SEA Tank Terminal Antwerp wijziging tankpark kaai 510

Vergelijkbare documenten
Goedkeuringsverslag milieueffectrapport

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf

Richtlijnen voor het Project-MER Oiltanking AGT

The Brussels Airport Company Pier A-West

Varkensbedrijf Kodeva te Torhout

Richtlijnen milieueffectrapportage voor een mestvarkensbedrijf te Rijkevorsel, De heer Gustaaf Hendrikx, Gansheideweg 4, 2310 Rijkevorsel

SEA-Tank Terminal NV Nieuw tankpark aan het 6de havendok te Antwerpen

Richtlijnen milieueffectrapportage ADPO N.V.

Richtlijnen voor het Project-MER Belgoprocess bouw gebouw 167X opslag vaten

Richtlijnen milieueffectrapportage. Uitbreiding en hernieuwing van een varkenshouderij tot varkens te Beveren- Waas

Capaciteitsuitbreiding van de productie van formaldehyde, ureumformaldehyde en afgeleide harsen bij Dynea NV te Gent

Unitank G&V Tankstorage Belgium NV Uitbreiding van een brandstoffendepot

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent

Richtlijnen milieueffectrapportage

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland

Richtlijnen milieueffectrapportage. Hernieuwing van de milieuvergunning voor een pluimveehouderij met stalruimte voor leghennen (Vanthournout)

Electrabel NV Verdere exploitatie van de elektriciteitscentrale Langerbrugge

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide

Van Wonterghem Eddy Uitbreiding bestaand varkensbedrijf tot varkens

Chevron Phillips International NV - hervergunning

Richtlijnen milieueffectrapportage

Renogen biomassa-wkk te Ham

Hervergunning van de Electrabel - elektriciteitscentrale

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk

Initiatiefnemer: Van Rooy Kathleen Hegge Ravels. 12 februari 2016 PRMER-PR2299-RL

Uitbreiding van de kopersmelter

Monsanto: MER voor diverse uitbreidingsprojecten

Nieuwe installatie voor de productie van PET van JBF Industries te Laakdal/Geel

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: MER Prayon te Ruisbroek. Initiatiefnemer: Prayon NV Gansbroekstraat Ruisbroek

Richtlijnen milieueffectrapportage: Hervergunning van TAMINCO N.V.

Richtlijnen voor het Project-MER Spent Fuel Facility voor Kerncentrale Doel

Goedkeuring milieueffectrapport. Kerncentrale van Doel hernieuwing van de Vlarem-vergunning

Project-MER-Verslag. Verdere exploitatie van elektriciteitscentrale Langerbrugge

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van een slachtkuikenbedrijf. Aerts Kristof te Beerse

Richtlijnen milieueffectrapportage

Richtlijnen milieueffectrapportage. Plan-MER OMLOOP VOOR GRONDGEBONDEN GEMOTORISEERDE SPORTEN TE MAASEIK (Neeroeteren), Waterloos

Hervergunning en verandering van Bayer Antwerpen

Nieuwe elektriciteitscentrale van T-Power NV te Tessenderlo

Fysicochemische installatie en uitbreiding van de deponie bij Indaver NV

Hervergunning en verandering van EOC Belgium Latex Division II te Evergem

Richtlijnen milieueffectrapportage

HERVERGUNNING EN UITBREIDING VAN METALLO-CHIMIQUE NV TE BEERSE

Richtlijnen milieueffectrapportage. ITC Rubis Terminal Antwerp NV wijziging en uitbreiding op- en overslagactiviteiten

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004

Richtlijnen milieueffectrapportage. Hervergunning en uitbreiding Veolia ES MRC te Antwerpen

Richtlijnen milieueffectrapportage: Varkensbedrijf Voeder Seurynck NV

Richtlijnen milieueffectrapportage: Hervergunning Chemogas NV te Grimbergen

Hervergunning en verandering van een attractiepark

WKK-eenheid Degussa Antwerpen NV

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem

Richtlijnen milieueffectrapportage. Uitbreiding en wijziging van een gemengd veeteeltbedrijf te Wingene tot varkens en 30.

