Werkloosheid 2004-2011. Vandalisme. van zaken, trends en achtergronden. Stromen en duren Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking



Vergelijkbare documenten
Criminaliteit en slachtofferschap

Werkloosheid. veiligheidsbeleving. Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends. Stromen en duren. beroepsbevolking

Persbericht. Criminaliteit nauwelijks gedaald. Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek

Misdrijven en opsporing

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Statistisch Bulletin. Jaargang

Uitstroom uit de WW binnen twee jaar na instroom

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht

Criminaliteit en slachtofferschap

Persbericht. Gevoelens van onveiligheid iets verminderd. Centraal Bureau voor de Statistiek

7,5 50,4 7,2. Gemeente Enkhuizen, Leefbaarheid. Overlast in de buurt Enkhuizen. Veiligheidsbeleving Enkhuizen

Statistisch Bulletin. Jaargang

Kernrapport Veiligheidsmonitor ( ) Gemeente Leiden. Leefbaarheid in buurt

Arbeidsparticipatie icipatie Almere 2006

Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers

Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2017) Gemeente Leiden vergeleken met Nederland en Grotestedenbeleid G32. Leefbaarheid in de buurt

Statistisch Bulletin. Jaargang

Leefbaarheid en overlast in buurt

2012 b 2013 b 2012 b 2013 b (% één of meer keer slachtoffer)

werkwillendheid eid van ouderen (50-64 jaar) in 2007

huishoudensprognose

Verschillen in cijfers over huisartscontacten. en de statistiek tiek Geregistreerde contacten met de huisarts

Statistisch Bulletin. Jaargang

Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen

27 september Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang

Minder geregistreerde criminaliteit, meer kinderbeschermingsmaatregelen

Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2015)

Statistisch Bulletin. Jaargang

Bijlage 4 Tabellen. Verklaring van tekens in tabellen

Werkloosheid in : stromen en duren

Pensioenfondsen ndsen en hun deelnemers,

Bevolkingstrends Bevolkingsgroei in grote steden vooral dankzij Vinex-wijken

Werkloosheid. van Stromen veelvoorkomende. criminaliteit. Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ?

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Managers zijn de meest tevreden werknemers

Hoe beoordelen Almeerders de leefbaarheid en veiligheid in hun buurt?

Fact sheet. Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland Politie Eenheid Amsterdam. Veiligheidsbeleving buurt. nummer 4 februari 2013

Aanpak van buurtoverlast

Verhuizingen 0n n van personen tussen Twentse gemeenten, 2007

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

Statistisch Bulletin. Jaargang

Voorpublicatie Diversiteit in cijfers 2005

Statistisch Bulletin. Jaargang

Notitie Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland

De Eindhovense Veiligheidsindex. Eindhoven, oktober 11

Jaarrapport Integratie Bijlagen hoofdstuk 8 1

Slachtoffers van woninginbraak

VUT-fondsen kalven af

Statistisch Bulletin. Jaargang

Voortijdig schoolverlaten 0c het voortgezet et onderwijs in

Veiligheid kernthema: maatschappelijk evenwicht & veiligheid

Slachtofferschap onder burgers naar delictsoort, volgens de VMR en de IVM a

Vrijwillige inzet 2008

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners?

VUT-fondsen op weg naar het einde

Samenvatting en conclusies

Voortijdig schoolverlaters 0c van misdrijf in Nederland, naar woongemeente ente (G4) en schoolsoort

Resultaten van de Nationale Veiligheidsindices 2013

6 SECONDANT #1 MAART Slachtofferschap en onveiligheidsgevoelens in acht landen POSITIEVE VEILIGHEIDS- TRENDS IN NEDERLAND. Naar inhoudsopgave

Criminaliteit en rechtshandhaving Ontwikkelingen en samenhangen Samenvatting

Uit huis gaan van jongeren

Resultaten E-commerce Onderzoek Caribisch Nederland

Breuk in de tijdreeks internationale ale handel in diensten0t

VeiligheidsMonitor. Elke Moons en Ger Linden, Geocongres 30 juni 2016

Beleggingen n institutionele beleggers maken pas op de plaats in 2007

Problematische Jeugdgroepen in Nederland

Opkomende e groeimarkten voor Nederland steeds belangrijker

Rendementen en CO -emissie van elektriciteitsproductie in Nederland, update 2012

De Nederlandse landbouwexport De publicatie is tot stand gekomen in samenwerking met: De Nederlandse landbouwexport 2017

Binnensteden en hun bewoners

8 secondant #3/4 juli/augustus Bedrijfsleven en criminaliteit Crimi-trends

Eindexamen maatschappijwetenschappen havo II

van de COROP-gebieden Achterhoek en Arnhem/Nijmegen

Verschillenanalyse methodewijziging Eigendom woningen

Uitkomsten kwartaal sectorrekeningen

Stadsmonitor. -thema Veiligheid-

Inleiding. Beleving van veiligheid. Veiligheid als begrip

Ontwikkeling van misdrijven in Amersfoort

Hoe veilig is Leiden?

