Samenvatting Biologie Boek 5

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Biologie Thema 4 Planten

Samenvatting Biologie T4 planten: 1 t/m 4

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling

Voorbeelden organel: celkern, vacuole, mitochondriën en endoplasmatisch rediculum.

Samenvatting Biologie Thema 1 Ordening

Begrippenlijst Biologie Ecologie

Samenvatting Biologie Stofwisseling

B1 Wat is stofwisseling?** Stofwisseling is het totaal van alle chemische processen in de cellen van een individu.

Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3

Abiotische factoren: alle invloeden uit de levenloze natuur (temperatuur, wind, licht)

Samenvatting door F woorden 3 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou

Samenvatting Biologie Thema 1 en 2

Samenvatting Biologie stofwisseling. Begrippen 5,8. Samenvatting door S woorden 2 jaar geleden. 4 keer beoordeeld.

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof

6.3. Samenvatting door W woorden 3 december keer beoordeeld. 1. De indeling van de levende natuur. Domeinen

Samenvatting Biologie Thema 5 + 6

Biologie Thema 5 Ecologie

Samenvatting Biologie Thema 2

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2

Doelstelling 1: Je moet de organismen kunnen indelen in 4 rijken en van elk rijk de kenmerken kunnen noemen.

Biologie VWO thema: Planten Tweede deel. Docent: A. Sewsahai

1. Stofwisseling, assimilatie en dissimilatie

Aerobe dissimilatie = de afbraak van glucose (maar ook vetzuren en aminozuren) met behulp van zuurstof, waardoor energie vrijkomt om ATP te maken.

Antwoorden Biologie Planten

108 keer beoordeeld 10 maart Biologie samenvatting Thema 4

-Dissimilatie gebeurd stapje voor stapje. De chemische energie uit de stapjes wordt eerst gebruikt voor de

4,5. Samenvatting door L woorden 17 december keer beoordeeld. Biologie voor jou. 1. Vrije en gebonden energie.

Celmembraan (duh! dat maakt het een cel) Celwand Ribosomen (voor eiwitsynthese) Soms: uitsteeksels zoals flagel (zweepstaart)

Samenvatting Biologie Mens en Milieu

Samenvattingen. Samenvatting Thema 1: Stofwisseling. Basisstof 1. Organische stoffen:

In de ecologie bestudeert men de relatie tussen de organismen en het milieu waar ze voorkomen.

Taxonomen (ca. 1850): Organismen vertonen kenmerken van zowel planten als dieren. Wetenschappers gingen dus op kenmerken letten.

Ongeslachtelijke voortplanting : Een deel van een individu groeit uit tot een nieuw individu.

Samenvatting Biologie Biologie Hoofdstuk Ecologie Havo 4

*Een Heterotroof wil zeggen dat ze Organische stoffen nodig hebben om te kunnen leven. Deze nemen ze op uit de omgeving.

Samenvatting Planten VMBO 4a Biologie voor Jou

Samenvatting Biologie Thema 1 stofwisseling

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 en 10

Samenvatting Biologie Thema 2 ecologie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9, 'Fast Food Island' en Hoofdstuk 10, 'Ecologie'

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL]

BIOLOGIE Thema: Stofwisseling Havo

Invloeden uit milieu. In ecologie bestuderen we alle relaties tussen organismen en hun milieu (leefomgeving)

Boek 4 Thema 5 Ordening en Evolutie

Samenvatting Biologie Ecologie Thema 3

Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Scholen Gemeenschap Lelydorp [HHS-SGL) Docent: A. Sewsahai

Ongeslachtelijke voortplanting: een deel van een organisme groeit uit tot een nieuw organisme

1 Stofwisseling. JasperOut.nl

1. Biotische factoren (zijn afkomstig van andere organismen) - voedsel - soortgenoten - ziekteverwekkers - vijanden

THEMA 5 BOEK 4 ORDENING EN EVOLUTIE. Biologie HAVO Drs. L. Grotenbreg

6,1. Samenvatting door een scholier 1823 woorden 7 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Ecologie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Examen

Cellen aan de basis.

Verzuring ontstaat als spiercellen te weinig zuurstof krijgen. Bij inspanning wordt de spiercellenenergie (uit glucose) omgezet in bewegingsenergie.