Scopingsadvies Project-MER Productie en bewerking van glas AGC Glass Europe NV in Mol Hervergunning en uitbreiding/wijziging

Hervergunning en verandering van de activiteiten van URSA BENELUX bvba te Waregem-Desselgem

Richtlijnen voor het Project-MER Uitbreiding en hernieuwing van het slachtkuikenbedrijf Coninx

Project-MER-Verslag. Bouw van een WKK-eenheid bij Lanxess Rubber NV. Initiatiefnemer: Electrabel NV Regentlaan Brussel

Richtlijnen milieueffectrapportage. Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van een bestaande varkenshouderij tot varkens in Hoogstraten

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en verandering van pluimveehouderij Bart Bax LV in Weelde

Project-MER-Verslag. Nippon Shokubai ECA 3 -project. Initiatiefnemer: Nippon Shokubai Europe Nieuwe Weg 1 Haven Zwijndrecht

Rütgers Belgium NV te Zelzate hervergunning en wijzigingen

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: Sint-Janspoort Kortrijk. Initiatiefnemer:

Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving

Richtlijnen milieueffectrapportage: Gallina NV Hoogstraten

Hervergunning van de raffinaderij Petroplus

Ontheffing tot het opstellen van een MER

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

UITBREIDING BIJ UMICORE NV TE HOBOKEN

Richtlijnen milieueffectrapportage voor BP Chembel NV, Uitbreiding van de PTA2- en PTA3-eenheid te Geel

Richtlijnen milieueffectrapportage. Bouw en exploitatie van een varkensbedrijf

Hervergunning van de volledige eenheid en uitbreiding met een zesde gietinstallatie CORUS Aluminium NV

Fuji Oil Europe Hervergunning

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde

Project-MER-Verslag. Hervergunning en uitbreiding voor de meeverbranding van biomassa-afval van een electriciteitscentrale

Hervergunning en wijziging centrale Langerlo. Initiatiefnemer:

Richtlijnen milieueffectrapportage: Inza Schoten: Hernieuwing van de milieuvergunning

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van het gemengd veeteeltbedrijf Danny Delcroix

Misa Eco BVBA: Zwavelzuurproductie

BASF Antwerpen NV Hervergunning en wijziging/uitbreiding van diverse installaties

Richtlijnen milieueffectrapportage: Uitbreiding en hervergunning Inbev Belgium NV te Leuven

Hervergunning en verandering van Ford Werke GmbH te Genk

Richtlijnen milieueffectrapportage. Hervergunning en uitbreiding van een huisvuilverbrandingsinstallatie van Dalkia te Knokke-Heist

Hervergunning Farm Frites Belgium NV te Lommel

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent

Elektriciteitscentrale BerinGen - Beringen

RICHTLIJN VEILIGHEIDSNOTA

Richtlijnen milieueffectrapportage

Plan-MER verslag Goedkeuring milieueffectrapport. Plan: Nationaal Operationeel Plan voor de Belgische Visserijsector

Richtlijnen milieueffectrapportage

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: Uitbreiding Recreatiepark Hengelhoef te Houthalen-Helchteren.

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Project-MER-Verslag. Project: Uitbreiding van de PTA2- en PTA3-eenheid te Geel. Initiatiefnemer: BP Chembel NV Amocolaan GEEL

Varkensbedrijf Snels te Hoogstraten

Richtlijnen milieueffectrapportage. Hervergunning en uitbreiding van een gemengde veehouderij met pluimvee en rundvee : Van De Locht Guy te Wuustwezel

Project-MER-Verslag. Project: MER N42-N42b: Vak Zottegem-Geraardsbergen. Initiatiefnemer:

Verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-mer: Ontheffingsbeslissing. Project:

27 september 2011 PRMER-0589-RL

Scopingadvies project-mer Accent Business Park Toren te Roeselare

Hervergunning en uitbreiding van Campine NV en Campine Recycling NV in Beerse

Richtlijnen milieueffectrapportage: Uitbreiding van de activiteiten van URSA BENELUX te Waregem-Desselgem

Richtlijnen milieueffectrapportage. MER voor PRAYON NV Exploitatie van een chemisch bedrijf

Transcriptie:

Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Richtlijnen milieueffectrapportage SEA Tank Terminal Antwerp wijziging tankpark kaai 510 SEA-Tank Terminal Antwerp nv Nieuwe Westweg 14 2040 Antwerpen 11 oktober 2010 PR0538 - RL

1. Inleiding SEA-Tank Terminal Antwerp (verder STT genoemd) wenst een milieuvergunning aan te vragen voor de opslag van P1 en P2 minerale aardolieproducten (benzine, gasolie en fueloil) op de site van STT Antwerp aan kaai 510, gelegen kanaaldok B1 in de Antwerpse haven. De site aan kaai 510 is reeds vergund voor de inplanting en opslag van een totaal van 40 tanks voor de opslag van niet-gevaarlijke producten P3- en P4-producten (plantaardige oliën, biodiesel, melasse, ) met een totale capaciteit van 894.852 m 3. De bouw ervan zal aanvangen in het najaar van 2010. STT wenst deze tanks in de toekomst voor de opslag van aardolieproducten te gebruiken. Overeenkomstig de huidige inzichten is de geplande activiteit onderworpen aan de MER-plicht volgens rubriek 25 van bijlage I van het besluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004 (BS 17/02/2005), met name: Installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een capaciteit van 200.000 ton of meer. De initiatiefnemer is SEA-Tank Terminal Antwerp nv, Nieuwe Westweg 14, 2040 Antwerpen. De Dienst Mer van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid heeft het kennisgevingsdossier volledig verklaard op 28 juli 2010. Het gemeentebestuur van Antwerpen heeft dit dossier ter inzage gelegd van 3 september 2010 tot en met 3 oktober mei 2010. Parallel werden adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. Deze richtlijnen zijn opgesteld door de Dienst Mer en hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen werden hierin verwerkt (zie overzicht als bijlage). 2. Vorm en presentatie Algemeen met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Dienst Mer: recent kaartmateriaal (bij voorkeur minimum A4-formaat) te gebruiken, telkens voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende. Waar mogelijk dienen de grenzen van het bedrijfsterrein duidelijk aangegeven te zijn en dient door het kaartmateriaal ook duidelijk te zijn welke de omringende activiteiten/bedrijven zijn; voor de het kaartmateriaal een aangepaste schaal te gebruiken zodat de figuur en alle vermeldingen erop goed leesbaar zijn; een duidelijk intern plan te voorzien van het bedrijfsterrein met een precieze ruimtelijke situering en aanduiding van de installaties en hun onderdelen; de inhoudsopgave een logische en homogene structuur te geven die analoog is voor de verschillende disciplines; de titels en de inhoud van de diverse delen en paragrafen te laten overeenstemmen; een verklarende woordenlijst, lijsten met figuren en tabellen, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; eventuele achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; te letten op het gebruik van Nederlandstalige begrippen en afkortingen en het gebruik van internationaal aanvaarde benamingen, notaties en eenheden (SI, IUPAC, ); de juistheid van de diverse verwijzingen en nummeringen (figuren, tabellen) na te gaan; het MER grondig na te lezen op tikfouten, spellingsfouten en grammaticale fouten; dat de definitieve versie van het MER eveneens in digitale vorm op CD-rom wordt aangeleverd; dat de eindversie van het rapport door de initiatiefnemer en door alle deskundigen wordt ondertekend. Dienst Mer - Richtlijnen 2

