Aufgabe 1 a 1 Frankrijk, Monaco, Italië, Zwitserland, Oostenrijk, Slovenië, Duitsland en Liechtenstein 2 eigen antwoord 3 eigen antwoord



Vergelijkbare documenten
Kapitel 6 Urlaub zum Verlieben. Antwoorden. 1-2 vmbo-kgt Kapitel 6 Antwoorden

Grüß Gott! Guten Morgen! Guten Tag! Guten Abend! Ich heiße Wie heißt du? Das ist Max. Das finde ich auch. Kommst du auch aus Duisburg.

TOETS A A1 vmbo-gt(h), DEEL 1, SCHRITT 1-8. Luister naar het luisterfragment Neu im Fußballverein. Beantwoord de vragen in het Nederlands.

Ich möchte eine Fahrkarte nach Schwerin / bitte. Vormittags also.

lassen fahren finden

Test KAPITEL. Ich habe Angst, den Zug wieder zu

bringen ausleihen bezahlen wären denken auschecken das Handtuch das Problem das Missverständnis das Zimmer die Rechnung die Bettwäsche

Top 100 Duitse woorden

Kunde (vul de rol in het Duits in) 1 Guten Tag. 1 Groet terug.

haben / hatten / hätten können / konnten / könnten dürfen / durften / dürften werden / wurden / würden

Kapitel 8 Nervenkitzel

Samenvatting Duits Grammatica Duits

Werkwoorden TB 49. wissen = weten müssen = moeten fahren = rijden. Voorbereiding PW hoofdstuk 4 Duits DUK7 - werkblad 3

SPREKEN EN GESPREKSVAARDIGHEID

die Meldung bestätigen nicht jetzt

2 Kann ich dir helfen? 2 Ik voel me ziek. 3 Bist du hier im Urlaub? 3 Ja, je bent hier op vakantie.

vor hinter neben links um die Ecke am Ende hier dort nicht weit zwischen geradeaus rechts Dann bis später. Nach dem Weg fragen. Ja / das stimmt.

Neue Kontakte Kapitel 3 3de klas Redemittel

Test KAPITEL. Für diese harte Arbeit ist er wohl nicht

Idiom Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. Idiom Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. Test KAPITEL

TOETS A A1 VWO(H), DEEL 1, SCHRITT Luister naar Auf dem Münchner Viktualienmarkt. Kruis tijdens het luisteren het goede antwoord aan.

Naamvallen Tabel Begrijpen. Klas 3/4

5,5. Samenvatting door een scholier 543 woorden 19 juni keer beoordeeld. Prüfungsteil Schreiben. Schrijfvaardigheid formele brief

Samenvatting Duits Grammatica

Voltooid tegenwoordige tijd (D = Perfekt)

Duits - Havo 3 - Hoofdstuk 5 samenvatting

Antwoorden Duits Hoofdstuk 1

Samenvatting Duits Hoofdstuk 3 en 4 grammatica

Je werkt in een ijszaak op de boulevard van Scheveningen en een Duitse toerist spreekt je aan

Samenvatting door een scholier 1996 woorden 19 juni keer beoordeeld. Persoonlijk voornaamwoord. 1e nv ich du er sie es wir ihr sie Sie

Logboek bij de lessenserie over. Cengiz und Locke. van Zoran Drvenkar. Groep: Leden: Fragment:

Samenvatting Duits Hoofdstuk 2

2 Wie kann ich Ihnen helfen? 2 Je vraagt of zij/hij je kan doorverbinden met de heer Schröder?

Taaltips voor succesvol zakendoen in het Duits

Wir sind verwandt. Wir sind verwandt. Kann ich die Antworten haben. Kann ich die Antworten haben? die Cousine. die Nichte / die Cousine

Pascal Egbers gestorben am 12. Mai 2017

Neue Kontakte 1-2 thv. Spreekkaarten

gezellig Het was een leuke dag en het was leuk om deze dag te doen want beter Toppie leuk man het was prima Echt leuk Dag kan niet meer stuk

BRIEVEN VAN EEN DUITSE MOEDER AAN HAAR ZOON

Op het potje Aufs Töpfchen

k ga naar school ch gehe zur Schule

Stammtisch an der Küste

Alltag: Lesen KGT 2. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Willkommen und Abschied: 1J 2D 3E 4I 5C 6M 7R 8O 9Q 10B 11H 12K 13L 14A 15N 16P 17F 18G

Reizen De weg vinden. De weg vinden - Locatie. Ich habe mich verirrt. Niet weten waar je bent.

Sprechmittel Endlich Ferien!

Horeca Vak Opleidingen Eindopdracht. Time Management

Uiteenzetting Duits Duitse naamvallen

U hebt hier het activiteitenprogramma voor de periode van 20 juli t/m 2. augustus. Het zijn de activiteiten zoals deze georganiseerd worden door

Aantekening Duits Duitse grammatica

5,9. Samenvatting door een scholier 1371 woorden 4 november keer beoordeeld. * Duits * Uitspraak

Snel uw zakelijk Duits verbeteren, zonder saaie grammaticaregels uit uw hoofd te leren

Hueber Verlag 2012, Wat leuk! A1, Kopiervorlage, ISBN

Ruzie maken Streiten

Woordenlijst Nederlands Duits

Was machst du am liebsten am Wochenende? Spielst du ein Instrument? Ich lese gern. Ich kann schnell neue Informationen verarbeiten.

manege Nieuwvliet strandritten vakantiewoningen brasserie Strandritte Ferienwohnungen Brasserie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

- De site voor samenvattingen

1-2 vwo Vertalingen Redemittel. D Redemittel

Gegenbesuch des HBBK in Nijmegen. 15. Januar groepswerk en stadsbezoek. Gruppenarbeit und Stadtbesichtigung. Nijmegen is een heel mooie stad.

Zoals jullie afgelopen jaar geleerd hebben eisen voorzetsels een naamval.