Werkstuk Biologie Dierenrijk

Samenvatting Biologie Thema 3 Ecologie

Samenvatting Biologie Thema 4 - ordening - 1 vmbo kgt

GENETICA EN EVOLUTIE. Pearson Basisboek biologie VWO Hoofdstuk 3 Linda Grotenbreg (MSc.)

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3

E C O L O G I E Ecologie Factoren die invloed hebben op het milieu: Niveaus van de ecologie:

Antwoorden Biologie Hoofdstuk 1: Stofwisseling

Samenvatting Thema 5 Planten Brugklas Nectar

Samenvatting Biologie Thema 1, 2

Examen Voorbereiding Stofwisseling

Samenvatting Biologie Thema 2 Ecologie

Samenvatting Biologie Inleiding in de biologie

1 Stoffen worden omgezet. Stofwisseling is het vormen van nieuwe stoffen en het vrijmaken van energie. Kortom alle processen in organismen.

Begrippenlijst Biologie Soorten en Populaties/Ecosystemen/Evolutie. Hoofdstuk 2 Soorten en populaties

Samenvatting Biologie Energie

4,8. Samenvatting door een scholier 9133 woorden 19 augustus keer beoordeeld. Biologie voor jou. Hoofdstuk 1 (Ordening) Ordening in rijken

Samenvatting Biologie Hoofstuk 6: Ecologie

Samenvatting Biologie Thema 2 Ecologie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 5: planten

Samenvatting Biologie Ecologie/ mens en milieu/gedrag/ordening

PLANTEN. Basis maakt de vragen 1 t/m 35. Voor iedere vraag kan 1 punt behaald worden

Ordening. Planten Dieren Bacteriën Schimmels

Planten: vorm en functie 1. Ginkgo biloba

In planten vindt fotosynthese plaats:

Ordening. Bacteriën Schimmels Planten Dieren

Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen KGT

Ecologie is de wetenschap die relaties tussen organismen en hun omgeving bestudeert

Boombiologie. Basiskennis 1. Boomanatomie (1) Boomanatomie (3) Boomanatomie (2) Het samenstel van deze organen vormen samen een organisme: de boom

Aantekeningen Hoofdstuk 1: Vier rijken Vergelijken KGT

Hoofdstuk 5 Voeding en energie 5.1

Samenvatting Biologie Boek: Biologie voor jou

Ecosysteem voedselrelaties

1. In welke 4 rijken worden organismen ingedeeld? 3. wat is de functie van de celkern in een cel?

LEVENSGEMEEN SCHAPPEN

Biologie voor jouw Havo 5 Hoofdstuk 3: Mens en milieu

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4 Ordening

Hoofdstuk 1 Doelstelling 1: Stofwisseling (metabolisme): het geheel aan chemische processen in een cel. Via passief en actief transport nemen cellen

Samenvatting Biologie Thema 1 inleiding in de

Biologie Hoofdstuk 2 Stofwisseling

Voorbereidende opgaven Kerstvakantiecursus

Antwoorden door een scholier 1825 woorden 28 februari keer beoordeeld

Bouw zaadplanten. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

13 Energietransport in cellen

Mitose is een ander woord voor gewone celdeling. Door gewone celdeling blijft het aantal chromosomen in lichaamscellen gelijk (46 chromosomen).

Transcriptie:

Samenvatting Biologie Boek 5 Samenvatting door een scholier 2472 woorden 17 september 2016 0 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Ordening in rijken Taxon: groep organisme. Studie van regels, wijze waarop groepen ingedeeld worden: Taxonomie. Systematiek: indelen organismen volgens ordeningssysteem door indelingscriteria; morfologische, anatomische en biochemische kenmerken. Autotroof: zelfvoedend (fotosynthese) Heterotroof: ander nodig voor voedsel AFKOrting FAMILIE GEStOORT: Afdeling, Klasse, Orde, Familie, Geslacht (genus), Soort (species) Wat is een soort? Soort: organismen die in staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare nakomelingen voort te brengen (onder natuurlijke omstandigheden) / de grootste verzameling van populaties waartussen een effectieve uitwisseling van genen plaatsvind. Populatie: groep individuen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leven en samen een voortplantingsgemeenschap vormen. Uitwisseling van genen tussen twee populaties als tussen andere barrières zijn. Geslachtsnaam met hoofdletter soortaanduiding met kleine letter hoofdletter onderzoeker bv. Bellis perennis L. Bacteriën Chromosoom geen eiwitmoleculen Voorplanting door deling > onder gunstige omstandigheden snel > pathogene bacteriën ook Conjugatie: plasmide > DNA-replicatie > plasmide naar andere bacterie > uitwisseling genen Peptidologycaan: stof celwanden alleen bij bacteriën Grampositief: absorberen violette kleurstof aan celwanden, gramnegatief omgekeerd https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-biologie-boek-5 Pagina 1 van 12

