TOEKOMSTVERKENNING MIRA-S 2009 Wetenschappelijk rapport Hoe omgaan met de complexiteit van milieuvraagstukken?



Vergelijkbare documenten
Inleiding. Doelstelling

Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland

Inleiding. Doelstelling

Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer

MIRA 2009 WETENSCHAPPELIJK RAPPORT

WETENSCHAPPELIJK RAPPORT MIRA 2009 DEELSECTOR GLASTUINBOUW

1. De uitdagingen waarvoor we staan

Advies betreffende impact van de bevolkingsgroei op ruimtegebruik op basis van de natuurverkenning 2030

TOEKOMSTVERKENNING MIRA 2009

TOEKOMSTVERKENNING MIRA 2009

NNV-bestuursstandpunt over de samenhang tussen klimaatverandering en energiegebruik

Marleen van de Westelaken Vincent Peters Informatie over Participatieve Methoden

Courtesy Vertaling. Onafhankelijk onderzoek naar de rapportageprocedure van het IPCC. Taakomschrijving

Het Klimaatdebat. 09/01/2013 Bart Strengers

onderzoek in transitie?

1 Beleidsscenario s. Hoofdlijnen

R E L I G I O U S J O U R N A L I S M C O M M U N I T Y O F P R A C T I C E T I L B U R G C O B B E N H A G E N C E N T E R

Folkert Buiter 2 oktober 2015

Inleiding. Johan Van der Heyden

Natuurverkenning 2030

Complexe blootstellingen in Vlaanderen visie vanuit het beleid Karen Van Campenhout VPO 21 mei 2019

Klimaatveranderingstand. wetenschap. Prof Wilco Hazeleger

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

Maken transities de wereld duurzamer?

bron : Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen PB C381 van 16/12/97

Vernieuwing geeft méér waarde aan medezeggenschap

Evaluatieonderzoek voor het natuurbeleid VVBB 19/9/06

Transport: referentie- en Europascenario

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

afgelopen jaren beweren vele professionele organisaties specifieke human resource (HR)

Minor Licht Verstandelijk Beperkt

MVO-Control Panel. Instrumenten voor integraal MVO-management. Extern MVO-management. MVO-management, duurzaamheid en duurzame communicatie

Belgisch Biodiversiteits Platforum

Leadership in Project-Based Organizations: Dealing with Complex and Paradoxical Demands L.A. Havermans

klimaatverandering en zeespiegelstijging Klimaatverandering en klimaatscenario s Achtergronden Prof Dr Bart van den Hurk

2) De voornaamste en meest frequente manier waarop vooruitgang gemaakt wordt in de

Prof. Gerbrand Komen. (ex-) Directeur Klimaatonderzoek KNMI. 12 Maart 2009 NNV Sectie Energie en Klimaat

1. HET DPSIR-MODEL : VOOR EEN GEÏNTEGREERDE AANPAK VAN DE

Gezondheid & Voeding

Slecht nieuws goed communiceren

Vakoverschrijdende eindtermen die van toepassing zijn tijdens de klimaatexcursie

Kritisch denken over complexe politieke problemen. Margarita Jeliazkova Instituut ELAN, Universiteit Twente, Enschede

Eindexamen filosofie vwo I

Opgave 2 Doen wat je denkt

Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen?

Eindexamen filosofie vwo 2002-I

Filosofie voor de Wetenschappen

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School

Kwetsbaar alleen. De toename van het aantal kwetsbare alleenwonende ouderen tot 2030

17 AUGUSTUS 2015 DUURZAAMHEIDSVRAAGSTUK MILIEUVERVUILING EN ALLERGIEËN. Actuele Topics in Aardrijkskunde GULIZAR HEYECAN 3SA2

Examenprogramma scheikunde vwo

Nieuwe evaluatieschaal voor de

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE?

Een onderzoeksvraag formuleren in vier stappen

Samenvatting. 1. Wat houdt het begrip internationale samenwerking in?

Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die

Antwoorden op veel gestelde vragen over de folder Chroom-6 en ziekten: wat is er bekend uit de wetenschap?

Samenvatting. Indicatoren voor ecologische effecten hangen sterk met elkaar samen

Goede zorg bevorderen. gezien vanuit de presentietheorie

Het Klimaatdebat. 09/01/2013 Bart Strengers

Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Achtergrond

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 1 13 PART 1: BACKGROUND TO QUALITATIVE METHODS IN PSYCHOLOGY

Scheikunde inhouden (PO-havo/vwo): Schaal, verhouding en hoeveelheid

Een exploratieve studie naar de relatie tussen geïntegreerd STEM-onderwijs en STEM-vaardigheden op secundair niveau

Hardell: mobiel bellen en hersentumoren aan de belzijde

Waarom welzijn? Over de ethiek van diergebruik en de waarde van welzijn

Pre-Academisch Onderwijs. Ontwikkelingslijnen en leerdoelen

Maatschappelijk verantwoorde technologieontwikkeling

Milieu en Gezondheid - Dialoog over wetenschap en beleid

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

NAV Gedragscode Ethisch verantwoord handelen bij de beroepsuitoefening

Beweging in veranderende organisaties

STEM. Visietekst van het GO! onderwijs van de. 28 november Vlaamse Gemeenschap

Scenariobenadering Sport Toekomstverkenning

Wetenschappelijk rapport MIRA 2009 Transport: visionair scenario

Klimaatverandering. Urgentie in Slow Motion. Bart Verheggen ECN

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Op weg naar de volgende generatie KNMI klimaatscenario s Albert Klein Tank et al.

Nederlandse samenvatting

INTERBESTUURLIJKE SAMENWERKING IN VLAANDEREN

Basiseducatie LEERGEBIED Maatschappijoriëntatie

STEM STEM. Wat? Waarom? Hoe? STEM kader. Science Technology Engineering Mathematics. Wetenschap Techniek Ontwikkeling Wiskunde

Niewsbrief nr. 3 / November 2014 Januari 2015

Nano: communiceren over onzekere of onbekende risico s

Wetenschapsethiek. Prof. dr. Marcus Düwell Departement Wijsbegeerte/Ethiek Instituut Studium Generale-reeks: Weten en Geweten 7 februari 2007

Zoals gezegd kent de monetaire manier van armoedemeting conceptuele en methodologische bezwaren en is de ontwikkeling van multidimensionele

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012)

Palliatieve Zorg. Onderdeel: Kwalitatief onderzoek. Naam: Sanne Terpstra Studentennummer: Klas: 2B2

Competenties met indicatoren bachelor Civiele Techniek.

MIRA 2012 Verspreiding van POP s

Communiceren over wetenschap. Geert Vanpaemel KU Leuven

Examenprogramma natuur, leven en technologie vwo vanaf schooljaar

Rechtsvorm en gebruik van LLP s en LLC s

Moet u eigenlijk wel rekening houden met consumenten?

Christina van der Feltz-Cornelis en Willem van Tilburg

SSamenvatting. 1. Introductie

STOA-REGLEMENT BESLUIT VAN HET BUREAU VAN 4 MEI gezien het STOA-reglement dat het Bureau op 19 april 2004 heeft goedgekeurd,

Fijn stof in Vlaanderen; gezondheidseffecten, oorsprong en reductiemaatregelen

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Transcriptie:

TOEKOMSTVERKENNING MIRA-S 2009 Wetenschappelijk rapport Hoe omgaan met de complexiteit van milieuvraagstukken? Milieurapport Vlaanderen Vlaamse Milieumaatschappij Van Benedenlaan 34 2800 Mechelen tel. 015 45 14 61 fax 015 43 32 80 e-mail mira@vmm.be website www.milieurapport.be

WR Complexiteit van milieuvraagstukken MIRA 2009 Auteurs Hans Keune, Bert Morrens en Ilse Loots, Departement Sociologie, Universiteit Antwerpen Experten Jean Hugé, Vakgroep Menselijke Ecologie, VUB Pieter Leroy, Faculteit Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen Erik Laes, Unit Transitie, Energie en Milieu, VITO Matthieu Crayé, EC DG Joint Research Centre, Ispra, Italië Leida Rijnhout, VODO vzw Nik van Larebeke, Vakgroep Radiotherapie en Kerngeneeskunde, Universiteit Gent MIRA-teamleden Jorre De Schrijver, Fre Maes Laatst bijgewerkt: november 2009 2