Ontwikkeling van misdrijven in Amersfoort

Prijsindexcijfers 0f Reclamediensten

Langdurige werkloosheid in Nederland

Bevolkingstrends Allochtonen en geluk. Karolijne van der Houwen Linda Moonen Oktober 2014 CBS Bevolkingstrends oktober

Hoe veilig is Kapelle?

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Bijlage 4 Tabellen. Verklaring van tekens in tabellen

Integrale Veiligheidsmonitor 2011

Veiligheidstrends in Leiden

Rijksbelastingen 0n verdubbeld en vergroend

binnen Rotterdam

Nieuwe dadergroep vraagt aandacht

Prijsindexcijfers Zee- en kustvaart

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2014

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Jongeren buiten beeld 2013

Criminaliteit en slachtofferschap

Transcriptie:

Sociaaleconomische Economische trends Trends 2014 Vandalisme Werkloosheid Stand 2004- van zaken, trends en achtergronden Stromen en duren Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking Wendy Smits Harry Bierings Math Robert Akkermans de Vries december 7 maart 2014, 01

Ongeveer een op de drie á vier Nederlanders gaf in aan dat vernieling van straatmeubilair of bekladding van muren of gebouwen voorkomt in de eigen woonbuurt. Veel overlast zeggen de meesten hier niet van te hebben. Een op de veertien Nederlanders was in dat jaar naar eigen zeggen persoonlijk slachtoffer van vandalisme, bijvoorbeeld van vernieling aan de auto of andere persoonlijke bezittingen zoals huis of tuin. De politie registreerde in bijna 120 duizend misdrijven en ruim 17 duizend verdachten in de categorie vernieling en beschadiging. Alle indicatoren laten een dalende trend in vandalisme zien. Zowel het vóórkomen van vandalisme in de openbare ruimte, het persoonlijke slachtofferschap van vandalisme als de door de politie geregistreerde vernieling en beschadiging is in de periode fors afgenomen. Het ervaren van vandalisme hangt vooral samen met stedelijkheid. In sterk verstedelijkte gemeenten en regio s worden inwoners veel meer met vandalisme geconfronteerd dan in weinig of niet verstedelijkte gebieden. 1. Inleiding Vandalisme is het moedwillig beschadigen of vernielen van objecten die iemand anders toebehoren. Het verschijnsel is genoemd naar het volk van de Vandalen dat in de vijfde eeuw onder andere Rome meermalen aanviel en daar verwoestingen aanrichtte. Tijdens de Franse revolutie was Abbé Grégoire de eerste die de term vandalisme gebruikte voor vernielingen in kerken (Reau, 1959). In Nederland heeft het begrip vandalisme pas aan het eind van de jaren zeventig van de vorige eeuw ingang gevonden. In het Wetboek van Strafrecht ontbreekt de term, maar het verschijnsel als zodanig is in artikel 350 strafbaar gesteld onder de noemer vernieling. De volledige omschrijving in het WvS luidt: het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken of wegmaken van enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort. Die ander kan een privépersoon zijn maar ook de overheid of een bedrijf. In verreweg de meeste gevallen worden de vernielingen door jongeren gepleegd. In de literatuur wordt vandalisme vaak gezien als een vorm van afwijkend jeugdgedrag (zie bijvoorbeeld Ferwerda, 1998). In de praktijk gaat het doorgaans om in relatie tot gewelds- en vermogensdelicten relatief lichte voorvallen en vergrijpen zoals het vernielen van bushokjes, het bekladden van muren, het bekrassen van auto s of het omgooien van bloembakken. Hoewel dit geen halsmisdrijven zijn die de persoonlijke integriteit van slachtoffers ernstig aantasten, spreekt het voor zich dat het niet prettig is hiermee geconfronteerd te worden. Ook is het niet aangenaam wonen in een omgeving waar veel sporen van vernieling zichtbaar zijn. Los van de immateriële en emotionele schade kost vandalisme de maatschappij veel geld. Actuele schattingen ontbreken maar cijfers uit het midden van het vorige decennium geven aan dat de totale schade van vernieling en aanverwante zaken ten minste vele honderden miljoenen euro per jaar bedraagt (Groot, de Hoop, Houkes en Sikkel, ). Desondanks valt op dat daar waar gewelds- en vermogenscriminaliteit zich in een warme belangstelling van criminologen mag verheugen, het thema vandalisme onderbelicht blijft en er relatief weinig actuele informatie en cijfers beschikbaar zijn. Publicaties over vandalisme dateren vaak uit de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw, een periode waarin vandalisme een nieuw opkomend maatschappelijk fenomeen was. CBS Sociaaleconomische trends, december 2014, 01 2

