An Van den Bossche Dirk Van Lierde

Vergelijkbare documenten
An Van den Bossche Dirk Van Lierde

Bepaling van het verbruik van bestrijdingsmiddelen in de Vlaamse landbouw

MAXIMALE RENTABILITEITSOPPERVLAKTEN VOOR DE PERIODE 25/11/ /11/2022

De evolutie en tendensen op regionaal en provinciaal niveau worden verderop in deze barometer besproken.

NOTARISBAROMETER S LANDBOUWGRONDEN LANDBOUWGRONDEN GEMIDDELDE PRIJZEN EN OPPERVLAKTE IN

De inflatie zakte in juni nog tot 1,5 punten. De daaropvolgende maanden steeg de inflatie tot 2,0 in augustus (Bron: NBB).

NOTARISBAROMETER S LANDBOUWGRONDEN LANDBOUWGRONDEN GEMIDDELDE PRIJZEN EN OPPERVLAKTE N 2

EVOLUTIE VAN DE MARKT

NIEUW! Flordimex 480

Gewasbeschermingsmiddelen en bijen: (on) mogelijkheden van een regionale analyse

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse

Belgisch areaal aardappelen 2015

Evolutie van de Belgische voorraden

Regionale verdeling van de notariële vastgoedindex

400 g/l pendimethalin

- 1 - uitnodiging VOORJAARSVERGADERING. Dinsdag 26 februari 2008 om 19:30u. vergaderzaal PIBO Sint-Truidersteenweg 323 te Tongeren

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen Juli - september 2015

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

Voorwoord. Medewerkers PIBO-Campus vzw. Voorjaarsvergadering 26 februari 2013, PIBO-Campus

plage-lestijden onderwijzer

Hoog aantal vastgoedtransacties in het afgelopen trimester. De vastgoedmarkt herpakt zich na een relatief rustige maand maart

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen

STUDIE Faillissementen 2 november 2016 Opnieuw forse stijging in oktober

EVOLUTIE OP JAARBASIS (2017 YTD 2018) EVOLUTIE OP 5 JAAR (2013 YTD 2018)

Rendabiliteit van sojateelt in Vlaanderen. Jef Van Meensel 23/11/2017 ILVO ILVO

Afzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen,

Sectorfoto PSC

Definitieve resultaten eindejaarscontroles

notarisbarometer 101,6 99, ,2 99,8 94,1 Belgisch vastgoed zet de economische crisis een hak

landbouw en natuurlijke omgeving 2010 landbouw-breed CSPE BB minitoets bij opdracht 4

Exploitatie van bioscoopzalen ( 35 mm of meer )

- 1 - uitnodiging VOORJAARSVERGADERING. Dinsdag 27 februari 2007 om 19:30u. vergaderzaal PIBO Sint-Truidersteenweg 323 te Tongeren

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

De waalse landbouw in cijfers

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen Oktober - december 2014

86,3 87,7 +1,66% -8,62%

... Graydon studie. Faillissementen. November 2017

DE WAALSE LANDBOUW IN CIJFERS

Arbeidsmarkt Onderwijs

30 3 DE TRIMESTER 2016

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen Juli - September 2013

Bruikbare herbiciden in potchrysant

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen

Gewasbescherming wintertarwe en wintergerst

Monitor 2016Q4 15 Pag. MONITOR FLEXI-JOBS

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen

- 1 - uitnodiging VOORJAARSVERGADERING. Dinsdag 17 februari 2009 om 19u30 vergaderzaal PIBO Sint-Truidersteenweg 323 te Tongeren

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage

PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2012

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen Oktober - december 2013

De waalse landbouw in cijfers

Voorwoord. Medewerkers PIBO-Campus vzw. Voorjaarsvergadering 1 maart 2011, PIBO-Campus

Arbeidsmarkt Onderwijs

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen

Producten 2019 NIEUW: Fusilade Max Ikanos Starship Sulcogan Trimaxx

Arbeidsmarkt Onderwijs

NIEUW Nagano PRODUCTEN 2018

Ontwikkeling leerlingaantallen

NIEUW Blossom Protect Boni Protect SmartGrass

IMA-monitor van de toepassing van de verplichte sociale derdebetalersregeling door huisartsen

Gewasbeschermingsmiddelen in Vlaanderen: validatie emissies en waterkwaliteit

Toestand en evolutie van de bodemvruchtbaarheid in België

Boxer WG en aanbevelingen, N W.10 bij etiketinstructie versie 10

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Suikerbieten. magazine

Arbeidsmarkt Onderwijs

Tuberculose in Vlaanderen 2002

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Juli 2014

De waalse landbouw in cijfers

T NOTARISBAROMETER VASTGOED. Barometer 33

Arbeidsmarkt Onderwijs

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen April - juni 2014

INDEX VASTGOEDACTIVITEIT T EVOLUTIE OP JAARBASIS

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

Impact van de Russische boycot op de prijzen en de uitvoer van bepaalde landbouwproducten

NOTARISBAROMETER VASTGOED MACRO-ECONOMISCHE FACTOREN. Barometer 35

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Nieuw Kyleo MaxCel Rizolex 500 SC

Arbeidsmarkt Onderwijs

Vastgoed April - juni 2016 VASTGOEDACTIVITEIT IN BELGIË 105,3 105,0. Op macro-economisch niveau

Producten groenbeheer Fiche zaden, eenjarigen en vaste planten (versie 10/02/2015) Bijlage

Evolutie van de Belgische voorraden

Prijzen houden stand, maar de activiteit daalt. derde trimester met 5,1% naar beneden ten opzichte van de derde trimester van 2009.

Rapportage meldingen everzwijn Limburg Thomas Scheppers & Jim Casaer

Regionale verdeling van de vastgoedactiviteit

Overlevingsstrategieën voor een multifunctionele landbouw in verstedelijkte gebieden

gegevens van TekenNet 2017 en resultaten van de studie op ziektekiemen in teken die werden verzameld op mensen [1]

De regionale impact van de economische crisis

Arbeidsmarkt Onderwijs

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

STUDIE. Faillissementen januari 2017

Houtbouw. in België vervolg op de enquêtes en uitgevoerd door Hout Info Bois 12% 2 % 5 % Hout Info Bois

Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw per gewas,

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen

Arbeidsmarkt Onderwijs

2 BEMESTING WINTERTARWE

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

Transcriptie:

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP CENTRUM VOOR LANDBOUWECONOMIE ONDERZOEK NAAR HET GEBRUIK VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN IN WINTERGERST, CICHOREI VOOR INULINE PRODUCTIE, SIERTEELT ONDER GLAS EN APPEL IN 2001 An Van den Bossche Dirk Van Lierde augustus 2003

VOORWOORD De gegevens van deze analyse werden verzameld door de land- en tuinbouwboekhouders van de afdeling Boekhoudkundige en Financiële Analyses van het Centrum voor Landbouweconomie onder leiding van ir. L. Vanorlé. Wij danken de leden van de Wetenschappelijke Raad voor Fytofarmacie voor hun opbouwende kritiek en de begeleiding die zij bij het tot stand brengen van deze analyse verstrekten.

INHOUDSOPGAVE Inleiding 3 1. Gegevensverzameling en methode 5 1.1. Gebruik van het CLE boekhoudnet 5 1.2. Materiaal 5 1.3. Controle 6 1.4. Methode 6 1.4.1. Verbruik per hectare en penetratiegraad 6 1.4.2. Verbruik per landbouwstreek en voor het Rijk 7 2. Wintergerst 11 2.1. Arealen 11 2.2. Gebruik van middelen op niveau van het Rijk 12 2.2.1. Herbiciden 12 2.2.2. Fungiciden 16 2.2.3. Insecticiden 18 2.2.4. Groeiregulatoren 20 2.2.5. Overige producten 21 2.3. Gebruik van middelen op niveau van de streken 21 2.4. Gegevenstabellen 24 2.4.1. Tabellen actieve stoffen wintergerst over het Rijk 24 2.4.2. Tabellen actieve stoffen wintergerst per streek 29 3. Cichorei voor inuline productie 37 3.1. Arealen 37 3.2. Gebruik van middelen op niveau van het Rijk 38 3.2.1. Herbiciden 38 3.2.2. Fungiciden 39 3.2.3. Insecticiden 40 3.2.4. Overige producten 40 3.3. Tabellen actieve stoffen cichorei voor inuline over het Rijk 41 4. Sierteelt onder glas 44 4.1. Arealen 44 4.2. Gebruik van middelen op niveau van het Rijk 46 4.2.1. Herbiciden 47 4.2.2. Fungiciden 48 4.2.3. Insecticiden 50 4.2.4. Acariciden 52 4.2.5. Groeiregulatoren 53 4.2.6. Overige producten 54 4.3. Gegevenstabellen 55 4.3.1. Tabellen actieve stoffen sierteelt onder glas over het Rijk 55 4.3.2. Tabellen actieve stoffen azalea over het Rijk 62 5. Appelteelt 67 5.1. Arealen 67-1 -

