Analyse van de studie Monetariseren van impact urban sprawl in Vlaanderen, uitgevoerd in opdracht van Vlaams Planbureau voor Omgeving

Vergelijkbare documenten
Maatschappelijke kosten van verspreide bebouwing voor het eerst becijferd

RUIMTELIJKE VERSNIPPERING IN VLAANDEREN

Impact van de betonstop op rioleringen. Prof. dr. ir. Patrick Willems dr. ir. Vincent Wolfs dr. ir. Victor Ntegeka

1 Toegevoegde waarde in het BAU-scenario 2

Regionale Verschillen in Loonkosten en Arbeidsproductiviteit. Jozef Konings & Luca Marcolin

INSCHATTING VAN DE IMPACT VAN DE KILOMETERHEFFING VOOR VRACHTVERVOER OP DE VOEDINGSINDUSTRIE. Studie in opdracht van Fevia

Fout van CPB bij berekening remgeldeffect eigen risico

5 Opstellen businesscase

Businesscase: titel. Businesscase. Titel. Auteur: Versie: Datum: Pagina 1 van 5

Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen

WERKZAAM VLAANDEREN IN DE TOEKOMST DRAAGVLAK WORDT HELLEND VLAK Hoofdstuk 3

Garage Swap. duurzame mobiliteitsoplossingen integreren in nieuwbouwprojecten. met de steun van de provincie Vlaams-Brabant

BELANG RUIMTELIJK ASPECT IN MESTPROBLEMATIEK EN DE IMPACT HIERVAN OP VRAAG NAAR MESTVERWERKING

Ruimteneutraliteit meten en verkennen

Hoe versnipperde ruimte duurzamer inrichten? Het Vlaams beleid

Olde Bijvank Advies Organisatieontwikkeling & Managementcontrol. Datum: dd-mm-jj

RUIMTELIJKE VISIE REGIO LEIE & SCHELDE. Griet Lannoo Brussel, BRV partnerforum 16 maart 2017

Wegen gebouwd op achterhaalde groeiscenario s auteur: Huib van Essen, CE Delft

Nieuwe thema-analyse van Belfius Research. Vergrijzing van de bevolking : impact op de gemeentelijke aanvullende personenbelasting

ALTERNATIEVENONDERZOEKSNOTA KLUISBOS

Datum: Betreft: Hoorzitting / rondetafelgesprek Evaluatie verhuurderheffing. Algemene reactie CPB op evaluatie verhuurderheffing

3. Hoeveel van het WUG op het gewestplan valt onder de volgende categorieën:

Langetermijnvisie Schelde-estuarium. Second opinion economisch onderzoek

Studie Transport Bis. Arne Allosserie stafmedewerker Ruimte en Infrastructuur Transport en Logistiek, POM West-Vlaanderen

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.3 ( )

Conceptnota ontwikkeling reservegebieden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tabel 1: De bijdrage van RtHA aan de regionale economie op basis van 2,4 miljoen passagiers

OVERZICHT EERSTE COMMISSIE TOELICHTING 12/06/ /06/2018 SITUERING BINNEN STRATEGISCH PROJECT DENDERLAND BELEIDSCONTEXT AMBITIE & UITGANGSVRAGEN

Prestatie-afspraken stedelijk niveau

GEEN AARDSCHOK IN DE BOUW, MAAR HERSTEL IS NIET VOOR MORGEN!