Vwo 3 Kapitel 1 Fette Ferien

Aantekening hs1 Cijfers Das Notensystem en lager 6

Verleden tijd werkwoorden

Lost Cities Spielanleitung/Spielregeln. Brettspielnetz.de Team Copyright 2016 Brettspielnetz.de

Ich lese ein Buch. Ich lese ein Buch. Siehst du viel fern. Siehst du viel fern? Am Sonntag besuche ich meine Oma. Am Sonntag besuche ich meine Oma.

der Schreibfehler Ich freue mich auf eine gute Zusammenarbeit. Haben Sie alle meine von letzter Woche vorliegen?

Kapitel 3 Online. 6 der ICE-Zug 7 die Fahrkarte 8 das Gleis 9 der Bahnsteig 10 der Eisenbahnwagen

Persoonlijke correspondentie Brief

INHOUD Zo gebruikt u dit boek 4 Lees eerst dit! 5 Vorderingstabel 6 Week 1: dagplanning 7 Week 2: dagplanning 17 Week 3: dagplanning 25

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reisen Unterkunft. Unterkunft - Finden. Unterkunft - Buchen. Nach dem Weg zur Unterkunft fragen

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Om de weg naar je accommodatie vragen

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Om de weg naar je accommodatie vragen

Duits voor zelfstudie

Voorbeeld Instellingsexamen. Toets Duits Spreken/Gesprekken voeren B1

Dort finden Sie weitere Informationen. Am Ende des Korridors sind die Toiletten. Die Duschen befinden sich gegenüber.

TOETS VWO(H) 1 (A1) Schritt 1-16, Garmisch-Partenkirchen

Redemittel Kapitel 1 t/m 8 Neue Kontakte 3-Havo!! versie 5

Grammatica Jaar Ga dan naar Tools Duits Klas 1-2 Grammatica. Veel succes met het leren van de Duitse taal.

Samenvatting Duits H4 Einen guten Rutsch

VRAGENKAARTJES THE ISLAND OF ALL TOGETHER

Grammatica Jaar 1-2 & 3

Dort finden Sie weitere Informationen. Ich erkläre Ihnen / wo sich die Räume befinden. Am Ende des Korridors sind die Toiletten.

Samenvatting Duits H7 Eigener Herd ist Goldes wert!

Luister naar het gesprek tussen de verkoopmedewerker (Verkäufer) en de klant (Kundin). Je kunt de tekst meelezen.

6,6. Samenvatting door Y woorden 20 januari keer beoordeeld. Pagina 1 van 7

Aantekening Duits Sterke werkwoorden, zwakke werkwoorden en haben, sein en werden

Persoonlijke correspondentie Brief

Persoonlijke correspondentie Brief

morgen, übermorgen, morgen früh, heute Abend, Wann?

der Ball der Klub der Computer der Krimi der Film der Platz der Punkt der Schnee der Sport der Titel der Urlaub der Fußball

Kapitel 1 Sie wünschen?

2 Was möchten Sie? 2 Je wilt een brood kopen. 3 Welches Brot hätten Sie gerne? 3 Vraag welke soorten er allemaal zijn.

weiblich das Alter der Beruf

Bob Duijvestijn / Henk Mangnus. Schreibstunde. Schrijfvaardigheid Duits voor bovenbouw havo en vwo. Walvaboek

Transcriptie:

Kapitel 6 Unterwegs Antwoorden A Sehen Aufgabe 1 a 1 Frankrijk, Monaco, Italië, Zwitserland, Oostenrijk, Slovenië, Duitsland en Liechtenstein 2 eigen antwoord 3 eigen antwoord b rutschig der Fels das Seil die Hütte die Hürde geschafft ausrutschen Höhenangst Herausforderung Angst überwinden glad de rots het touw de hut het obstakel gelukt uitglijden hoogtevrees uitdaging angst overwinnen c Name: Dounia Alter: 13 Geburtsland: Marokko Wohnort: Duitsland Herausforderung: Sie möchte... in drei Wochen von Bayern nach Italien zu Fuß... die Alpen überqueren. 4 Ze heeft op school een flyer gekregen. Dit project vond zij een uitdaging. 5 Die Berge sind 3000 m hoch. Der Rucksack ist 17 Kilo schwer. Die Gruppe besteht aus einem Lehrer, zwei Studenten und fünfzehn Schülern. Dounia wandert heute in Deutschland. Morgen kommt sie in Österreich an. Heute ist sie 7 Stunden oder länger gewandert. Jeden Tag bekommt die Vierergruppe 7 Euro. Noordhoff Uitgevers bv Neue Kontakte, 6e editie Pagina 1 van 21

6 A, B, C 7 A 8 B 9 A 10 B 11 Bijvoorbeeld: Ja, hoewel ze nog tegenslag kunnen krijgen. Nee, dit is te moielijk voor haar. 12 Bijvoorbeeld: ziekte, slecht weer, ruzie... B Lesen Aufgabe 2 1 eigen antwoord 2 das Flugzeug het vliegtuig der Heißluftballon de luchtballon der Hubschrauber de helikopter das Segelflugzeug het zweefvliegtuig das Wasserflugzeug het watervliegtuig 3 4 Leonie lernt die Theorie. 1 Leonie fragt, ob sie einmal fliegen kann. 6 Leonie macht die Prüfung auf einem Doppelsitzer. 5 Leonie macht den ersten Alleinflug. 2 Leonie macht einen Orientierungskurs. 7 Leonie wird Pilotin. 3 Leonie wird Mitglied eines Vereins. 4 Voor het examen: opgewekt, maar had geen angst Tijdens het examen: vond ze het in de lucht onbeschrijfelijk mooi Na het examen: opgelucht en blij 5 Over de opbouw van de zweefvliegtuigen, meteorologie, luchtvaartrecht, hoe ze zich moet gedragen in noodsituaties. 6 Ze wil vervolgexamens doen en op haar zestiende haar vliegbewijs halen, zodat ze piloot kan worden. 7 der Alleinflug gründlich die Platzrunden eine Prüfung bestehen der Führerschein de solovlucht grondig een vlucht, waarbij je onder toezicht van je leraar bent en via de radio bereikbaar bent een examen slagen/ halen het rijbewijs (vliegbrevet) Noordhoff Uitgevers bv Neue Kontakte, 6e editie Pagina 2 van 21