5.2. Gebruik van middelen op niveau van het Rijk 68 5.2.1. Herbiciden 68 5.2.2. Fungiciden 71 5.2.3. Insecticiden 74 5.2.4. Acariciden 76 5.2.5. Groeiregulatoren 77 5.2.6. Overige producten 78 5.3. Tabellen actieve stoffen laagstam appel over het Rijk 79-2 -

- Wintergerst - INLEIDING Door het Fonds voor de grondstoffen werd aan het Centrum voor Landbouweconomie (CLE) de opdracht gegeven om een studie te maken naar het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in een aantal gewassen. In principe liep dit onderzoek over een periode van drie jaar, maar het werd uitgebreid met een bijkomend vierde jaar. In elk van die jaren wordt het verbruik van gewasbeschermingsmiddelen van een aantal teelten bestudeerd. In het verleden werd door het CLE reeds medewerking verleend aan dergelijke studies die werden uitgevoerd door de Wetenschappelijke Raad voor Fytofarmacie. De gegevens worden verzameld in het boekhoudnet van het CLE en worden door het CLE verwerkt in voorliggende analyse. Het doel is om voor een aantal teelten na te gaan welke gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt en hoeveel van elk gewasbeschermingsmiddel wordt verbruikt. De handelsproducten worden vervolgens omgezet tot de actieve stoffen die zij bevatten en ook voor deze worden het gebruik en de gebruikte hoeveelheden berekend. Er wordt nagegaan hoeveel bedrijven een bepaald product gebruiken, hoe groot de oppervlakte is die met het product wordt behandeld en hoeveel product er per hectare wordt gebruikt. Dit wordt gedaan op niveau van het Rijk en van de landbouwstreek. Tevens worden via een extrapolatiemethode de hoeveelheden geraamd die op niveau van het Rijk en de landbouwstreek door alle landbouwers die deze teelt in hun teeltplan hebben worden gebruikt. Hierbij moet opgemerkt worden dat alle gewasbeschermingsmiddelen, gebruikt in de volledige teelt, dus ook vlak vóór en kort na de teeltperiode en op de perceelsranden, worden opgenomen. Voor het boekjaar 2001 werden volgende teelten bestudeerd: wintergerst, cichorei voor inuline productie, sierteelt onder glas en laagstam appel. Voor alle teelten worden de middelen beschouwd die voor de volledige teelt met oogstjaar 2001 werden gebruikt. Waar mogelijk, werden de gegevens voor 2001 vergeleken met voorgaand onderzoek uitgevoerd in opdracht van het Fonds voor de grondstoffen. Voor wintergerst werden de resultaten van 2001 vergeleken met de resultaten van dezelfde teelt voor de jaren 1993-94 en 1997-98 (zie tabellen 2.1 tot en met 2.7) en voor appel met 1998 (zie tabellen 5.1 tot en met 5.5). De teelten die in deze analyse worden bestudeerd bestrijken een kleine 4,4 pct. van het Belgisch landbouwareaal zoals blijkt uit figuur 1. - 3 -

- Wintergerst - wintergerst 2,63% cichorei 1,05% appel 0,64% azalea 0,03% sierteelt onder glas 0,04% overige teelten 95,62% Figuur 1. Aandeel van de in de analyse bestudeerde teelten in het totale teeltareaal van de Belgische landbouwteelten in 2001. 15 mei landbouwtelling 2001 van het Nationaal Instituut voor de Statistiek. De gegevens worden in tabellen per teelt vermeld. Bij elke teelt worden de stoffen gerangschikt volgens toepassingsgebied: herbiciden, fungiciden, insecticiden, acariciden, groeiregulatoren,... - 4 -

- Wintergerst - 1. GEGEVENSVERZAMELING EN METHODE 1.1. Gebruik van het CLE boekhoudnet Het CLE beschikt over een boekhoudnet dat als representatief kan worden beschouwd voor de Belgische land- en tuinbouw. Het boekhoudnet omvat een 1.050 tal boekhoudingen van landbouwbedrijven en een 350-tal boekhoudingen van tuinbouwbedrijven. Algemeen wordt aanvaard dat dit boekhoudnet representatief is voor de populatie van de Belgische land- en tuinbouwbedrijven met een professioneel karakter. Het CLE heeft bovendien heel wat ervaring met de weging van boekhoudresultaten tot representatieve gegevens van de populatie of deelpopulaties (bedrijfstypes, landbouwstreken, enz.). In die optiek en omdat het CLE tijdens voorgaande jaren reeds heel wat medewerking heeft verleend aan de studies in verband met het verbruik van gewasbeschermingsmiddelen die voor de dienst grondstoffen werden uitgevoerd, werd het CLE aangezocht om zelf dergelijke studies uit te voeren. Elk jaar wordt op de bedrijven van het CLE boekhoudnet voor een aantal verschillende teelten het verbruik van gewasbeschermingsmiddelen genoteerd. De verzamelde gegevens worden verwerkt in een analyse. 1.2. Materiaal Zoals reeds werd vermeld, zijn de gegevens afkomstig uit het boekhoudnet van het CLE. Om de analyse uit te voeren werden door de boekhouders aan de bedrijfsleiders een aantal bijkomende gegevens gevraagd. Er werd een softwareprogramma ontworpen waarmee de boekhouders voor elk van de bestudeerde teelten de oppervlakte en een aantal andere gegevens kunnen invoeren. Verder wordt voor elk gewasbeschermingsmiddel dat voor een teelt wordt gebruikt de hoeveelheid en de waarde van het gewasbeschermingsmiddel genoteerd. Dit laatste laat een goede controle toe bij de afsluiting van de boekhouding omdat de totale waarde van de gewasbeschermingsmiddelen die in de boekhouding wordt vermeld gelijk moet zijn aan de som van de waarden van de afzonderlijke gewasbeschermingsmiddelen die voor de betreffende teelt via het softwarepakket werden ingebracht. Ter informatie wordt ook de eenheidsprijs vermeld (zowel bij het invoeren op het scherm, als bij het maken van de listings achteraf), dit laat toe om fouten bij het inbrengen op te sporen (vooral fouten in verband met de gebruikte eenheden, of het vergeten van cijfers in een getal, of gewoon het vergeten invoeren van een product). Bij het inbrengen van de gegevens heeft de boekhouder de keuze uit de volledige officiële lijst van de erkende handelsproducten. Er is uiteraard ook een mogelijkheid voorzien om het eventueel gebruik van niet erkende producten, of recent erkende producten aan te geven. Deze laatste worden dan bij de latere verwerking verder geanalyseerd. - 5 -

- Wintergerst - 1.3. Controle De aldus verzamelde gegevens komen van bij de provinciale boekhoudbureaus naar de Centrale Dienst in Brussel waar zij door de verantwoordelijke voor het project worden geanalyseerd op hun juistheid. De controles bestaan er o.a. in dat er per teelt lijsten worden afgedrukt met voor elk bedrijf de naam van de verbruikte handelsproducten, de hoeveelheid die per hectare werd gebruikt, de waarde per hectare en de waarde per eenheid product. Deze gegevens worden op verschillende manieren gesorteerd zodat gemakkelijk te controleren is of de opgegeven informatie correct is (de gegevens worden bijvoorbeeld gesorteerd volgens prijs per eenheid product waarbij onmiddellijk registraties met afwijkende prijzen opvallen, dit kan wijzen op fouten). In geval er onduidelijkheden zijn in de opgegeven informatie wordt de betrokken boekhouder verder ondervraagd. Via een ontworpen software worden de handelsproducten omgezet naar de actieve stoffen die zij bevatten waarbij de hoeveelheid van elke actieve stof wordt berekend. Deze omzetting is ook gebaseerd op de informatie die begrepen is in de officiële lijst van erkende producten. Ook deze gegevens worden andermaal gecontroleerd op hun juistheid. 1.4. Methode De aldus verwerkte en gecontroleerde gegevens worden vervolgens gebruikt in een analyse waarbij o.a. een aantal tabellen worden opgesteld met de gegevens in verband met het gebruik van de actieve stoffen per teelt. De elementen die een rol spelen in de voorstelling van de gegevens en de totale verbruiken die in de analyse worden berekend, worden in volgende paragrafen toegelicht. 1.4.1. Verbruiken per hectare en penetratiegraad In de tabellen die voor elke teelt worden opgesteld, wordt een overzicht gemaakt van de actieve stoffen die door de landbouwers van de steekproef worden gebruikt. Hierbij worden de oppervlaktes van de percelen die met eenzelfde actieve stof worden behandeld samengeteld en wordt ook de totale hoeveelheid van de actieve stof samengeteld. Er wordt dan berekend welke hoeveelheid van de actieve stof wordt gebruikt per hectare. De gegevens hebben dus betrekking op de hoeveelheden per hectare van de actieve stof die door de bedrijven van de steekproef wordt gebruikt, dit uitgedrukt per hectare teelt die met de stof werd behandeld. Op basis van deze gegevens kan ook de penetratiegraad van de actieve stof worden bepaald, deze is dan het percentage van de landbouwers in de steekproef die de betreffende stof hebben gebruikt. Er kan ook worden bepaald op welk deel van het areaal t.o.v. het totale areaal in de steekproef de betreffende actieve stof werd gebruikt. - 6 -

