snelheid in m/s Fig. 2



Vergelijkbare documenten
De hoogte tijd grafiek is ook gegeven. d. Bepaal met deze grafiek de grootste snelheid van de vuurpijl.

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt.

vwo: Het maken van een natuurkunde-verslag vs

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt.

Onderzoek doen. VWO versie. VWO-versie Onderzoek doen Versie NAAM:

Oefenopgaven versnelling, kracht, arbeid. Werk netjes en nauwkeurig. Geef altijd berekeningen met Gegeven Gevraagd Formule Berekening Antwoord

Fase 2: De waarnemingen Fase 3: De resultaten... 4

Grootheid: eigenschap die je kunt meten (met een meetinstrument) Eenheid: maat waarin de grootheid wordt uitgedrukt

Een kogel die van een helling afrolt, ondervindt een constante versnelling. Deze versnelling kan berekend worden met de formule:

Mooie samenvatting: Stencil%20V4%20samenvatting.doc.

Inleiding opgaven 3hv

Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden.

4 Vergelijkingen. Verkennen. Theorie en Voorbeelden

Titel: De titel moet kort zijn en toch aangeven waar het onderzoek over gaat. Een subtitel kan uitkomst bieden. Een bijpassend plaatje is leuk.

Natuurkunde - MBO Niveau 4. Beweging

Naam: Klas: Repetitie versnellen en vertragen 1 t/m 6 HAVO

Extra opdrachten Module: bewegen

CRUESLI. Een pak Cruesli heeft een massa van 375 gram. De bodem van het pak is 4,5 cm breed en 14 cm lang. 1. Bereken de oppervlakte van de bodem.

KLAS 5 EN BEWEGING. a) Bereken de snelheid waarmee de auto reed en leg uit of de auto te hard heeft gereden. (4p)

BEWEGING HAVO. Raaklijnmethode Hokjesmethode

OVERZICHT FORMULES: Eindexamen wiskunde vmbo gl/tl II. omtrek cirkel = π diameter. oppervlakte cirkel = π straal 2

VAK: natuurkunde KLAS: Havo 4 DATUM: 20 juni TIJD: uur TOETS: T1 STOF: Hfd 1 t/m 4. Opmerkingen voor surveillant XXXXXXXXXXXXXXXXXXX

oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgaven en uitwerkingen vind je op Oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgave 1.

2QGHU]RHNGRHQ. VWO-versie Onderzoek doen

-0,20,0 0,5 1,0 1,5 0,4 0,2. v in m/s -0,4-0,6

Space Experience Curaçao

Eindexamen vwo natuurkunde 2013-I

Werkblad 3 Bewegen antwoorden- Thema 14 (NIVEAU BETA)

Verslag Natuurkunde De snelheid van een karretje.

Eindexamen wiskunde B1 vwo 2002-I

OEFENEN SNELHEID EN KRACHTEN VWO 3 Na Swa

Extra opdrachten bewegen klas 2 HAVO

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2000-I

Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2)

Examen VWO. wiskunde B1. tijdvak 1 dinsdag 2 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

CRUESLI. Een pak Cruesli heeft een massa van 375 gram. De bodem van het pak is 4,5 cm breed en 14 cm lang. 1. Bereken de oppervlakte van de bodem.

Examen VMBO-GL en TL 2005

Samenvatting snelheden en

Examen VWO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Het opstellen van een lineaire formule.

NATUURKUNDE. Figuur 1

Relativiteitstheorie met de computer

Antwoorden Natuurkunde Hoofdstuk 2

y 2a 4b x x 5x 3x 15 8 Voorbeeld 1 Gegeven zijn de formules y 3x 2a 4b Druk y uit in x. Schrijf je antwoord zonder haakjes en zo eenvoudig mogelijk.

Een model voor een lift

KINEMATICA 1 KINEMATICA

NASK1 - SAMENVATTING KRACHTEN en BEWEGING. Snelheid. De snelheid kun je uitrekenen door de afstand te delen door de tijd.

Los de volgende vergelijkingen op. Rond eventueel af op 2 decimalen.