Cyanobacteriën: chlorofyl + blauwe pigmenten > waterbloei Endospore: DNA van bacterie + cytoplasma - water. Omgeven door cyste > ongunstig omstandigheden Schimmels geen chlorofyl Gisten: eencellig voorplanting: knopvorming Veelcellige: mycelium: netwerk schimmeldraden / hyfen (soms tussenschoten) chitine: hoornachtige stof waaruit ook uitwendig skelet geleedpotigen bestaat voortplanting: sporen (haploïd)> hyfe > mycelium (paddenstoel) geslachtelijk: mycelia + mycelia = 2 kernen, onderkant hoed versmelten Planten celwand: cellulose Sporenplanten: deling door sporen Wieren: geen wortels/stengels/bladeren, haploïd veelcellig (spiraalwier, ulva, blaaswier) of eencellig (boomalg) groenwieren, roodwieren en bruinwieren thallus: blad van wieren plankton: verzamelnaam micro-organismen water fytoplankton: plantaardig > groep: diatomeeën zoöplankton: dierlijk korstmossen: schimmels + algen conjugatie Mossen: stengels/bladeren, geen wortels levermossen: vochtig, schaduw, oevers bladmossen: grote groepen Paardenstaarten, varens: wel wortels Vaatplanten: hebben hout- en bastvatenpaardenstaarten, varens Zaadplanten: grootste deel cyclus diploïd, alleen geslachtscellen haploïd naaktzadigen: zaden tussen schubben bv naaldbomen bedektzadigen: zaden in vruchten (meestal platte bladschijf) bv gras Dieren Bilateraal (tweezijdig) symmetrisch: lichaam slechts op één manier in twee gelijke helften te verdelen Radiaal (straalsgewijs) symmetrisch: holtedieren, veel symmetrische vlakken Assymetrisch: geen symmetrisch vlak https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-biologie-boek-5 Pagina 2 van 12

Exoskelet: uitwendig skelet (mossel, insect) Endoskelet: inwendig skelet (inktvis, mens0 Eencellige dieren: zoet water, kloppende vacuolen amoebe: verandert van vorm, fagocytose, voedingsvacuolen pantoffeldiertje: meer organellen, trilhaartjes, voedsel celmond > celslokdarm > voedingsvacuolen. Onverteerd > celanus oogdiertje: lange zweephaar, oogvlek > lichtgevoelig dan cholorofyl Weekdieren: tweekleppigen: schelp uit twee delen, slakken, inktvissen Geleedpotigen: duizendpoot (segmenten), kreeft, spin, insect groei door vervelling > metamorfose Gewervelden: vissen, amfibieën, reptielen, vogels, zoogdieren Thema 2 Evolutie De evolutietheorie Evolutie: ontwikkeling van levensvormen op aarde. (Neodarwinistische) evolutietheorie. Jean de Lamarck > geleidelijke verandering soorten. Charles Darwin > diversiteit in genotypen, natuurlijke selectie en soortvorming door reproductieve isolatie draagkracht: hoeveelheid organismen er in een groep kunnen selectiedruk: grote draagkracht > weinig druk geëvolueerde soort: mutanten blijven leven door grotere overlevingskans Creationisme: theorie van de schepping (religie) Fossielen Fossielen: versteende overblijfselen van organismen of afdrukken in gesteenten door sedimenten. Paleontologie: wetenschap. Radio-isotopen: meting dmv halfwaardetijd Gidsfossielen: tonen leeftijd gesteente aan ipv andersom Argumenten voor evolutie Vergelijkende anatomie: homologe organen: dezelfde grondvorm, gelijke embryonale ontstaanswijze > verschillende functies. verwantschap analoge organen: niet dezelfde grondvorm >zelfde functies ontstaan. geen verwantschap rudimentaire organen: niet meer tot ontwikkeling, geen functie Embryologie: bv. kieuwspleten bij een embryo van de mens Biochemie: samenstelling stoffen (bv DNA en eiwitten) Cytochroom c: enzym voor verbranding > alle dieren en planten > grote verwantschap Het evolueren van een soort Regelvan Hardy-Weinberg: genfrequentie blijft gelijk als er geen beïnvloedende factoren zijn p 2 + 2pq + q 2 = 1 p 2 = AA 2pq = Aa q 2 = aa https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-biologie-boek-5 Pagina 3 van 12