- Wintergerst - 1.4.2. Verbruiken per landbouwstreek en voor het Rijk Voor de berekening van het totale verbruik van de verschillende gewasbeschermingsmiddelen en actieve stoffen per landbouwstreek en voor het Rijk werd een extrapolatiemodel uitgewerkt dat hierna kort wordt beschreven. Uit voorgaande studies van het Fonds voor de grondstoffen weet men dat, om op een zelfde gewas een zelfde ziektebeeld of parasiet te bestrijden, de bedrijfsleiders de keuze hebben uit een groot aantal verschillende actieve stoffen. Het gebruik van een bepaalde stof kan regionaal meer verspreid zijn dan in een andere regio (o.a. afhankelijk van de publiciteit en de inzet van de regionale verdelers van gewasbeschermingsmiddelen). Ook kan afhankelijk van de grondsoort en plaatselijke omstandigheden de infectiedruk voor een bepaalde parasiet groter of kleiner zijn dan in een andere streek. Dit betekent dat het niet voldoende is om een voldoende representatief aantal bedrijven in de steekproef te hebben voor bijvoorbeeld een bepaalde landbouwstreek, maar dat er ook binnen die landbouwstreek geografisch een goede verdeling van de bedrijven moet zijn. Aangezien het aantal bedrijven in de steekproef beperkt is, betekent dit dat men een aangepast extrapolatiemodel moet opstellen dat eventuele correcties doorvoert. Hoe dit extrapolatiemodel werkt kan worden toegelicht aan de hand van het voorbeeld van wintergerst in de Condroz (zie figuur 2). Figuur 2. Ligging van de landbouwstreken in België - 7 -

- Wintergerst - De Condroz strekt zich uit over drie provincies: Henegouwen, Luik en Namen. Het gebied waarover deze streek zich uitstrekt is dan ook vrij groot en men mag aannemen dat in deze streek heel wat variatie voorkomt in behoefte aan middelen (omwille van o.a. verschillende infectiedruk). Om dit zo goed en nauwkeurig mogelijk weer te geven werd de Condroz ingedeeld in verschillende strata of cellen. Aanvankelijk werd gewerkt met cellen die bestonden uit de gebieden die tot de Condroz behoorden en in een zelfde arrondissement gelegen waren. Dit bleken echter te kleine strata te zijn en daarom werden de strata vergroot tot de gebieden van de Condroz die bij een zelfde provincie behoorden. Binnen elk van de aldus gevormde cellen, en dat zijn er in dit voorbeeld dus drie, werd vervolgens het aantal bedrijven uit de steekproef bepaald en werd het areaal wintergerst van de bedrijven in de steekproef bepaald. Dit werd vervolgens, cel per cel, vergeleken met het aantal bedrijven en het areaal dat volgens de landbouwtelling in deze cellen voorkomt. Men kon dan de cijfers van de steekproef vergelijken met deze van de telling en nagaan of het areaal in de steekproef voldoende groot was in verhouding met dit in de telling om betrouwbaar te zijn. Was het areaal in de steekproef te klein, of waren er in het geheel geen waarnemingen, dan werd overgegaan tot een hergroepering met de naburige cel. Op vraag van de begeleidingscommissie bleef deze hergroepering beperkt tot cellen van dezelfde landbouwstreek. Na hergroepering werd opnieuw nagegaan of het areaal van de steekproef voldoende groot was in vergelijking met het areaal van de populatie, indien dit niet het geval was werden opnieuw cellen toegevoegd. Vervolgens werd het verbruik van middelen per hectare berekend op basis van de gegevens van de bedrijven van de steekproef in de cel, of de gehergroepeerde cellen. Tenslotte werden voor elke cel de aldus bekomen gemiddelden per hectare vermenigvuldigd met het areaal dat volgens de landbouwtelling in de betreffende cel voorkomt om aldus het totale verbruik aan middelen voor een bepaalde teelt (in dit geval wintergerst) in de landbouwstreek te bekomen. Door een sommatie te maken over alle landbouwstreken bekomt men vervolgens het totale verbruik voor het Rijk. In het voorbeeld van de teelt van wintergerst in de Condroz was het areaal in de populatie en het aandeel van het areaal van de steekproefbedrijven tot dit areaal als volgt: Provincie areaal populatie (NIS) aandeel bedrijven steekproef t.o.v. NIS --------------------------------------------------------------------- -------------------------------------------- ----------------------------------------------------- Henegouwen 1.488 ha 2,7 % Luik 2.123 ha 1,2 % Namen 7.341 ha 5,1 % - 8 -

- Wintergerst - Men kan vaststellen dat voor de provincie Luik in de steekproef slechts 1,2 pct. van het areaal vertegenwoordigd is. Om een betrouwbaarder beeld te krijgen van het verbruik, voegt men deze cel samen met de dichtstbijzijnde cel, dit is in dit geval de Condroz in Namen. Er wordt van uit gegaan dat het middelenverbruik in de aangrenzende cel dit van de cel zelf dicht benadert. Bij de berekening gaat men te werk alsof ook de bedrijven van de steekproef in Namen in de cel van Luik zouden liggen. Men berekent dan voor elke actieve stof de verbruikte hoeveelheden van de steekproefbedrijven van Namen en Luik samen. Dan berekent men de gemiddelde verbruiken per hectare, en om het totaal voor de cel Luik te kennen vermenigvuldigt men deze verbruiken met 2.123, dit is het aantal hectare in de Condroz van Luik. Op deze manier bekomt men een betere raming voor het verbruik in deze cel. Aangezien wordt aangenomen dat in de twee andere cellen het areaal in de steekproef voldoende vertegenwoordigd is, worden voor deze twee cellen de verbruiken berekend op basis van de bedrijven uit deze cellen in de steekproef (voor Namen worden dus opnieuw de bedrijven uit de steekproef van de Condroz in Namen gebruikt). In feite komt het erop neer dat men getracht heeft om een beter representatief beeld te krijgen van de Condroz in Luik door het verbruik in deze cel gelijk te stellen aan het verbruik van de bedrijven uit de steekproef van Namen en Luik samen. Deze methode biedt als voordeel dat door dit systeem van extrapoleren optimaal rekening wordt gehouden met de regionale verdeling binnen een landbouwstreek. Nadeel is echter dat de som van de totale verbruiken vóór hergroepering lichte afwijkingen kan geven met de som van de verbruiken na hergroepering. Deze methode geeft echter de meest betrouwbare resultaten voor de totale verbruiken per landbouwstreek en voor het Rijk. Uit de gegevens van de tabellen blijkt dat tussen beide berekeningsmethoden voor de bestudeerde teelten weinig verschillen bestaan. Dit wijst op een goede spreiding van de steekproefbedrijven en een grote betrouwbaarheid van de resultaten. Anderzijds is het zo dat naarmate men naar kleinere aggregaten gaat, zoals de landbouwstreken, de methode van het hergroeperen een gepast algoritme is dat uitzonderlijke gevallen van slechte representativiteit automatisch opvangt. In de tabellen vindt men dan ook naast de kolommen met de gebruikte hoeveelheden per hectare die vóór hergroepering worden berekend (zie punt 1.4.1.) de totale hoeveelheden van de stoffen die in de betreffende landbouwstreek of in het Rijk werden gebruikt. Bij de berekening van deze totalen werd in een aantal gevallen overgegaan tot hergroepering van de strata om meer betrouwbare gemiddelde verbruiken per hectare te bekomen. Doordat gehergroepeerd wordt, speelt het toeval van de samenstelling van de steekproef een kleinere rol omdat het systeem er voor heeft gezorgd dat indien er te weinig bedrijven zijn in een stratum de betrouwbaarheid van de gegevens werd vergroot door het aantal waarnemingen groter te maken en dit door samenvoeging met een verwant stratum. Deze samenvoeging heeft slechts tot doel om de betrouwbaarheid van het berekende totaal verbruik te verhogen. Uiteindelijk hebben de twee methoden hun eigen voor- en nadelen - 9 -