C Grammatik Aufgabe 3 1 en 2 worden 3 en 4 zullen 5 Bij du en er/sie/es/man. 6 Bij du: de e in de stam verandert naar i en de d van de stam verdwijnt (du wirst). Bij er/sie/es/man: de e verandert naar i en er is géén uitgang (er/sie/es/man wird). 7 Hij wordt morgen 14 jaar oud. 8 Wij worden wereldkampioen. 9 Zul jij ook in een hotel slapen? 10 Zult u de bus nemen? 11 Waarom wordt u ongeduldig? 12 Hij zal ons een kaartje sturen. 13 Waar zal je in de vakantie heengaan? 14 Zullen jullie een kamer met ontbijt nemen? 15 Ik hoop dat ik op Mallorca mooi bruin word. Aufgabe 4 worden zullen 1 Man wird hier verrückt. x 2 Wann werdet ihr da sein? x 3 Wie lange wirst du warten? x 4 Ich werde dich nicht abholen. x 5 Das Benzin wird immer teurer. x 6 Werden Sie mit dem Fahrrad fahren? x 7 Ich werde den Schlüssel nie finden. x 8 Mein Koffer wird so viel zu schwer. x Aufgabe 5 1 Wer wird dich abholen? 2 Wann werdet ihr uns besuchen? 3 Mit den Jahren wird man immer besser. 4 Ich werde den Koffer selber runtertragen. 5 In den Ferien werden wir nach Linz fahren. 6 Wann wird diese Straße endlich mal breiter? 7 Wirst du nach deinem Studium Flugbegleiterin? 8 Wann werden Sie uns die Schlüssel geben, Frau Böck? Aufgabe 6 1 Ich werde sie fragen. 2 Wirst du morgen 14? 3 Ich werde ein Taxi nehmen. 4 Werden Sie das Zimmer finden? 5 Die Reise wird zu lang. 6 Werdet ihr auch da sein? 7 Wir werden nach Hamburg reisen. 8 Wie lange wird Sarah schon zu Hause sein? Noordhoff Uitgevers bv Neue Kontakte, 6e editie Pagina 3 van 21

D Sprechen Aufgabe 8 In het fragment komen voor: Koffer von meinem Scooter irgendwo das Auto nehmen mit dem Schiff 50 Euro pro Nacht ein Taxi die Fahrkarten Aufgabe 9 1 Wo ist mein Schlüssel? 2 Ich habe schon zweimal das ganze Haus durchsucht. 3 Wir fahren mit dem Fahrrad. 4 Dann sind wir in einer Viertelstunde am Bahnhof. 5 Dann fahren wir mit dem Zug nach Stralsund. 6 Zum Glück haben wir ein Hotel mit Frühstück reserviert. 7 Ich freue mich schon auf die Reise. 8 Das Zimmer ist ohne Bad und ohne Dusche. Aufgabe 10 1 bis geen vraagwoord 2 Auto geen openbaar vervoersmiddel 3 Schiff vervoersmiddel op het water 4 Schlüssel geen auto 5 bleiben geen beweging Aufgabe 11 1 Haben Sie noch ein Zimmer frei? 2 Morgen fahren wir nach München. 3 Kommst du mit oder bleibst du lieber zu Hause? 4 Wie oft müssen wir umsteigen? Einmal oder zweimal? 5 Wie lange dauert die Reise? Ich denke, zwei Stunden. 6 Wirst du mir eine Karte schicken, wenn du auf Rügen bist? 7 Meine Freundin will unbedingt ein Zimmer mit Bad und Dusche. 8 Ich weiß noch nicht, wo wir schlafen. Wahrscheinlich in einem Hotel. 9 Wohin möchtest du am liebsten fahren? In die Schweiz, da gibt es viele Berge. 10 Wir haben ein Zimmer ohne Frühstück reserviert. Wir essen lieber etwas in der Stadt. Aufgabe 12 1 das Fahrrad 2 das Schiff 3 das Auto 4 der Scooter 5 der Zug Aufgabe 13 Waagerecht Noordhoff Uitgevers bv Neue Kontakte, 6e editie Pagina 4 van 21

2 wohin 3 Schiff 6 Fahrrad 8 Schlüssel 9 schlafen 11 Zimmer Senkrecht 1 zweimal 3 schicken 4 nach 5 Frühstück 7 Reise 10 Ferien Aufgabe 14 Jahresgedicht Im Januar, ich werd verrückt, der Schnee, er kommt, wir sind beglückt. Rodeln, Ski und Schneemann bauen für die Kinder, Männer und die Frauen. Alle sind vor Freud' erquickt, im Januar, ich werd verrückt. Februar, der zweite Monat, Mutter in gereizter Tonart, mit dem Staubtuch sie dann wedelt und das Wäschewaschen regelt, Fenster putzen, Boden wischen, abzieh'n Betten, Couch und Kissen, danach wird nur noch gebohnert, Februar, der zweite Monat. Im März, man glaubt es kaum, junges Grün, an Strauch und Baum, es wird gegraben und gesät über's Land ein Lüftchen weht wieder fröhlich wird der Traum im März, man glaubt es kaum. April, der Monat - weiß man nicht, wird's nun dunkel oder licht, draußen wird's noch nicht gemütlich, kleine Hunde sind sehr niedlich, bin ein schlimmer kleiner Wicht, April, der Monat - weiß man nicht. Ist der Mai auch noch so nass, in dem Monat gibt's viel Spaß, Regen gibt's, die Sonne lacht, Noordhoff Uitgevers bv Neue Kontakte, 6e editie Pagina 5 van 21