In dit artikel wordt op basis van veiligheidsenquêtes en politiestatistieken beschreven in welke mate vandalisme in Nederland voorkomt, burgers er overlast van ervaren en er slachtoffer van zijn. Ook de meldings- en aangiftebereidheid met betrekking tot vandalisme komt aan de orde. Ten slotte wordt ook aandacht besteed aan de dader-kant, de verdachten van vandalisme. Na een methodologische verantwoording in paragraaf 2 wordt achtereenvolgens ingegaan op de actuele stand van zaken (paragraaf 3.1), trends en ontwikkelingen (paragraaf 3.2), verschillen naar persoons- en gebiedskenmerken (paragraaf 3.3) en regionale verschillen (paragraaf 3.4). Afgesloten wordt met conclusies (paragraaf 4). 2. Methode 2.1 Gegevensbronnen Voor dit artikel is gebruikgemaakt van gegevens uit achtereenvolgende landelijke slachtofferen veiligheidsenquêtes, namelijk de Veiligheidsmonitor Rijk (VMR; periode ), de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM; periode ) en de Veiligheidsmonitor (VM; vanaf ). De VMR, IVM en VM zijn jaarlijkse enquêtes onder de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder over thema s als leefbaarheid, veiligheidsbeleving, slachtofferschap van criminaliteit en aanverwante onderwerpen. Daarnaast is gebruikgemaakt van registratiecijfers van de politie en Halt Nederland. 2.2 Operationalisering Het concept vandalisme is in dit artikel geoperationaliseerd aan de hand van de volgende indicatoren: Het vóórkomen van vernieling van straatmeubilair zoals vuilnisbakken, bankjes of bushokjes en bekladding van muren of gebouwen in de buurt, en het ervaren van overlast hiervan. Het gaat hier dus om de beleving door de burger van vandalisme dat plaatsvindt in de publieke ruimte en dat grotendeels gericht is tegen overheidsobjecten. Slachtofferschap van vandalisme. Hier staat de vraag centraal in welke mate burgers als privépersoon slachtoffer zijn van vernielingen aan persoonlijke bezittingen zoals voertuigen, huis of tuin. Door de politie geregistreerde misdrijven in de categorie beschadiging en vernieling. Het gaat hier om gevallen van beschadiging of vernieling van privé-, overheids- of bedrijfsbezit die strafbaar zijn en door de politie in een aangifte of anderszins zijn vastgelegd. Door de politie geregistreerde verdachten van beschadiging en vernieling. Het betreft personen die door de politie als verdachte van beschadiging of vernieling zijn geregistreerd omdat een redelijk vermoeden van schuld aan dat misdrijf bestaat. Halt-jongeren. Het gaat hier om minderjarige verdachten van beschadiging of vernieling die hiervoor niet worden vervolgd maar een alternatieve straf krijgen. De afzonderlijke operationaliseringen worden hieronder verder toegelicht. CBS Sociaaleconomische trends, december 2014, 01 3