Commissie Benchmarking Vlaanderen

F.4 bijlage 4; Feiten en cijfers

ACTUALISATIE MKBA ASBESTDAKEN

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

Rapport van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt

rendement van cultureel erfgoed

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Woonprogrammatie. Voorstel methodiek en berekening Studiedag 23 nov. 2012

Reactie op SEO-studie naar welvaartseffecten van splitsing energiebedrijven

SAMENVATTING Invloed van nieuwe weginfrastructuur op de CO2 uitstoot in België

De ruimte van het wonen

(Ver)bouwen in overstromingsgebied

Symposium tariefmethodologie. Visie Infrax

Kilometerheffing ondermijnt winstgevendheid Belgische

Vlaamse overheid Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Afdeling Strategie en Coördinatie Koning Albert II-laan 35, bus Brussel

Ontwikkeling R&D-uitgaven industrie 2009 en 2010

Renovatie en na-isolatie van muren: context en problematiek

Invloed van klimaatverandering op hydrologische extremen (hoog- en laagwater langs rivieren in het Vlaamse binnenland)

Visie sociaal wonen. 25 juni 2019

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Ruimte voor bedrijvigheid in West-Vlaanderen Een stand van zaken. 29 September 2015

Bouwaanvragen. Opbrengst bouwleges

ADVIES WIJZIGING BVR SUBSIDIËRING TERREINEN WOONWAGENBEWONERS

Studiedag Onderzoek Ruimte Vlaanderen 28 november 2013

Samen een openbaar vervoernetwerk uitbouwen

Oosterweeldossier. Stand van zaken Bouwstenen voor een plan B. Hortalezing straten-generaal, 28 april 2014

We doen zeven aanbevelingen om de aanpak van drukte en de leefbaarheid te

De dienstencheques 360 doorgelicht

Een economische perspectief op Limburg in Prof. Dr. Piet Pauwels Universiteit Hasselt

Christophe Bossuyt. 18 mei Zie kader hieronder

Modelontwikkeling voor. welzijns- en gezondheidsprojecten

Urbanisatie en klimaatverandering: zowel meer droogte als meer overstromingen in Vlaanderen

Hoe zou je dit vertellen aan iemand die er vandaag niet bij is? Leerlingen helpen om wiskunde te begrijpen: Vragen die: Ben je het er mee eens?

Eurobarometer Standaard 82. DE PUBLIEKE OPINIE IN DE EUROPESE UNIE Najaar 2014 NATIONAAL RAPPORT BELGIË

Inleiding. Doelstelling

Transfers & Regionale Groei. Damiaan Persyn

ALTERNATIEVENONDERZOEKSNOTA PROJECT KLEIN RUSLAND

Studiedag Onderzoek Ruimte Vlaanderen AUDITORIUM HADEWYCH, CONSCIENCEGEBOUW, BRUSSEL, 28/11/2013

Hergebruiksmogelijkheden van leegstand in Vlaanderen

Sociale huur in kleine kernen Westhoek Leader Westhoek - 18/11/ en dus geen sociale koopwoningen of doelgroepwoningen van het OCMW/gemeente.

Besluit van de Deputatie

Klimaatverandering, waterhuishouding en adaptatienoden in Vlaanderen

Natuurwaardeverkenner Onlinetool voor waardering ecosysteemdiensten (ESD)

TAXONOMIE HISTORISCH DENKEN

Spoor A2: De overdrachten aan de Gemeenschappen en Gewesten in het kader van de Bijzondere Financieringswet: K. Algoed D.

Eindrapport 650-project Duurzame glastuinbouwclusters. Oktober 2011 September Context

Seminaries Carl Van Biervliet

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Scenariobenadering Sport Toekomstverkenning

Actualisatie berekening basismobiliteit regio Achterhoek. Rapport

De stad en wijk als motor voor sociale mobiliteit

ENFORCEMENT ALS SLUITSTUK. Jan Bonneure

Samenvatting. 1. Wat houdt het begrip internationale samenwerking in?

CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid. economische groei

De effecten van demografische ontwikkelingen op het onderwijs

Provincie Vlaams Brabant

Natuurverkenning 2030

Inspiratieboek Attractieve Mobipunten. Studiedag Basisbereikbaarheid 29 maart 2019 Brussel

Wie jong is, wordt getroffen. Wie kinderen heeft, wordt getroffen

Brondocument Economische visie

OVERLEGCOMITE FEDERALE REGERING GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN. Vergadering van 8 maart Het Comité keurt de hierbij gevoegde tekst goed.