weiß man nicht, ob's stürmt, ob's kracht, etwas gibt's, man weiß nicht, was, ist der Mai auch noch so nass. Juni, Juli und August du in Urlaub fahren musst. Mit dem Auto, Bahn und Flugzeug, ein Reiseziel nun sucht euch, ob im Ausland, ob zu Hause, überall schmeckt uns die Brause. Schwimmen, Laufen bringt viel Lust, im Juni, Juli und August. September hat der Tage dreißig, wieder sind die Menschen fleißig. Nach Vergnügen und viel Lust du nun wieder schaffen musst. Es gibt Freude, ja das weiß ich, September hat der Tage dreißig. Oktober ist die Einmachzeit, der Baum verliert sein Blätterkleid, der Tag wird kurz, die Nacht wird lang, vor'm schlechten Wetter wird uns bang'. Schnupfen, Husten, Heiserkeit, Oktober ist die Einmachzeit. November, Monat Einsamkeit, wenig Menschen weit und breit, traurig ist es nun geworden, alle haben große Sorgen. An den Öfen tut man sitzen, Kälte dringt durch Fensterritzen. Alte Menschen tun uns leid, November, Monat Einsamkeit. Dezember ist des Jahres Ende, nun kommt bald die Jahreswende, vorher ist noch Weihnachtszeit, für die Kinder große Freud'. Geschenke gibt's, für all die Kleinen, ein Gedicht tun sie dann reimen und Musik wird dann gemacht, Silvesternacht wird Krach gemacht, dann erfassen wir die Hände, Dezember ist des Jahres Ende. Aufgabe 19 1 Wo werdet ihr in den Ferien hinfahren? Wir fahren mit dem Zug nach Berlin. 2 Seid ihr dann bei Oma? Nein, wir haben ein Hotel mit Frühstück gebucht. 3 Habt ihr ein Zimmer mit Bad und Das weiß ich nicht mehr. Jedes Zimmer Noordhoff Uitgevers bv Neue Kontakte, 6e editie Pagina 6 van 21

Dusche? ist mir recht. 4 Was kostet das Zimmer? 98 Euro pro Nacht. 5 Wie lange bleibt ihr? Bis meine Eltern wieder zu Hause sind. Sie sind heute nach Italien gefahren. 6 Gute Reise und viel Spaß! Danke. Ich freue mich schon auf unsere Reise. E Wörterbuch Aufgabe 21 1 der Abstand 2 der Führerschein 3 die Jugendherberge 4 der Besucher 5 fahren 6 een uitspraakvoorbeeld 7 de vervoeging van het werkwoord c Het internetwoordenboek geeft meer alternatieven; het gewone woordenboek geeft ook informatie over de context waarin een vertaling gebruikt wordt. d Nee, het programma geeft zowel het werkwoord 'gefallen' (bevallen, enz.) als het zelfstandig naamwoord 'Gefallen' (genoegen, enz.). F In der Klasse Aufgabe 22 1 Ze was ziek. 2 Hij wil het proefwerk verschuiven. Hij is zijn boek vergeten. Hij heeft geen pen. 3 Hij was bij de orthodontist. 4 krank 5 der Zettel 6 wiederholen 7 erklären 8 die Klassenarbeit 9 verschieben 10 Ich habe es nicht verstanden. 11 Können Sie den Termin verschieben? 12 Ich habe mein Buch vergessen. 13 Haben Sie einen Stift für mich? 14 Können Sie das übersetzen? 15 Entschuldigung, dass ich zu spät bin. Noordhoff Uitgevers bv Neue Kontakte, 6e editie Pagina 7 van 21

d Lehrer Guten Morgen! Ja, eigentlich schon. Danke. Setz dich. Wir haben gerade mit der Wiederholung angefangen. Aber natürlich. Du warst ja krank. Wie geht es dir? Es geht um Kapitel 6. Schau dir mal diese Übungen an, und wenn du Fragen hast, dann helfe ich dir. Hier, du kannst diesen nehmen. (Etwas später) Und? Alles in Ordnung? Nein, es ist aber ganz einfach. Ich erkläre es dir. Wo ist dein Textbuch? Komm dann bitte mit deinem Arbeitsbuch zu meinem Schreibtisch mit. Aber natürlich. Vielleicht bist du aber noch nicht ganz gesund. Schüler Guten Morgen, bin ich zu spät? Ich habe einen Zettel von meinen Eltern. Können Sie mal kommen? Ich habe eine Frage. Besser, danke. Worum geht es in der Klassenarbeit nächste Woche? Danke. Haben Sie einen Stift für mich? Nein, ich habe diese Aufgabe nicht gemacht. Ich habe die Grammatik nicht verstanden. Können Sie die Klassenarbeit verschieben? Ich habe mein Textbuch vergessen. Okay, danke. Liegt es an mir oder ist es hier sehr warm? Darf ich die Tür öffnen? Zum Schluss 1 1 Unsere Reise dauert acht Tage. 2 Wann kommst du in Hamburg an? 3 Wie lange bleibt ihr in diesem Hotel? 4 Im Sommer haben die Schüler Ferien. 5 Wohin möchtest du am Wochenende fahren? 6 Meine Eltern fahren morgen nach Dresden. 7 Wenn ich nach Borkum fahre, nehme ich das Schiff. 8 Wir fahren morgen nicht weg. Wir bleiben lieber zu Hause. 9 Morgens können wir im Hotel essen. Wir haben ein Zimmer mit Frühstück. 10 Ich muss noch bei der Information fragen, wie spät der Zug nach Köln fährt. 2 1 Werdet ihr das Hotel anrufen? 2 Das Hotel wird immer größer. 3 Wirst du mir eine Karte schicken? 4 Die Züge werden später ankommen. 5 Wo wird das Taxi auf uns warten? 6 Wer wird deinen Roller bezahlen? 7 Wir werden bis Montag bei Oma bleiben. Noordhoff Uitgevers bv Neue Kontakte, 6e editie Pagina 8 van 21