Vernieling straatmeubilair en bekladding muren of gebouwen in buurt Voorkomen van vernieling en bekladding In de VMR ( ) en IVM ( ) is de respondenten gevraagd om aan te geven of de volgende voorvallen en misdrijven vaak, soms of nooit of bijna nooit voorkomen in de eigen buurt: vernieling van telefooncellen, bus- of tramhokjes bekladding van muren en/of gebouwen. In de VM ( en ) is deze vraagstelling enigszins aangepast. De respondenten is gevraagd om aan te geven of de volgende vormen van overlast wel eens voorkomen in de eigen buurt: straatmeubilair, zoals vuilnisbakken, bankjes of bushokjes, dat vernield is bekladde muren of gebouwen. Op deze vragen kon de respondent telkens met ja of nee antwoorden. Voor de weergave van de actuele uitkomsten voor het jaar is het aandeel respondenten weergegeven dat in de VM ja heeft geantwoord. Voor de weergave van trends over de periode zijn de uitkomsten van de respondenten die in de VMR en IVM met vaak of soms geantwoord hebben vergeleken met de uitkomsten van de respondenten die in de VM op de vraag of dit wel eens voorkomt met ja geantwoord hebben. Het item vernieling van telefooncellen, bus-of tramhokjes uit de VMR en IVM is daarbij gelijk gesteld aan het item straatmeubilair, zoals vuilnisbakken, bankjes of bushokjes, dat vernield is uit de VM. Overlast van vernieling en bekladding Om niet alleen een beeld te krijgen van het voorkomen van vernieling van straatmeubilair en bekladding van muren en gebouwen maar ook van de mate van overlast die deze veroorzaken is in de VM aan degenen die aangeven dat deze vormen van overlast wel eens voorkomen in de eigen buurt de vervolgvraag gesteld of ze er zelf veel overlast, een beetje overlast of geen overlast van ervaren. In dit artikel is het aandeel dat veel overlast ervaart weergegeven. Bij de berekening van de uitkomsten is de totale populatie als percenteerbasis genomen en niet alleen de deelpopulatie die zegt dat de betreffende overlastvormen wel eens voorkomen in de buurt. Hiervoor is gekozen omdat op die manier wordt weergegeven hoeveel procent van alle Nederlanders van 15 jaar en ouder veel overlast van de betreffende overlastvormen ervaart. In de VMR en de IVM waren geen vragen over overlastervaring opgenomen. Trendcijfers over overlast van vernieling en bekladding ontbreken daarom in dit artikel. Slachtofferschap vandalisme In de VMR en IVM is het slachtofferschap van vandalisme gemeten door middel van twee vraagstellingen waarvan de een betrekking heeft op moedwillige vernieling of beschadiging van de auto en de ander op moedwillige vernieling of beschadiging van andere persoonlijke bezittingen zoals huis, tuin, of andere voertuigen (dan de auto). In de VM is het slachtofferschap van vandalisme gemeten door middel van één vraagstelling die betrekking heeft op moedwillige vernieling of beschadiging van persoonlijke bezittingen zonder daarbij onderscheid te maken naar het object dat vernield of beschadigd is. Pas in een vervolgvraag is daarna gedetailleerd vastgesteld wat vernield is ( iets in tuin, iets aan de buitenkant van het huis, een auto, een motor, scooter, bromfiets of snorfiets, een fiets of iets anders ). In dit artikel wordt onder vernieling aan voertuigen verstaan vernieling aan de hiervoor genoemde voertuigcategorieën en onder overige vernielingen vernielingen aan iets in de tuin, iets aan de buitenkant van het huis of iets anders. Bij vernieling of beschadiging aan voertuigen zijn personen alleen als slachtoffer meegeteld als het een eigen voertuig betreft (d.w.z. voertuig CBS Sociaaleconomische trends, december 2014, 01 4

staat op eigen naam of het gaat om een eigen fiets). Voor auto s geldt bovendien dat het slachtoffer 18 jaar of ouder moet zijn. Vernieling, beschadiging door politie geregistreerde misdrijven Het gaat hier om misdrijven die strafbaar gesteld zijn in het Wetboek van Strafrecht artikel 350 352 en door de politie vastgelegd in een proces-verbaal van aangifte of in een ander ambtshalve opgemaakt proces-verbaal. De soorten misdrijven ( vernieling aan auto, vernieling aan openbare gebouwen, vernieling aan middelen openbaar vervoer, overige vernieling en beschadiging ) zijn ingedeeld volgens de Standaard Classificatie Misdrijven. Deze indeling wijkt af van de indeling die in de VMR, IVM en VM is gehanteerd, zodat de cijfers op basis van deze enquêtes niet zonder meer vergelijkbaar zijn met die van de politie. De politiecijfers over vernieling en beschadiging zijn definitief voor de jaren t/m en voorlopig voor de jaren t/m. Vernieling, beschadiging door politie geregistreerde verdachten Het betreft personen die door de politie geregistreerd zijn omdat een redelijk vermoeden van schuld bestaat aan het plegen van een misdrijf dat strafbaar is gesteld in het Wetboek van Strafrecht artikel 350 352. De cijfers zijn definitief voor de t/m en voorlopig voor de jaren t/m. Vernieling en openbare orde Halt-jongeren Halt-jongeren zijn 12- tot 18-jarigen die een zogeheten Halt-straf hebben gekregen. Dit is een pedagogische interventie bij minderjarigen die voor het eerst met de politie in aanraking komen voor het plegen van relatief lichte misdrijven, in dit geval in de categorie vernieling en openbare orde. Het gaat het dan om openlijk geweld tegen goederen (artikel 141 lid 1 WvS), opzettelijke brandstichting met gevaar voor goederen (niet personen) (artikel 157 WvS) en vernieling of graffiti (artikel 350 WvS). De interventie bestaat uit enkele gesprekken tussen een Halt-medewerker, de jongere en diens ouders, het maken van leeropdrachten, het aanbieden van excuses aan het slachtoffer en het vergoeden van schade. Als de jongere de Halt-straf naar behoren afrondt, komt hij niet in aanraking met justitie. De cijfers hebben betrekking op de jaren en zijn definitief. 2.3 Weergave uitkomsten Percentages De meeste onderzoeksuitkomsten van de Veiligheidsmonitor worden standaard gepresenteerd als een percentage van het aantal antwoorden in een bepaalde antwoordcategorie, zoals het aantal personen van 15 jaar of ouder dat overlast ervaart van vernieling, of dat slachtoffer is geweest van vandalisme. Het betreft gewogen percentages waarbij vertekening in onderzoeksuitkomsten als gevolg van selectieve nonrespons zoveel mogelijk gecorrigeerd is door voor een aantal variabelen (zoals leeftijd, geslacht, herkomst, inkomen, huishoudgrootte, stedelijkheid, gemeenten, politie-districten en politie-basisteams) de verdeling in de respons van de Veiligheidsmonitor te vergelijken met de verdeling hiervan in de onderzoekspopulatie. Bij elk percentage worden ook de marges gegeven bij een betrouwbaarheidsniveau van 95 procent. Dit betekent dat de werkelijke waarde in 95 van de honderd steekproeven zal liggen tussen de grenzen van de marges weergegeven bij het percentage. In de staafdiagrammen worden de marges weergegeven door middel van zogeheten foutbalken in de staven (zien er uit als: H ). CBS Sociaaleconomische trends, december 2014, 01 5