De Dienst Mer vraagt specifiek met betrekking tot voorliggend project verduidelijkingen/aanvullingen: volgende - Figuur 2 (figurenbundel): de aanduidingen op het grondplan zijn met de gehanteerde schaal onleesbaar. Het is noodzakelijk figuur 2 in A3 formaat af te drukken. - In de bijlage bevinden zich een aantal foutieve automatische verwijzingen naar referenties. 3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art.4.3.7. 1,1, a en b Het rapport zal in een afzonderlijk deel aandacht besteden aan de verantwoording en doelstelling van het geplande project. De benodigde en aan te vragen vergunningen, inclusief een korte beschrijving van de te volgen procedure en de rol van het MER hierin, dienen te worden vermeld. 4. Voorgenomen project en alternatieven art.4.3.7. 1,1,c, d en e Het project wordt in de kennisgeving duidelijk beschreven. De Dienst Mer vraagt specifiek met betrekking tot voorliggend project verduidelijkingen/aanvullingen: volgende - Algemeen: de projectbeschrijving dient in alle onderdelen overeen te stemmen met het voorwerp van het OVR en de latere milieuvergunningsaanvraag. - Pagina 1, tweede alinea: De vermelde waarde van 40 000 m³ voor de grootste tank is niet correct. Dit moet worden gewijzigd naar 51 007 m³ (cfr. pagina 22, in de tabel, waar wel de waarde van 51 007 m³ wordt vermeld). - Pagina 4, Punt 1.3.6 Woonkernen in de omgeving: de woonwijk ter hoogte van de Van Cauwelaertsluis werd begin 2010 volledig gesloopt. Dit zal aangepast worden. - Pagina 19, eerste alinea van punt 2.1.1.: de toelichting dat minerale aardolieproducten, voornamelijk benzine, gasolie en fuel oil zullen worden opgeslagen doet vragen rijzen over welke andere producten dan nog mogelijk zijn (chemicaliën?). Daarom zal deze passage vervangen worden door minerale aardolieproducten, met name zware stookolie (fuel oil), lichte stookolie (gasolie), benzine, kerosine, biodiesel (Fame), bio-ethanol, MTBE en ETBE. Er zullen dus geen chemicaliën worden opgeslagen. - Pagina 19-20, punt 2.1.2., reikwijdte van het MER: Met betrekking tot het onderscheid vergunde versus geplande situatie, kan de recent bekomen milieuvergunning (8 juli 2010) worden vermeld. Tevens zal een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen volgende situaties: - huidig aanwezige situatie: zijnde de in afbouw zijnde opslag van droge bulk goederen met Antwerp Bulk Terminal als exploitant; - huidig vergunde situatie op naam van SEA-Tank Terminal Antwerp (opslag vloeibare bulkgoederen; niet MER- of SEVESO-plichtig); - toekomstige toestand waarvoor onderhavig MER wordt opgemaakt. Daartoe zal: - In een (nieuwe) paragraaf 2.2: een korte beschrijving van de huidige reële situatie worden toegevoegd (terminal voor opslag van vaste bulkproducten). Dienst Mer - Richtlijnen 3