UITWERKINGEN OEFENVRAAGSTUKKEN 5 HAVO. natuurkunde

Hoofdstuk 1 Beweging in beeld. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Stevin havo deel 1 Uitwerkingen hoofdstuk 2 Versnellen ( ) Pagina 1 van 20

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 donderdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

Examen VWO. wiskunde B1. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur

Hoofdstuk 1 Beweging in beeld. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Examen VMBO-KB 2005 WISKUNDE CSE KB. tijdvak 2 dinsdag 21 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

2.1 Onderzoek naar bewegingen

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2, Beweging

10 m/s = 36 km/h 5 km = 5000 m 4 m/s = 14,4 km/h. 15 m/s = 54 km/h 81 km/h = 22,5 m/s 25 m/s = 90 km/h

Stevin vwo deel 1 Uitwerkingen hoofdstuk 2 Versnellen ( ) Pagina 1 van 25

ATWOOD Blok A en blok B zijn verbonden door een koord dat over een katrol hangt. Er is geen wrijving in de katrol. Het stelsel gaat bewegen.

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 2 dinsdag 23 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. wiskunde B1,2

Diagrammen Voor beide typen beweging moet je drie diagrammen kunnen tekenen, te weten een (s,t)-diagram, een (v,t)-diagram en een (a,t)-diagram.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2003-I

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2002-I

oppervlakte grondvlak hoogte

bij het oplossen van vraagstukken uit Systematische Natuurkunde deel VWO Hoofdstuk 2

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 2 dinsdag 21 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Natuurkunde. Lj2P4. Beweging

Naam van de kracht: Uitleg: Afkorting: Spierkracht De kracht die wordt uitgeoefend door spieren van de mens. F spier

Natuur- en scheikunde 1, energie en snelheid, uitwerkingen

Natuurwetten »NIEUWE NATUURKUNDE VWO6 »UITWERKINGEN. a. = b. = = c. = = = d. = = Boorplatform naar links, Dan afstand = = Kabel is dan dus uitgerekt!

Trillingen en geluid wiskundig

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 2 dinsdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

1 oppervlakte grondvlak hoogte

Meten is weten, dat geldt ook voor het vakgebied natuurkunde. Om te meten gebruik je hulpmiddelen, zoals timers, thermometers, linialen en sensoren.

Grootste examentrainer en huiswerkbegeleider van Nederland. Natuurkunde. Trainingsmateriaal. De slimste bijbaan van Nederland! lyceo.

B = 3. Eenparig vertraagde beweging B = 4. Stilstand C = 3. Eenparig vertraagde beweging

Havo 4 - Practicumwedstrijd Versnelling van een karretje

Samenvatting Natuurkunde Syllabus domein C: beweging en energie

De grafiek van een lineair verband is altijd een rechte lijn.

Eindexamen vmbo gl/tl wiskunde I

oppervlakte grondvlak hoogte oppervlakte grondvlak hoogte

Examen HAVO. wiskunde B1,2. tijdvak 2 woensdag 18 juni Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

vwo wiskunde b Baanversnelling de Wageningse Methode

Werken met eenheden. Introductie 275. Leerkern 275

10 m/s = km/h 5 km = m 4 m/s = km/h. 15 m/s = km/h 81 km/h = m/s 25 m/s = km/h. 2,25 h = h min 3 m/s = km/h 6 min = s

Formules voor Natuurkunde Alle formules die je moet kennen voor de toets. Eventuele naam of uitleg

Eenparige rechtlijnige beweging

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2004-II

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 8, Bewegen in functies

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 2 dinsdag 19 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen wiskunde B1 vwo 2008-II

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 1 dinsdag 25 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

GOOI DE SCHOOLSTRESS VAN JE AF!

Eindexamen wiskunde vmbo gl/tl II OVERZICHT FORMULES: omtrek cirkel = π diameter. oppervlakte cirkel = π straal 2

Examen VWO. Wiskunde B1 (nieuwe stijl)

Transcriptie:

