M. van Tyghem inlichtingen m.vantyghem@caop.nl 070-3765764 - bijlage(n) REO/14.00172 briefnummer G.1.33 zaaknummer 21 maart 2014 verzenddatum Verslag van de vergadering van de werkgroep Reorganisaties van 13 maart 2014 (van 1300 tot 13.35 uur in de Sophiezaal van het Centrum voor Arbeidsverhoudingen CAOP - Lange Voorhout 13 te Den Haag). Aanwezig: van de zijde van Defensie: E.H. Dekker (voorzitter), F.R.H. van de Hoef, (), J.P. Tack (UBOF). van de zijde van de centrales: J.A. Kropf (CCOOP), M.C.G. Klaassen, S.H. Springer (ACOP), J.J.H. van Hulsen, J.A.F. Stassen (AC), P.J.G. van Sprang (CMHF). van het secretariaat: M. van Tyghem. Agenda (REO/14.00122) 1. Opening en mededelingen. 2. Verslag en actiepuntenlijst van de vergadering van 5 december 2013 (REO/13.00713). 3. Brief AC betreffende het verplaatsen van het Nationale Support Element (NSE) buiten de Nederlandse ambassade (REO/14.00104). 4. Rondvraag en sluiting.
Agendapunt 1: Opening en mededelingen De heer Dekker opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom. Hij deelt mee dat hij deze vergadering voorzit in de plaats van de heer Kreeftmeijer die verhinderd is. De centrales zeggen verheugd te zijn de heer Dekker terug te zien in de werkgroep REO. De heer Dekker antwoordt dat het genoegen wederzijds is. Agenda De heer Kropf vindt dat agendapunt 3 niet in de werkgroep REO behandeld dient te worden, maar in de werkgroep AFR. Het is geen reorganisatie. De heer Stassen is het hier niet mee eens. Hij wijst erop dat in de brief een duidelijk verband wordt gelegd met het beleidsvoornemen reorganisatie DCIOD 2014 (REO/14.00095). Volgens het AC loopt Defensie op dit reorganisatietraject vooruit. Daarom wil het AC deze brief in de werkgroep REO behandelen. De voorzitter stelt voor om deze discussie voort te zetten bij agendapunt 3. Dan kunnen de centrales aangeven wat hun visie is op deze brief en kunnen partijen bezien hoe zij daar verder mee om gaan. Agendapunt 2: Verslag en actiepuntenlijst van de vergadering van 5 december 2013 (REO/13.00713) Tekstueel Het verslag wordt vastgesteld. N.a.v. Blz.2 Digitale toezending DRP en De heer Springer informeert of aan de toezegging om alle DRP n digitaal aan de centrales aan te bieden is voldaan. De heer Tack antwoordt dat hij deze afspraak nogmaals via zijn adviseurs Organisatie en Formatie onder de aandacht heeft gebracht, maar dat het aan de defensieonderdelen zelf is om de DRP n vast te stellen en aan de centrales toe te zenden. Mochten de centrales een DRP missen, dan kunnen ze dat bij hem melden en dan zal hij het betreffende defensieonderdeel daarop aanspreken. De voorzitter voegt eraan toe dat het de verantwoordelijkheid is van de voorzitter van dit overleg dat de afspraak goed wordt nagekomen. Blz.3 Herinrichting Museaal Bestel Defensie De voorzitter merkt op dat de centrales onlangs een aangepaste personeelsparagraaf is toegezonden waarin de punten zijn verwerkt die in het technisch overleg aan de orde zijn gekomen. Dit moet nog in afrondende zin worden besproken. Blz.4 VRP Symbolon De heer Stassen zegt begrepen te hebben dat er nog geen overeenstemming is met de MC over de ICT. De afspraak was dat daar vóór 1 april 2014 overeenstemming over moest zijn. Dat was één van de voorwaarden om dit VRP om te zetten in een DRP. De ICT is echter nog steeds onderwerp van overleg met de MC en het ziet er naar uit dat daar een geschil over zal ontstaan. Dat betekent, aldus spreker, dat partijen in dit overleg kunnen concluderen dat er nog geen sprake kan zijn van een DRP, aangezien nog niet aan alle gestelde voorwaarden is voldaan. De voorzitter is het met deze conclusie eens. Als er geen overeenstemming is met de MC, dan kan het VRP nog niet worden omgezet in een DRP. 2/7