Overlevingskans: allel met hoogste overlevingskans neemt toe in populatie > micro-evolutie: verandering in genfrequentie. Macro-evolutie: ontstaan nieuwe groepen en soorten organismen Co-evolutie: mee-evolueren van andere soort Kleine groep met recessief gemuteerde genen > tot uiting in volgende generaties Sikkel-celanemie: afwijkende aminozuursamenstelling hemoglobine. Valine ipv glutamine > rode bloedcellen veranderen van vorm > snellere afbraak, minder zuurstoftransport. Homozygoot: dodelijk, heterozygoot: lichte anemie (bloedarmoede) (hoge weerstand malaria) Genetische drift: verandering genfrequentie door toevallige gebeurtenissen zonder selectievoordeel allelen. Migratie > allel met frequentie weg > verandering in samenstelling > afwijkende organismen Ontstaan nieuwe soorten Reproductieve isolatie: lange tijd geen voorplanting tussen individuen twee of meer populaties > geen genenuitwisseling geografische isolatie gedrag: vreemd baltsgedrag, in natuur sociaal / asociaal gedrag (alleen kunstmatig nakomelingen) tijd: geen zelfde seizoenen/ ritmes darwinvinken: verschillende snavels door verschillend voedsel na separatie eilanden De eerste levensvormen Oeratmosfeer: zonder zuurstof (net als nu uit vulkaanuitbarstingen). Organische stoffen door bliksem, UV, lava en botsing meteorieten. Biogenese: ontstaan leven uit levenloze materie > oersoep: door indikking na verdamping uit binnenzeeën > DNA Prokaryoten: alle fossielen ouder dan 1,4 miljard jaar. De eerste: anaëroob > energie door afbraak stoffen oersoep. Autotrofe organismen: geen stoffen meer nodig. Produceerden zuurstof > giftig > aëroob. Fotosynthese door nu cyanobacteriën. Eukaryoten: 1,5 miljard jaar geleden door endosymbiosetheorie > door instulpingen DNA/ER naar binnen, cyanobacteriën > chloroplasten, aërobe bacteriën > mitochondriën De verdere geschiedenis van het leven op aarde Kwastvinnigen: hieruit amfibieën ontwikkeld Naaktzadige planten: 250 jaar geleden hema 3 Energie Vrije en gebonden energie Vrije energie: kinetische energie Gebonden (potentiële) energie: opgeslagen energie Endotherm: vrije energie > chemische energie https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-biologie-boek-5 Pagina 4 van 12

Exotherm: energie vrij Organische stoffen: grote moleculen, anorganische stoffen: kleine moleculen Stofwisseling (metabolisme): geheel van chemische processen in cellen individu Assimilatie: klein > groot = endotherm koolstofassimilatie: CO2 + H2O > glucose door autotrofe organismen fosforylering: vrije energie + ADP + P > ATP Dissimilatie: groot > klein =exotherm ATP > ADP + P + energie ATP: nucleotide Enzymen Enzym (katalyseert stofwisselingreacties, verlaagt drempel) op substraat (achtervoegsel ase) > product reactiespecifiek: elk enzym op één (groep) stof enzymactiviteit: snelheid waarmee enzym reactie versneld co-enzym: benodigde ander organisch molecuul. Apo-enzym: eigenlijke enzymmolecuul Activeringsenergie: nodig voor overschrijden energiedrempel Enzym-substraatcomplex: substraat op actieve centrum molecuul > benodigde activeringsenergie verlaagd. Optimumkromme: verband tussen temperatuur en enzymactiviteit (nettoresultaat) Activator: verhoging enzymactiviteit door stoffen bindingen met molecuul. Complex wordt makkelijker gevormd Remstoffen (inhibitors): verlagen enzymactiviteit Concurrerende remming: remstof zelfde vorm als enzym, neemt plaats in. Reversebel Niet-concurrerende remming: remstof bindt buiten actieve centra, verandert ruimtelijke structuur. Terug wanneer weg Negatieve terugkoppeling bij omzetting threonine in isoleucine Aërobe dissimilatie van glucose Drie voorwaardes aërobe dissimilatie van glucose 2. 3. geleidelijk vrijkomen van energie vrijgekomen elektronen overgedragen op acceptormoleculen moet worden benut ATP-moleculen te bouwen 2NAD+ +e- + H+ > 2NADH Elektronentransportketen: elektronen doorgegeven in keten van reacties (bij oxidatieve fosforylering) Fotosynthese Fotosynthese: koolstofassimilatie door licht in bladgroen (fotosynthetische pigmenten, liggend in chloroplast) in foto-autotrofe organismen glucose > zetmeel zetmeel + joodoplossing > blauw chlorofyl: a en b. Belangrijkste pigment https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-biologie-boek-5 Pagina 5 van 12