MIRA 2009 WR Complexiteit van milieuvraagstukken Inhoudsopgave Context: Toekomstverkenning milieu en natuur...5 Scenario s...5 Scenarioberekeningen en onderlinge samenhang...6 Samenhang MIRA-NARA...9 Inleiding... 10 Leeswijzer... 11 1 Complexiteit... 12 1.1 Wat is complexiteit?... 12 1.2 Kennis en meningen over complexiteit... 13 1.3 De complexiteit van klimaatverandering... 14 1.4 De complexiteit van milieu en gezondheid... 16 2 Complexiteitswetenschap... 19 2.1 Van real world problemen naar wetenschappelijk onderzoek... 19 2.2 Probleemdefinitie en objectiviteit... 20 2.3 Respect en reductie... 22 3 Wetenschap, overheid en maatschappij... 26 3.1 Beleidsrelevantie en interdisciplinariteit... 26 3.2 Scenariodesign... 29 3.3 Het voorbeeld van milieueffectrapportage... 30 3.4 Onderzoekskwaliteit en onderzoeksfuik... 32 3.5 Maatschappelijke vragen en betrokkenheid... 34 3.6 Beperkte openheid... 36 3.7 Voorzorgprincipe... 37 3.8 Communicatie... 40 Slotbeschouwing... 41 Praktische aandachtspunten... 42 Referenties... 44 3

WR Complexiteit van milieuvraagstukken MIRA 2009 Lijst figuren/tabellen Figuur 0.1: Stroomschema en samenhang van de scenarioberekeningen...8 Figuur 0.2: Verband tussen MIRA en NARA 2009: socio-economische verkenning, drie scenario s inzake milieu en drie landgebruikscenario s...9 Figuur 1: Dimensies van complexiteit van klimaatverandering...16 Figuur 2: Factoren van invloed op risicobeoordeling...17 Tabel 1: Het belang van kennis en maatschappelijk debat bij de definitie van milieuen gezondheidsvraagstukken...18 4

MIRA 2009 WR Complexiteit van milieuvraagstukken Context: Toekomstverkenning milieu en natuur Het Milieurapport (MIRA) 2009 en het Natuurrapport (NARA) 2009 verkennen gezamenlijk de toekomst van het leefmilieu en de natuur in Vlaanderen. Het doel is beleidsmakers en het geïnteresseerde publiek inzicht te geven in te verwachten evoluties van het leefmilieu en van de natuur in Vlaanderen bij bepaalde beleidskeuzen en binnen een gegeven socio-economische context. De toekomstverkenningen in beide rapporten baseren zich op dezelfde socioeconomische prognose, milieubeleidsscenario s, klimaatscenario s en landgebruikscenario s. Een wetenschappelijk rapport MIRA 2009 beschrijft uitgebreid de methoden, de scenario s en de resultaten van de toekomstverkenning. Het rapport onderbouwt het scenariorapport Milieuverkenning 2030 en is beschikbaar op www.milieurapport.be. Op deze website vindt u ook een context document die de ganse oefening situeert. Dit wetenschappelijk rapport is net als het scenariorapport kritisch nagelezen door een experten / lectorengroep. Scenario s MIRA 2009 maakt een toekomstverkenning van het milieu in Vlaanderen voor de periode 2006 2030 aan de hand van drie milieubeleidsscenario s: een referentiescenario, waarbij het beleid ongewijzigd wordt verdergezet; een Europa-scenario, waarbij bijkomende maatregelen worden genomen om Europese milieudoelstellingen voor de periode 2020-2030 te halen; een visionair scenario, waarbij verregaande maatregelen worden genomen om klimaatverandering sterk af te remmen en met het oog op een duurzame toekomst. Elk scenario bestaat uit een pakket beleidsmaatregelen waarvan het gezamenlijk effect wordt berekend. De milieuscenario s worden uitgetekend binnen éénzelfde socio-economische omgeving. De gebruikte socio-economische omgeving is op zijn beurt het resultaat van een toekomstverkenning naar verwachte demografische, sociologische en economische ontwikkelingen, opgesteld door het Federaal Planbureau. Daarnaast zijn ook klimaatscenario s tot 2100 ontwikkeld voor Vlaanderen, afgeleid uit internationale klimaatscenario s. Het basisjaar voor de scenarioberekeningen is 2006. Het voornaamste zichtjaar is 2030. Voor de berekeningen van de invloed van klimaat wordt 2100 als zichtjaar gehanteerd. De berekeningen inzake oppervlaktewater focussen op 2015 en 2027, aansluitend op de Europese Kaderrichtlijn water. De berekeningen gebeuren standaard gebiedsdekkend op niveau Vlaanderen, tenzij de beschikbare gegevens en/of modellen dit niet toelaten of anders vermeld. 5

WR Complexiteit van milieuvraagstukken MIRA 2009 Scenarioberekeningen en onderlinge samenhang De milieuscenario s zijn uitgewerkt voor de grote economische sectoren en leiden tot uitkomsten op niveau van emissies en energiegebruik. 1 Couder J., Verbruggen A. & Maene S. (2009) Huishoudens en Handel & diensten. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. 2 Lodewijks P., Brouwers J., Van Hooste H. & Meynaerts E. (2009) Energie- en klimaatscenario s voor de sectoren Energie en Industrie. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. 3 Overloop S., Gavilan J., Carels K., Van Gijseghem D., Hens M., Bossuyt M. & Helming J. (2009) Landbouw. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009 & NARA 2009, VMM, INBO.R.2009.30, www.milieurapport.be, www.nara.be. 4 Bergen D. & Vander Vennet B. (2009) Deelsector glastuinbouw. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. 5 De Vlieger I., Pelkmans L., Schrooten L., Vankerkom J., Vanderschaeghe M., Grispen R., Borremans D., Vanherle K., Delhaye E., Breemersch T. & De Geest C. (2009) Transport, referentie- en Europa-scenario. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. 6 Van Zeebroeck B., Delhaye E. & De Geest C. (2009) Transport, visionair scenario. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. De resulterende emissies en energiegebruiken volgens drie milieuscenario s worden geaggregeerd in de kernset milieudata MIRA 2009, beschikbaar op www.milieurapport.be. De milieukwaliteit resulterend uit deze emissies wordt voor twee milieuscenario s verder gemodelleerd in de verkenningen luchtkwaliteit. 7 Deutsch F., Fierens F., Veldeman N., Janssen S., Torfs R., Buekers J., Trimpeneers E. & Bossuyt M. (2009) Zwevend stof. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. 8 Van Avermaet P., Celis D., Fierens F., Deutsch F., Janssen L., Veldeman N., Viaene P., Wuyts K., Staelens J., De Schrijver A., Verheyen K., Vancraeynest L. & Overloop S. (2009) Verzuring. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. 9 Deutsch F., Fierens F., Veldeman N., Janssen S., Torfs R., Buekers J., Trimpeneers E. & Vancraeynest L. (2009) Fotochemische luchtverontreiniging. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. Daarnaast zijn toekomstverkenningen opgemaakt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater gebaseerd op de scenario s ontwikkeld in het stroomgebiedbeheerplan voor Schelde en Maas. 10 Peeters B., D Heygere T., Huysmans T., Ronse Y. & Dieltjens I. (2009) Kwaliteit oppervlaktewater. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. Verkenningen voor het landgebruik voor 2 milieuscenario s x 3 landgebruikscenario s zijn opgemaakt in: 11 Gobin A., Uljee I., Van Esch L., Engelen G., de Kok J., van der Kwast H., Hens M., Van Daele T., Peymen J., Van Reeth W., Overloop S. & Maes F. (2009) Landgebruik in Vlaanderen. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, NARA 2009, VMM, INBO.R.2009.20, www.milieurapport.be, www.nara.be. 6