Blz. 9 Stapeling reorganisaties De heer Springer vraagt of al duidelijk is hoe Defensie om zal gaan met de reorganisaties uit de beleidsbrief van 2011 in relatie met nieuwe reorganisaties. Uit de toelichting van mevrouw Mol begreep hij dat daar begin dit jaar duidelijkheid over zou komen. De voorzitter zegt dat de centrales hier vóór de eerstvolgende vergadering schriftelijke informatie over zullen krijgen. Dan kan dit punt ook worden geagendeerd. Actiepuntenlijst 1. Voorlopige Voorziening vaststellen boventalligheid burgerpersoneel bij reorganisaties De Q&A s zijn met de centrales gedeeld. Actiepunt afvoeren. 2. VRP DTD 3. VRP EGB 4. VRP TGB 5. F 100 Motorenonderhoud Partijen wachten de uitkomst af van het informeel overleg op 9 april 2014. 6. VRP MLA Defensie zal de gevraagde informatie uiterlijk in de volgende vergadering aanleveren. Agendapunt 3: Brief AC betreffende het verplaatsen van het Nationale Support Element (NSE) buiten de Nederlandse ambassade (REO/14.00104) De heer Stassen schetst de achtergronden van de brief. Het AC hoorde van de achterban dat er wat stond te gebeuren bij het DCIOD. Voor het AC was dit geen verrassing. De centrale had net het beleidsvoornemen Reorganisatie DCIOD ontvangen (REO/14.00095) waarin werd aangekondigd dat een aantal NSE s zou worden opgeheven en dat er op andere plekken reducties zouden worden doorgevoerd. Dat beleidsvoornemen is voornamelijk gebaseerd op de evaluatie van het DCIOD. In die evaluatie staat dat het merendeel van de NSE-functies in het buitenland zal worden omgezet van burgerfuncties naar militaire functies. Zo krijgt men meer flexibiliteit in de organisatie en wordt voorkomen dat medewerkers jarenlang achter elkaar in het buitenland werken. Nadat het AC het beleidsvoornemen had ontvangen kwam het bericht van de NSE-medewerkers werkzaam op ambassade in Londen (3 vte) dat hun was meegedeeld: a) dat hun functie per 1 januari 2014 was vervallen en b) dat ze vanwege een organisatiebelang van het DCIOD de ambassade moesten verlaten. Navraag van het AC leerde dat de plaatsing buiten de ambassade niet te maken had met een organisatiebelang van het DCIOD, maar dat het ministerie van Buitenlandse Zaken hiertoe opdracht had gegeven. De medewerkers moesten de werkzaamheden dan maar vanaf hun woonplaats uitvoeren. 3/7
Naar aanleiding van de evaluatie van het DCIOD heeft de commandant Divisie F&L aangegeven dat men bij het opheffen van functies en het omzetten van de burgerfuncties naar militaire functies rekening moest houden met het burgerpersoneel dat op dit moment de werkzaamheden uitvoert. Daarbij heeft hij de commandant DCIOD opgedragen voor alle betrokkenen maatwerkoplossingen tot stand te brengen. Dat wordt door het AC van harte ondersteund. Het gaat om medewerkers die al jaren in het buitenland zijn geplaatst en al jaren deze werkzaamheden uitvoeren. Deze medewerkers worden nu niet alleen geconfronteerd met het verlies van hun functie terwijl het reorganisatieplan nog moet worden doorlopen, maar krijgen daarnaast nog eens te horen dat ze buiten de ambassade worden geplaatst. Deze verplaatsing betekent voor de medewerkers een forse achteruitgang in inkomen. Dat komt doordat de toelage die het ministerie van Defensie toepast veel lager is dan de toelage die het ministerie van Buitenlandse Zaken toepast. Het AC heeft in een informeel overleg de commandant DCIOD verzocht naar maatwerkoplossingen te zoeken, maar kreeg van de commandant te horen dat hij niet anders kon dan de bestaande Defensie regelgeving toe te passen. Voor het AC was dat aanleiding om deze brief te schrijven. Het AC is van mening dat als Defensie veranderingen in de organisatie wil doorvoeren, ze daar een traject voor moet volgen. Dat is in dit geval het reorganisatieplan DCIOD 2014. Dat plan is naar verwachting pas begin 2015 afgerond. Als defensiemedewerkers daarnaast nog geraakt worden door maatregelen van buitenaf, dan valt dit onder de algemene personele aspecten en daar dient met de centrales over gesproken te worden. Vanuit deze optiek vraagt het AC om voor de betrokken medewerkers maatwerkoplossingen te creëren die recht doen aan hun persoonlijke wensen en belangen. Wat het AC betreft, betekent dit: a) dat de medewerkers de toelage houden die ze hadden toen ze op de ambassade werkten en b) dat men in goed overleg met deze medewerkers gaat kijken hoe zij naar Nederland terug kunnen keren als hun functie is opgeheven. De heer Kropf zegt de inhoud van de brief van het AC te onderschrijven. Ook hij vindt dat rekening moet worden gehouden met de belangen van de burgermedewerkers die de werkzaamheden nu nog uitvoeren. Hij blijft echter bij wat hij eerder in de vergadering zei. Dit hoort niet in de werkgroep REO behandeld te worden, want dit is geen