- Wintergerst - afhankelijk van het gebruik dat men wil van maken van de vermelde cijfers. Het leek aangewezen beide gegevens op te nemen in de tabellen zodat er een maximum aan informatie ter beschikking komt van het Fonds. Tenslotte dient te worden opgemerkt dat voor het bepalen van de penetratiegraad, dit is het aantal bedrijven dat de actieve stof gebruikt, er geen hergroepering werd doorgevoerd van strata. - 10 -

- Wintergerst - 2. WINTERGERST 2.1. Arealen Het totale areaal wintergerst bedraagt volgens de landbouwtelling van het NIS in 2001 36.565 hectare, de teelt komt voor op 7.084 bedrijven. Per landbouwstreek is de verdeling van het areaal als volgt: oppervlakte(ha) aantal bedrijven Zandstreek 817,94 403 Kempen 625,06 211 Zandleemstreek 5.670,85 1.821 Leemstreek 14.854,79 2.907 Condroz 10.951,12 1.063 Famenne 2.002,94 275 Overige streken 1.642,39 404 Rijk 36.565,09 7.084 De verdeling per provincie ziet er uit als volgt: oppervlakte(ha) aantal bedrijven Antwerpen 189,95 77 Vlaams-Brabant en Brussel HG 4.862,71 1.436 Waals-Brabant 3.399,10 533 West-Vlaanderen 761,24 342 Oost-Vlaanderen 1.040,81 585 Limburg 2.357,60 776 Henegouwen 6.498,91 1.225 Luik 5.795,99 774 Namen 10.870,88 1.154 Luxemburg 787,90 182 Wintergerst komt dus vooral voor in de Leemstreek (40,6 pct. van het areaal), de Condroz (30,0 pct.) en de Zandleemstreek (15,5 pct.). In deze drie streken samen vindt men 86,1 pct. van het totale wintergerstareaal in België. Verder kunnen nog de Famenne (5,5 pct.) en de Zandstreek (2,2 pct.) worden vermeld. De grootste arealen per bedrijf vindt men in de Condroz met gemiddeld 10,3 hectare en in de Famenne met gemiddeld 7,3 hectare per bedrijf. Het gemiddeld areaal wintergerst op niveau van het Rijk bedraagt 5,2 hectare per bedrijf. De belangrijkste provincie is de provincie Namen met 29,7 pct. van het areaal gevolgd door Henegouwen met 17,8 pct., Luik met 15,9 pct. en Vlaams-Brabant (samen - 11 -

- Wintergerst - met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (0,1 pct. van areaal)) met 13,3 pct. van het Belgische areaal. De gegevens die in deze analyse voor wintergerst worden vermeld hebben betrekking op het teeltjaar 2000-2001, dus gezaaid in 2000 en geoogst in 2001. In de volgende tabellen worden de verbruiken van de actieve stoffen vermeld. Eerst wordt een overzicht gegeven van de gebruikte actieve stoffen voor gans België, waarbij achtereenvolgens de herbiciden, fungiciden, insecticiden, groeiregulatoren en overige producten worden vermeld. Na de tabellen met de overzichten voor gans België worden de tabellen met dezelfde gegevens maar per landbouwstreek gegeven, enkel de landbouwstreken waar de teelt van wintergerst belangrijk is, worden vermeld. 2.2. Gebruik van middelen op niveau van het Rijk Op niveau van het Rijk bedragen de kosten van gewasbeschermingsmiddelen per hectare gemiddeld 130,56. In totaal wordt 3,05 kilogram actieve stof per hectare wintergerst gebruikt. Bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen kunnen volgende opmerkingen worden gemaakt: 2.2.1. Herbiciden Het aantal actieve stoffen met herbicide werking die door de bedrijven van de steekproef in wintergerst worden gebruikt, bedraagt 45, verdeeld over 83 handelsproducten. Per hectare wordt gemiddeld 1,76 kilogram actieve stof met herbicide werking gebruikt. Globaal genomen worden voor 51,46 herbiciden per hectare wintergerst gebruikt. Bij de bodemherbiciden is isoproturon, met bladwerking tegen éénjarige grassen (vooral duist) en diverse dicotylen, het meest gebruikte middel. De actieve stof wordt op 56,1 pct. van het areaal gebruikt door 50,8 pct. van de wintergersttelers. Men vindt isoproturon terug in een groot aantal handelsproducten. Het wordt veel samen gebruikt met diflufenican in twee- tot vierledige mengsels. Diflufenican wordt toegepast op 26,3 pct. van het areaal en wordt door 23,3 pct. van de telers gebruikt. Het wordt nooit alleen toegepast maar steeds samen met andere actieve stoffen zoals isoproturon, ioxynil (resp. 16,8 pct. en 15,0 pct.), flurtamone (resp. 4,3 pct. en 3,6 pct.) en mecoprop-p (resp. 16,6 pct. en 11,9 pct. voor mecoprop en mecoprop-p samen). Chloortoluron wordt vooral kort na het zaaien gebruikt tegen éénjarige grassen en tweezaadlobbige onkruiden. Het wordt toegepast op 30,5 pct. van het areaal door 27,5 pct. van de telers. Pendimethalin (11,7 pct. van het areaal en 9,8 pct. van de telers) en trifluralin (7,6 pct. van het areaal en 6,2 pct. van de telers) worden soms bij chloortoluron toegevoegd om een betere werking tegen kleefkruid, muur, ereprijs, dovenetel en akkerviooltje te bekomen. Prosulfocarb, gebruikt ter bestrijding van éénjarige grassen en tweezaadlobbigen (o.a. muur en - 12 -

- Wintergerst - kleefkruid), wordt toegepast op 10,2 pct. van het areaal en heeft een penetratiegraad van 11,9 pct. Om een betere doeltreffendheid te krijgen tegen kamille, ereprijs, dovenetels en akkerviooltje wordt prosulfocarb meestal samen gebruikt met isoxaben, soms kort na het zaaien, doch bij voorkeur in het 1 2 bladstadium van het gewas over kleine onkruiden. Afzonderlijk wordt isoxaben vooral kort na zaaien ingezet tegen tweezaadlobbige onkruiden, en meer in het bijzonder tegen onkruiden die gemakkelijk ontsnappen aan ureumverbindingen. Het wordt toegepast op 8,1 pct. van het areaal en door 8,8 pct. van de telers. Prosulfocarb en isoxaben worden duidelijk meer ingezet in wintergerst dan in wintertarwe. De reden hiervoor is dat wintergerst vroeger wordt uitgezaaid met een snellere onkruidkieming tot gevolg bij nog hogere temperaturen. Van de herbicide groeistoffen, werkzaam tegen éénjarige probleemonkruiden, valt vooral fluroxypyr te vermelden. Het wordt toegepast op 33,3 pct. van het areaal en heeft een penetratiegraad van 26,4 pct. Ook mecoprop en mecoprop-p (samen op 16,6 pct. van het areaal en door 11,9 pct. van de telers gebruikt), met een analoog werkingsspectrum (kleefkruid en muur), zijn belangrijk. In geringere mate wordt ook dichloorprop en dichloorprop-p (samen op 6,6 pct. van het areaal en door 4,2 pct. van de wintergersttelers gebruikt) toegepast die eveneens doeltreffend zijn tegen duizendknopen (zoals perzikkruid, zwaluwtong en varkensgras). Tegen overblijvende onkruiden zoals akkerdistel, akkermelkdistel, wikke, zuringsoorten en akkerpaardenstaart gebruikt men vooral MCPA (9,3 pct. van het areaal en een penetratiegraad van 7,3 pct.), MCPB (resp. 0,8 pct. en 0,5 pct.) en 2,4-D (resp. 0,5 pct. en 0,5 pct.) worden nog weinig ingezet. Clopyralid (7,9 pct. van het areaal en 7,8 pct. van de telers) is zeer goed werkzaam tegen akkerdistel, akkermelkdistel en andere composieten zoals kamille en wordt dus vooral hiertegen ingezet. Van de contactherbiciden zijn ioxynil (16,8 pct. van het areaal en 15,0 pct. van de telers), tegen kamille, ereprijs en dovenetels, naast bifenox (resp. 9,3 pct. en 5,2 pct.) en carfentrazon-ethyl (resp. 1,8 pct. en 3,6 pct.) tegen probleemonkruiden zoals ereprijs, dovenetel, akkerviooltje en kleefkruid in diverse formuleringen nuttig. Fluoroglycofeen-ethyl (0,5 pct. van het areaal en 0,5 pct. van de telers) en bentazon (resp. 0,7 pct. en 1,6 pct.) zijn nagenoeg uit de praktijk verdwenen. De sulfonylureumverbindingen, na de opkomst toegediend in zeer lage doses tegen dicotyle onkruiden, hebben eveneens enig belang. Tribenuron-methyl, gebruikt op 19,4 pct. van het areaal en door 10,9 pct. van de telers, wordt het meest ingezet van deze groep. Naast tribenuron-methyl zijn er ook nog het recentere florasulam (resp. 17,3 pct. en 10,9 pct.) met een goede kleefkruid en dicotylen werking, maar ook metsulfuron-methyl (resp. 3,7 pct. en 5,7 pct.), amidosulfuron (resp. 8,9 pct. en 7,3 pct.) met een specifieke werking tegen kleefkruid en thifensulfuron-methyl (resp. 0,5 pct. en 1,0 pct.). Van de specifieke bladgramiciden wordt het meest beroep gedaan op imazamethabenz (23,3 pct. van het areaal en 14,5 pct. van de telers), naast fenoxaprop-p-ethyl - 13 -