MIRA 2009 WR Complexiteit van milieuvraagstukken Verkenning voor geluidshinder door verkeer, op basis van de verkenningen voor de sector transport is opgesteld voor twee milieuscenario s in: 12 Botteldoorn D., Dekoninck L., Van Renterghem T., Geentjens G., Lauriks W. & Bossuyt M., (2009) Lawaai. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport. Verkenning van klimaatverandering en waterhuishouding in Vlaanderen op basis van internationale studies en lopende nationale studies is opgesteld in: 13 Willems P., Deckers P., De Maeyer Ph., De Sutter R., Vanneuville W., Brouwers J. & ²Peeters B. (2009) Klimaatverandering en waterhuishouding. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, NARA 2009, VMM, INBO, www.milieurapport.be, www.nara.be. Overwegingen bij de complexiteit van toekomstverkenningen zijn opgesteld in: 14 Keune H., Morrens B. & Loots I. (2009) Hoe omgaan met de complexiteit van milieuvraagstukken? Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. Tot slot behandelt één studie de transitie naar een duurzame samenleving: 15 De Jonge W., Paredis E., Lavrijsen J. & Vander Putten E. (2009) Vlaanderen en de transitie naar een koolstofarme economie. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. 7

WR Complexiteit van milieuvraagstukken MIRA 2009 De onderlinge samenhang van voornoemde rapporten wordt geïllustreerd in figuur 0.1. Figuur 0.1: Stroomschema en samenhang van de scenarioberekeningen 8

MIRA 2009 WR Complexiteit van milieuvraagstukken Samenhang MIRA-NARA Op de twee milieubeleidscenario s referentie en Europa uit MIRA 2009 worden drie landgebruikscenario s geënt in de natuurverkenning NARA 2009: een scenario referentie, waarbij het beleid uit de periode 2000-2007 ongewijzigd wordt verdergezet; een scenario scheiden, waarbij de open ruimte verdeeld wordt tussen de gebruiksvormen ervan; een scenario verweven, waarbij de zorg voor natuur integraal deel uitmaakt van alle landgebruikvormen. De milieu- en de landgebruikscenario s worden uitgetekend binnen éénzelfde socioeconomische omgeving. Voor de resulterende scenario s (Figuur 0.1) worden de verwachte ontwikkelingen op emissies, brongebruik, milieutoestand en gevolgen voor gezondheid doorgerekend door middel van rekenkundige modellen. Figuur 0.2: Verband tussen MIRA en NARA 2009: socio-economische verkenning, drie scenario s inzake milieu en drie landgebruikscenario s Landgebruik Referentie (RR) Milieu en klimaat Referentie (R) Landgebruik Scheiden (RS) Socio-economische prognose Landgebruik Verweven (RV) Landgebruik Referentie (ER) Milieu en klimaat Europa (E) Landgebruik Scheiden (ES) Landgebruik Verweven (EV) 9

WR Complexiteit van milieuvraagstukken MIRA 2009 Inleiding Terwijl de wetenschappelijke kennis enorm gegroeid is in de moderne tijd, groeit ook het inzicht in haar beperkingen omwille van de complexiteit van veel fenomenen. De complexiteit beperkt begrip en voorspellingskracht en bemoeilijkt het vooruitblikken op mogelijk nadelige gevolgen van wetenschappelijke of technologische toepassingen. We willen hier geenszins afbreuk doen aan de waarde van wetenschappelijke kennis en informatie. Deze bijdrage nodigt uit om er constructief over te reflecteren. Binnen de wetenschappen zelf (bijvoorbeeld het bekende Santa Fé instituut in de VS) bestaat overigens steeds meer aandacht voor de complexiteit van voor wetenschap, beleid en maatschappij relevante fenomenen, zoals milieuvraagstukken. In dit rapport staat de vraag centraal hoe wetenschap, overheid en maatschappij best omgaan met complexe milieuvraagstukken. We gaan in op beperkingen van de traditionele benadering die als het gaat om milieuvraagstukken hoofdzakelijk gericht is op het onderzoeken van onderdelen van de complexiteit, zonder rekening te houden met het vaak onvoorspelbare samenspel van die onderdelen in de complexe realiteit. Niet alleen wordt hiermee een verkeerd beeld van die problemen gecreëerd. Ten onrechte wordt de schijn gewekt dat men de complexiteit onder controle heeft. Een alternatieve benadering gaat ervan uit dat de complexiteit van milieuvraagstukken nooit door één type expertise volledig gekend of begrepen kan worden. Samenwerking tussen uiteenlopende wetenschappelijke disciplines is dan ook noodzakelijk. Dit geldt dan zowel voor natuurwetenschappelijke als voor sociaal wetenschappelijke experten. We ook stellen vast dat de verzamelde kennis per definitie haar beperkingen zal blijven kennen. Bovendien moeten we ons erbij neerleggen dat er geen sprake kan zijn van de waarheid over complexe vraagstukken. Daarvoor is de materie te complex en bergt ze over het algemeen ruimschoots gelegenheid voor verschil van mening over die vraagstukken in zich. We kunnen ons bovendien de vraag stellen of enkel één bepaald type experten, bijvoorbeeld wetenschappers, het alleenrecht heeft zich over de interpretatie van die vraagstukken te buigen. Aangezien er altijd sprake zal zijn van interpretatie op basis van beperkte gegevens en begrip, is het legitiem dat ook andere groepen hun inbreng hebben. Het in vraag stellen van interpretaties vanuit verschillende hoeken zal het inzicht in de complexiteit aanscherpen. De kwaliteit van de kennis ligt voor een belangrijk deel in de kwaliteit van de discussie tussen alle relevante betrokkenen: the proof of science is in the discussion. Hiervoor is het van belang kritische massa te verzamelen en te investeren in een breedbeeld op de problematiek. Bovendien zal er gezocht moeten worden naar een ander soort interpretatie dan de traditionele wetenschappelijke benadering van wetenschappelijk bewijs. Er zal meer gedacht moeten worden in kwalitatieve dan in statistische termen als het gaat om het beoordelen van de gevolgen van milieuproblemen. Tevens zal er meer aandacht moeten zijn voor de betekenis van kennis over die vraagstukken: wat betekent het voor de maatschappij? Het bekende adagium the proof of the pudding is in the eating verplicht ons aan deze reflecties praktijkervaring te koppelen: het is comfortabel om vanuit een ivoren toren kritisch op de wereld te reflecteren, maar toepassing van dat gedachtegoed is natuurlijk essentieel als we de beleidspraktijk op constructieve wijze willen voeden. We willen dit doen door te reflecteren op onze praktijkervaringen in de sfeer van het Steunpunt Milieu en Gezondheid met voldoende aandacht voor zowel knelpunten als oplossingen. Hier wordt ervaring opgebouwd met het structureren van verschillende vormen van complexiteit. Het gaat onder meer om niet voor zichzelf 10