NADP+: elektronenacceptor in chloroplast 6CO2 + 12H2O + lichtenergie > C6H12O6 +6 O2 + 6 H2O Andere assimilatie- en dissimilatieprocessen Overige assimilatieprocessen: Chemosynthese: koolstofassimilatie door energie vrijgekomen bij verbanding van anorganische stof (vastgelegd in ATP) voortgezette assimilatie: vorming van organische stoffen door vrijgekomen glucose door chemo-autotrofe bacteriën als zwavel, nitrificerende bacteriën (nitraat, nitraat) Koolhydraten: polymerisatie: monosachariden > polysachariden (zetmeel; opslag amyloplasten, cellulose, glycogeen) Eiwitten: glucose + stikstofhoudende ionen > aminozuur (energie door ATP) > proteïnen (polymeer aminozuren) Vetten: 1 glycerol + 3 vetzuren/fosforzuren > lipiden/fosfolipiden Anaërobe dissimilatie van glucose: dmv gisten Alcoholgisting: pyrodruivenzuur > ethanol Melkzuurgisting: pyrodruivenzuur > melkzuur Eiwitturnover: recycling eiwitturnover Het respiratoir quotiënt: verbruikt aantal zuurstof bij dissimilatie en ontstaan zuurstof RQ = aantal afgegeven koolstofdioxidemoleculen (voor pijl) / aantal opgenomen zuurstofmoleculen RQ aërobe diss : 1 = koolhydraten, 0.7 = vetten, 0.8 = eiwitten. Gem = 0.85 Basale metabolisme: stofwisselingsprocessen in rust doorgaand > O2-gehalte rust meten Homoiotherm: constante lichaamstemperatuur (vogels + zoogdieren) Poikilotherm: lichaamstemperatuur gelijk aan omgeving (meeste andere dieren) Kringlopen Producenten: autotrofe organismen Consumenten: heterotrofe organismen Reducenten: schimmels en heterotrofe bacteriën Thema 4 Planten Geslachtelijke voortplanting Geslachtelijke voorplanting zaadplanten via bloem: Meeldraad + stamper(s): voortplantingsorganen Helmknoppen: meiose > haploïde cellen > stuifmeelkorrels Zaadbeginsels: in vruchtbeginsel stamper. Hieruit ontstaan eicellen na meiose Kruisbestuiving: bestuiving van stuifmeel op andere plant van dezelfde soort Stuifmeelbuis: komt uit stuifmeelkorrel (na bestuiving) richting zaadbeginsel. Zaad: zaadbeginsel met zygote Vrucht: tijdens ontwikkeling zaadbeginsel > zaden https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-biologie-boek-5 Pagina 6 van 12