Dit oefen-vt en de uitwerking vind je op Itslearning en op www.agtijmensen.nl 1. Oversteken. Een BMW nadert eenparig met 21 m/s een 53 m verder gelegen zebrapad. Ria die bij de zebra stond te wachten steekt dan op haar scooter versneld de 8,0 m brede weg over. Zij is net aan de overkant als de BMW het zebrapad passeert. Houd bij deze opgave geen rekening met de lengte van de scooter of met de breedte van het zebrapad. a. Bereken de tijd waarin Ria de overkant bereikt. b. Bereken de snelheid waarme zij aan de overkant aankomt. 2. Een steentje valt in het water. Je laat een steentje boven het water los waardoor deze versneld daalt. Na enige tijd valt hij in het 3,9 m diepe water en gaat gaat verder tot op de bodem. Een deel van de afstand-tijd grafiek is gegeven in figuur 1. a. Bepaal de versnelling tijdens de val door de de lucht. b. Bepaal de snelheid van het steentje in het water. c. Bereken hoeveel seconden na het loslaten het steentje de bodem bereikt. afstand in m 1,00 0,50 0,00 0,00 0,50 1,00 tijd in s 3. Een Ford. Van een Ford is de snelheid-tijd grafiek gegeven in figuur 2. a. Bepaal de vertraging tijdens het remmen. b. Bepaal de gemiddelde snelheid tussen 15 en 30 seconde. snelheid in m/s 4. Een bloempot valt van het balkon. Je bent 1,80 m lang en loopt met een constante snelheid van 1,5 m/s op straat. Een bloempot valt van het balkon op 4,00 m hoogte op je hoofd. Verwaarloos de luchtweerstand. a. Bereken de snelheid van de bloempot toen hij op je hoofd neerkwam. b. Bereken waar jij liep toen de bloempot begon te vallen. 5. Rondjes fietsen. (alleen voor havo) Je rijdt met 5,0 m/s over een rotonde. De diameter van jouw baan is 20,0 m. Je vriendje rijdt steeds 1,0 m naast je in de buitenbocht. a. Bereken hoe lang je over een rondje doet. b. Bereken de snelheid van je vriendje. 60 50 40 30 20 10 0 Fig. 2 Fig. 1 0 5 10 15 20 25 30 t in s 1

6. Onderzoek doen. (alleen voor havo) Jan wil de versnelling bepalen van een vallende dartpijl. Daarvan heeft een video gemaakt en met Coach afstand en de tijd uitgelezen. Hij voert de gegevens in bij het programma Grafische Analyse (afstand in m en tijd in s) en laat de computer een tweede graads grafiek tekenen. De formule is dan volgens de computer s(t) = 4,75.t 2 + 0,050. a. Jan weet dat bij een eenparig versnelde beweging de formule s(t) = ½.a.t 2 hoort. Vergelijk dit met de formule van de computer en bereken de versnelling van de dartpijl. b. Welke onderzoeksvragen hoort bij dit onderzoek? c. Beantwoord de onderzoeksvragen. 6. Onderzoek doen. (alleen voor vwo) Jan wil de versnelling bepalen van een recht omlaag vallende dartpijl. Daarvan heeft hij de afstand en de tijd gemeten. Voor een eenparig versnelde beweging geldt s(t) = 1/2at 2 elke grafiek moet Jan met behulp van deze meetgegevens tekenen om een rechte lijn te krijgen? b. Als Jan dat heeft gedaan blijkt de r.c. gelijk aan 4,75 te zijn. Bereken de versnelling van de dartpijl. c. Welke onderzoeksvragen hoort bij dit onderzoek? d. Wat is de conclusie van zijn onderzoek? ------------------------------------------- Einde -------------------------------------------- 2

Uitwerking Oefen-vt HAVO 4 en VWO 4, hoofdstuk 2, beweging versie 2011/2011 Let op! Als je iets moet berekenen en je weet niet hoe te beginnen gebruik dan de Systematische Probleem Aanpak SPA. Schrijf met symbolen op wat gegeven is (Geg.:), wat gevraagd wordt (Gevr.:) en de oplossing (). Bekijk wat voor probleem het is. Als er staat Bereken, bekijk dan wat voor probleem het is (willekeurig, eenparig, versneld, cirkel) en zoek de formules op in BINAS die je mag gebruiken. Als er staat Bepaal, dan moet je bijv. iets uit een figuur opmeten, in een grafiek aflezen en daarmee verder rekenen, de r.c. bepalen of de oppervlakte bepalen. 1. Oversteken. a. Geg.: v = 21 m/s, s(t) = 53 m. De BMW rijdt eenparig dus s(t) = v.t 53 = 21. t t = 53/21 = 2,52 = 2,5 s b. Geg.: s(t) = 8,0 m en t = 2,52 s Gevr.: v Ria versneld dus kun je gebruiken: a = v/ t en s(t) = ½at 2 s(t) = ½at 2 8,0 = ½.a.2,52 2 a = 2,51 m/s 2 Nu kun je pas a = v/ t gebruiken: 2,51 = v/2,52 v = 6,33 m/s = 6,3 m/s (De snelheid van Ria neemt dus toe van 0 tot 6,3 m/s) 2. Een steentje valt in het water. a. Leest af uit de grafiek: t = 0,40 s en s(t) = 0,77 m De steen valt versneld dus mag je gebruiken: s(t) = ½at 2 s(t) = ½at 2 0,77 = ½.a.0,4 2 a = 9,6 m/s 2 (Logisch dat het door de wrijving iets minder is dan de valversnelling van 9,81 m/s 2 ) b. Snelheid bepaal je met de r.c. van de afstand-tijd grafiek. Geg.: s(t) = 3,9 m 1,00 v = r.c.= (1,24-0,97)/(1,00-0,45) = 0,491 = 0,49 m/s. c. Geg: s(t) = 3,9 m en v = 0,491 m/s 0,50 De beweging is eenparig want de grafiek is recht dus mag je gebruiken: s(t) = v.t. 0,00 s(t) = v.t. 3,9 = 0,491. t t = 7,94 s De bodem wordt bereikt na 0,45 + 7,94 = 8,39 = 8,4 s afstand in m Fig. 1 0,00 0,50 1,00 tijd in s 3