MIRA 2009 WR Complexiteit van milieuvraagstukken sprekende data, om ongelijksoortige beoordelingscriteria voor wetenschappelijke kennis en maatschappelijke interpretatie van die kennis, om wetenschappelijke onzekerheid en verschil van mening. Bij de interpretatie van gegevens bestaat zowel ruimte voor een inbreng van verschillende wetenschappelijke disciplines, als voor samenwerking en dialoog met beleids- en maatschappelijke actoren. Ook willen we refereren aan de klimaatproblematiek en meer bepaald het werk van het IPCC als praktijkvoorbeeld voor het omgaan met complexiteit en onzekerheid. Ten slotte hopen we dat dit alles inspirerend kan zijn voor andere auteurs van bijdragen in (toekomstige) MIRA-rapporten. Ook een toekomstverkenning vergt reflectie op domein- en discipline overschrijdende ervaringen en op knelpunten en dit in samenspraak met betrokkenen uit wetenschap, beleid en maatschappij. De inzichten over de nood aan interdisciplinaire dialoog en samenwerking tussen diverse actoren voor het genereren van beleidsrelevante kennis worden steeds breder gedeeld. Leeswijzer Na deze introductie gaan we in hoofdstuk 1 in op complexiteit. We gaan in op kenmerken van complexiteit en belichten kernelementen van kennis en meningen over complexiteit. We duiden complexiteit vervolgens nader aan de hand van twee voorbeelden: op het gebied van de klimaatverandering en op het gebied van milieu en gezondheid. In hoofdstuk 2 gaan we in op de vraag welke wetenschappelijke benadering van complexiteit meest verstandig is en welke betekenis we geven aan verschillende soorten kennis over de complexiteit. Hierbij wordt onder andere ingegaan op probleemdefinitie, objectiviteit en reductie. In hoofdstuk 3 besteden we aandacht aan voorbeelden uit de praktijk op het snijvlak tussen wetenschap, overheid en maatschappij waarin we illustreren welke openingen mogelijk zijn voor alternatieven voor de traditionele benadering. We gaan in op de vraag wat beleidsrelevante kennis is en welke betekenis interdisciplinariteit daarbij heeft. We besteden kort aandacht aan scenariodesign en bespreken het voorbeeld van milieueffectrapportage. Ook gaan we in op de vraag aan welke kwaliteit wetenschappelijk onderzoek moet voldoen om een basis voor beleid te vormen en hoe de traditionele benadering kan leiden tot paralysis by analysis. We gaan in op het belang van een open benadering en betrokkenheid van maatschappelijke groepen en we bespreken kort hoe een initiële openheid voor een alternatieve benadering in de praktijk toch op weerstand kan stuiten. Ten slotte bespreken we het alternatief van een voorzorgsbenadering en gaan we in op een aantal aandachtspunten in de sfeer van communicatie over complexe thema s. In de slotbeschouwing blikken we terug op een aantal belangrijke inzichten uit het rapport en ronden we af met een aantal praktische aandachtspunten voor het omgaan met complexiteit. 11

WR Complexiteit van milieuvraagstukken MIRA 2009 1 Complexiteit Wat verstaan we onder complexiteit? We omschrijven dat door in eerste instantie kort in te gaan op theorie inzake complexiteit. Vervolgens willen we die betekenis illustreren aan de hand van onze eigen ervaringen met complexiteit inzake Milieu en Gezondheid, in het kader van het gelijknamige Steunpunt 2001-2006 en 2007 tot nu (http://www.milieu-en-gezondheid.be/). Ook gaan we uitgebreid in op klimaatverandering, een rode draad doorheen MIRA 2009. 1.1 Wat is complexiteit? We vinden in de literatuur diverse omschrijvingen van het begrip complexiteit. Sommige lijken op elkaar, andere vertonen verschillen (Cilliers 1998, 2005a, 2005b; Byrne 1998; Funtowicz et al. 1999; Urry 2005; Richardson 2001; Richardson et al. 2005; Nowotny 2005; Netherlands Organisation for Scientific Research 2008). Gemeenschappelijk in de definities is dat de complexiteit van een fenomeen of systeem per definitie nooit volledig of eenduidig beschreven of begrepen kan worden. Over de betekenis van het begrip volledig kan natuurlijk gediscussieerd worden. Maar doet die discussie ter zake? De complexiteit van iets maakt het beschrijven en begrijpen ervan misschien moeilijk maar hoeft een bruikbare omschrijving niet uit te sluiten? Een ander kenmerk van complexiteit dat veel genoemd wordt is dat er sprake is van een groot aantal, op zich vaak eenvoudige, systeemcomponenten. Hun interactie is non-lineair en kan niet verklaard worden door de karakteristieken van de individuele componenten. Dit fenomeen wordt emergentie genoemd. Nog ingewikkelder wordt het waar Cilliers (2005a) stelt: dat er verschillende omschrijvingen van een complex systeem mogelijk zijn. Verschillende omschrijvingen zullen het systeem op verschillende manieren ontleden en kunnen ook verschillende graden van complexiteit bevatten. De mogelijkheid om tot verschillende beschrijvingen te komen geldt overigens ook voor eenvoudige systemen. Onthouden we dus vooral dat niet-reduceerbare complexiteit voortvloeit uit de emergentie. In de natuurwetenschappen wordt wel gesproken over de chaostheorie (of theorie van dynamische systemen) als het gaat om complexiteit. De ogenschijnlijke chaos verhult hierbij als het ware de ordening die erachter schuil gaat. Deze perceptie van chaos lijkt in die zin op de ogenschijnlijke chaos van de hedendaagse financiële wereldcrisis. De natuurwetenschappelijke betekenis van chaos in de chaostheorie is dus eigenlijk een combinatie van complexiteit en orde, zij het dat we die orde niet ten volle kunnen voorspellen of begrijpen. De schijnbare afwezigheid van voorspelbaarheid en controle moeten we dan ook niet op het conto schrijven van het (complexe) systeem, maar op het conto van mens of samenleving die onmachtig blijkt in begrip van of controle over de complexiteit van een complex systeem. De ogenschijnlijke chaos van de financiële crisis hoeft dus op zich niet in tegenspraak te zijn met het zelforganiserende vermogen van een complex systeem waarvan de financiële crisis zelf een symptoom is. Het onnavolgbare, niet lineaire karakter van de interactie tussen de systeemcomponenten is een belangrijker verklaring voor de onmacht die momenteel wereldwijd gevoeld wordt waar het de wereldeconomie betreft. Uit het voorgaande kunnen we concluderen dat naast natuurwetenschappelijke complexiteit er ook sprake is van sociaalwetenschappelijke complexiteit: ook sociale of maatschappelijke systemen vertonen kenmerken van complexiteit. Bovendien 12

MIRA 2009 WR Complexiteit van milieuvraagstukken staan beide niet los van elkaar. Maatschappelijk belangwekkende problemen zoals klimaatverandering hebben zowel natuurwetenschappelijke als sociaalwetenschappelijke aspecten in zich. De natuurwetenschappelijke en sociaal wetenschappelijke complexiteit van milieuvraagstukken zoals klimaatverandering zijn bovendien verweven: de klimaatverandering stelt de maatschappij voor vragen, onder andere over het eigen aandeel in veroorzaking en oplossing van de problematiek. De typering wetenschappelijk opent het vraagstuk van kennis over die vormen van complexiteit. De maatschappelijke belangwekkendheid opent de deur naar meningen over die problemen. We gaan daar onder de volgende titel verder op in. 1.2 Kennis en meningen over complexiteit De complexiteit kenmerkt zich door onvoorspelbaarheid en beperkt zicht op de gehele eigenheid van complexe fenomenen. Kennis over die complexiteit wordt derhalve gekenmerkt door onzekerheden: we kunnen maar in beperkte mate zeker zijn over onze kennis, waarbij het onvoorspelbare een in het oogspringend aspect is. Tegelijk moeten we ervan uit gaan dat we niet alle aspecten van complexiteit in beschouwing kunnen nemen, dat ons zicht op de complexiteit ook per definitie blinde vlekken vertoont. Wetenschappelijke onzekerheid kunnen we als verzamelbegrip beschouwen van verschillende soorten onzekerheid inzake kennis over de werkelijkheid. In hun analyse van wetenschappelijke onzekerheid maken Van Asselt en Rotmans (2002) 1 een analytisch onderscheid tussen twee typen oorzaken voor wetenschappelijke onzekerheid. Eén type oorzaak is gelegen in de complexiteit van de realiteit: een voor de mens niet te bevatten variabiliteit (non lineaire interacties en emergentie). Dit weerspiegelt hetgeen in onder titel 1.1 genoemd werd als belangrijke elementen van complexiteit. We kunnen hierbij denken aan zowel natuurfenomenen als maatschappelijke fenomenen. Een tweede type oorzaak van onzekerheid is gelegen in de manier waarop de mens zich tot de complexiteit verhoudt: per definitie zal de menselijke kennis van complexe fenomenen beperkt zijn. Deze beperking kan gelegen zijn in de mogelijkheden voor de mens om informatie over de complexe realiteit in kaart te brengen. We kunnen dan denken aan onderzoeksonnauwkeurigheden zoals meetfouten. Ofwel kunnen we denken aan gebrek aan data, bijvoorbeeld om praktische redenen. De beperking kan ook gelegen zijn in problemen die zich voordoen in de wijze waarop de mens zich verhoudt tot de informatie over complex fenomenen. Van Asselt en Rotmans (2002) noemen hierbij vier categorieën. 1. Verschillende datasets kunnen leiden tot tegenstrijdige interpretaties. 2. Reduceerbare kennisleemtes: beperkt zicht op onderdelen van de complexiteit die op termijn in principe op basis van voortschrijdend inzicht gekend kunnen worden. 3. Onbepaaldheid: onderdelen van de complexiteit die misschien gekend zijn maar die (deels) onvoorspelbaar zijn. 4. Niet reduceerbare kennisleemtes: onderdelen van de complexiteit die we nooit zullen kunnen duiden. Om met Rumsfelds woorden (2002) te spreken: Er zijn gekende gekendheden. Er zijn dingen waarvan we weten dat we ze weten. Er zijn gekende ongekendheden. Dat wil zeggen, er zijn dingen waarvan we nu weten dat we ze niet weten. Maar, er zijn ook ongekende ongekendheden. Er zijn dingen waarvan we niet weten dat we ze niet weten. 1 Voor een meer uitgebreid overzicht van verschillende aspecten van onzekerheid, zie bijvoorbeeld Van Asselt (2000). 13