gevolg van een reorganisatie. Als partijen een afspraak willen maken over een algemene financiële maatregel, dan is daar de werkgroep AFR voor. De heer Van Hulsen merkt op dat uit de inleiding van de heer Stassen blijkt dat er een duidelijke relatie is met een reorganisatie. De enige kanttekening die men zou kunnen maken is dat men wat vroeg in het traject zit. Als Defensie een voorschot neemt op een reorganisatie, dan moet dit teruggedraaid worden en dan is er geen sprake meer van een reorganisatie, aldus de heer Kropf. Dan zou het hooguit, want het betreft twee of drie medewerkers, om een wijziging kunnen gaan die besproken moet worden met de medezeggenschap. Spreker ziet niet in hoe partijen, terwijl ze net een beleidsvoornemen ter informatie aangeboden hebben gekregen, een rechtspositionele beslissing kunnen repareren in een werkgroep REO. Daar is volgens hem de werkgroep AFR voor. De heer Van Hulsen heeft twee opmerkingen. Ten eerste is het aan het AC om te bepalen waar hij zijn brief geagendeerd wil hebben. Omdat het AC een duidelijk verband ziet met een reorganisatie, is dat in de werkgroep REO. Ten tweede gaat het om iets dat Defensie heeft aangekondigd, maar dat nog niet is geëffectueerd. De betrokken medewerkers zitten dus nog steeds op hun functie en dat betekent dat ze nog steeds recht hebben op alles wat bij die functie hoort. 4/7
De heer Van Sprang informeert of deze maatregel, het buiten de ambassade plaatsen van NSEpersoneel, niet al aan een andere overlegtafel aan de orde is geweest, bijvoorbeeld in de werkgroep AP of de werkgroep AFR. Volgens de voorzitter is dat niet het geval. Partijen bespreken in de werkgroep AFR de financiële en arbeidsvoorwaardelijke regelingen en die zijn hier niet aan de orde. Het gaat hier om de uitvoering van personeelsbeleid bij een verandering in de werkwijze van de organisatie. Als daar problemen bij ontstaan die het personeel raken, dan worden deze besproken in de werkgroep REO. Als partijen daar tot de conclusie komen dat er wat gewijzigd zou moeten aan een arbeidsvoorwaardelijke regeling, dan wordt het probleem overgeheveld naar de werkgroep AFR. Op de vraag van de heer Kropf of partijen dan voortaan alle maatregelen met gevolgen voor het personeel in de werkgroep REO zullen bespreken, antwoordt de voorzitter dat dit niet de bedoeling is. In de werkgroep REO komen alleen de personele aspecten aan de orde rond reorganisaties en veranderingen in de organisatie. Over de vraag wanneer er sprake is van een reorganisatie of van een verandering in de organisatie, kan discussie ontstaan. Dat gebeurt wel vaker. Dan bekijken partijen samen wat het geëigende orgaan is om de kwestie te bespreken. Een meerderheid van de centrales wenst het voorliggende probleem in deze vergadering te bespreken. Het voorstel is om voor een beperkte afgebakende groep tot maatwerkoplossingen te komen. Dat lijkt spreker een bespreekpunt voor deze vergadering. Dat laat onverlet dat de kwestie altijd nog overgeheveld kan worden naar de werkgroep AFR. Als partijen tot de conclusie komen dat dit nodig is, dan zal dit gebeuren. De heer Van Hulsen zegt niet te begrijpen wat de heer Kropf met zijn opmerking beoogt. Waarom zouden partijen deze kwestie nog een maand naar voren te schuiven? Dan duurt de onzekerheid voor de betrokken medewerkers alleen maar langer. De heer Kropf benadrukt dat zijn opmerking niets te maken heeft met tijd. Partijen discussiëren wel vaker over de vraag welk onderwerp aan welke tafel moet worden behandeld en hij is nog steeds van mening dat dit onderwerp hier niet thuishoort. Het probleem dat het AC aan de orde stelt is het gevolg van een stap die Defensie neemt, maar houdt geen direct verband met een reorganisatie. De heer Van Sprang stelt voor om te beginnen bij de oorsprong van het probleem. Het AC schrijft in zijn brief: In september 2012 heeft de commandant DCIOD het op de Nederlandse Ambassade te Londen geplaatste defensiepersoneel laten weten dat het NSE te Londen buiten de Nederlandse ambassade geplaatst zal worden. Waar is dit op gebaseerd? Waar staat dit? De heer Stassen legt uit dat de zaak is begonnen doordat het AC signalen kreeg van medewerkers dat zij ineens de ambassade uit moesten. Het is inderdaad de vraag of dit