- In een (nieuwe) paragraaf 2.3: een korte bespreking van de huidige vergunde situatie worden opgenomen. Dit betreft dus een tankpark voor niet gevaarlijke producten, vergund sinds juli 2010 (zie hierboven). In deze paragraaf zal ook de korte emissiebespreking worden opgenomen, die in de ontwerptekst als paragraaf 5.3 is opgenomen. Er zal hierbij ook een indicatieve timing vermeld worden voor de realisatie van de bouw en ingebruikname van deze tanks. - De huidige paragraaf 2.2 integraal hernummerd worden als paragraaf 2.4. (geplande situatie). - Pagina 21-22, punt 2.2.2: Naast de 894 852 m³ mogelijke aardolie producten (in het OVR ook genoteerd als 894 852 ton; gerekend met 1 ton/m³) worden volgens het OVR ook nog 100 ton giftige producten (Seveso Categorie 2; gebruikt als additieven bij blending), 100 ton ontvlambare producten (Seveso categorie 6) en 307 224 ton licht ontvlambare vloeistoffen (Seveso categorie 7b) aangevraagd. Dit zal in de tekst verduidelijkt worden. - Pagina 21, tweede en derde alinea van punt 2.2.2.: Alle tanks zijn atmosferische tanks. De formulering dient te worden aangepast. - Pagina 21, derde alinea: Volgens het MER kunnen de fuel tanks verwarmd worden tot maximaal 80 C, in het OVR is dit maximaal 50 C. De tekst zal in overeenstemming worden gebracht met het OVR. - Pagina 21-22 tabel 2.1: TK2201, TK2203, TK2301, TK2302, TK2303, TK2502, TK2503, TK2504 en TK2505 kunnen volgens het OVR ook de additieven ETBE/MTBE bevatten. Dit zal worden aangepast. - Pagina 21-22 tabel 2.1: De term Mogelijke producten in de hoofding van de tabel doet vragen rijzen over welke andere producten dan nog mogelijk zijn (chemicaliën?). Daarom zal deze term vervangen worden door Geplande producten. - Pagina 25, punt 2.2.4: Op de terminal zal ook het octaangehalte van benzine kunnen verhoogd worden door toevoeging van butaan (=butaniseren). Op de terminal zelf is er geen opslag van butaan gepland, maar er zal op gepaste tijden wel een butaanschip (met vloeibare butaan) aangemeerd liggen van waaruit butaan aan in een leiding rondcirculerende benzine wordt toegevoegd. Het butaniseren is een vorm van blenden. Het butaniseren zal men expliciet vermelden in deze paragraaf. - Pagina 25-26, punten 2.2.4 en 2.2.5: Volgens het OVR is er ook de mogelijkheid dat additieven in bulkwagens (tankwagens) van 40 m³ aangeleverd worden. Deze additieven worden rechtstreeks vanuit de bulkwagen toegevoegd aan de aardolieproducten (= blenden). De aanwezigheid van een bulkwagen wordt 30 keer per jaar voorzien, waarbij de bulkwagen telkens max. 4 uur aanwezig is. Dit zal worden toegevoegd aan de paragrafen 2.2.4 (blenden) en 2.2.5 (verladingen). - Pagina 32, laatste alinea: Er kan nog vermeld worden dat voor het energiegebruik van STTA (beperkte, fluctuerende verbruiker; geen relevante toepassingen voor restwarmte) het koppelen van de STTA-site op een eventueel restwarmtenetwerk, op het eerste zicht weinig tot geen opportuniteiten biedt. Het nulalternatief (in casu de huidig vergunde situatie) zal in het MER als vergelijkingsbasis worden gebruikt. Er zal een onderscheid worden gemaakt tussen de referentiesituatie (huidige toestand op het terrein met inbegrip van indicatieve timing aanleg reeds vergunde tankenpark), vergunde situatie en de geplande situatie. Wat betreft de uitvoeringsalternatieven dienen de gebruikte en geplande processen en installaties geëvalueerd te worden ten opzichte alle relevante passages uit de toepasselijke Europese (EIPPCB) en Vlaamse BBT-studies (VITO). Hierbij lijkt onder meer de BREF Emissions from storage of bulk or dangerous materials potentieel relevant. Aftoetsing van de installatie aan alle emissiekengetallen en andere richtwaarden in deze documenten opgenomen dient in het MER te worden uitgevoerd. Alle alternatieven of emissiereducerende technieken die volgens deze bronnen als BBT worden beschouwd zullen in het MER worden opgelijst. De impact van het inzetten van deze technieken op de verwachte milieueffecten zal zoveel mogelijk kwantitatief worden uitgedrukt en de verschillende alternatieven zullen met elkaar worden vergeleken wat betreft milieu-effecten. Gemotiveerd zal worden waarom in de geplande situatie uiteindelijk een bepaalde keuze wordt gemaakt. Dienst Mer - Richtlijnen 4