WR Complexiteit van milieuvraagstukken MIRA 2009 We kunnen op basis van het bovenstaande nog min of meer veronderstellen dat we het over één complex fenomeen hebben, gekenmerkt door verschillende aspecten van complexiteit, en waarbij het zicht op die complexiteit beperkt is wat resulteert in onzekerheid en onwetendheid. De vraag is echter of die complexiteit wel zo eenduidig is? Is er wel sprake van één, zij het maar beperkt kenbare, complexiteit, of kunnen verschillende gedaanten van dat fenomeen aan de orde zijn? Is er sprake van ambiguïteit? We kunnen hierbij in ieder geval twee vormen van ambiguïteit onderscheiden: verschillende beschrijvingen van hetzelfde complexe fenomeen en verschil in betekenis van dat complexe fenomeen. Verschillende beschrijvingen van het vraagstuk kan bijvoorbeeld gevolg zijn van verschillende probleemdefinities of verschillende wetenschappelijke (bv disciplinaire) benaderingen 2. Maar het kan evenzeer gevolg zijn van verschil in perceptie door verschil in betrokkenheid tot een vraagstuk. Een buurtbewoner zal geluidsoverlast van een naburige fabriek wellicht anders omschrijven dan de bedrijfsleider van de fabriek. Renn (2005) onderscheidt twee vormen van ambiguïteit die verband houden met het geven van betekenis aan complexe vraagstukken rond risico s 3 maar die ook hun weerklank zullen hebben in beschrijving van complexe vraagstukken: interpretatieve en normatieve ambiguïteit. De eerste gaat in op de vraag: wat is de ernst van het risico? Hoe ernstig is bijvoorbeeld de geluidsoverlast van de fabriek voor de leefkwaliteit van een buurtbewoner? De tweede gaat in op de vraag: wat is belangrijk bij het omgaan met het risico? Is bijvoorbeeld het economisch belang van de geluidsoverlast veroorzakende fabriek belangrijker dan de door geluidsoverlast gehinderde leefkwaliteit van een buurtbewoner? De vraag hoe we best om kunnen gaan met de complexiteit is belangrijk en gerechtvaardigd als we het voorgaande in ogenschouw nemen. Welke wetenschappelijke benadering van complexiteit is het meest verstandig en welke betekenis geven we aan verschillende soorten kennis over de complexiteit. We komen hier op terug in hoofdstuk 2. We willen nu eerst ingaan op twee concrete voorbeelden van complexiteit: het vraagstuk van de klimaatverandering en het vraagstuk van de invloed van het milieu op de volksgezondheid. 1.3 De complexiteit van klimaatverandering Een belangrijk en in het oogspringend kenmerk van wetenschappelijk debat over de klimaatproblematiek betreft de wetenschappelijke onzekerheid. Het is vooral de complexiteit van het fenomeen klimaatverandering die hieraan debet is (Van Asselt en Rotmans 2002). Belangrijke kenmerken van complexe systemen (bijvoorbeeld emergentie, non-lineariteit) zijn van toepassing op klimaatverandering en impliceren dat (bepaalde vormen van) wetenschappelijke onzekerheid, het niet volledig kunnen kennen of voorspellen of begrijpen van de complexiteit, inherent zijn aan wetenschap rond dit thema. Van Asselt en Rotmans (2002) noemen hierbij verschillende vormen van onzekerheid en daarbij voorbeelden inzake klimaatverandering. Als voorbeelden van onzekerheid door variabiliteit noemen zij onder andere het non-lineaire en onvoorspelbare karakter van natuurfenomenen als oceanen en wolken, de diversiteit van normen, waarden en percepties met 2 Dit wordt ook wel thick complexity genoemd (Strand en Cañellas-Boltà 2006). 3 Harremoës et al. (2002) onderscheiden risico, onzekerheid en onwetendheid. Ze kwalificeren deze concepten in termen van kennis over de soort gevolgen en de waarschijnlijkheid van het zich voordoen van die gevolgen. In het geval een risico stellen zij dat er sprake is van gekende gevolgen met gekende waarschijnlijkheid, in geval van onzekerheid van gekende gevolgen met ongekende waarschijnlijkheid en in het geval van onwetendheid zijn zowel het soort gevolg als de kans erop onbekend. 14

MIRA 2009 WR Complexiteit van milieuvraagstukken betrekking tot voor het klimaat relevante zaken, en het niet rationele karakter van huishoudelijk energiegebruik. Het debat over wetenschappelijke onzekerheid is een debat op zichzelf geworden en krijgt speciale aandacht, bijvoorbeeld in het kader van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) (IPCC 2005; Moss and Schneider 2000; Risbey and Kandlikar 2007; Swart et al. 2008). Het IPCC (http://www.ipcc.ch) werd in 1988 opgericht door de World Meteorological Organization (WMO) en het United Nations Environment Programme (UNEP) om de risico s van de klimaatsverandering te evalueren. Het panel, bestaande uit honderden experten uit de hele wereld, verzamelt wetenschappelijke, technische, en socio-economische informatie die relevant is voor de interpretatie van de risico s van de klimaatsverandering. Naast wetenschappers bestaat het IPCC ook uit de politieke overheden van de lidstaten van de Verenigde Naties. Omwille van het intergouvernementele karakter van het IPCC moeten belangrijke beslissingen en rapporten van het IPCC steeds goedgekeurd worden door de wetenschappers en de overheden. In het eerste en het tweede Assessment Report van het IPCC werd de inschatting van onzekerheid niet systematisch of centraal behandeld, maar veeleer overgelaten aan de beoordeling van de wetenschappers (Swart et al. 2008). Aan het derde Assessment Report (IPCC 2001) werd een guidance paper toegevoegd over onzekerheid waarin onder andere het gebruik van een consistente en kwalitatieve terminologie voor betrouwbaarheidsniveaus wordt voorgesteld (Moss and Schneider 2000). Allen et al. (2001) noemen ten aanzien van het derde Assessment Report (IPCC 2001) over klimaatverandering drie belangrijke oorzaken voor een beperkt wetenschappelijk zekerheidspotentieel. 1. Het probleem van socioeconomische trends (en daaraan verbonden emissies) die niet of nauwelijks voorspelbaar zijn. 2. De moeilijkheid om consensus te bereiken voor het kwantificeren van bijvoorbeeld klimaatgevoeligheid. 3. De kans op non-lineaire ontwikkelingen in de koolstofcyclus of de circulatie in de oceanen van hoge broeikasgasconcentraties in de late 21 ste eeuw. Volgens Giles (2007) is er binnen het IPCC duidelijk sprake van, gegroeid vertrouwen doordat een aantal voorspellingen uit het verleden van het IPCC accuraat zijn gebleken. Als voorbeeld noemt Giles de globale temperatuurstijging. Andere voorbeelden waarover men inmiddels vrij zeker is, zijn de toename van frequentie en hitte van hete dagen en de toegenomen kans op zware regenbuien (Schiermeier 2007). Giles (2007) meldt verder dat beter ontwikkelde modellen en de toenemende hoeveelheid gegevens verdere simulaties van de toekomstige ontwikkelingen versterkt hebben. Bijvoorbeeld geldt dit voor de link tussen opwarming en de koolstofcyclus. Schiermeier (2007) beschrijft hoe het toegenomen vertrouwen in het wetenschappelijk kunnen en de verbeterende probabiliteitsintervallen binnen de IPCC in haar vierde Assessment Report (IPCC 2007) nog altijd maar een deel van dat complexe fenomeen betreffen. Voor een aantal onderzoeksonderwerpen overheerst de onzekerheid nog altijd (Schiermeier 2007): (nog steeds) de koolstofcyclus, meer bepaald de beperkte kennis over feedbackeffecten, de gevolgen van de opname van CO 2 door de oceanen, de stijging van het zeeniveau. Ten slotte blijven ook extreme weersomstandigheden wetenschappers voor vragen stellen. Verschillende dimensies van complexiteit van klimaatverandering worden door Swart et al. (2008) als volgt in Figuur 1 voorgesteld: 15