Ontkieming, groei en ontwikkeling Kiemplant: reservevoedsel uit zaadlobben (verschrompelen wanneer op), door enzymen amylum (zetmeel) > glucose. Plant boven grond > chlorofyl. Dicotylen: tweezaadlobbigen (bruine boon). Monocotylen: eenzaadlobbigen (maïs) Meristemen: enige plaats deling plant. Bevindt in groeipunten (toppen wortels en stengels) en in cambium Celstrekking: als cel buiten groeipunt komt. langwerpige groei door opname water in vacuolen (kleine > centrale) > wandstandig plasma > celdifferentiatie + celspecialisatie. Cambium: ringvormig meristeem zorgt voor diktegroei. Deling: 1 dochtercel in cambium > naar binnen toe bijgevormd > houtcellen (meer dan bast) > houtvaten 1 doochtercel buiten cambium > naar buiten bijgevormd > bastcellen > bastvaten Jaargrens: donkere zomerhout lichte voorjaarshout (geen groei winter). Jaarring: al hout in één jaar. Mergparenchum in midden samengedrukt door houtcellen > moeilijke onderscheiden jaarringen oudere jaren. Spinthout: houtvaten jonge jaarringen > vervoering water met opgeloste stoffen Kernhout: samengedrukte houtvaten > stevigheid Parenchymchellen: ipv houtvaten. Mergstralen in hout > radiaal transport (buitenkant naar midden van stam en andersom) deling mergstralen bast > kurkcambium > kurk (scheuren bast en schors) Auxinen: plantenhormonen voor lengtegroei licht invloed op concentratieverdeling > verlichte kant lager auxine > positieve fototropie (groei richting licht) geotropie: zwaartekracht als invloed groeirichting > negatieve geotropie: stengeltop tegen zwaartekracht in postieve geotropie: worteltop (concentratie boven optimum: verhoging > remming, stengel omgekeerd) Geïtoleerde planten: onvolledig ontwikkeld door te weinig licht, bleke stengels en bladeren Opname, afgifte, transport en opslag van stoffen Pallisadeparenchym: vooral hier fotosynthese Huidmondjes ( s nachts gesloten) + luchtholtes (intercellulaire ruimten): opname + afgifte CO2 en O2 door middel van diffusie. bij jonge planten en stengels door opperhuid (bij kruidachtige huidmondjes in opperhuid) kurkporiën: in schors houtige stengels. Diffusie naar en van centrale delen stengel Intensiteit fotosynthese afhankelijk van: bepaald door beperkende factor. Afleiden: hoeveelheid O2 opgenomen in licht in donker hoeveelheid en kleur licht CO2 en H2O temperatuur chlorofyl Houtvaten. Secundaire celwanden: door houtcellen. Cellulose en houtstof (lignine) tegen primaire celwanden (+middenlamel: transport). https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-biologie-boek-5 Pagina 7 van 12

Dwarswanden verdwijnen Ringvormige / spiraalvormige: groeiende plantendelen Netvormige: later gevormde houtvaten / hele primaire celwand bedekt > nodig voor zijwaarts transport Anorganische sapstroom: H2O + zouten van wortels > stengels > bladeren Bastvaten: Organische sapstroom: H2O + assimilatieproducten van bladeren > alle andere delen planten Dwarswanden blijven > openingen > celkernen verdwijnen > dode bastvaten dichtgedrukt Transport via celwanden wortel centrale cilinder: Capillaire werking poriën: water + opgeloste stoffen van bodem > wortels Actief transport door endodermiscellen > osmotische waarde centrale cilinder groter dan schors > osmose; water > centrale cilinder > kurkbandjes verhinderen terugstroming > worteldruk (water met opgeloste stoffen stijgt) Transport houtvaten: Verdamping water uit bladeren: huidmondjes open, buitenlucht geen waterdamp (voornamelijk uit celwanden) > capillaire werking vult water aan (uiteindelijk vanuit houtvaten in stengels) als soort draad capillaire werking door cohesiekrachten (H2O bij elkaar) + adhesiekrachten (H2O aan houtvvatwand) Waterstroom wortels > bladeren: passief transport Waterporiën: speciale orgaantjes die water naar buiten persen Watercultuur: onderzoeken welke mineralen plant nodig heeft. Spoorelementen nodig voor werking enzymen Zetmeel > sacharose: vooral s nachts, via bastvaten > andere delen plant Zaden + cellen verdikte delen: opslag reservestoffen. Amyloplasten: zetmeel Vacuolevocht: glucose, fructose en sacharose, eiwitten Druppels in cytoplasma: vetten, aleuronkorrels (eiwitten) Stevigheid en bescherming Stevigheid: Turgor Steunweefsels: skelerenchymvezels onstaan uit skelernchymcellen Tegengaan uitdroging: Cuticula Kurklaag Huidmondjes (onderkant) gesloten ( s nachts + droge omstandigheden) > sluitcellen > afname turgor > kleinere opening Turgor afhankelijk osmotische waarde. Verdamping, licht, CO2 gehalte Droge omgeving bladeren: klein oppervlak, dikke cuticula, weinig huidmondjes (diep verzonken), behaard Thema 5 Ecologie Organisatieniveaus van de ecologie Biotische factoren: invloeden levende natuur Abiotische factoren: invloeden levenloze natuur Organisatieniveaus: bestudering relaties organismen en milieu individu > populatie > levensgemeenschappen ecosystemen: natuurlijk begrensde gebieden > biotisch: levensgemeenschap, abiotisch: biotoop https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-biologie-boek-5 Pagina 8 van 12