Specifiek met betrekking tot alternatieven wordt voor dit MER het volgende gevraagd: - Pagina 37, onder punt 4.2.4 (van het alternatievenonderzoek) wordt gesproken van risicoafstanden, waarbij gesteld wordt dat ook dient rekening gehouden te worden met de potentiële risico s van dergelijke site. Het gaat hier om de externe mensrisico s en de milieurisico s als bedoeld in de Sevesorichtlijn. Er zal daarom een verwijzing naar paragraaf 9.4 (Veiligheid - OVR) worden opgenomen. - Pagina 48 onder punt 4.4.4. / C3 : Opslag T, T+ of CMR stoffen: Deze soort producten is niet aan de orde bij STT. Dit wordt verduidelijkt in het MER. 5. Juridische en beleidsmatige context art.4.3.7. 1,f De volledig verklaarde kennisgeving schetst in de vorm van een matrix voldoende het juridische / beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en in het bijzonder ook aangeven of het juridische/beleidsmatige kader onderzoekssturend kan zijn, dan wel procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken van deze randvoorwaarden op te volgen. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een uitgesproken ruimtelijke component dienen cartografisch gepresenteerd te worden. Elk van deze randvoorwaarden dient op toepasselijkheid te worden geëvalueerd en zo er elementen in voorkomen die relevant zijn voor dit project, op de gepaste plaats in het MER te worden aangehaald en geëvalueerd. Vergunde rubrieken en (in voorkomend geval) de bijzondere voorwaarden in de huidige milieuvergunning dienen te worden opgelijst en waar relevant in het MER te worden besproken. Indien in de vergunningsaanvraag afwijking ten opzichte van de algemene/sectorale voorwaarden zal worden aangevraagd, zal dit vermeld worden. In dergelijk geval zullen, gezien de onzekerheid van het verkrijgen van deze afwijking, de effecten ook worst-case ingeschat worden op basis van de toepasselijke algemene of sectorale voorwaarden. De Dienst Mer vraagt specifiek met betrekking tot voorliggend project volgende verduidelijkingen/aanvullingen: - Vanaf 1 juni 2008 zijn het decreet betreffende de bodemsanering en de bodembescherming van 27 oktober 2006 en het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en bodembescherming van 14 december 2007 van kracht. - Tabel 1.2: Het visiedocument geur zal nog worden toegevoegd aan de tabel.µ - Pagina 7, Tabel 1.2 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden: volgens de projectbeschrijving wordt er ook een kantoorgebouw gebouwd (hiervoor is een stedenbouwkundige vergunning vereist). Ook de hemelwaterverordening is hierop van toepassing. Dit zal toegelicht en/of aangepast worden. 6. Bestaande toestand en milieueffecten art.4.3.7. 1,1, g en 1,2, a, b, c De volledig verklaarde kennisgeving geeft een beschrijving per discipline van de wijze waarop de effecten zullen onderzocht en beoordeeld worden en geeft aan dat in functie van het effectenonderzoek milderende maatregelen zullen voorgesteld en uitgewerkt worden. In de tekst van het MER zal voor elke onderzochte effectgroep duidelijk de gebruikte methodologie worden uiteengezet en gestreefd worden naar een maximale kwantitatieve beschrijving van deze effecten. Hierbij dienen over de verschillende disciplines heen de significantiekaders voldoende te worden afgestemd (aantal categorieën, benaming ervan) om de vergelijkbaarheid en de eindintegratie zo transparant mogelijk te maken. Indien wordt Dienst Mer - Richtlijnen 5