WR Complexiteit van milieuvraagstukken MIRA 2009 Figuur 1: Dimensies van complexiteit van klimaatverandering Swart et al. 2008, p. 23 In hun bespreking van onzekerheid richten Swart et al. (2008) voorts hun aandacht op het proces dat zich binnen het IPCC afspeelt rond de beoordeling van de klimaatproblematiek en de erbij behorende onzekerheden. Ook hierop komen we later terug onder Van onderzoek naar beleid. 1.4 De complexiteit van milieu en gezondheid Ook de relatie tussen milieu en gezondheid is erg complex en lijkt voor een nog groter deel onbekend. In de Europese Unie zijn tienduizenden chemische stoffen op de markt. Van een klein deel van toxische stoffen zijn de gezondheidseffecten bij hoge doses gekend. Grotendeels onbekend zijn de effecten van lage doses over langere tijd en de gecombineerde effecten van verschillende stoffen (Grandjean 2005) als ook die op nanoschaal (Rahman 2008)..Wel zijn er duidelijke aanwijzingen over bijvoorbeeld DNA-schade, hormoonverstoring, schade aan de kwaliteit van sperma, kankerrisico s en verhoogde astma incidentie. Het is niet altijd goed mogelijk een eenduidige relatie te leggen (of te bewijzen) tussen milieuvervuiling en gezondheidseffecten. De wetenschappelijke analyse van milieugerelateerde gezondheidsrisico s gaat gepaard met grote, deels niet reduceerbare onzekerheden. Bovendien gaat de analyse gepaard met kennisleemtes en imperfect begrip, en gaat ze vaak hand in hand met conflicterende claims en wetenschappelijke controverse (Funtowicz and Ravetz 1990; Ravetz 2002; McCally 2002; Harremoës et al. 2002). Behalve natuurwetenschappelijk complex zijn risico s zoals al aangegeven ten slotte ook sociaal complex omdat ze verbonden zijn met onze manier van leven, onze percepties en belangen, onze normen en waarden (Covello 1991, Slovic 1998, 16

MIRA 2009 WR Complexiteit van milieuvraagstukken Renn and Rohrmann 2000). Figuur 2 (Rohrmann, 1998) illustreert grafisch hoe diverse factoren samen kunnen inwerken op onze beoordeling van risico s: Figuur 2: Factoren van invloed op risicobeoordeling Rohrmann (1998), p. 43 In het Steunpunt Milieu en Gezondheid onderzoeken wetenschappers van verschillende Vlaamse universiteiten in opdracht van de Vlaamse overheid de complexe relatie milieu en gezondheid (Bilau et al. 2008, Schroijen et al. 2008, Keune et al. 2008b). Binnen dit Steunpunt werken verschillende wetenschappelijke disciplines samen, en vindt nauw overleg over het onderzoek en gebruik van onderzoeksresultaten plaats met vertegenwoordigers van de Vlaamse overheid. We beschrijven hier kort twee voorbeelden die onze natuurwetenschappelijke collega s van het Steunpunt Milieu en Gezondheid in interviews naar voren brachten met betrekking tot de complexiteit van beleidsrelevant onderzoek inzake milieu en gezondheid (Keune en Goorden 2004). Het gaat dan om de consumptie van aan vervuilende stoffen blootgestelde vis en menselijke blootstelling aan ozon in de omgevingslucht. Toxicologisch onderzoek toont aan dat de consumptie van vis kan leiden tot hoge concentraties afbraakproducten van PCB s en dioxines in het bloed. Epidemiologisch onderzoek toont echter ook duidelijk aan dat het eten van vis gunstige effecten heeft op de volksgezondheid, voornamelijk via hart- en vaatziekten (Din et al. 2004; Kris-Etherton et al. 2002, 2003; Ruxton 2004). Er is hier duidelijk sprake van een dilemma voor het beleid. De wetenschap komt met tegenstrijdige boodschappen en geeft onvoldoende uitsluitsel aan de overheid (zie 17

WR Complexiteit van milieuvraagstukken MIRA 2009 ook: Swanson et al. 1995; Ross 2004; Domingo et al. 2007; Lucas and Harris 2007; Mahaffey 2004; Sioen et al. 2008). Een tweede voorbeeld gaat over ozon. Vanuit wetenschappelijk oogpunt zijn al jaren bepaalde risicogroepen bekend die erg kwetsbaar zijn voor de blootstelling aan ozon, bijvoorbeeld astmapatiënten (Hoppe et al. 2003). Het lijkt verdedigbaar het ozonbeleid af te stellen op deze groep, maar dit impliceert dat enkel een bijzonder lage concentratie ozon toelaatbaar is. In dit geval is de wetenschappelijke boodschap vrij eenduidig (zie ook: Lippmann 1993; World Health Organisation 2003). Op basis daarvan lijken beleidsmaatregelen misschien voor de hand te liggen. Door deze kennis evenwel in de complexe maatschappelijke context te plaatsen, blijkt er zich een andere vorm van complexiteit (denk bijvoorbeeld aan economische en politieke belangen) voor te doen en voor de hand liggende beleidskeuzen worden dan ook danig ter discussie gesteld. De complexiteit inzake milieu en gezondheid kan gekarakteriseerd worden als een kwestie van wetenschappelijk onderzoek, het in kaart brengen van een probleem, maar evenzeer als een kwestie van maatschappelijke keuze: wat is belangrijk bij aanpak van een probleem. Bij het definiëren van milieu en gezondheidsvraagstukken als beleidsproblemen zijn zowel wetenschappelijke kennis en beoordeling, als maatschappelijk debat over normen en waarden van belang (TABEL 1). De voorbeelden van vervuilde vis en ozon in omgevingslucht zijn gebruikt ter illustratie. Tabel 1: Het belang van kennis en maatschappelijk debat bij de definitie van milieuen gezondheidsvraagstukken kennis: waarden/keuzen: Consensus Controverse zekere kennis geen beleidsprobleem: overeenstemming over wat belangrijk is, voldoende kennis beleidsprobleem: voldoende kennis, geen overeenstemming over wat belangrijk is, hoe om te gaan met het probleem ozon in omgevingslucht Aangepast op basis van Hisschemöller et al. (1998) onzekere kennis kennisprobleem: onvoldoende kennis, overeenstemming over wat belangrijk is, hoe om te gaan met het probleem beleidsprobleem: onvoldoende kennis, oeen overeenstemming over wat belangrijk is, hoe om te gaan met het probleem vervuilde vis We willen hierbij overigens benadrukken dat het hier niet om een weergave gaat die recht doet aan de dynamiek 4 die eigen is aan dit soort situaties. De realiteit is niet zo statisch als dit schema doet vermoeden: op basis van voortschrijdende 4 Omdat de herkenning van de vraagstukken hier prioritair is, negeren we daarbij het traject dat eenzelfde dossier soms doorloopt doorheen deze matrix (zie voor illustratie van de deze dynamiek in diverse riskissues Brunet 2002) en evenzeer hoe maatschappelijke en wetenschappelijke routines een hinderpaal kunnen vormen voor een relevante verbreding van de probleemdefinitie (Bergmans en Loots, 2002). 18