- Wintergerst - (+ mefenpyr-diethyl) (resp. 18,3 pct. en 14,0 pct.), alleen of in een formulering samen met isoproturon tegen bovenstaande duist, windhalm en wilde haver. De totaal herbiciden met bladwerking glyfosaat (1,8 pct. van het areaal en 2,6 pct. van de telers) en trimesium-glyfosaat (1,2 pct. van het areaal en 1,0 pct. van de telers) werden vermoedelijk ingezet als vóór-oogst behandeling tegen onkruidgrassen (kweek) en tweezaadlobbigen, vanaf het deegrijp stadium van de wintergerst. Uit de vergelijkende tabel 2.1 kan afgeleid worden dat de toediening van isoproturon in 2000-2001 nagenoeg hetzelfde gebleven is in vergelijking met deze in 1997-1998 (56,1 pct. van het wintergerst areaal vs. 59,1 pct.), naast deze van chloortoluron (30,5 pct. vs. 32,5 pct. in 1997-98 en 31,7 pct. in 1993-94). Ook diflufenican werd vrijwel in dezelfde mate ingezet in 2000-2001 als in 1997-98 (resp. 26,3 pct. en 26,7 pct.); in 1993-94 (7,7 pct.) was dit herbicide slechts vrij recent in de handel. Het herbiciden gebruik in 2000-2001 t.a.v. dit in 1997-98 is verhoogd voor de bladherbiciden fluroxypyr (33,3 pct. in 2000-2001 vs. resp. 22,4 pct. in 1997-98 en 23,4 pct. van de oppervlakte in 1993-94), imazamethabenz-methyl (23,3 pct. vs. resp. 13,6 pct. en 2,6 pct. van de oppervlakte), tribenuron-methyl (19,4 pct. vs. 10,5 pct. in 1997-98), fenoxaprop- P-ethyl+mefenpyr-diethyl (resp. 18,3 pct. vs. 6,8 pct. en 2,2 pct.), amidosulfuron (8,9 pct. vs. resp. 5,8 pct. en 5,9 pct.) en van het bodemherbicide (met bladwerking) pendimethalin (11,7 pct. vs. resp. 5,9 pct. en 6,1 pct.). Anderzijds is de toediening afgenomen van mecoprop en mecoprop-p (16,6 pct. in 2000-2001 vs. 20,2 pct. in 1997-98 en 34,1 pct. in 1993-94), wegens het hoger gebruik van nieuwere middelen tegen kleefkruid (o.a. fluroxypyr, florasulam en amidosulfuron). Ook de bodemherbiciden prosulfocarb (resp. 10,2 pct. vs. 26,3 pct. en 31,4 pct. van de oppervlakte) en isoxaben (8,1 pct. vs. resp. 26,3 pct. en 27,2 pct.) zijn fel achteruit gegaan. Tabel 2.1. : Evolutie (procentueel) van het gebruik van de voornaamste herbiciden in de wintergerstteelt in België Herbiciden Pct. behandelde oppervlakte Pct. gebruikers 1993-94 1997-98 2000-01 1993-94 1997-98 2000-01 Isoproturon 35,7 59,1 56,1 36,2 50,2 50,8 Fluroxypyr 23,4 22,4 33,3 25,6 24,1 26,4 Chloortoluron 31,7 32,5 30,5 27,4 25,2 27,5 Diflufenican 7,7 26,7 26,3 7,7 23,7 23,3 Imazamethabenz-methyl 2,6 13,6 23,3 2,1 11,2 14,5 Tribenuron-methyl nog niet erkend 10,5 19,4 nog niet erkend 5,8 10,9 Fenoxaprop-P-ethyl (+ beschermstof mefenpyr-diethyl) 2,2 6,8 18,3 0,9 3,1 14,0 Florasulam nog niet erkend nog niet erkend 17,3 nog niet erkend nog niet erkend 10,9-14 -

- Wintergerst - Ioxynil 12,8 11,4 16,8 13,2 17,0 15,0 Mecoprop en mecoprop-p 34,1 20,2 16,6 29,1 16,1 11,9 Vervolg Tabel 2.1 Pct. behandelde oppervlakte Pct. gebruikers 1993-94 1997-98 2000-01 1993-94 1997-98 2000-01 Pendimethalin 6,1 5,9 11,7 6,6 6,3 9,8 Prosulfocarb 31,4 26,3 10,2 25,2 25,5 11,9 Bifenox 12,4 10,3 9,3 11,7 8,0 5,2 MCPA 14,8 9,7 9,3 13,9 8,5 7,3 Amidosulfuron 5,9 5,8 8,9 4,9 4,5 7,3 Isoxaben 27,2 26,3 8,1 24,8 23,7 8,8 Clopyralid 1,1 8,0 7,9 1,3 10,3 7,8 Trifluralin 1,8 9,4 7,6 2,7 5,8 6,2 Dichloorprop en dichloorprop-p 15,0 6,8 6,6 10,8 5,4 4,2 Flurtamone nog niet erkend nog niet erkend 4,3 nog niet erkend nog niet erkend 3,6 Metsulfuron-methyl 5,6 5,7 3,7 4,1 5,4 5,7 Bromoxynil 0 1,5 2,9 0 2,4 2,1 Carfentrazon-ethyl nog niet erkend 6,4 1,8 nog niet erkend 4,0 3,7 Triasulfuron 0,3 0,3 1,6 0,3 1,0 2,1 Thifensulfuron-methyl 0 2,8 0,5 0 2,2 1,0 Flupyrsulfuron-methyl nog niet erkend nog niet erkend 0,5 nog niet erkend nog niet erkend 1,0 Bron: vroeger onderzoek voor het Fonds voor de grondstoffen In 1993-94 bedroeg de hoeveelheid herbiciden 2,52 kilogram per hectare wintergerst, in 1997-98 was dit 2,26 kilogram per hectare, dit is een afname van 10 %. Het gebruik van herbiciden per hectare nam verder af in de periode 1998-2001 met in 2000-2001 1,76 kilogram, dit is een afname met 22 pct. t.o.v. 1997-98 en van 30 pct. t.o.v. 1993-94. Voor een aantal actieve stoffen kunnen de gebruikte hoeveelheden die in de drie studies werden bekomen, worden vergeleken. Het gebruik per hectare is van 1994 naar 2001 afgenomen voor prosulfocarb en mecoprop en mecoprop-p doch anderzijds gestegen voor isoproturon en in geringe mate voor chloortoluron. Tabel 2.2. : Evolutie (kg/ha) van het gebruik van de voornaamste herbiciden in de wintergerstteelt in België kg actieve stof per hectare 1993-94 1997-98 2000-01 Totale hoeveelheid werkzame stof 2,52 2,26 1,76 Prosulfocarb 1,12 0,80 0,29 Chloortoluron 0,38 0,48 0,40 Isoproturon 0,33 0,50 0,57 Mecoprop en mecoprop-p 0,13 0,08 0,03 Bron: vroeger onderzoek voor het Fonds voor de grondstoffen - 15 -