Aantallen Cijfers over ondervonden delicten op basis van de Veiligheidsmonitor worden net zoals in de VM-publicaties standaard weergegeven in aantallen per honderd inwoners. Politiecijfers over vernieling en beschadiging zijn weergegeven in absolute aantallen en in aantallen per 1 000 inwoners of per 10 000 inwoners. Trendcijfers Zoals hierboven beschreven zijn in de VMR, IVM en VM aanpassingen in vraagstellingen gedaan. Daarnaast zijn ook wijzigingen in het veldwerk doorgevoerd. In de VMR werden de interviews telefonisch en face-to-face afgenomen, in de IVM werden de respondenten via internet, papieren vragenlijsten, telefonische en face-to-face interviews bevraagd, en in de VM werden de vragenlijsten via internet en op papier ingevuld. Door deze aanpassingen in vraagstellingen en wijzigingen in de onderzoeksopzet, ook wel methodebreuk genoemd, zijn de uitkomsten van de VMR, IVM en VM niet zonder meer vergelijkbaar. Om toch inzicht te krijgen in trends op het gebied van leefbaarheid, veiligheid en slachtofferschap zijn de uitkomsten van de VMR en de IVM voor een set van indicatoren waaronder slachtofferschap van vandalisme zodanig gecorrigeerd dat deze vergelijkbaar zijn met de VM en. Ten behoeve van dit artikel is dit nu ook gedaan voor de items voorkomen van vernieling straatmeubilair, voorkomen van bekladding van muren of gebouwen en melding en aangifte vandalisme. Deze correcties zijn mogelijk door de uitvoering van parallelle onderzoeken waarmee de effecten van de aanpassingen in de vraagstellingen en de wijzigingen in de onderzoeksopzet kunnen worden gekwantificeerd en vertaald in correctiefactoren. Op basis van deze gecorrigeerde uitkomsten zijn in dit artikel trends voor de periode weergegeven. Deze trends zijn zowel weergegeven in percentages als in indexcijfers (=100). Deze gecorrigeerde percentages van de VMR en IVM wijken dus af van eerder gepubliceerde percentages. Meer informatie over deze materie is beschikbaar in de onderzoeksverantwoording van de publicatie Veiligheidsmonitor. 3. Resultaten 3.1 Vandalisme stand van zaken Vandalisme in de publieke ruimte In de VM zijn twee items te onderscheiden die een beeld geven van vandalisme dat grotendeels plaatsvindt in de publieke ruimte en dat doorgaans gericht is tegen objecten die niet van privépersonen maar van de overheid of grote organisaties zijn, te weten: vernieling van straatmeubilair zoals vuilnisbakken, bankjes of bushokjes en bekladding van muren of gebouwen. In gaf ongeveer een op de drie Nederlanders van 15 jaar en ouder (31 procent) aan dat vernieling van straatmeubilair wel eens voorkomt in de eigen woonbuurt. Een iets kleiner deel (27 procent) zei dat bekladding van muren of gebouwen daar wel eens voorkomt. Het aandeel Nederlanders dat zelf veel overlast van deze vormen van vandalisme ervaart is aanmerkelijk kleiner. In gaf 3 procent van alle Nederlanders van 15 jaar en ouder aan zelf veel overlast te ervaren van vernieling van straatmeubilair in de eigen buurt; 2 procent ervoer in de eigen woonomgeving veel overlast van bekladding van muren of gebouwen. CBS Sociaaleconomische trends, december 2014, 01 6