3. Een Ford a. a = v/ t = (20-50)/(20-15) = 60 = (-)6,0 m/s 2 (dus een vertraging) 50 b. Gemiddelde snelheid v gem = s/ t 40 De afstand s bepaal je met de oppervlakte 30 1 + 2 = ½.5.30 + 15.20 = 75 +300 = 375 m 20 1 (Geef de opp. aan in de figuur door 10 2 het te arceren en met een nummer). 0 t = 30 15 = 15 s 0 5 10 15 20 25 30 v gem = s/ t = 375/15 = 25 = 3.10 1 m/s Fig. 2 4. Een bloempot valt van het balkon. a. Geg: Vrije val dus a of g = 9,81 m/s 2 (BINAS tabel 7) en s(t) = 4,00-1,80 = 2,20 m Gevr: v De beweging is versneld dus a= v/ t en s(t) = ½at 2 mag je gebruiken. a = v/ t kun je niet gebruiken om v te berekenen want je weet v en t niet, dus gebruik je eerst s(t) = ½at 2 2,20 = ½.9,81.t 2 t = 0,6697 s Nu weet je genoeg om a = v/ t te gebruiken: a = v/ t 9,81 = v/0,6697 v = 9,81. 0,6697 = 6,57 m/s. Dus de snelheid neemt toe van 0 m/s tot v = 6,57 m/s. b. Geg.: v = 1,5 m/s en t = 0,6697 s. Gevr: s(t) Opl: De beweging is eenparig dus s(t) = v.t = 1,5. 0,6697 = 1,00 m. 5. Rondjes fietsen. (alleen voor havo) a. Geg. v = 5,0 m/s en r = 20,0/2 = 10,0 m. Gevr. T. Het is een cirkelbeweging dus mag je gebruiken: v = 2πr/T v = 2πr/T 5,0 = 2π.10/T T = 12,57 = 13 s b. Je vriendje doet even lang over een rondje want hij rijdt naast je dus T is ook 12,57 s. De straal = 10 + 1 = 11 m v = 2πr/T = 2π.11/12,57 = 5,5 m/s 6. Onderzoek doen. (alleen voor havo) a. De theorie: s(t) = ½at 2 en de praktijk : s(t) = 4,75t 2 + 0,050 moet hetzelfde zijn! Dus ½a = 4,75 ofwel a = 9,50 m/s 2. (Het klopt niet perfect want jij vindt nog +0,050 en volgens de theorie moet dat +0 zijn. b. Wat is het verband tussen de afstand en de tijd van een wegrijdenden autol? Hoe groot is zijn versnelling. (Of: Met dit verband bereken ik zijn versnelling). c. Er is een tweede graads verband tussen de afstand en de tijd bij een wegrijdende auto. Zijn versnelling is 9,50 m/s 2. 6. Onderzoek doen. (alleen voor vwo) a. Vergelijk y = m. x + n Met s(t) = 1/2a. t 2 + 0 (constanten en variabelen netjes onder elkaar en vergelijk) Langs de y-as zet Jan s(t) en langs de x-as zet hij t 2. b. Zie a: In de bovenste vergelijking is de r.c. = 1/2a. 4,75 = 1/2a dus a = 9,50 ms -2 c. Wat is het verband tussen de afstand en de tijd van een vallende dartpijl? Hoe groot is zijn versnelling. (Of: Met dit verband bereken ik zijn versnelling). d. Er is een tweede graads verband tussen de afstand en de tijd bij een vallende dartpijl. Zijn versnelling is 9,50 m/s 2. snelheid in m/s t in s 4

5