- Wintergerst - 2.2.2. Fungiciden In wintergerst, geoogst in 2001, worden op de bestudeerde bedrijven in totaal 26 verschillende actieve stoffen met fungicide werking gebruikt. Deze zijn verdeeld over 48 verschillende handelsproducten. Gemiddeld wordt, per hectare, 0,58 kilogram actieve stof fungicide gebruikt. De kosten van de toegepaste fungiciden bedragen 59,64 per hectare. Het meest gebruikte fungicide is azoxystrobin dat vooral gebruikt wordt in de strijd tegen roest. Producten die azoxystrobine bevatten worden gebruikt op 52,8 pct. van het totale wintergerstareaal in België en de actieve stof wordt door 40,9 pct. van de telers gebruikt. Op 27,4 pct. van het areaal wordt propiconazool gebruikt met een penetratiegraad van 23,3 pct. Propiconazool wordt gebruikt tegen witziekte, roest en bladvlekkenziekte en wordt meestal samen met cyprodinil toegepast. Cyprodinil wordt op 18,9 pct. van het areaal en door 16,1 pct. van de landbouwers gebruikt. Epoxiconazool wordt gebruikt tegen netvlekkenziekte, bladvlekkenziekte, roest en witziekte. Het wordt zowel alleen gebruikt als in mengsels zoals met kresoxim-methyl. Epoxiconazool wordt, in zijn mengsels of alleen, gebruikt op 25,4 pct. van het areaal door 24,9 pct. van de telers. Kresoxim-methyl wordt gebruikt op 13,4 pct. van het areaal en heeft een penetratiegraad van 13,5 pct. Fenpropimorf wordt in wintergerst steeds gebruikt in mengsels zoals met epoxiconazool, azoxystrobin en kresoxim-methyl. Op 21,3 pct. van het teeltoppervlakte wordt fenpropimorf gebruikt door 15,5 pct. van de landbouwers in de strijd tegen verschillende schimmelziektes. Carbendazim wordt vooral gebruikt tegen oogvlekkenziekte, het wordt op 15,0 pct. van het areaal toegepast door 9,3 pct. van de landbouwers. Het kan ook samen met flusilazool worden toegepast. Flusilazool wordt gebruikt op 20,3 pct. van het areaal door 10,4 pct. van de telers. Eveneens het vermelden waard is het gebruik van trifloxystrobin op 13,7 pct. van het areaal door 10,4 pct. van de telers. Trifloxystrobin wordt in mengsel met triazolen of propiconazool gebruikt ter bestrijding van bladvlekkenziekte, roest, witziekte en netvlekkenziekte. In tabel 2.3 worden de percentages van de oppervlakte dat behandeld wordt door de belangrijkste actieve stoffen vergeleken met de resultaten uit voorgaande onderzoeken (teeltseizoenen 1997-98 en 1993-94). Hieruit kan worden besloten dat de triazolengroep na een stijging van 1993-94 tot 1997-98, een daling vertoont van 1997-98 tot 2000-2001. Toch blijft deze groep de belangrijkste binnen de fungiciden in wintergerst. De stijging in toepassing tussen 1993-94 tot 1997-98 en daaropvolgende een daling tussen 1997-98 en 2000-2001 komt voor bij propiconazool (20,0 pct. van het areaal in 1993-94 vs. 52,6 pct. in 1997-98 en 27,4 pct. in 2000-2001), en bromuconazool (resp. 3,0 pct. vs. 8,2 pct. en 3,8 pct.). Het verbruik van epoxiconazool (23,5 pct. van het areaal in 1993-94, 23,6 pct. in 1997-98 en 25,4 pct. in 2000-2001), flusilazool (resp. 23,8 pct. vs. 24,1 pct. en 20,3 pct.) en cyproconazool (resp. 5,0 pct. vs. 8,3 pct. en 6,9 pct.) blijft nagenoeg constant. Het verbruik van tebuconazool vertoont een algemeen dalende - 16 -

- Wintergerst - trend (30,1 pct. van het areaal in 1993-94 vs. 14,8 pct. in 1997-98 en 9,4 pct. in 2000-2001). Metconazool, nog niet erkend in 1993-94, vertoont een stijgende toepassing van 2,9 pct. van het areaal in 1997-98 naar 5,7 pct. in 2000-2001. De tweede belangrijkste groep binnen de fungiciden zijn de strobilurines die een duidelijk stijgend succes kenden sinds hun erkenning. Het gebruik van azoxystrobin, nog niet erkend in 1993-94, steeg van 27,7 pct. van het areaal in 1997-98 naar 52,8 pct. in 2000-2001. Het gebruik van kresoxim-methyl, eveneens nog niet erkend in 1993-94, bleef relatief constant met 14,6 pct. van het areaal in 1997-98 en 13,4 pct. in 2000-2001. Het relatief recentere trifloxystrobin, nog niet erkend in 1997-98 toonde een toepassing op 13,7 pct. van het wintergerstareaal. De morfolinen-groep omvat fenpropimorf en fenpropidin als voornaamste fungiciden in wintergerst. Globaal zien we een toename in belang van deze groep. Evenwel vertoont fenfropimorf pas een stijging tussen 1997-98 en 2000-2001 (resp. 15,5 pct. van het areaal in 1993-94 vs. 13,2 pct. in 1997-98 en 21,3 pct. in 2000-2001). Fenpropidin stijgt eerst in gebruik van 0,2 pct. in 1993-94 tot 12,7 pct. in 1997-98 en neemt dan weer af naar 2,8 pct. in 2000-2001. Carbendazim blijft vrijwel constant in gebruik tussen 1993-94 en 1997-98 (resp. 27,5 pct. en 27,2 pct.) en vertoont een dalend gebruik tussen 1997-98 en 2000-2001 (15,0 pct.). Cyprodinil vertoont een stijgend gebruik naar 41,2 pct. van het teeltareaal in 1997-98 en vervolgens een daling naar 18,9 pct. in 2000-2001. Dezelfde trend vertoont iprodione met 7,3 pct. van het areaal in 1997-98 en 3,2 pct. in 2000-2001. Famoxadone is recentelijk erkend en vertoont een verbruik op 4,9 pct. van het areaal in 2000-2001. Prochloraz werd gebruikt op 7,8 pct. van het areaal in 1993-94, dit verbruik steeg lichtjes naar 9,1 pct. in 1997-98 en daalde dan naar 2,8 pct. in 2000-2001. Chloorthalonil, tenslotte, vertoont een dalend verbruik met een toepassing op 28,5 pct. van het areaal in 1993-94, 12,2 pct. in 1997-98 en nog 5,5 pct. in 2000-2001. Tabel 2.3. : Evolutie (procentueel) van het gebruik van de voornaamste fungiciden in de wintergerstteelt in België Fungiciden Morfolinen: Pct. behandelde oppervlakte Pct. gebruikers 1993-94 1997-98 2000-01 1993-94 1997-98 2000-01 fenpropimorf 15,5 13,2 21,3 7,2 11,2 15,5 fenpropidin 0,2 12,7 2,8 0,9 11,2 2,6 Totaal morfolines 15,7 25,9 24,1 8,1 22,4 18,1 Triazolen: propiconazool 20,0 52,6 27,4 21,2 42,0 23,3 epoxiconazool 23,5 23,6 25,4 16,4 21,9 24,9-17 -