Wanneer bij de berekening van het aandeel personen dat veel overlast ervaart alleen gepercenteerd wordt op degenen die zeggen dat dit wel eens voorkomt in de buurt en dus niet op de totale Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder, dan bedraagt het aandeel dat veel overlast van vernieling van straatmeubilair ervaart 9 procent en het aandeel dat veel overlast van bekladding van muren of gebouwen ervaart 8 procent. Het waarnemen van deze vormen van vandalisme in de eigen buurt betekent dus zeker niet automatisch dat men er persoonlijk veel overlast van ervaart. Hierbij speelt waarschijnlijk mee dat het in de meeste gevallen gaat om vernieling en bekladding van gemeenschappelijke voorzieningen en niet of minder om privébezittingen. 3.1.1 Vernieling straatmeubilair en bekladding muren/gebouwen in buurt, Komt wel eens voor Vernieling straatmeubilair Bekladding muren of gebouwen Ervaart veel overlast Vernieling straatmeubilair Bekladding muren of gebouwen Bron: CBS/VM. 0 5 10 15 20 25 30 35 % Persoonlijk slachtofferschap Naast het voorkomen en de overlast van vandalisme in de eigen buurt is in de VM ook het persoonlijke slachtofferschap van vandalisme onderzocht. Het gaat daarbij enerzijds om vernielingen aan (eigen) voertuigen zoals auto, motor, bromfiets, scooter of fiets en anderzijds om vernielingen aan andere privébezittingen, zoals eigen huis of tuin. Dit persoonlijke slachtofferschap kan worden uitgedrukt in een percentage slachtoffers (welk aandeel van de bevolking is geconfronteerd met vandalisme, ongeacht het aantal keren dat dit gebeurde) of in een aantal ondervonden delicten (met hoeveel delicten zijn burgers geconfronteerd). In totaal was ruim 7 procent van de Nederlanders in slachtoffer van een of meerdere vandalismedelicten. Ongeveer 4 procent werd met vernielingen aan voertuigen geconfronteerd en ongeveer 3 procent met overige vernielingen bijvoorbeeld aan huis of tuin. Het aantal ondervonden delicten bedroeg in totaal ruim 11 per honderd inwoners, waarvan 7 vernielingen aan voertuigen en 4 vernielingen in de overig -categorie. Het gegeven dat het aantal delicten per honderd inwoners groter is dan het percentage slachtoffers betekent dat er ook slachtoffers waren die herhaald (twee keer of vaker) geconfronteerd werden met een vandalismedelict. Uit nadere analyse blijkt dat dit herhaalde slachtofferschap onder bijna de helft van de slachtoffers voorkomt. Bij andere soorten delicten zoals geweldsdelicten en vermogensdelicten komt herhaald slachtofferschap relatief minder voor. CBS Sociaaleconomische trends, december 2014, 01 7

3.1.2 Vandalisme: slachtofferschap en ondervonden delicten, Vandalismedelicten totaal waarvan Vernielingen aan voertuigen Overige vernielingen 15 10 5 0 0 5 10 Aantal per 100 inwoners % Ondervonden delicten Bron: CBS/VM. Slachtoffers Plaats De geografische locatie waar de meeste vandalismedelicten plaatsvinden is de eigen woonbuurt. In gebeurde hier ruim driekwart (78 procent) van de delicten. Ruim 11 procent gebeurde daarbuiten, maar wel in de eigen woonplaats, en ruim 6 procent elders in Nederland. In deze laatste gevallen betrof het dan vooral vernieling aan voertuigen, aangezien de overige onderzochte vormen van vernieling overwegend aan huis en tuin gebonden zijn. De pleegplek was in in de meeste gevallen op straat (42 procent) en thuis (38 procent). Vandalisme aan voertuigen vond in meer dan de helft van de gevallen plaats op straat (57 procent) en in ruim een op de vijf gevallen thuis (21 procent). 3.1.3 Vandalisme plaats voorval 1), Geografische locatie Pleegplek 6% 5% 14% 11% 1% 1% 2% 2% 42% 78% 38% In eigen buurt Elders in woonplaats 1) In percentage van ondervonden delicten. Bron: CBS/VM. Elders in Nederland Onbekend Op straat Thuis School Werk Horeca Winkel Elders of onbekend CBS Sociaaleconomische trends, december 2014, 01 8