8 Werden Sie morgen auch frei bekommen? 9 Am Wochenende werde ich dich anrufen. 10 Ich weiß nicht, ob Paula zu uns kommen wird. 3 1 Wo wollen sie hin? 2 Welchen Schlüssel suchst du? 3 Kann ich bei euch schlafen? 4 Ich freue mich schon auf die Reise. 5 Haben Sie noch ein Zimmer frei? 6 Die sind doch erst heute nach Italien gefahren? 4 1 aufgeregt 2 froh / erleichtert 3 erleichtert / froh 4 zuerst 5 zu Fuß 6 schaffen Landeskunde Aufgabe 23 a Ampelmännchen in 1969 geplaatst in de Duitse Demoktratische Republiek Kenmerken: mollig en heeft een hoed Reden: geeft meer licht Nu in een paar Oost-Duitse steden ook Ampelfrauen. b 1 ma t/m vr 09:30-22:00, Za 10:00-19:00 (stand 2012) 2 eigen antwoord 3 pasta, snoepjes 4 eigen antwoord Aufgabe 24 a 1 A 2 A 3 B 4 C 5 B 6 C 7 B 8 A 9 A b 10 A 11 D 12 A Noordhoff Uitgevers bv Neue Kontakte, 6e editie Pagina 9 van 21

Aufgabe 25 1 Er is geen snelheidsbeperking. 2 afrit 3 wegrestaurant 4 sticker die je verplicht bent te kopen om gebruik te mogen maken van de snelwegen 5 in Zwitserland 6 om te gaan wintersporten 7 Winterberg Duitsland Garmisch-Partenkirchen Duitsland Gerlos Oostenrijk Zermatt Zwitserland Wolkenstein Zuid-Tirol, Italië Aufgabe 26 a der Stau die S-Bahn die U-Bahn die Stoßzeit der Stadtplan die Baustelle die Tankstelle die Sackgasse die Umleitung die Straßenbahn die Pauschalreise die Einbahnstraße die Fußgängerzone der Fremdenverkehrsverein de file de sneltrein de metro de spits de stadsplattegrond de wegwerkzaamheden de benzinepomp de doodlopende weg de omleiding de tram de all-in reis de eenrichtingsweg het voetgangersgebied de VVV b 1 2 3 4 5 E C A B D G Hören Aufgabe 27 1B 2 eigen antwoord 3 das Ampelmännchen die Durchsage die Feuerwehr geblitzt der Strafzettel schwäbisch de figuur op het verkeerslicht de mededeling de brandweer geflitst de bekeuring Zwabisch dialect 4 I C Noordhoff Uitgevers bv Neue Kontakte, 6e editie Pagina 10 van 21

II D III B IV A 5 F 6 R 7 F 8 F 9 F 10 F 11 R 12 F 13 F 14 F H Lesen Aufgabe 28 1 folder / forumberichten op internet 2 over verschillende vakantiekampen voor jongeren 3 Moviecamp Indianer / Mittelalter Musikcamp mit Profis arbeiten X X in Rollen schlüpfen X X in Zelten schlafen X zusammen Dinge unternehmen X X X auf dem Lagerfeuer kochen X etwas gemeinsam produzieren X X 4 Moviecamp: (maximaal) een week Abenteuercamp: wordt niets over gezegd Musikcamp: tien dagen 5 Jeunesse Musikcamp 6 Andenken souvenir 7 Erlebnis belevenis 8 Standorte standplaatsen, locaties 9 Zelte tenten 10 Mittelalter middeleeuwen 11 Handwerker werklui, ambachtslieden 12 Abenteuer avontuur 13 Proben repetities 14 Voraussetzung voorwaarde 15 öffentlich openbaar d Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Vorteil Nachteil Noordhoff Uitgevers bv Neue Kontakte, 6e editie Pagina 11 van 21

Moviecamp Film produzieren lieber nicht vor der Kamera Abenteuer spannende Zeitreise im Zelt schlafen Musikcamp professionelle Begleitung bin ich gut genug? I Grammatik Aufgabe 29 a dies- = deze, die/dit, dat welch- = welk/welke jed- = ieder/elk alle = alle b 9 De uitgangen zijn bijna identiek met der, die, das en die (meervoud). 10 Jed- (ieder, elk) heeft alleen enkelvoudsvormen. 11 All- (alle) heeft alleen een meervoudsvorm. Aufgabe 30 1 Jeder Zug war viel zu voll. 2 Welches Schiff meinst du? 3 Diese Reise war einmalig! 4 Welches Hotel hat dir besser gefallen? 5 Sind diese Zimmerschlüssel für mich? 6 Alle Scooter, die ich schön fand, waren viel zu teuer. 7 Jedes andere Fahrrad hat viel mehr Geld gekostet als meins. 8 Alle Zimmer haben einen Fernseher, ein Radio und ein Telefon. Aufgabe 31 1 Ist diese Fahrkarte noch gültig? 2 Welche Autobahn müssen wir nehmen? 3 Wer weiß, wem dieser Koffer gehört? 4 Inge, welche Telefonnummer hatte Henny? 5 Stehen denn heute wirklich alle Ampeln auf Rot? 6 Der Bus fährt jede halbe Stunde Richtung Zentrum. 7 Jeder Tourist sollte das Brandenburger Tor besuchen! 8 Gib es doch zu: Alle Stadtpläne sind dir ein Rätsel, oder? Aufgabe 32 Rolle A 1 Welches Hotel hat dir besser gefallen? Was meinst du damit? 2 Kennst du wirklich alle Telefonnummern auswendig? Rolle B Dieses Hotel, das hatte nämlich viel bessere Zimmer. Jedes Zimmer hatte zum Beispiel ein eigenes Bad und einen fantastischen Blick aufs Meer. Beinahe! Welche Nummer brauchst du denn? Noordhoff Uitgevers bv Neue Kontakte, 6e editie Pagina 12 van 21