Basiseducatie LEERGEBIED Maatschappijoriëntatie

Intergemeentelijke Begeleidingscommissie voor het gemeenteoverschrijdend project doorstromingsstudie Brussel en Leuven perceel 2 N2 Leuven Tielt-Winge

Protocol dat de onafhankelijkheid van Vlaamse openbare statistieken garandeert

Voortgang en resultaat regionale uitwerking Bestuursakkoord Water, onderdeel afvalwaterketen

28/01/2019 SCHAKELEN TUSSEN SCHAALNIVEAUS: GEBIEDSGERICHTE SAMENWERKING IN DE DENDERVALLEI 3 JAAR STRATEGISCH PROJECT DENDERLAND

Voortgang en resultaat regionale uitwerking Bestuursakkoord Water, onderdeel waterketen

Het ondernemingsplan als beheersinstrument in de Vlaamse Overheid voor interne opvolging en dialoog tussen politiek en administratie

Brussel, 24 juni _Advies uniek loket bouw- en milieuvergunning. Advies. Uniek loket bouw- en milieuvergunning

Transcriptie:

Analyse van de studie Monetariseren van impact urban sprawl in Vlaanderen, uitgevoerd in opdracht van Vlaams Planbureau voor Omgeving Prof. Dr. Ben Derudder Vakgroep Geografie, UGent Context In dit document wordt een korte analyse gemaakt van de studie Monetariseren van impact urban sprawl in Vlaanderen, die werd uitgevoerd in opdracht van Vlaams Planbureau voor Omgeving. Deze studie heeft als doel inzicht te verwerven in de maatschappelijke baten van (ruimtelijk) beleid dat ageert tegen urban sprawl, en dit met het oog op het verhogen van het maatschappelijk en politiek draagvlak van een ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid dat zich bewust is van de kosten van die urban sprawl. Het is de eerste Vlaamse studie van deze omvang die de monetaire en maatschappelijke kosten van urban sprawl probeert te objectiveren. De studie heeft verschillende deeldoestellingen. Naast het in kaart brengen van de huidige urban sprawl en het monetariseren van de kosten die vandaag gepaard gaan met verschillende types bewoning, wordt de becijferde kost ook gebruikt voor het berekenen van de toekomstige kosten die gepaard zouden gaan met verschillende scenario s. De studie zoomt daarbij in op een beperkt aantal, maar niettemin sprekende en relevante kosten (bvb. nutsvoorzieningen, mobiliteit, en ecosysteemdiensten). De focus op concrete voorbeelden laat toe om de methodologisch niet-evidente monetariserings-oefening effectief uit te voeren, maar laat ook toe om de zaken aanschouwelijk te maken en zo het beoogde draagvlak te creëren: veel van de kosten van urban sprawl, hoewel reëel en divers, blijven vaak onzichtbaar voor de individuele burger, wat de creatie van een draagvlak niet meteen vergemakkelijkt. Tenslotte wordt daarom ook nagedacht over hoe, al dan niet met behulp van dergelijke rekenoefening, de maatschappelijke discussie kan aangezwengeld worden. Ondanks deze meervoudige doelstellingen wordt in de communicatie in het algemeen en in de pers in het bijzonder in belangrijke ingezoomd op (het voorkomen van) de toekomstige kosten. Zo wordt in een artikel in De Standaard van 28 maart in detail ingegaan op wat de extra baten t.o.v. het huidige beleid worden genoemd, met als tijdshorizon 2050. Dit huidige beleid, wordt daarbij verondersteld, impliceert een verdere toename van het ruimtegebruik zoals we dit in Vlaanderen lang gekend hebben