MIRA 2009 WR Complexiteit van milieuvraagstukken kennisverwerving, maatschappelijke discussie als ook ontwikkelingen in het veld (milieu) zullen zich kansen voor andere kwalificaties kunnen voordoen. Bovendien zullen verschillende actoren anders tegen de situatie aan kunnen kijken en wellicht tot andere indelingen en kwalificaties kunnen komen, al dan niet in onderling debat, al dan niet om redenen van strategische aard. Het schema is vooral bedoeld om te illustreren dat verschillende typen aandachtspunten relevant kunnen zijn op het snijvlak tussen wetenschap en maatschappelijk debat. De indeling van de cases op basis van de hier beschikbare gegevens is derhalve wat ons betreft vooral voer voor discussie. Het was opvallend dat in interviews met onze collega s binnen het Steunpunt Milieu en Gezondheid (zowel wetenschappers als vertegenwoordigers van het beleid; Keune and Goorden 2004) complexiteit zowel werd gehanteerd als een argument voor als tegen (sommige vormen van) milieu en gezondheidsonderzoek. Voorstanders zagen complexiteit vooral als een noodzakelijke uitdaging om het werk beleidsrelevant te maken; door de biomonitoring in overleg met vertegenwoordigers van de overheid zo goed mogelijk af te stemmen op de beleidsproblematiek kan ondanks de beperkingen door complexiteit in ieder geval een poging gedaan worden de problematiek in kaart te brengen. Eén van de wetenschappers van het Steunpunt Milieu en Gezondheid (ibid.) beschrijft dit als volgt: ( ) men wil zo kort mogelijk op de bal spelen voor wat betreft het detecteren van schadelijke effecten. Een beetje te vergelijken met het vogeltje in de koolmijnen vroeger, dat werd meegenomen om na te gaan of er geen overdreven hoeveelheden gas aanwezig zouden zijn. Van het ogenblik dat het vogeltje dood viel, was er nog tijd genoeg voor de mijnwerkers om de mijn veilig te verlaten. Maar als het vogeltje er niet was, dan moest er eerst een mijnwerker overlijden. Critici zagen complexiteit vooral als zwakte. Of humane biomonitoring zou kunnen resulteren in harde bewijzen wordt door sommigen in vraag gesteld. Enkele geïnterviewden denken over dit type van onderzoek dat het enkel hypothesen voor verder onderzoek zal opleveren. Voorstanders echter menen dat het gaandeweg stukjes bewijsvoering zal aanbrengen: des te meer stukjes, des te meer duidelijkheid (zie ook: Perera en Herbstman 2008; Vineis en Perera 2007; Hays et al. 2007; Sexton et al. 2004). 2 Complexiteitswetenschap The proof of the pudding is in the eating. Hoe kunnen we praktisch (beter) omgaan met complexiteit? We maken een reis van de real world complexiteit naar de wetenschap. We doen dit gebaseerd op ervaringen binnen het Steunpunt Milieu en Gezondheid, we relateren dit aan klimaatverandering en literatuur over complexiteit. 2.1 Van real world problemen naar wetenschappelijk onderzoek Als we de complexiteit van real world problemen niet volledig kunnen vatten, hoe kunnen we deze complexiteit dan reduceren zodat het onderzoek praktisch haalbaar en kwaliteitsvol is, zonder in de valkuilen 5 van de traditionele wetenschappelijke benadering te vallen? Niet alle aspecten van bijvoorbeeld milieu en gezondheid kunnen onderzocht worden in één onderzoeksproject. Er moeten 5 Het zicht op de eigenheid van complexe vraagstukken kan belemmerd worden door elementen van de complexe realiteit uit de context te lichten en te bestuderen zonder verder rekening te houden met de interactie van die elementen met andere onderdelen van de complexe realiteit. 19

WR Complexiteit van milieuvraagstukken MIRA 2009 keuzen gemaakt worden: welke polluenten, welke onderzoekspopulaties, welke gebieden? De vraag is op basis waarvan die keuzen gemaakt worden? In de opzet van het onderzoek wordt ook het probleem gedefinieerd. Het gaat dan niet enkel om wetenschappelijke of praktische aspecten, ook de politiek komt om de hoek kijken. Één van de wetenschappers van het Steunpunt Milieu en Gezondheid: Er zitten ook nadelen aan hè (aan samenspraak met vertegenwoordigers van de overheid; nvdr)? Ook nu hebben we eigenlijk ten opzichte van onze opdrachtgever concessies gedaan in het onderzoek. ( ) Natuurlijk, je bent zelf verantwoordelijk voor de concessies die je doet uiteindelijk. Maar achteraf kun je wetenschappelijk toch wel vragen hebben, hebben we daar nu wel goed aan gedaan, bijvoorbeeld zoveel aandachtsgebieden. Terwijl het eigenlijk ons idee was om Vlaanderen te nemen en dan twee aandachtsgebieden van een paar honderd (deelnemers; nvdr). En natuurlijk, binnen zo n discussie, is de stem van de opdrachtgever wel sterk, want hij heeft per slot het geld en de opdracht in handen hè? (Keune and Goorden 2004). Ook binnen het IPCC is sprake van nauwe samenspraak tussen wetenschap en beleid (Petersen 2006; Giles 2007). Giles (2007) beschrijft hoe heel wat discussie plaatsvindt tussen wetenschappers en politici. Op basis van een ontwerp document opgemaakt door de wetenschappers, gaan politieke vertegenwoordigers met elkaar in debat om over de samenvatting met de meest belangrijke bevindingen te onderhandelen. Dit gebeurt in bijzijn van vertegenwoordigers van de wetenschap om zoals Giles het beschrijft erover te waken dat gevestigde belangen de wetenschap niet zullen verstoren. Een duidelijk voorbeeld van politieke druk op de wetenschap is de beschuldiging aan het adres van de Verenigde Staten die de afgelopen periode geprobeerd zou hebben invloed uit te oefenen om de meest alarmerende conclusies af te zwakken. In de meest recente discussie met betrekking tot het laatst IPCC rapport (2007) was volgens Giles sprake van politieke druk van de kant van China en Saudi Arabië om de uitspraak te schrappen dat de door de mens veroorzaakte opwarming zeker vijf keer hoger is dan die door de zon. Toch bleven de gegevens in het rapport gehandhaafd. 2.2 Probleemdefinitie en objectiviteit Zoals we hierboven al zagen, moeten we om met complexiteit om te kunnen gaan die noodgedwongen reduceren, aangezien we de complexiteit nooit volledig kunnen omvatten. Het gaat hierbij om het maken van keuzen, aangezien er geen eenduidige interpretatie van de complexiteit mogelijk is, en er ook geen sprake kan zijn van een eenduidige reductie van die complexiteit. Dit keuzevraagstuk heeft gevolgen voor de traditionele opvatting van objectiviteit. Traditioneel worden wetenschappers bestempeld als objectieve neutrale professionals die objectieve kennis najagen: the truth is out there. De Gatekeepers of Truth zoals Richardson (2005) ze (de traditionele wetenschappers) noemt of robots zonder persoonlijke mening (Smaling 2008). Dit idee van waarheidsstof dat opgegraven wordt uit de mijnen van de werkelijkheid door objectieve mijnwerkers, wordt bekritiseerd. De werkelijkheid is immers té complex om de claim te rechtvaardigen dat enkelen een unieke toegang hebben tot de waarheid en elk kritisch perspectief te negeren. Ze ( ) creëren een vals bewustzijn omdat de werkelijkheid op die manier niet teruggebracht wordt tot zijn oorspronkelijke moeilijkheid. Enkel door te erkennen dat dit problematisch is kunnen we beginnen grip te krijgen op de complexiteit om ons heen. (Cilliers 2005a). Dit is met name zo in het geval van complexe problemen zoals milieuproblemen (Norgaard and Baer 2005), waar de waarheid een luxe, of 20