Die vom Hotel. 3 Dieses Auto ist so furchtbar langsam! Vielleicht sollten wir in dieses Taxi umsteigen. Tut mir leid, diese Nummer weiß ich leider nicht. Ja, jedes Fahrrad fährt schneller! Ja! Nimmst du alle Koffer aus dem Kofferraum mit? Aufgabe 33 Bijvoorbeeld: Welche Schlüssel gehören dir? - Diese Schlüssel. War jede Reise ein Erlebnis? - Vor allem diese Reise. Sind alle Kinder mitgekommen? - Ja, jedes einzelne Kind. Aufgabe 34 1 Ist dieser Stuhl frei? 2 Alle Hotels sind voll. 3 Kaufst du dieses Fahrrad? 4 Welche Lampe nehmen wir? 5 Jedes Zimmer ist mir recht. / Jedes Zimmer finde ich prima. 6 Welcher Bus fährt ins Zentrum? J Sprechen Aufgabe 35 De volgende uitdrukkingen komen voor: Einfach oder hin und zurück? Entschuldigung, wo ist das Hotel Kastanienhof? Wie weit ist es denn? Ich werde diese Frau mal fragen. Kann ich die Zimmerschlüssel haben? Die liegt noch im Hotelzimmer. Kein Problem. Alle Koffer sind weg. Aufgabe 36 1 Das macht 34 Euro, bitte. 2 Haben Sie einen Stadtplan? 3 An der zweiten Kreuzung nach links und dann immer geradeaus. 4 Mit dir suche ich noch eine Stunde! 5 Wir sind doch schon ganz in der Nähe. 6 Selbstverständlich. 7 Wir haben leider keine Fahrkarte. 8 Ruf doch bitte mal schnell die Polizei an! 9 Tut mir Leid. 10 Beim nächsten Mal fahren wir ohne ihn! Aufgabe 37 1 Koffer, is geen vervoersmiddel 2 rufen, geen werkwoord dat beweging uitdrukt Noordhoff Uitgevers bv Neue Kontakte, 6e editie Pagina 13 van 21

3 Polizei, heeft niets met hotel of reizen te maken 4 Nähe, heeft niets met straat te maken Aufgabe 38 1 Woher kommen Sie? 2 Habt ihr mich gerufen? 3 Wann fährst du in die Schweiz? 4 Die Ampeln standen alle auf grün. 5 Ich möchte bitte sofort bezahlen. 6 Wir sind völlig falsch gegangen! 7 Seid ihr schon am Mittwoch angekommen? 8 Mein Vater liebt es, auf der Autobahn zu fahren. 9 Wie weit ist es noch bis Greifswald? 60 Kilometer. 10 Eine Fahrkarte nach Kiel, bitte. Einfach oder hin und zurück? Aufgabe 39 1 nach 2 nach 3 zu 4 nach 5 zu 6 zu 7 in 8 nach 9 zu 10 in Aufgabe 40 Waagerecht Senkrecht 1 Kreuzung 2 Zimmerschlüssel 5 weit 3 gesehen 7 schnell 4 Fahrkarte 9 einfach 6 Touristin 10 Nummer 8 links 11 geradeaus 13 rechts 12 Motorrad 14 Polizei 15 Bahn Aufgabe 41 A Entschuldigung, bist du von hier? Ja, wie komme ich zum Bahnhof? Welche, die an der Kreuzung? Ist es noch weit? Danke! B Ja. Suchst du irgendetwas? Der ist ganz in der Nähe. Siehst du die Ampel? Genau! Da gehst du nach links und dann immer geradeaus! Nein, nach zwei Minuten kannst du den Bahnhof schon sehen. Gern geschehen! Noordhoff Uitgevers bv Neue Kontakte, 6e editie Pagina 14 van 21

Aufgabe 43 1 Österreich 2 Tourist 3 kosten 4 Kastanienhof Aufgabe 46 1 G 2 E 3 B 4 A 5 C 6 H 7 D 8 F Aufgabe 48 1 Fahren wir zusammen? 2 Wie weit ist es denn? 3 Alle Koffer sind weg. 4 Woher kommst du? 5 Ich habe leider keine Fahrkarte. 6 Nein, ich nehme lieber die Bahn. 7 Ich werde diese Frau mal fragen. 8 Es sind ungefähr fünf Minuten bis zur Autobahn. Aufgabe 49 Bijvoorbeeld: A Entschuldigung, wo ist das Hotel Alpenrose? Nein. Ist es in der Nähe? Welche Ampel? Die an der zweiten Kreuzung? B Hast du einen Stadtplan? Ja. Siehst du die Ampel da? Ja. Da gehst du nach links und dann immer geradeaus. K Schreiben Aufgabe 52 a B b 5 veel foto's gemaakt 1 met de bus gereden 2 over het eiland gefietst 3 met het veerboot gevaren 7 gebarbecued en braadworst gegeten 4 een tocht met de stoomtrein gemaakt 6 met het schip naar de krijtrotsen gevaren Noordhoff Uitgevers bv Neue Kontakte, 6e editie Pagina 15 van 21