iets is voor de werkgroep REO. Daar valt over te discussiëren. Waar het AC echter op aanhaakt is op het beleidsvoornemen Reorganisatie DCIOD 2014. Vooruitlopend op dat reorganisatieplan worden nu al personeelsleden teruggehaald naar Nederland en aan de NSE medewerkers op de ambassade in Londen is zelfs al gemeld dat hun functie per 1 januari 2014 is vervallen. Dit is in strijd met de afspraken die partijen over reorganisaties hebben gemaakt. In die zin is de brief van het AC op zijn plaats in de werkgroep REO. Wat daar nog bij komt is dat diezelfde personeelsleden ineens de ambassade uit moesten. Deze medewerkers zijn dus dubbel getroffen. Het AC verwijst in zijn brief ook naar de opmerking van de commandant DF&L dat er, lopende de reorganisatie DCIOD, goede maatwerkoplossingen moeten worden getroffen voor het betrokken burgerpersoneel in het buitenland. 5/7
Het AC heeft dit in een informeel gesprek aangekaart bij de commandant DCIOD, maar kreeg te horen dat deze niets anders kan dan de bestaande Defensie regelgeving toepassen. Dat betekent dat de betrokken medewerkers de toelage buitenland krijgen zoals die geldt bij Defensie. Dat is een veel lagere toelage dan de toelage Dienst Buitenlandse Zaken Voorzieningenstelsel (DBZV) die ze voorheen kregen. Daar komt nog eens bij dat de functie van betrokkenen voorlopig in stand blijft, terwijl hun is gemeld dat hun functie per 1 januari 2014 is vervallen. Door deze tegenstrijdigheden weten de medewerkers niet meer waar ze aan toe zijn. Het AC wil voor deze NSE medewerkers in Londen graag maatwerkoplossingen afspreken. Het AC sluit niet uit dat dezelfde problematiek ook bij andere ambassades aan de orde is. De voorzitter begrijpt uit de brief van het AC dat in dit geval de procedures rondom reorganisaties niet zijn nageleefd. Er is voor de muziek uitgelopen. Dat is niet goed. De zal dit natrekken en aanpakken. Een tweede punt dat het AC aan de orde stelt gaat over de arbeidsvoorwaarden van de betrokken medewerkers. Daarbij geldt dat, zolang iemand op zijn functie zit en het opgedragen werk blijft verrichten, zijn arbeidsvoorwaardelijke positie intact moet blijven. Dit geldt ook voor de medewerker die dit werk niet meer op de ambassade doet, maar thuis. Voor de medewerkers die in dat geval zijn zal Defensie naar maatwerkoplossingen zoeken. De heer Stassen legt uit dat het, wat het AC betreft, geen optie is om de betrokken personeelsleden onder de regeling woonplaats-standplaats uit het Voorzieningenstelsel Buitenland Defensie te laten vallen. Dat is niet wat het AC aan maatwerkoplossing voor ogen staat. De voorzitter zegt dat gekeken zal worden naar de arbeidsvoorwaardelijke positie van de afgelopen jaren. Het maatwerk moet erop gericht zijn dat de persoon in kwestie er niet op achteruit gaat. Over de manier waarop dat geregeld zal worden, moet nog worden gesproken. De uitkomst hiervan zal in de volgende vergadering worden gemeld. Agendapunt 4: Rondvraag en sluiting VRP Poolen Niet Operationeel Dienstvervoer (REO/14.00143) De heer Van Sprang merkt op dat in de tijdsplanning van dit VRP bij de datum 13 maart 2014 de werkgroep REO vermeld staat. (noot secretariaat: het VRP is ter kennisname aan de werkgroep aangeboden) Sluiting De voorzitter sluit de vergadering. 6/7
Actiepuntenlijst bij het verslag van het overleg d.d. 13 maart 2014 Nr. Onderwerp Korte omschrijving acties Vindplaats Actienemer 1. Stapeling reorganisaties - schriftelijke informatie leveren - eventueel agenderen voor REO 10-04-2014 2. VRP DTD opnieuw agenderen z.s.m. na behandeling voorzieningenniveau in werkgroep AP 3. VRP EGB opnieuw agenderen z.s.m. na behandeling voorzieningenniveau in werkgroep AP 4. VRP TGB opnieuw agenderen z.s.m. na behandeling voorzieningenniveau in werkgroep AP 5. F 100 Motorenonderhoud bespreken in vergadering REO in aanwezigheid van DMO en CLSK: - beleidsvoornemen reorganisatie F 100 Motorenonderhoud (indien gereed) - evaluatierapport PPS F 100 (REO/13.00233) 6. VRP MLA centrales uiterlijk 10-04-2014 informeren over Nederlandse registratie DASH-8 vliegtuigen /MLA 7 Verplaatsen NSE buiten ambassade - zorgen dat procedures rond reorganisaties worden nageleefd - zoeken naar maatwerkoplossingen voor betrokken personeel blz. 6 agpt. 3 7/7