biomen (vegetatiegordels): grote gebieden met bepalend klimaat voor soorten organismen (regenwouden, woestijnen etc.) biosfeer: gedeelte van aarde en dampkring bewoond door organismen Individuen Tolerantie: vermogen van organismen om schommelingen abiotische factor te kunnen verdragen Tolerantiegrens: uiterste waarde waarbij individuen van soort overleven. Werkt als beperkende factor buiten verspreidingsgebied Marcroklimaat: grote gebieden vrijwel zelfde klimaat (combinatie verschillende abiotische factoren), elk plekje ecosysteem: microklimaat - Poikilotherme dieren: 0 45 graden, homoiotherme: ook onder 0 graden Daglengte: zon boven horizon. Grote invloed, vooral voortplanting Koolzuur: CO2 in water Waterplanten: weinig stevige delen, huidmondjes bovenkant. Waterdieren: stromend water hoger zuurstofgehalte dan stilstaand Zand ten opzichte van klei: grotere bodemdeeltjes water minder goed vast te houden minder vruchtbaar (minder zouten) makkelijker doordringen wortels Humus: : voedingszouten + verbetert structuur bodem (voor zowel zand als klei) Uitspoeling: regenwater zakt naar diepere lagen door humusarme bodem. Humus nodig tegen uitspoeling Overige bodemeigenschappen van invloed: grondwaterstand, ph, zouten Populaties Competitie: concurrentie om voedsel, voortplanting, ruimte, of licht (evt door territorium) Coöperatie: balts/paring, voedsel, verdediging. Samenleven groepen tegen predatoren. Staten (insecten) > sterke taakverdeling Bepalen populatiedichtheid: (individuen eigen habitat / verschillend verspreidingspatroon) Kwadrantmethode: kwadrant uitgezet, aantallen geteld. Bij regelmatige verspreiding anders transect Lijntransectmethode: lengte route evenredig aan oppervlakte in gehele ecosysteem Merken en terugvangen: gevangen > gemerkt > 2 e vangst > % gemerkte dieren tweede vangst = % totale pop Populatiedichtheid afhankelijk factoren: Dichtheidsafhankelijke factoren: predatie, parasitisme, ziekte, voedselconcurrentie > negatieve terugkoppeling > biologisch evenwicht Dichtheidsonafhankelijke factoren: klimaat. Soort herstelt zich weer Immigratie / emigratie J-vormige groeicurve: groot geboortecijfer gunstige omstandigheden https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-biologie-boek-5 Pagina 9 van 12

S-vormige groeicurve: laag geboortecijfer gunstige omstandigheden Levensgemeenschappen Voedselketen : reeks soorten, elk een voedselbron voor volgende 1 e trofische niveau: autotroof/producent 2 e / 3 e / 4 e trofische niveau : heterotroof/consumenten van 1 e / 2 e / 3 e orde detritivoren: afvaleters > reducenten: mineralisatie (dode resten > anorgainsche stoffen) Symbiose: langdurig samenleven verschillende soorten mutualisme: beide soorten voordeel commensalisme: één soort voordeel, ander soort egaal parasitisme: één voordeel, één nadeel. Parasiet (soms soortspecifiek) leeft op gastheer Ecosystemen Nis / niche: rol van een soort in geheel van relaties in ecosysteem Bruto primaire productie: alle energie door producenten vastgelegd in biomassa Netto primaire productie: organische stoffen niet benut bij dissimilatie, benut door vorming nieuw weefsel Productiviteit: hoeveelheid energie vastgelegd in organische stoffen Pionierecosysteem: verwering > wind met fijne bodemdeeltjes > eerste diertjes tussen korstmossen Bodemvorming: humus (organische + anorganische stoffen + reducenten) door dode korstmossen Successie: verandering soortensamenstelling levensgemeenschap, zodat deze geleidelijk in andere overgaat. Climaxecosystemen: netto productie = afbraak weefsel > biomassa gelijk. Kringloop gesloten. Secundaire successie: humus al op bovenste laag. Kringloop stoffen open Toename biodiversiteit, gelaagdheid bodem Eenjarige planten (pionierecosysteem) > tweejarige / overblijvende planten (climaxecosysteem) Erosie: blootstelling bodem aan regen en wind. Bovenste laag bodem weg > geen humus > primaire successie Nederlandse ecosystemen: Duinen: weinig humus. Biestarwegrad > helm > kruidachtige planten > duinstruweel > duinbos Loofbos: strooisel > moslaag > kruidlaag > struiklaag > boomlaag. Naaldbos armer aan soort, onnatuurlijk Heide: door schapen in stand gehouden, boomstampjes geknabbeld Plassen: verlanding 2. 3. 4. waterplanten > dode plantenresten bodem > bodem opgehoogd oeverplanten vanaf kant > plas kleiner moerasplanten broekbos Thema 6 Mens en milieu Voedselproductie Optimale omstandigheden door: bemesting, bodembewerking en bescherming tegen ziekte en plagen uitspoeling: mineralen met regenwater naar diepere lagen kunstmest: mineralen uit bodem toegevoegd (stikstofhoudende en fosfaat). Stalmest: uitwerpselen + urine via gier > afgebroken door reducenten > mineralen vrij monocultuur : vergrote kans op plagen > chemische bestrijdingsmiddelen (pesticiden), vaak niet soortspecifiek insecticiden: insectenbestrijdingsmiddelen https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-biologie-boek-5 Pagina 10 van 12