Aufgabe 53 1 Na een kort gesproken klinker schrijf je ss. 2 Na lang gesproken klinkers en tweeklanken (au, ai, äu, ei, eu) schrijf je een ß (Eszet). kurz lang Zwielaut 3 Wo ist mein Schlüssel / Schlüßel? x Schlüssel 4 Der Ruderkahn hiess / hieß Flipper. x hieß 5 Draussen / Draußen scheint die Sonne. x Draußen 6 Du musst / mußt hier nach links. x müssen 7 Die erste Strasse / Straße nach rechts. x Straße 8 Es war sehr heiss / heiß an dem Tag. x heiß 9 Wohin fahren diese Busse / Buße? x Busse Aufgabe 54 1 Ich vermisse dich. 2 Das Frühstück ist lecker. 3 Wir mussten mit der Bahn fahren. 4 Viele Grüße an deine Eltern! 5 Wir wohnen direkt am Strand. 6 Wir haben viele Fotos geschossen. 7 Die Klassenfahrt hat viel Spaß gemacht. 8 Wir haben uns Fahrräder ausgeliehen. 9 Um ungefähr sechs Uhr sind wir angekommen. 10 Es ist nicht zu heiß und die Sonne scheint regelmäßig. Aufgabe 55 1 Lieber Marc, 2 Wir haben Glück mit dem Wetter. 3 Wir haben ganz viele Fotos geschossen. 4 Wir sind um sechs Uhr angekommen. 5 Wir sind mit der Fähre gefahren. 6 Die Fahrt war interessant und hat viel Spaß gemacht. 7 Gestern haben wir uns Fahrräder ausgeliehen. 8 Morgen müssen wir schon wieder Abschied nehmen. Aufgabe 56 De persoonlijke brief 1 De aanhef 'Liebe / Lieber...' betekent 'Beste... ' 2 Lieber...' gebruik je bij een jongen 3 Liebe...' gebruik je bij een meisje 4 De datum schrijf je als volgt: den 23. Juni 5 De eerste zin na de aanhef begint met een kleine letter 6 Sla een regel over bij een nieuwe alinea 7 Na de afsluitende groet komt geen komma Noordhoff Uitgevers bv Neue Kontakte, 6e editie Pagina 16 van 21

Aufgabe 57 Bijvoorbeeld: Liebe Elisabeth, Berlin, den 14. Juni 2014 viele Grüße aus Berlin. Ich bin hier mit meiner Familie. Wir wohnen in einem Hotel mitten im Zentrum. Das Wetter ist gut, die Sonne scheint und es ist nicht zu heiß. Wir haben eine Fahrradtour gemacht, sind mit dem Boot auf der Spree gefahren und haben das Brandenburger Tor, die East Side Gallery und den Fernsehturm besucht. Alles macht viel Spaß! Viele Grüße an deine Eltern. Tschüs (eigen naam) Zum Schluss 1 1 Wo bist du in den Ferien gewesen? 2 Wollen Sie mit Kreditkarte oder bar zahlen / bezahlen? 3 Wann kommst du an? - Am 25. November. 4 Wo ist der Bahnhof? - Der ist ganz in der Nähe. 5 Kann ich bitte den Schlüssel / Zimmerschlüssel für Zimmer 155 haben? 6 Wann fährst du in die Schweiz? - Ich fahre morgen nach Bern. 7 Du fliegst morgen schon? Na, dann wünsche ich gute Reise! 8 Eine Fahrkarte nach Neubrandenburg, bitte. - Einfach oder hin und zurück? 9 Du fährst nicht nach links und nicht nach rechts, sondern einfach geradeaus. 10 Was für ein fantastisches Frühstück - frische Croissants, selbstgemachte Marmelade! 2 1 Welches Motorrad gehört dir? 2 Alle Busse fahren zum Bahnhof. 3 Sind diese Fahrkarten noch gültig? 4 Das weiß doch wirklich jedes Kind! 5 Alle Stadtpläne sind für mich ein Rätsel. 6 Weißt du, welche Bahn wir nehmen müssen? 7 Diese Ampel funktioniert schon lange nicht mehr. 8 Welcher Koffer ist schwerer, der kleine oder der große? 9 Jeder Tourist und jede Touristin muss die Kurtaxe bezahlen. 10 Müssen wir diese Kreuzung überqueren oder hier nach links? 3 1 Fahren wir mit dem Zug / der Bahn? 2 Ich freue mich auf das Hotel. 3 Wie lange möchtet ihr bleiben? 4 Kann ich bei Ihnen eine Fahrkarte kaufen? 5 Ich wünsche Ihnen schon mal eine gute Heimreise. 6 So ein Zufall. Wir reisen morgen auch nach Berlin. Noordhoff Uitgevers bv Neue Kontakte, 6e editie Pagina 17 van 21

4 1 lösen 2 öffentlich 3 veranstalten 4 das Zelt 5 die Probe 6 die Feuerwehr L Extra sehen Aufgabe 59 a 1 Dounia ist ein marokkanisches Mädchen. 2 Dounia wohnt in Deutschland. 3 Sie nimmt an einem Schulprojekt teil. 4 Sie will die Alpen überqueren. 5 Die Gruppe wird das zu Fuß machen. 6 Ihre Reise wird drei Wochen dauern. 7 Dusche Toilette Waschbecken warmes Wasser getrennte Waschräume ja X X nein X X X 8 C 9 A 10 B 11 B 12 B 13 A 14 B 15 B 16 A 17 C 18 B 19 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ze is een sterk meisje en heeft gevochten om haar doel te bereiken. Dat vind ik goed. 20 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ja, het lijkt me een spannende en avontuurlijke ervaring. Of: Nee, deze uitdaging is niets voor mij omdat ik het veel te zwaar zou vinden. 21 Naar eigen oordeel. M Extra lesen Aufgabe 60 1 informatieve tekst 2 over de ontwikkelingsgeschiedenis van de auto Noordhoff Uitgevers bv Neue Kontakte, 6e editie Pagina 18 van 21