- Wintergerst - flusilazool 23,8 24,1 20,3 18,6 17,4 10,4 tebuconazool 30,1 14,8 9,4 22,1 13,4 8,8 cyproconazool 5,0 8,3 6,9 4,5 6,3 6,2 Vervolg Tabel 2.3 Pct. behandelde oppervlakte Pct. gebruikers 1993-94 1997-98 2000-01 1993-94 1997-98 2000-01 metconazool (cis/trans 84/16) nog niet erkend 2,9 5,7 nog niet erkend 2,2 4,7 bromuconazool 3,0 8,2 3,8 2,7 8,5 3,1 Totaal triazolen 105,4 134,5 98,9 85,5 111,7 81,4 Strobilurines: azoxystrobin nog niet erkend 27,7 52,8 nog niet erkend 21,4 40,9 trifloxystrobin nog niet erkend nog niet erkend 13,7 nog niet erkend nog niet erkend 10,4 kresoxim-methyl nog niet erkend 14,6 13,4 nog niet erkend 14,3 13,5 Totaal strobilurines - 42,3 79,9-35,7 64,8 Benzimidazolen: carbendazim 27,5 27,2 15,0 23,9 17,9 9,3 Totaal benzimidazolen 27,5 27,2 15,0 23,1 17,9 9,3 Cyprodinil 0,0 41,2 18,9 0,0 30,8 16,1 Chloorthalonil 28,5 12,2 5,5 24,3 9,8 3,6 Famoxadone nog niet erkend nog niet erkend 4,9 nog niet erkend nog niet erkend 2,6 Prochloraz 7,8 9,1 2,8 9,7 8,0 4,2 Iprodione 0,0 7,3 3,2 0,0 7,1 2,6 Bron: vroeger onderzoek voor het Fonds voor de grondstoffen Het gemiddeld gebruik van fungiciden bedroeg in 1993-94 0,68 kilogram per hectare. Dit steeg tot 0,84 in 1997-98 en daalde dan weer naar 0,58 kilogram per hectare in 2000-2001. De trend die reeds in 1997-98 werd gezien van een dalend gebruik van chloorthalonil en tebuconazool zette zich verder in de periode 1997-98 tot 2000-2001. Tabel 2.4. : Evolutie (kg/ha) van het gebruik van enkele fungiciden in de wintergerstteelt in België die een sterk afnemend verbruik vertonen tussen 1993 en 2000 kg actieve stof per hectare 1993-94 1997-98 2000-01 Totale hoeveelheid werkzame stof 0,68 0,84 0,58 Chloorthalonil 0,16 0,09 0,04 Tebuconazool 0,09 0,05 0,01 Bron: vroeger onderzoek voor het Fonds voor de grondstoffen 2.2.3. Insecticiden Het aantal actieve stoffen met insecticide werking die op de bedrijven van de steekproef worden gebruikt bedraagt 9, verdeeld over 9 handelsproducten. Tevens wordt er - 18 -

- Wintergerst - nog een actieve stof met zowel insecticide als acaricide werking gebruikt, verdeeld over twee handelsproducten. Het gebruik van insecticiden is vrij beperkt, per hectare wordt gemiddeld slechts 0,02 kilogram actieve stof gebruikt. De kosten voor de insectengewasbeschermingsmiddelen bedragen slechts 1,17 per hectare. De meeste insecticiden in wintergerst worden gebruikt om bladluizen te bestrijden, dit vooral om de overdracht van virussen zoals dit van de dwergvergelingsziekte te voorkomen. De meest gebruikte actieve stof met insecticide werking is lambda-cyhalothrin, dit is een maag- en contactinsecticide. Het wordt toegepast op 3,4 pct. van het areaal en wordt gebruikt door 3,1 pct. van de telers. Verder kunnen dimethoaat, deltamethrin en zetacypermethrine worden vermeld met een toepassing op resp. 2,9 pct., 2,2 pct. en 1,4 pct. van het areaal en gebruikt door resp. 0,5 pct., 1,0 pct. en 2,1 pct. van de telers. In 1993-94 werd er 0,01 kilogram insecticiden per hectare toegepast, in 1997-98 was dit 0,02 en in 2000-2001 ook 0,02. Het insecticidengebruik is dus relatief constant rond een waarde van 0,02 kilogram per hectare. Na een toename in gebruik tussen 1993-94 en 1997-98 van lambda-cyhalothrin, deltamethrin, fluvalinaat, cyfluthrin, cypermethrin en pirimicarb (resp. 0,0 pct. 4,0 pct., 0,2 pct., 1,8 pct., 0,0 pct. en 1,5 pct. van het areaal in 1993-94 vs. 7,5 pct., 5,8 pct., 2,1 pct., 5,6 pct., 3,2 pct. en 1,9 pct. van het areaal in 1997-98), vertoont het gebruik van deze actieve stoffen een kleinere of grotere afname tot 2000-2001 (resp. 3,4 pct., 2,2 pct., 1,1 pct., 0,0 pct., 0,0 pct., 0,0 pct. van het areaal in 2000-2001). Dimethoaat werd gebruikt op 0,7 pct. van het areaal in 1993-94, vertoont een daling naar 0,0 pct. in 1997-98 en vervolgens een stijging naar 2,9 pct. van het areaal in 2000-2001. Het gebruik van zetacypermethrine vertoont een stijgende trend van 0 pct. in 1993-94 naar 1,1 pct. in 1997-98 en tot 1,4 pct. in 2000-2001. Tabel 2.5. : Evolutie (procentueel) van het gebruik van de voornaamste insecticiden in de wintergerstteelt in België Insecticiden Pct. behandelde oppervlakte Pct. gebruikers 1993-94 1997-98 2000-01 1993-94 1997-98 2000-01 Lambda-cyhalothrin 0,0 7,5 3,4 0,0 4,0 3,1 dimethoaat 0,7 0,0 2,9 0,9 0,0 0,5 deltamethrin 4,0 5,8 2,2 0,9 2,7 1,0 zetacypermethrine 0,0 1,1 1,4 0,0 1,3 2,1 fluvalinaat 0,2 2,1 1,1 0,4 0,9 0,5 cyfluthrin 1,8 5,6 0,0 0,9 2,7 0,0 cypermethrin 0,0 3,2 0,0 0,0 1,3 0,0 pirimicarb 1,5 1,9 0,0 2,2 1,3 0,0 Totale hoeveelheid werkzame stof per hectare 0,01 0,02 0,02-19 -

- Wintergerst - Bron: vroeger onderzoek voor het Fonds voor de grondstoffen 2.2.4. Groeiregulatoren In de teelt van wintergerst wordt op de bedrijven van de steekproef gebruik gemaakt van in totaal vier verschillende groeiregulatoren die een halmverkortende werking hebben zodat het legeren wordt tegengegaan. De groeiregulatoren zijn verdeeld over 19 verschillende handelsproducten. Gemiddeld wordt 0,66 kilogram groeiregulerende actieve stof per hectare gebruikt voor een totaal bedrag van 16,73 per hectare. De belangrijkste groeiregulator is ethefon dat op 78,9 pct. van het areaal wordt toegepast door 70,0 pct. van de wintergersttelers. Als groeiregulator wordt ook veel gebruik gemaakt van chloormequat dat op 21,5 pct. van het areaal wordt toegepast door 20,7 pct. van de telers. Het wordt soms samen gebruikt met ethefon. Trinexapac-ethyl wordt gebruikt op 16,2 pct. van het areaal en heeft een penetratiegraad van 11,4 pct. Verder valt ook mepiquatchloride te vermelden, dat op 9,5 pct. van het areaal door 10,4 pct. van de telers wordt toegepast. Het wordt gebruikt in mengsel met ethefon en chloormequat. Bij vergelijking met resultaten voor de teeltseizoenen 1993-94 en 1997-98 kan worden besloten dat de meest gebruikte groeiregulator ethefon een constant gebruik vertoont van 84,1 pct. van het areaal in 1993-94 en 84,2 pct. in 1997-98 en vervolgens een lichte daling naar 78,9 pct. van het areaal in 2000-2001. Eveneens een daling in percentage areaal, behandeld door chloormequat en mepiquatchloride moet worden opgemerkt (resp. 41,7 pct. en 37,4 pct. van het areaal in 1993-94 vs. 34,9 pct. en 15,5 pct. in 1997-98 naar 21,5 pct. en 9,5 pct. in 2000-2001) Het gebruik van trinexapac-ethyl vertoont een stijgende trend van 0,0 pct. in 1993-94 naar 6,2 pct. in 1997-98 en 16,2 pct. in 2000-2001). Tabel 2.6. : Evolutie van het gebruik van de voornaamste groeiregulatoren in de wintergerstteelt in België Groeiregulatoren Pct. behandelde oppervlakte Pct. gebruikers 1993-94 1997-98 2000-01 1993-94 1997-98 2000-01 Ethefon 84,1 84,2 78,9 89,4 75,5 70,0 Chloormequat 41,7 34,9 21,5-32,1 20,7 Trinexapac-ethyl 0,0 6,2 16,2 0,0 6,7 11,4 mepiquatchloride 37,4 15,5 9,5 38,0 16,1 10,4 imazaquin 0,0 0,6 0 0,0 1,3 0 Bron: vroeger onderzoek voor het Fonds voor de grondstoffen In onderstaande tabel valt op dat het gebruik van groeiregulatoren in wintergerst zeer stabiel blijft over de jaren heen, namelijk ongeveer een verbruik van 0,66 kilogram per hectare. Hetzelfde geldt voor het verbruik van ethefon dat tijdens de periode 1994-2001 zo n 0,40 kilogram per hectare bedraagt. - 20 -