afgeweken van de significantiekaders die oorspronkelijk in de kennisgeving zijn opgenomen, dient dit te worden gemotiveerd. Indien blijkt dat er milieueffecten zijn, dienen milderende maatregelen te worden geëvalueerd. Sowieso dienen alle milderende maatregelen die BBT zijn te worden opgelijst en geëvalueerd. Hierbij dient, net zoals bij de bespreking van uitvoeringsalternatieven (zie supra), kwantitatief worden ingeschat wat de effectieve reductie zou zijn indien deze maatregel wordt toegepast en hoe dit de significantie van de effecten beïnvloedt. Het referentiejaar dient te worden aangegeven in het MER. Per discipline wordt aangegeven welke de huidige milieutoestand is. Deze referentiesituatie dient te worden aangevuld met de beslissingen, waarvan wordt verwacht dat ze zijn uitgevoerd vooraleer het voorgenomen project zal aanvangen. Relevante ontwikkelingsscenario s dienen te worden uitgewerkt. Zo ook dienen disciplineoverschrijdende ontwikkelingsscenario s weergegeven te worden. Indien er tijdens het opstellen van het MER andere ontwikkelingsscenario s naar voor zouden komen, dienen deze toegevoegd te worden aan het afwegingskader. Daarnaast zal het MER ook de autonome ontwikkeling beschrijven. De Dienst Mer vraagt specifiek met betrekking tot voorliggend project het volgende: Discipline lucht Pagina 59 onder punt 6.3.1.2., derde alinea: In plaats van drempelwaarden zal massastromen worden gebuikt. Pagina 59, tabel 6.2: de NMVOS emissieconcentraties afkomstig van de VRU van STT Antwerp wordt geschat als <2g NMVOS/Nm³ benzine. Dit cijfer zal verduidelijkt worden. Pagina 60, tabellen 6.3 en 6.4: in deze tabellen zullen MTBE en ETBE worden toegevoegd (zie ook opmerking voor tabel 2.1). Pagina 61: op 2 plaatsen in de tekst moet de vermelding TK2201 t.e.m. TK2203 vervangen worden door TK2201 en TK2203. Pagina 69, tabel 6.12: standaard worden de afschrijvingskosten berekend met een afschrijvingstermijn van 15 jaar (algemene richtlijnen van de Dienst Lucht en Klimaat). Er zal met de dienst Lucht en Klimaat over dit aspect worden afgestemd. Uiteindelijk zal worden gemotiveerd waarom 10 jaar hier als termijn kan worden gebruikt, of zal in het andere geval de berekening worden aangepast voor 15 jaar. Pagina 74, tabel 6.14. Meetresultaten NO x: de gemiddelde waarde voor NO 2 voor meetpost Polderdijkweg is foutief. Pagina 74, tabel 6.15 Meetresultaten fijn stof: het meetresultaat van de meetpost Antwerpen Luchtbal moet vermeldt worden (ook tabel 9.5 op pagina 119). Pagina 75-76, paragraaf 6.4.4 en tabel 6.17: ANB Provincie Antwerpen vraagt een IFDM-modellering voor NO x- en SO 2-immissie gezien de ligging van het bedrijf tov het SBZ Kuifeend. De specifieke NO x en SO 2 bijdrage van het bedrijf is niet berekend op enerzijds: - de jaargrenswaarde voor vegetatie, voor NO x (30 µg/m³) zowel als voor SO 2 (20 µg/m³) - de kritische lasten voor de aanwezige vegetaties (vnl rietmoeras) in termen van vermesting en verzuring. Er werd toegelicht tijdens de vergadering op 28/09/2010 dat de NO x- en SO 2-emissies zeer beperkt zijn. Ze zijn afkomstig van 2 stookinstallaties van resp. 1,0 en 2,5 MW. Dit type stookinstallaties komt in de meeste (ook niet-mer-plichtige) bedrijven voor. De jaaremissievrachten van NO x en SO 2 bedragen slechts enkele procenten van de drempelwaarden waarboven deze emissies in het IMJV moeten worden gemeld. Er werd besloten dat er geen IFDM-modellering nodig is, maar dat wel in de tekst beter zal worden toegelicht waarom de emissievrachten in tabel 6.17 als verwaarloosbaar worden omschreven. De deskundige kan tevens o.b.v. analogie met gelijkaardige emissiesituaties toelichten welke grootteorde van jaargemiddelde bijdrage hij verwacht voor NO x en SO 2 t.h.v. SBZ De Kuifeend. Dienst Mer - Richtlijnen 6