MIRA 2009 WR Complexiteit van milieuvraagstukken zelfs irrelevant verondersteld mag worden (Funtowitcz et al. 1999). De waarheid, de realiteit worden gedefinieerd: ( ) kennis is voorwaardelijk. We kunnen geen pure objectieve en finale claims maken over onze complexe wereld. We moeten keuzes maken en bijgevolg kunnen we niet ontsnappen aan het normatieve of ethische domein (Cilliers 2005a). Moeten we hiermee het idee van objectiviteit laten varen? Dat is een kwestie van definitie. We raken hiermee aan een fundamentele discussie over kennis. Aan de ene kant zijn er stromingen die ervan uitgaan dat de werkelijkheid eenduidig en objectief gekend kan worden. Dit type benadering gaat ervan uit dat de werkelijkheid in principe volledig gekend kan worden en dat deze geobjectiveerd wordt door rationeel wetenschappelijk onderzoek, waarbij stap voor stap de werkelijkheid in kaart gebracht wordt en beter begrepen wordt. Het positivisme en aanverwante stromingen leunen sterk op deze ideeën. Aan de andere kant zijn er stromingen die er vooral op wijzen dat de werkelijkheid sociaal geconstrueerd wordt door een ieder die zich er een beeld van vormt en dat elk beeld van de werkelijkheid subjectief en perspectiefafhankelijk is. Deze benadering gaat ervan uit dat wetenschappelijke kennis resultaat is van een sociaal proces. Het sociaal constructivisme is een belangrijke stroming in dit verband. Het voert te ver hier uitgebreid in te gaan op beide stromingen en alle tussenvormen die in de loop der tijd posities hebben ingenomen tussen beide uitersten, waarbij verschillende stromingen ook pogingen doen elementen van beide uiterste posities in zich te verenigen; er is veel literatuur beschikbaar over deze discussie (Bryman 2006; Guba and Lincoln 1994; Morgan 2007; Rorty 1982; Teddlie and Tashakkori 2003; Tromp 2004). Wel willen we hier aantekenen dat deze stromingen in principe disciplineonafhankelijk zijn. Dit wil bijvoorbeeld zeggen dat de idee dat de sociale wetenschappen van nature meer neigen naar sociaal constructivisme omdat ze zich nu eenmaal met sociale wezens en sociale processen bezig houden, niet gerechtvaardigd is. Belangrijke kenmerken van meer positivistisch gedachtegoed worden ook binnen de sociale wetenschappen door heel wat wetenschappers gehuldigd. Twee klassiekers binnen de sociale wetenschappen nemen hieromtrent bijvoorbeeld zeer uiteenlopende posities in: Durkheim neigt sterk naar het positivisme, terwijl Weber vooral neigt naar een sociaal constructivistische benadering van kennis (Smelser 1976). Tegelijkertijd heeft het veld van wetenschap- en technologie studies laten zien hoe menig natuurwetenschapper een sociaal constructivistische benadering verkoos boven een positivistische (bijvoorbeeld Bijker 1995). Als we derhalve in het vervolg van dit rapport spreken over natuurwetenschappers of sociale wetenschappers die eender welk van dit kennisgedachtegoed huldigen, dan is dit niet zozeer vanwege hun disciplinaire achtergrond, maar vanwege hun eigen houding ten opzichte van kennisvraagstukken; in eender welke discipline zijn immers ook andere geluiden hoorbaar. Tegelijkertijd willen we hier aantekenen dat de discussie weliswaar al heel wat historie kent, maar ze toch nog altijd relevant is in het licht van actuele wetenschappelijke discussies over bijvoorbeeld complexiteit. Misschien moeten we wel concluderen dat dergelijke discussies van alle tijden zijn. We zullen de relevantie in ieder geval nader illustreren met voorbeelden in het kader van klimaatverandering en milieu en gezondheid, als ook inzake verschillende onderdelen binnen het traject van realiteit naar wetenschap naar maatschappij en beleid. We gaan nu verder in op het vraagstuk van objectiviteit, omdat dit zeer relevant is voor onze bespreking van complexiteit. Smaling (2008) verwijst naar Neurath (1933) en Popper (1934, 1945) als voorlopers in het situeren van het intersubjectieve karakter van de jacht op objectieve kennis: 21

WR Complexiteit van milieuvraagstukken MIRA 2009 objectiviteit is het product van (wetenschappelijke) discussie. Latour (2000) neemt ons zelfs mee naar de oude vertrouwde laboratoriumomstandigheden om een gelijkaardig standpunt in te nemen. Objectiviteit verwijst niet naar een bijzondere kwaliteit van de geest of een innerlijke staat van rechtvaardigheid en redelijkheid, maar naar de aanwezigheid van objecten die in staat gesteld worden ( ) objectie aan te tekenen bij wat over hen verklaard wordt ( ). Een laboratoriumexperiment is een uitzonderlijke, dure, lokale, en kunstmatige omgeving die het mogelijk maakt voor objecten om relevant te worden voor de verklaringen van wetenschappers (...). We hoeven deze visie op objectiviteit niet te beperken tot het bestuderen van dingen. De paradox is dat wanneer kwantitatieve sociale wetenschappers de natuurwetenschappen imiteren, ze precies die kwaliteiten uit de weg gaan die hun discipline werkelijk objectief zou maken (ibid). In de sociale praktijk zullen onderzoekssubjecten in discussie gaan met de onderzoeker, ze praten terug (Bal et al. 2002). Smaling (2008) noemt dit een positieve interpretatie van objectiviteit. Terwijl de negatieve interpretatie zich toespitst op het uitschakelen van verstorende invloeden, zal de positieve interpretatie zich richten op een openheid naar het onderzoeksobject. Als objectiviteit ter discussie gesteld kan worden, betekent dit dan dat alles kan en mag? Moeten we ons dan noodgedwongen onderdompelen in een postmodern bad van relativisme en vaagheid? Allen en Torrens (2005) stellen terecht dat: ( ) we bijna zeker zouden verkiezen te vliegen met een vliegtuig ontworpen door ingenieurs en niet door postmodernisten ( ). De vraag is of dit ook zo is voor complexe vraagstukken waarbij experten zich laten verblinden door niet of nauwelijks reduceerbare onzekerheden en onwetendheden. Complexe vraagstukken bovendien, waarbij de normatieve dimensie belangrijk is, zoals tal van maatschappelijke keuzes die horen bij milieuvraagstukken? Relativisme impliceert dat er geen grond is voor verschil in kwaliteit van verschillende vormen van kennis, dat wil zeggen, geen andere grond dan persoonlijke opinie. Een dergelijk radicaal constructivistisch of postmodern perspectief wordt bekritiseerd door Cilliers (2005a): Het erkennen van de beperktheid van kennis is geen vrijbrief voor welke kennis dan ook. Anders zouden we elke bescheiden claim met een bepaalde mate van voorwaardelijkheid of kwalificatie als relativistisch moeten bestempelen. ( ) Bescheiden claims zijn niet relativistisch en daardoor zwak. Ze zijn een uitnodiging om het proces van kennisontwikkeling voort te zetten. Ook met betrekking tot vaagheid verkiest Cilliers (2005a) een perspectief van bescheidenheid: Dit betekent niet dat we niets te weten kunnen komen over complexe systemen, of dat de kennisclaims die we er over maken per definitie vaag, bleek of zwak moeten zijn. Wij kunnen sterke claims maken, maar omdat deze claims beperkingen kennen, moeten we er bescheiden over zijn. Ook vanuit een perspectief van voorzorg (European Environment Agency 2001) wordt de noodzaak van een bescheiden opstelling beklemtoond: Hoe gesofisticeerd de kennis ook is, ze zal altijd een bepaalde mate van gebrek aan kennis met zich dragen. Alertheid op - en bescheidenheid over potentiële kennisleemtes in de kennis die de basis vormt voor beleidsbeslissingen is fundamenteel. We komen terug op het voorzorgprincipe in het deelvan onderzoek naar beleid. 2.3 Respect en reductie In een werkdocument van een interdisciplinaire groep Nederlandse wetenschappers die samenwerken in complexiteitsonderzoek (Netherlands Organisation for Scientific Research 2008) staat geschreven: Typerend voor 22