(6ha/dag). In dit document wordt een korte analyse gemaakt van de draagkracht van de uitgangspunten in deze berekening van de baten die geassocieerd zijn met het terugdringen van dergelijk ongebreideld ruimtegebruik. Vanuit wetenschappelijk standpunt is er over het basisprobleem weinig discussie mogelijk: ons ruimtegebruik wordt gekenmerkt door intense urban sprawl, en dit brengt overduidelijk een resem maatschappelijke kosten met zich mee. Dit werd reeds overvloedig gedocumenteerd in de internationale wetenschappelijke literatuur, en staat dan ook niet ter discussie. Welke en hoe hoog die maatschappelijke kosten nu juist zijn, daar bestaat echter minder duidelijkheid over. Deze voor Vlaanderen gecontextualiseerde poging om de aard en omvang van die maatschappelijke kosten in kaart te brengen is dus sowieso een nuttige oefening. Het nut van dergelijke studie is daarbij echter niet alleen of zozeer te vinden in het verhelderen van de omvang van die kosten, maar ook en vooral in het naar voor brengen van de aard, de oorzaken, en de evolutie van die kosten: beleidsinterventies gebaseerd op een maatschappelijke dicussie zullen uiteindelijk vooral daarop moeten geënt worden. Aangezien beleid vooral probeert in te grijpen op toekomstige evoluties, leg ik bij de doorlichting dan ook vooral de focus op de analyse van die evoluties (hoofdstuk 5 in de studie). Monetariseren van toekomstige scenario s: de noodzaak van realistische assumpties Elke wetenschappelijke studie die monetaire effecten van een veranderende ruimtelijke structuur in het algemeen en urban sprawl in het bijzonder wil in kaart brengen en monetariseren, moet over (minstens) vier punten klaarheid schenken: 1. De verschillende soorten ruimtegebruik moeten gedefinieerd en in kaart gebracht worden 2. De monetaire effecten van de verschillende soorten ruimtegebruik moeten geschat worden 3. Het toekomstige traject van de verschillende soorten ruimtegebruik moet geschat worden 4. De toekomstige monetaire effecten van de verschillende soorten ruimtegebruik moeten geschat worden In elk van deze stappen zitten onvermiddelijk aannames vervat, aannames die voer zijn voor wetenschappelijke en maatschappelijke discussie. Deze studie vormt hierop geen uitzondering. Dat er aannames en uitgangspunten zijn, is op zich dus geen probleem. Bovendien steekt de studie methodologisch sterk in elkaar, en worden veel van die aannames en uitgangspunen geëxpliciteerd in de tekst, zeker als het om punten 1 en 2 (resp. hoofdstukken 3 en 4) gaat. Maar niet alle aannames en uitgangspunen worden in de studie even sterk in de verf gezet of onderbouwd, zeker als het om punten 3 en 4 gaat (resp. hoofdstuk 5 en niet expliciet opgenomen in de studie). Er zijn dan ook een aantal wetenschappelijke kanttekeningen te plaatsen bij de conclusies zoals die in de pers naar voor worden gebracht, zeker wat de toekomstscenario s betreft. Die kanttekeningen zijn niet zomaar nuances in de zin dat er ook andere aannames en uitgangspunten mogelijk zijn, maar kunnen fundamenteel zijn in de zin dat ze de probleemomschrijving en de aanpak ervan in een ander kader plaatsen. Hoewel in de pers ruime aandacht uitgaat naar de toekomstige baten van een aanpak van urban sprawl, handelt de studie voornamelijk over het heden (hoofdstukken 3 en 4),

