B i j l a g e 5 : R e g e l s b e h o r ende bij de ruimtelijke onderbouwing projectb es l u i t w a t er b er g i n g K o r t e B e l k m er w eg te t Z a n d 300.00.00.29.00.rgl
I n h o u d s o p g a v e H o o fd s tu k 1 I n l ei d ende reg e l s Artikel 1 Begrippen 3 Artikel 2 Wijze van meten 5 H o o fd s tu k 2 B e s t emmings r eg e l s Artikel 3 Agrarisch 9 300.00.00.29.00.rgl
H o o f d s t u k 1 I n l e i d e n d e r e g e l s 300.00.00.29.00.rgl
A r t i k e l 1 B e g r i p p e n In deze regels wordt verstaan onder: a. h e t p la n : het projectbesluit waterberging Korte Belkmerweg te t Zand van de gemeente Zijpe; b. p r oj e c tb e s l ui t : de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0476.BP003PB0002-0301 met de bijbehorende regels; c. a a n d ui d i ng : een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; d. a a n d ui d i ng s g r e ns: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; e. a g r a r i s c h g e b r ui k : gebruik van gronden dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/ of door middel van het houden van dieren; f. b e b o uwi ng : één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; f. b e s te m m i ngsgre n s : de grens van een bestemmingsvlak; g. b e s te m m i ngsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; h. b o u w e n : het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; i. b o u w g r e ns: de grens van een bouwvlak; Artikel 1 Begrippen 3
j. b o u w p e r c e e l : een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; k. b o u w p e r c e e lg r e n s : een grens van een bouwperceel; l. b o u w v lak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; m. b o u w w e r k : elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; n. g e b ou w : elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; g. k a m p e e r m i d d e l : 1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een toercaravan; 2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; h. k a m p e e r s t a n d p la a t s : een afgebakend terrein van beperkte omvang waarop ten hoogste één kampeermiddel en twee bijzettentjes voor een familie of een bij elkaar horende groep personen kunnen worden geplaatst; i. p e i l : 1. voor een bouwwerk op een perceel geldt hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte begane grond vloer; 2. indien op het water wordt gebouwd: - het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil); j. w a t e r b e r g i ng : het tijdelijk opslaan van overtollig water, mede bedoeld ter bescherming van gebieden waar overtollig water voor onaanvaardbare overlast zorgt. 4 Artikel 1 Begrippen
A r t i k e l 2 W i j z e v a n m e t e n Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: a. d e d a k helli ng : langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; b. d e g o o t h oogte v a n e e n b ou w w e r k : vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; c. d e i n h o u d v a n e e n b ou w w e r k : tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen; d. d e b o uw h o og t e v a n e e n b o u w w e r k : vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouw-werk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; e. d e op p e r v lakte v a n e e n b o u w w e r k : tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt. Artikel 2 Wijze van meten 5
H o o f d s t u k 2 B e s t e m m i n g s r e g e l s 300.00.00.29.00.rgl
A r t i k e l 3 A g r a r i s c h 3.1 B e s t e m m i n g s o m s ch r i j v i n g De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. agrarisch gebruik, en tevens voor: b. waterberging, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding waterberging, met de daarbij behorende: c. groenvoorzieningen; d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen; e. openbare nutsvoorzieningen; f. water; g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3.2 B o u w r eg e l s a. Op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen; 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen. 3.3 N a d e r e ei s en Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van: - een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; - de verkeersveiligheid; - de sociale veiligheid; - de milieusituatie; - de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Artikel 3 Agrarisch 9
3.4 S p e c i fi e k e gebruiksregels Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen: - het gebruiken of laten gebruiken van de onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats; - het gebruiken of laten gebruiken van de onbebouwde gronden voor houtproductie en bosbouw; - het gebruiken of laten gebruiken van gronden als kampeerstandplaats voor kampeermiddelen. 10 Artikel 3 Agrarisch