- Wintergerst - Tabel 2.7. : Evolutie (kg/ha) van het gebruik van de voornaamste groeiregulator in de wintergerstteelt in België kg actieve stof per hectare 1993-94 1997-98 2000-01 Totale hoeveelheid werkzame stof 0,65 0,66 0,66 Ethefon 0,41 0,42 0,39 Bron: vroeger onderzoek voor het Fonds voor de grondstoffen 2.2.5. Overige producten De overige producten zijn een beperkt aantal producten die niet onder de categorie herbicide, fungicide, insecticide of groeiregulator vallen. De stoffen uit deze groep hebben een verbruik van 0,03 kilogram per hectare en het bedrag dat daarbij hoort is 1,56 per hectare. Het zijn meestal additieven die in beperkte mate worden gebruikt. Het zijn vooral oliën die als doel hebben de contactwerking van herbiciden te verbeteren. Mollusciciden zoals methiocarb, metaldehyde en thiodicarb worden ingezet in de slakkenverdelging 2.3. Gebruik van middelen op niveau van de streken Bij de bespreking van de gewasbeschermingsmiddelen per landbouwstreek wordt enkel nog de aandacht gevestigd op gegevens die afwijken van wat bij de bespreking voor het volledige Rijk werd vermeld. Streken, waarvan onvoldoende of geen gegevens beschikbaar zijn, worden niet behandeld. Het betreft volgende streken: de Polders en Duinen, de Zandstreek, de Kempen, de Henegouwse Kempen, de Fagne, de Hoge Ardennen, de Ardennen en de Jura. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de Zandleemstreek is relatief goed gelijklopend met dat van het Rijk. Bij de herbicide actieve stoffen wordt imazamethabenz op een lager aandeel van het areaal toegepast in de Zandleemstreek (6,4 pct.) t.o.v. het Rijk (23,3 pct.). Ook isoproturon, tribenuron-methyl, florasulam en mecoprop met mecoprop-p samen, kennen een grotere toepassing op niveau van het Rijk dan in de Zandleemstreek, met resp. 56,1 pct., 19,4 pct., 17,3 pct. en 16,6 pct. van het areaal in het Rijk t.o.v. 36,3 pct., 3,2 pct., 4,5 pct. en 5,3 pct. van het areaal in de Zandleemstreek. Bij de fungiciden is epoxiconazool de derde meest gebruikte actieve stof op niveau van het Rijk terwijl deze in de Zandleemstreek pas op de zevende plaats komt. Ook flusilazool is belangrijker in het Rijk (20,3 pct. van het areaal) dan in de Zandleemstreek (4,8 pct. van het areaal). - 21 -

- Wintergerst - In de Leemstreek wordt een goede 0,6 kilogram meer gebruikt aan bestrijdingsmiddelen dan globaal op niveau van het Rijk. Vooral groeiregulatoren, gevolgd door fungiciden en herbiciden kennen een hogere toepassing in de Leemstreek dan gemiddeld in het Rijk. Bij de herbicide stoffen neemt imazamethabenz de derde plaats in bij de Leemstreek en de vijfde in het Rijk met bijhorende percentages behandelde teeltoppervlakte van resp. 34,3 pct. in de Leemstreek en 23,3 pct. in het Rijk. Chloortoluron, de derde meest gebruikte actieve stof met herbicide werking op niveau van het Rijk (30,5 pct. van het areaal) komt pas op de vijfde plaats in de Leemstreek (21,4 pct. van het areaal). Bij de fungiciden zijn vooral epoxiconazool (resp. 42,5 pct. van het areaal in de Leemstreek vs. 25,4 pct. in het Rijk) en kresoxim-methyl (resp. 21,9 pct. vs. 13,4 pct.) belangrijker in de Leemstreek dan gemiddeld op niveau van het Rijk. Bij de insecticiden valt vooral het hogere gebruik van lambda-cyhalothrin ( 9,3 pct. van het areaal) op t.o.v. dat in het Rijk (3,4 pct.). Het gebruik van bestrijdingsmiddelen in wintergerst is iets hoger in de Condroz (3,37 kilogram per hectare) dan gemiddeld in het Rijk. Dit is te wijten aan een hoger gebruik van herbiciden in de Condroz t.o.v. het Rijk. Vooral het hoger gebruik van tribenuron-methyl (40,3 pct. van het teeltareaal in de Condroz vs. 19,4 pct. in het Rijk) en van florasulam (32,8 pct. in de Condroz vs. 17,3 pct. in het Rijk) valt op. Het gebruik van middelen met fungicide werking is in de Condroz verschillend van dat in het Rijk. Propiconazool, op niveau van het Rijk op één na meest gebruikte fungicide (27,4 pct. van het areaal) komt in de Condroz op de vierde plaats (27,7 pct. van het areaal). Epoxiconazool is op niveau van het Rijk het derde belangrijkste fungicide (25,4 pct. van het areaal), terwijl dit in de Condroz op de zesde plaats staat (23,8 pct. van het areaal). In de Condroz zijn flusilazool (42,5 pct. van het areaal) en carbendazim (33,8 pct. van het areaal) resp. de tweede en derde meest gebruikte fungicide terwijl zij op niveau van het Rijk resp. pas op de vijfde en zevende plaats komen (resp. 20,3 pct. en 15,0 pct. van het areaal). Bij de insecticiden valt op dat er in de steekproef bedrijven in de Condroz geen gebruik werd gemaakt van lambda-cyhalothrin terwijl deze actieve stof het meest gebruikt wordt op niveau van het Rijk. In de Condroz is dimethoaat het meest gebruikte insecticide (7,9 pct. van het areaal in de Condroz vs. 2,9 pct. op niveau van het Rijk). Het gebruik van groeiregulatoren is goed vergelijkbaar met dat van het Rijk In de Famenne wordt er een 0,5 kilogram minder bestrijdingsmiddelen gebruikt per hectare wintergerst t.o.v. het Rijk. Hier wordt vooral minder gebruik gemaakt van herbiciden t.o.v. het Rijk. Opvallend is dat het meest aangewende herbicide in het Rijk, isoproturon, in de Famenne pas op de dertiende plaats komt (toepassing op 56,1 pct. van het areaal in het Rijk t.o.v. 6,7 pct. van het areaal in de Famenne). Chloortoluron staat op de plaats van meest gebruikt herbicide in de Famenne (52,7 pct. in de Famenne t.o.v. 30,5 pct. in het Rijk). Mecoprop en mecoprop-p staan op de tweede plaats in de Famenne (36,0 pct.) en op de tiende plaats op niveau van het Rijk (16,6 pct.). Ook bifenox wordt in vergelijking met het gemiddeld gebruik in het Rijk (9,3 pct. van het areaal) veel toegepast in de Famenne (26,9 pct.). Diflufenican wordt dan weer weinig gebruikt in de Famenne (6,7 pct.) t.o.v. het Rijk (26,3 pct.). Imazamethabenz, in het Rijk op de vijfde plaats met een toepassing op 23,3 pct. van het areaal, wordt niet gebruikt in de steekproef in de Famenne. Ook in het fungicide gebruik onderscheidt de Famenne zich van het gemiddeld verbruik op niveau van het Rijk. - 22 -

- Wintergerst - Cyprodinil is in de Famenne de derde (21,8 pct. van het areaal) en tebuconazool de vierde (18,8 pct.) belangrijkste fungicide stof terwijl deze op niveau van het Rijk op resp. de zesde (18,9 pct.) en de tiende (9,4 pct.) plaats komen. Op niveau van het Rijk staan epoxiconazool en fenpropimorf resp. op de derde (25,4 pct.) en vierde plaats (21,3 pct.) terwijl deze in de Famenne resp. op de zevende (12,4 pct.) en de zesde (13,3 pct.) plaats komen. Flusilazool werd niet gebruikt in de steekproef in de Famenne terwijl deze de vijfde belangrijkste fungicide stof is op niveau van het Rijk. Het gebruik van groeiregulatoren in de Famenne is relatief goed te vergelijken met dat van het Rijk, er wel rekening mee houdend dat in de Famenne slechts twee actieve stoffen toegepast werden. Een laatste groot verschil tussen de Famenne en het Rijk is dat de steekproefbedrijven uit de Famenne geen insecticide gebruikt hebben terwijl er globaal in België zo n 0,02 kilogram per hectare wintergerst wordt ingezet. - 23 -