met de toekomst (hoofdstuk 5) als minder uitgewerkte afterthought. De mediaaandacht gaat dus vooral uit naar dat deel dat inhoudelijk het minst uitgewerkt is. Zoals aangegeven: methodologisch zit de studie doorgaans sterk in elkaar, maar ze is dus wel enigszins onevenwichtig in de uitwerking met veel minder aandacht voor het betekenisvol uittekenen van toekomstscenario s van (de kosten van) urban sprawl dan voor het beschrijven van de huidige situatie. Dat is enigszins logisch omdat de methodologie voor het beschrijven van de huidige situatie wordt ingezet voor het beoordelen van de toekomstscenario s én de toekomst voorspellen nu eenmaal moeilijker is, maar net in het te ongekwalificeerd doorrekenen van de toekomst op basis van de bestaande situatie situeren er zich een aantal issues. Kortom: er is erg veel aandacht voor en inzicht in het meten van urban sprawl en het genuanceerd berekenen van de effecten ervan vandaag, maar veel minder aandacht voor en inzicht in het voorspellen van urban sprawl en het genuanceerd berekenen van de effecten ervan in de toekomst. Dat blijkt reeds uit de erg ongelijke behandeling ervan in de studie: 105 pagina s in twee lange hoofdstukken (hoofdstukken 3 en 4 die punten 1 en 2 behandelen) versus 25 pagina s in één kort hoofdstuk (hoofdstuk 5 dat punt 3 enn impliciet punt 4 behandelt). Die verminderde aandacht in pagina s is in belangrijke mate een vertaling van een verschil in diepgang, waarvan ik in de volgende twee paragrafen een concreet voorbeeld geef: het gebruik van een onrealistische evolutie van urban sprawl als benchmark voor het berekenen van kosten en het stabiel houden van de toekomstige kosten van bepaalde vormen van ruimtegebruik. Het toekomstige traject van ruimtegebruik? Om de cumulatieve kosten van sprawl in kaart te brengen, moeten we weten welke toekomstscenario s er zijn. De studie schetst 3 scenario s, waarbij de growth as usual (de befaamde 6ha/dag) tot 2050 als uitgangsbasis wordt genomen. Dit is een pessimistisch en onrealistisch scenario. Er is geen juridische voorraad om dit te realiseren op middellange (laat staan lange) termijn, het gaat in tegen recente tendenzen van verdichting, en het is niet het scenario dat overeenkomt met wat in het BRV wordt vooropgesteld. Wat die recente tendenzen betreft: er wordt in recente cijfers wel melding gemaakt van een recente verdere toename van ruimtegebruik (bvb. recent zelfs tot meer dan 6ha/dag), maar dat blijkt om een voorafname te gaan op geanticipeerde, opgelegde dalingen en dus een tijdelijk effect. Ondertussen wijzen alle andere cijfers rond bouwen op een shift naar verdichting en verminderd ruimtegebruik (bvb. toename en zelfs dominantie appartementen, die bijna 50% minder ruimtegebruik impliceren, efficiënter zijn naar nutsvoorzieningen, en doorgaans minder gelegen zijn in sprawl-gevoelige zones). De recente toename aan afgeleverde/aangevraagde bouwvergunningen impliceert dus niet noozakelijk meer ruimtegebruik. Wat het BRV betreft: de beslissingen zijn inderdaad over de verkiezingen getild, maar er is een brede politieke consensus rond een BRV-achtig scenario, en men had dus evengoed dit als benchmark kunnnen kiezen om opbrengsten te berekenen. Door dergelijk onrealistisch en pessimistisch beeld als benchmark te nemen, dreigt men zich in de toekomstscenrio s rijk te rekenen. In De Standaard wordt het growth as usual -scenerio van 6ha/dag enisgzins enigmatisch omgetoverd tot huidig beleid, maar