Bovendien zullen ook de huidige gemiddelde depositie in deze omgeving worden vermeld (achtergrondwaarden). Pagina 81, derde alinea: In de toetsing aan de BBT wordt aangegeven dat een IVD 90 % emissiereductie kan betekenen (blz. 42) en een VRU een reductie van minstens 95 % behaalt (blz 50). In de alinea op blz 81 is sprake van minstens 90% reductie voor IVD+VRU. Dit zal aangepast worden zodat duidelijk is dat zowel voor IVD als voor VRU aan de BBT voldaan wordt. Discipline bodem Het Bodemsaneringsproject is recent (september 2010) goedgekeurd door OVAM. Dit zal worden vermeld in de tekst. Discipline water (incl. grondwater) Pagina 85-86 onder punt 7.3.1.2. uitgaande waterstromen: Overeenkomstig art. 5.17.3.11 van Vlarem II dient de exploitant alvorens lozing steeds op verontreiniging te controleren. Bij opslag van producten die kleurloos zijn of gedeeltelijk oplossen in water (ETBE, MTBE, MD, JET, Ethanol, ) wordt, naast een visuele controle, eerst een COD-test uitgevoerd alvorens potentieel verontreinigd hemelwater te lozen. Dit wordt toegevoegd in het MER. Pagina 91 onder punt 7.4.1. Ontvangend oppervlaktewater: voor de in- en uitgaande waterstromen van de havendokken wordt een jaarlijks waterhuishoudingsrapport opgesteld door het Gemeentelijk Havenbedrijf. Dit rapport zal worden vermeld in de tekst en, indien de gegevens van het rapport dit toelaten, zal een schatting van het debiet dat doorheen het Kanaaldok B1 (t.h.v. de site van STTA) stroomt worden gegeven. In dat geval zullen de passages geen relevante stroming (pagina 91) of geen bepaald debiet (pagina 100) worden aangepast. Tevens kan dan de effectberekening worden uitgevoerd op basis van dit debiet. Discipline geluid Pagina 113 onder punt 9.1 Geluid en Trillingen: er wordt gesteld dat de geluidsbijdrage van STT ruim onder de milieukwaliteitsnorm voor de nacht zal liggen. Er wordt getoetst aan 55 dba. Wat is het specifieke geluid van de inrichting op die toetsingspunten? Ligt dit ook nog steeds ruim onder de grenswaarde voor nieuwe inrichtingen (-5 dba)? Dit zal verduidelijkt worden, gezien dit indicatief berekend werd, op basis van ervaring met gelijkaardige MER s. Vergelijking van de alternatieven art.4.3.7. 1,2, e Eventuele uitvoeringsalternatieven zullen, op basis van de BBT en (eventuele) sectorstudie-toetsing worden vergeleken en beoordeeld op hun milieu-impact. In functie van de resultaten van het effectenonderzoek kunnen bijkomende alternatieven geformuleerd worden, eventueel onder de vorm van milderende maatregelen. 6. Leemten in de kennis art.4.3.7. 1,4 Het MER dient de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld aan te geven. Deze leemten kunnen ingedeeld worden naar hun aard waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten m.b.t. het project, m.b.t. inventarisatie en aangaande methode en inzicht. Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming. Dienst Mer - Richtlijnen 7

7. Monitoring en evaluatie art.4.3.7. 1,2, d In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld in de vergunningverlening of om een leemte in de kennis op te vullen. 8. Integratie en eindsynthese art.4.3.7. 1,2, e In een afzonderlijk deel zal het MER een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven van de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. Er dient een afzonderlijk hoofdstuk te worden voorzien met als titel Elementen ter beoordeling van effecten op het watersysteem ten behoeve van de watertoets, waarin een oplijsting wordt gemaakt van (of duidelijk wordt verwezen naar) de noodzakelijke elementen om deze watertoets te kunnen uitvoeren. Dit hoofdstuk dient te bestaan uit een synthese van de belangrijkste effecten die in het kader van het MER op het watersysteem naar voren komen. Voor meer details hieromtrent wordt verwezen naar de aanbevelingen hierover in het m.e.r.-richtlijnenboek water en het uitvoeringsbesluit van 20 juli 2006 (BS 31/10/06). 9. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen art.4.3.7. 5,3 In dit hoofdstuk geeft het MER aan welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, voor zover dit nog niet beschreven werd bij de projectbeschrijving. 10. Niet-technische samenvatting art.4.3.7. 1,5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen. Deze niet-technische samenvatting wordt bij het indienen van de definitieve versie tevens in digitale vorm aangeleverd. Brussel, 11 oktober 2010, voor het afdelingshoofd, afwezig, Lieze Cloots Dienst Mer - Richtlijnen 8

Bijlage Inspraakreacties vanwege inwoners van de gemeente Antwerpen. Er werden geen inspraakreacties ingediend. Lijst van de aangeschreven administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die schriftelijk en/of ter vergadering hun advies gaven en waarmee rekening werd gehouden in deze richtlijnen: LNE dienst Veiligheidsrapportage (Erwin Mariën) LNE Milieuvergunningen Antwerpen (Peter Balas) LNE dienst Natuurlijke Rijkdommen (Bea Lebegge, geen opmerkingen) Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen (Johan Hoeben) Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (Natalie Hoffmann, standaardopmerkingen) Agentschap voor Natuur en Bos Antwerpen (Mario De Block) Agentschap Zorg en Gezondheid, Toezicht Volksgezondheid Antwerpen (Liesbet Van Rooy, geen opmerkingen) Dienst Mer - Richtlijnen 9