische vorm is een vorm die je niet kunt spiegelen. Het voorwerp heeft dus geen twee gelijke helften. c De antwoorden staan in de tabel. Ronde bloemen Langwerpige bloemen Vertakte materialen Gebogen materialen Hangende materialen In het hart van de schikking Zijkant of in het midden: recht omhoog of strak horizontaal Tussenin (als opvulling) Zijkant: schuin omhoog of schuin naar beneden Onderaan hangend of (hoog) bovenin d Kies in ieder geval verschillende bloem- en groenmaterialen. Opdracht 3.2 Een symmetrische vaasschikking maken a Een symmetrische vorm is een spiegelbare vorm met een middelpunt. Het voorwerp heeft dus twee gelijke kanten. Bij een symmetrische vaasschikking verdeel je de bloemen regelmatig over de vaas. b c BLOEMWERK VAN DE VAKMAN 13
Opdracht 3.3 Een lineaire of parallelle schaalschikking maken a b Schikking B is parallel geschikt. c d Opdracht 3.4 Een vegetatieve schaalschikking maken a Een vegetatieve schikking herken je aan de natuurlijke manier waarop de materialen verwerkt zijn. b a Als je een vegetatief bloemwerk maakt, moet je: een stukje natuur nabootsen; materialen gebruiken die natuurlijk zijn; materialen gebruiken die bij elkaar passen; de groeiwijze van de materialen in de schikking laten terugkomen. b c d Opdracht 3.5 Een schaalschikking met kerstmaterialen maken a b 14 BLOEMBINDEN EN -SCHIKKEN
c d e Kerst is het feest van het licht. Kaarsen geven licht. Daarom branden we kaarsen met Kerst. En natuurlijk omdat het gezellig is! Opdracht 3.6 Een paasstukje maken a Met Pasen gebruik je paastakjes, eitjes, geelgekleurde materialen en bolbloemen. b c Opdracht 3.7 Bloemen en kleur a De kleuren van de kleurencirkel zijn, rood, geel, blauw, oranje, groen en paars. b Ton-sur-ton is als kleuren afkomstig zijn uit één kleursoort of als kleuren heel dicht naast elkaar liggen. c Kleuren die een sterk contrast vormen in de kleurencirkel zijn rood-groen, blauworanje en geel-paars. d Als je twee hoofdkleuren met elkaar mengt, krijg je groen (geel en blauw), oranje (geel en rood) en paars (rood en blauw). e Geel, oranje en rood zijn de kleuren van de zon en het vuur. Ze roepen een warm gevoel op. Groen, blauw en paars zijn de kleuren van water en bos. Ze komen koud over. f Opdracht 3.8 Een themaschikking maken a Voorbeelden van antwoorden staan in de tabel. BLOEMWERK VAN DE VAKMAN 15
Dag/gelegenheid Valentijn Moederdag Pasen/voorjaar Herfst Geboorte jongen/meisje Kerst Bloemwerk herkenbaar aan: Hartjes, rode kleuren, rozen Alle soorten bloemen/materialen Gele en witte kleuren, voorjaarsbollen, paastak, eitjes Oranje en bruine kleuren, bladmaterialen, bessen, zaaddozen Blauwe of roze bloemen/materialen Coniferen, hulst, vruchtjes, zilver, goud, rood lint, dennenkegels b De antwoorden staan in de tabel bij a. c d e Opdracht 3.9 Een valentijnsschikking maken a Valentijnsdag is op 14 februari. b Rode bloemen, hartjes en rozen gebruik je in themawerk voor Valentijn. c d Opdracht 3.10 Een winkelopstelling maken 16 BLOEMBINDEN EN -SCHIKKEN
Opdracht 3.11 Een feestversiering maken BLOEMWERK VAN DE VAKMAN 17
4 Speciaal bloemwerk Opdracht 4.1 Een corsage maken a Voor een corsage gebruik je stevige materialen. Dat moet, omdat er vaak een hele dag mee gefeest en gedanst wordt. b Gebruik zo dun mogelijk bloemendraad, maar wel zo dik dat het draad het materiaal kan dragen. c d De antwoorden staan in de tabel. Aantal Materiaal Vorm 1 Bloemen Rond 3 Bladeren Driehoekig of ovaal 2 Takjes Langwerpig, gebogen e De antwoorden staan in de tabel bij d. f a b c Bloemendraad is buigzaam ijzerdraad en is groen geverfd. Het is er in verschillende diktes. d Bloemendraad knip je met een draadtang. e f Opdracht 4.2 Een haardiadeem maken a b c d Materialen voor een diadeem mogen niet snel verleppen en moeten fijntjes zijn. 18 BLOEMBINDEN EN -SCHIKKEN
a b c d e Op de verpakking van de lijm staat hoe je lijmresten kunt verwijderen. Opdracht 4.3 Een cadeauversiering maken a Als je zichtbare technieken toepast, kun je mooi touw, sierdraad en raffia gebruiken. b Een cadeauversiering moet minstens een paar dagen mooi blijven. c Als je materialen gaat uitzoeken voor je cadeauversiering houd je rekening met de kleur, de vorm en de grootte van het cadeau. d a Als het goed is, heb je rekening gehouden met de kleur, de vorm en de grootte van het cadeau. b c d Opdracht 4.4 Een bestelling uitvoeren Opdracht 4.5 Een groenkrans maken a Overwinningskransen, adventskransen, herdenkingskransen en kerstkransen zijn kranssoorten. SPECIAAL BLOEMWERK 19
b c d e Alle kransen zijn min of meer rond. Een krans wordt vaak gebruikt bij een begrafenis, een herdenking, Advent en Kerstmis en soms bij een huldiging. a Bloemenband is groen. Als je de strokrans met bloemenband omwikkelt, is de ondergrond van de krans alvast groen. b Afgeknipte stukjes wikkeldraad zijn scherp. Voor de veiligheid moet je ze dan ook diep in de krans steken. c Belangrijk bij het bedekken van de krans is, dat je: toefjes groen van gelijke lengte gebruikt; de toefjes op dezelfde afstand neerlegt; de toefjes met de klok mee laat wijzen. d Vraag het antwoord aan je docent. e Coniferen hebben naalden of schubben. Daarnaast hebben ze hars en vaak ook kegels. f g Opdracht 4.6 Een flessendas maken a Een voorwerpversiering is bloemwerk dat rond een speciaal voorwerp, bijvoorbeeld een cadeau, is opgemaakt. b Als je materialen gaat uitzoeken voor je flessendas let je op de vorm, kleur en aard van het voorwerp. c Opdracht 4.7 Een themakrans maken 20 BLOEMBINDEN EN -SCHIKKEN
Opdracht 4.8 Plantaardige sierraden maken a b Als je materialen gaat uitzoeken voor je sieraden let je op de kleur, de vorm en de grootte van de kleding. Ook let je op het haar van de persoon die de sieraden gaat dragen. a Als het goed is, heb je gelet op de kleur, de vorm en de grootte van de kleding en op het haar van de persoon die de sieraden gaat dragen. b Stevige materialen en materialen die mooi indrogen zijn geschikt voor een sieraad. c Hele zachte en vlezige bladeren en bloemen kun je beter niet gebruiken voor een sieraad. d Opdracht 4.9 Bloemwerk voor een bruiloft SPECIAAL BLOEMWERK 21
22 BLOEMBINDEN EN -SCHIKKEN