herbiciden: onkruidbestrijdingsmmiddelen resistentie accumulatie: opstapeling persistentie (natuurlijke afbraak) > doorgegeven voedselketen biologische bestrijding: natuurlijke vijanden, lokken, vruchtwisseling/wisselteelt (bv aardappelcystenaaltjes) veredeling: gunstige eigenschappen geselecteerd voor kruising krachtvoer: energierijke stoffen + mineralen (+ geneesmiddelen + hormonen) De lucht Emissie: uitstoot van gassen (SO2 + NO na fossiele brandstoffen) Natte zuurdepositie: neerslag stoffen op aardoppervlak door regen. Onveranderd: door droge zuurdepositie. Verzuring: giftige stoffen opgelost in bodem > schaden wortels (opname) + bladeren > huidmondjes langer open > verdamping Stikstofarme bodem > soortenrijk Veroorzakers zure regen: industrie: olieraffinaderijen elektriciteitscentrales: stoken kolen of olie, radioactief afval (mutaties) verkeer bio-industrie: ammoniak (mestovershot) Ozon: reactie koolwaterstoffen en CO met NO Smog: vettige mist met O3 (ozon), SO2 en roet > korstmossenwoestijnen Broeikaseffect: atmosfeer/dampkring: broeikasgassen (CH4, H2O, CO2) zonnestraling doorlaten daarna tegenhouden > verwarming aarde stijging CO2 concentratie door verbranden fossiele brandstoffen en ontbossing ozonlaag: absorberen UV-straling, aangetast door (nu zachte) cfk s (koelinstallaties, blaasmiddel, drijfgassen). Gat ozonlaag: dun boven zuidpool. Water Eutrofiëring: hoeveelheid mineralen (door zelfreinigend vermogen) neemt sterk toe. Voedselrijk/eutroof water > verdwijning planten: alleen in voedselarm milieu leven overwoekerd door beter aangepaste soorten waterbloei: kroos + algen nemen toe > troebel > minder licht > planten onder water sterven > detritus neemt toe > overvloed witvissoorten (brasem) > eten zoöplankton (kleine dierlijke organismen als watervlooien) > nog meer algengroei > sterfte algen grote hoeveelheid detritus > reducenten vermeerderen > O2 gebrek > stinkend water vrijwel geen leven Waterzuivering: mechanische zuivering > voorbezinking > biologische zuivering > nabezinking > chemische zuivering rioolslib De bodem Zwerfbouw: bodem onvoldoende, van plaats veranderen Erosie: grond plantengroei verdwenen (bv door overbeweiden) bovenste laag humus weg > onvruchtbare grond Tropische regenwoud: genenpool. Verdroging: dalende grondwaterstand Bodemsanering: reiniging vervuilde bodem Katalysator: voor loodvrije benzine zodat geen lood meer langs weg is https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-biologie-boek-5 Pagina 11 van 12

Methoden afvalverwerking: recycling, compost, storten, verbranden: slakken als overblijfsel tegenhouden chemische stoffen Milieubeleid en milieubeheer Rookgasontzwavelingsinstallaties (giftige resten), evenwichtsbemesting, mineraalaangifte, mestinjectie, mestbank, areaalvergroting https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-biologie-boek-5 Pagina 12 van 12