Melding en aangifte De bereidheid om vandalismedelicten bij de politie te melden en er aangifte van te doen is laag. In werd slechts een op de vijf voorvallen (22 procent) gemeld en een op de zeven (15 procent) aangegeven. De meldings- en aangiftebereidheid van vernieling aan voertuigen wijkt niet wezenlijk af van die van overige vernielingen. De meldings- en aangiftepercentages voor vandalisme in totaliteit zijn beduidend lager dan die van geweldsdelicten (45 procent melding en 22 procent aangifte in ) en vermogensdelicten (45 procent melding en 36 procent aangifte). Vandalismedelicten worden wel relatief vaak via internet aangegeven; het aandeel internetaangiften is bijna even groot als het aandeel traditionele aangiften via een proces-verbaal op het politiebureau. Vermogensdelicten en vooral geweldsdelicten worden nog altijd overwegend via een proces-verbaal aangegeven. 3.1.4 Vandalisme melding en aangifte, Melding Aangifte waarvan: aangifte via procesverbaal aangifte via internet 0 5 10 15 20 25 in % van ondervonden delicten Geregistreerde delicten In werden door de politie bijna 118 duizend gevallen van vernieling en beschadiging geregistreerd. Bijna de helft daarvan (54 duizend) betrof vernielingen aan de auto. Vernieling aan openbare gebouwen (2 duizend) en aan middelen van openbaar vervoer (duizend) werden veel minder geregistreerd. Ongeveer 60 duizend registraties vielen in de niet nader gerubriceerde categorie vernieling, beschadiging (overig). CBS Sociaaleconomische trends, december 2014, 01 9

3.1.5 Vernieling en beschadiging door politie geregistreerde misdrijven, Vernieling en beschadiging totaal waarvan: vernieling aan auto vernieling aan openbaar gebouw vernieling middel openbaar vervoer vernieling, beschadiging overig Bron: CBS/GIDS. 0 20 40 60 80 100 120 X 1 000 Geregistreerde verdachten Van elk misdrijf waarbij een persoon wordt aangehouden en tegen wie een redelijk vermoeden van schuld bestaat aan het plegen van dat misdrijf wordt deze persoon door de politie als verdachte geregistreerd. In geval van herhaald daderschap zijn dit dus meerdere registraties per persoon. In registreerde de politie in totaal ruim 17 duizend verdachten in de categorie vernieling en beschadiging. Daarvan werden er ruim 5 duizend verdacht van vernieling aan een auto. Van vernieling aan openbare gebouwen werden ruim 600 verdachten geregistreerd en van vernieling aan middelen van openbaar vervoer ruim 200. De meeste verdachten, ruim 11 duizend, werden geregistreerd in de categorie vernieling, beschadiging (overig). Herleid tot unieke personen die als één verdachte geteld worden ongeacht het aantal misdrijven, werden in in totaal 14 duizend verdachten van vernieling en beschadiging geregistreerd. 3.1.6 Vernieling en beschadiging door politie geregistreerde verdachten, Vernieling en beschadiging totaal waarvan: vernieling aan auto vernieling aan openbaar gebouw vernieling middel openbaar vervoer vernieling, beschadiging overig Bron: CBS/GIDS. 0 4 8 12 16 20 X 1 000 CBS Sociaaleconomische trends, december 2014, 01 10

3.2 Vandalisme trends Het vóórkomen van vandalisme in de openbare ruimte laat over de periode een dalende trend zien. Gaf in nog bijna de helft (47 procent) van de Nederlanders aan dat vernieling van straatmeubilair in de buurt wel eens voorkomt, in was dat nog maar 31 procent (zie 3.2.1). Het aandeel dat bekladding van muren of gebouwen in de buurt signaleerde daalde van 35 procent in naar 27 procent in. Het persoonlijke slachtofferschap van vandalisme daalde ook. Was in nog 11 procent slachtoffer van een of meerdere vandalismedelicten, in bedroeg dit aandeel 7 procent. Het aantal ondervonden vandalismedelicten nam af van 18 per honderd inwoners in naar 11 per honderd in. Niet alleen werden minder Nederlanders met vandalisme geconfronteerd, ook de bereidheid om gevallen van vandalisme te melden en aan te geven bij de politie daalde. De meldingsbereidheid halveerde vrijwel: van 39 procent in tot 22 procent in. De aangiftebereidheid daalde in dezelfde periode van 22 procent naar 15 procent. De afname in het slachtofferschap van het vandalisme in combinatie met de dalende meldings- en aangiftebereidheid vertalen zich in de politiecijfers. Het aantal door de politie geregistreerde gevallen van vernieling en beschadiging daalde fors van bijna 200 duizend in naar minder dan 120 duizend in. Deze daling vond plaats in alle categorieën (auto, openbare gebouwen, middel openbaar vervoer, en overig). Ook aan de daderkant van vandalisme wordt een sterk dalende trend gemeten: het aantal geregistreerde verdachten van beschadiging of vernieling nam af van bijna 45 duizend in tot 17 duizend in. Het aantal jongeren dat een Haltstraf in de categorie vernieling en openbare orde heeft gekregen daalde tussen en van ongeveer 4600 naar 1300. Zowel uit de cijfers die gebaseerd zijn op zelfrapportage van burgers in de Veiligheidsmonitor als uit de registratiecijfers van de Politie en Halt Nederland blijkt dus duidelijk dat vandalisme is afgenomen. Door de in figuur 3.2.1 weergegeven trends in indexcijfers (=100) uit te drukken ontstaat een beter beeld van hoe deze zich ten opzichte van elkaar verhouden (zie 3.2.2). Het voorkomen van vernieling van straatmeubilair is met een daling van 34 procent (indexcijfer is 66) over de hele periode sterker gedaald dan het voorkomen van bekladding van muren of gebouwen ( 24 procent; indexcijfer is 76). Het slachtofferschap van vandalisme en het aantal ondervonden delicten zijn tussen en met respectievelijk 36 en 39 procent fors gedaald. Na een aanvankelijke toename is ook de meldings- en aangiftebereidheid in dezelfde periode met respectievelijk 45 procent en 33 procent flink gedaald. Na eveneens een aanvankelijke stijging laat het aantal door de politie geregistreerde misdrijven met 41 procent een nog sterkere daling zien dan het slachtofferschap en het aantal ondervonden delicten. Hierin is waarschijnlijk het effect van de dalende aangiftebereidheid terug te zien. Het sterkst is de daling aan de daderkant. Het aantal geregistreerde verdachten van beschadiging en vernieling nam tussen en af met 62 procent en het aantal Haltjongeren in de categorie vernieling en openbare orde daalde in dezelfde periode zelfs met 72 procent. CBS Sociaaleconomische trends, december 2014, 01 11