3 eigen antwoord, bijvoorbeeld sinds 1885 / meer dan 125 jaar 4 Absatz 1 - Die Kutsche ohne Pferd Absatz 2 - Erfolg vom Fließband Absatz 3 - Autos für jedermann Absatz 4 - Nichts geht mehr ohne 5 Eigen antwoord, bijvoorbeeld sinds 1885 / meer dan 125 jaar. 6 De eerste auto had geen dak, wel één voorwiel en twee achterwielen. Het was net een koets zonder paard. 7 De productiekosten waren hoog, en de snelheid was lager dan die van een koets. 8 De productie werd sneller en goedkoper. 9 In het begin waren vrouwen alleen maar bijrijders, tegenwoordig besturen ze ook zelf de auto's (mits ze een rijbewijs hebben). 10 Robots die het werk uitvoeren en computers die alles besturen. c 11 staunen zich verbazen, versteld staan 12 Räder wielen 13 Erfolg succes 14 Erfindung uitvinding 15 Schrauben schroeven 16 Vergangenheit verleden 17 gesteuert bestuurd 18 verrückt gek Wiederholung Aufgabe 1 Rolle A 1 Unsere Eltern wollen umziehen. Nach Gera. Wir wollen nicht, aber wir haben keine Wahl. 2 Wollt ihr mitkommen? Wir müssen noch einkaufen. Das wisst ihr doch? 3 Soll ich die Tür abschließen? Ehrlich gesagt, nein, das weiß ich nicht. 4 Müssen wir noch spülen, bevor wir gehen? Das machen wir gerne für dich, das weißt du doch? Rolle B Wo wollen sie denn hin? Nein, da müsst ihr wohl mit, sehr schade! Wo wollt ihr denn hin? Nein, das wissen wir nicht, aber wir kommen schon mit. Ja, weißt du, wo der Schlüssel liegt? Hier, bitte. Na, es muss nicht sein, aber wenn ihr das machen wollt, sehr gerne. Ich weiß es, auf euch kann man sich verlassen. Vielen Dank. Noordhoff Uitgevers bv Neue Kontakte, 6e editie Pagina 19 van 21

Aufgabe 2 AlSt88 am Mittwoch, 16. August 2013 um 21:34 Ich suche einen Mitbewohner. Willst du dir mit mir eine nette Wohnung in Nürnberg Mitte teilen? Ein großes Zimmer mit Balkon und eine eigene Toilette, das alles nur für dich. Die Wohnung ist wirklich geil und sehr modern eingerichtet. Das haben meine Eltern geregelt. Sie sind superreich, und wir bekommen von ihnen sogar Geld für eine Putzfrau. Luxuriös, oder? Von dir erwarte ich gar nichts Besonderes, du musst nur die Miete pünktlich bezahlen. Bei wem solltest du dich melden? Bei Alex Strickling, 015233566174. Gruß Ruby18 am Sonntag, 28. August 2012 um 17:02 Hallo, ich finde deine Anzeige interessant. Wie komme ich zu dir? Ich möchte die Wohnung gerne sehen. Mein Bruder und ich sind Zwillinge und wollen uns das Zimmer teilen. Geht das auch? Ich komme aber erst mal ohne ihn, er liegt im Moment im Krankenhaus. Soll ich etwas mitbringen? Mein Personalausweis ist nämlich bei ihm. Lange Geschichte Gruß Renate Aufgabe 3 1 auf 2 neu 3 ohne 4 warm 5 leise 6 dunkel 7 leer 8 alt 9 geschlossen 10 billig 11 teuer 12 kalt 13 verkaufen 14 ausmachen 15 sauber 16 schön Aufgabe 4 1 Wo wirst du ein Hotel buchen? 2 Wer wird dich am Bahnhof abholen? 3 Wie lange werdet ihr bei Oma bleiben? 4 Wann wird der Bus in Köln ankommen? 5 In einer Stunde werden wir wieder hier sein. 6 Im März werden meine Eltern nach Weimar fahren. 7 Ich werde für das Frühstück extra bezahlen müssen. 8 Meine Cousine wird mit dem Zug nach Hannover fahren. Noordhoff Uitgevers bv Neue Kontakte, 6e editie Pagina 20 van 21

Aufgabe 5 1 Welche Ampel meinen Sie? 2 Dieser Stadtplan ist ja uralt! 3 Welches Hotel liegt am Strand? 4 Bernd, ist dieses Motorrad deins? 5 Das wollen alle Touristen sehen! 6 Jede Kreuzung hier ist gefährlich! 7 Woher hast du diese Karte, Ludwig? 8 Wirklich alle Koffer waren gestohlen. 9 Marie, welcher Schlüssel passt in die Haustür? 10 Jedes Zimmer hat ein eigenes Bad und einen Balkon. Aufgabe 6 Wohin möchtest du in den Ferien fahren? Fährst du mit dem Zug? Im Juli fahre ich nach Rügen. Ja, stimmt. Aber es ist sehr schön dort. Ich habe ein Zimmer mit Frühtück gebucht. Vier Tage. Ich möchte viel wandern und das Hotel hat Fahrräder, die man mieten kann. Im August möchte ich meine Oma in Leipzig besuchen. Ja, ich liebe Züge und es geht schnell. Am Nachmittag bin ich schon da. Und du? Hast du Pläne? Wirklich? Mit dem Schiff? Das ist aber eine lange Reise. Wie lange bleibst du? Das klingt super. Gute Reise! Aufgabe 7 1 verkeerslicht die Ampel 2 aankomen ankommen 3 snelweg die Autobahn 4 trein die Bahn 5 bus der Bus 6 enkeltje einfach 7 kaartje, ticket die Fahrkarte 8 rechtdoor geradeaus 9 motorfiets das Motorrad 10 Nederland die Niederlande 11 nummer die Nummer 12 politie die Polizei 13 reizen reisen 14 roepen rufen 15 sleutel der Schlüssel 16 snel schnell 17 Zwitserland die Schweiz 18 plattegrond der Stadtplan 19 ver weit 20 waarvandaan woher Noordhoff Uitgevers bv Neue Kontakte, 6e editie Pagina 21 van 21