dat is geen correcte voorstelling van de zaken: zelfs zonder beleidsingrepen kan dergelijke ingebruikname niet blijven duren, zoals aaangegevn lijken recente evoluties een voorafname in te houden tov het BRV, en er is een breed gedocumenteerde bouwshift aan de gang. De studie brengt de huidige kosten van ons ruimtegebruik goed in kaart, maar het doorrekenen ervan gaat uit van een onrealistisch en pessimistisch benchmark-scenario die de baten van beleidsingrepen overdreven rooskleurig dreigt voor te stellen. Toekomstige kosten van sprawl? Bij het doorrekenen van de toekomstige kosten wordt niet alleen een pessimistisch ruimtegebruik-scenario gehanteerd, de monetarisering gaat er ook van uit dat de kosten van vandaag die van morgen zullen zijn. Of nog: bestaande kosten per type ruimtegebruik worden lineair doorgerekend voor het maken van toekomstige schattingen. In hoofdstuk 4 van het rapport is er veel en genuanceerde aandacht voor het correct in rekening brengen van elasticteiten: de mate waarin een wijziging in ruimtegebruik gepaard gaat tot, bijvoorbeeld, een meerkost voor riolering. Dit oog voor detail en nuance verdwijnt echter als patronen van vandaag zomaar worden overgenomen: het noodzakelijke punt 4 in een monetariseringsstudie ( De toekomstige monetaire effecten van de verschillende soorten ruimtegebruik moeten geschat worden ) krijgt eigenlijk weinig tot geen aandacht: de huidige kosten worden gewoon overgenomen (elasticiteiten blijven ongewijzigd), en gelijkblijvende ruimtegebruik is kostenloos. Waarom is dit relevant? Als we met een onveranderd ruimtegebruik geconfronteerd worden, dan zijn de kosten voor nutsvoorzieningen, mobiliteit, etc. niet zomaar gelijk aan 0. Verdichten betekent ook een intensiever gebruik binnen bestaande contouren van ruimtegebuik, en ook dat brengt kosten met zich mee (bvb. omwille van heraanleg). Daarnaast is er vaal al infrastructuur aanwezig binnen (bvb. wegen), en zijn er autonome in de zin van niet-sprawl-gebonden evoluties inzake energieopwekking, mobiliteit, en waterzuivering. Zo kan men ook met kleinschalige waterzuiveringsinstallaties de kosten van bijkomende rioleringen reduceren, en neemt wagenbezit en -gebruik onder jongeren af. En ook hier wordt de bouwshift niet in rekening beracht: men gebruikt de kosten van bestaande bebouwing en extrapoleert die naar toekomstige projecten. Echter, zoals aangehaald hebben projecten in toenemende mate een efficiënter ruimtegebruik, en dat leidt tot lagere kosten. Dit alles correct inschatten is uiteraard erg moeilijk, maar het effect van deze observaties is nietemin opnieuw dat bij het doorrekenen men met overschattingen van toekomstige netto-kosten werkt, zij het dat die uiteraard erg afhankelijk zijn van type infrastructuur. Conclusies Het is niet de bedoeling om het licht van de zon te ontkennen. Urban sprawl brengt kosten met zch mee, zowel vandaag als morgen. Het is belangrijk om die kosten in kaart te brengen, zowel in strikte zin als met het oogmerk om een maatschappelijk en politiek draagvlak te creëren. Maar een draagvlak creëert men niet met alarmisme dat een onrealistisch toekomstscenario combineert met te weinig aandacht voor recente

tendenzen. De studie schets een gedetailleerd en genuanceerd beeld van de kosten die een gebrekkig ruimtelijk ordeningsbeleid vandaag met zich meebrengen, maar gaat bij het doorrekenen voorbij aan trendbreuken die zichtbaar worden: de politieke consensus, afnemend ruimtegebruik en technologische ontwikkelingen impliceren dat wat in De Standaard van 28 maart ongewijzigd beleid wordt genoemd in de praktijk niet bestaat. Urban sprawl heeft maatschappelijke en monetaire kosten, maar dat betekent niet dat men zich zomaar kan beginnen rijk rekenen. Het creëren van een draagvlak gaat best uit van een realistische schets van het probleem dat zich aandient: toekomstig onderzoek naar kosten en baten gaat best uit van een realistisch scenario waarbij men beperkt de juridische voorraad zou schrappen en vergoeden, en op de juiste plekken zou kiezen om planologisch te compenseren. Dan pas kan men een zinvolle vergelijking maken van welke koerswijziging we nodig hebben, en dit ten opzichte van de koerswijzigingen die al zijn ingezet.