3.2.1 Trends-in percentages Vernieling en bekladding komt wel eens voor Vandalisme slachtofferschap en ondervonden delicten % komt wel eens voor % aantal per 100 inwoners 50 20 20 40 16 16 30 12 12 20 8 8 10 4 4 0 0 0 Bekladding muren/gebouwen Vernieling straatmeubilair Slachtoffers (linkeras) Ondervonden delicten (rechteras) Vandalisme melding en aangifte in % van ondervonden delicten 50 Vernieling/beschadiging geregistreerde misdrijven x 1 000 250 40 200 30 150 20 100 10 50 0 0 Aangifte Melding Vernieling/beschadiging geregistreerde verdachten x 1 000 50 40 30 20 10 Vernieling en openbare orde Halt-jongeren x 1 000 6 5 4 3 2 1 0 0 Bron: CBS, Politie, Halt Nederland CBS Sociaaleconomische trends, december 2014, 01 12

3.2.2 Trends in indexcijfers Vernieling en bekladding komt wel eens voor Vandalisme slachtofferschap en ondervonden delicten =100 =100 120 120 100 100 80 80 60 60 40 40 20 20 Bekladding muren/gebouwen Vernieling straatmeubilair Slachtoffers Ondervonden delicten Vandalisme melding en aangifte =100 120 Vernieling/beschadiging geregistreerde misdrijven =100 120 100 100 80 80 60 60 40 40 20 20 Aangifte Melding Vernieling/beschadiging geregistreerde verdachten =100 120 Vernieling en openbare orde Halt-jongeren =100 120 100 100 80 80 60 60 40 40 20 20 Bron: CBS, Politie, Halt Nederland CBS Sociaaleconomische trends, december 2014, 01 13

3.3 Vandalisme verschillen naar kenmerken De mate waarin burgers aangeven dat vernieling en bekladding in de eigen buurt voorkomen en er zelf overlast van ervaren, verschilt weinig naar geslacht en leeftijd. De verschillen naar herkomst en opleidingsniveau zijn iets groter. Niet-westerse allochtonen zeggen vaker dat vernieling en bekladding in hun buurt voorkomen en ze ervaren hier ook meer overlast van. Bekend is dat niet-westerse allochtonen relatief meer in sterk verstedelijkte gemeenten wonen. Indien hiervoor gecorrigeerd wordt zijn de verschillen naar herkomst niet langer significant, met uitzondering van overlast van vernieling van straatmeubilair. Lageropgeleiden geven vaker dan hogeropgeleiden aan dat vernieling van straatmeubilair in de buurt voorkomt en ze ervaren er ook meer overlast van. Bij bekladding van muren of gebouwen is dit patroon niet zichtbaar. Dit wordt eerder iets meer gesignaleerd door hogeropgeleiden. Veel sterker dan met deze persoonskenmerken hangen het voorkomen en de overlast van vernieling en bekladding samen met de stedelijkheid van de gemeente waar men woont. 3.3.1 Voorkomen en overlast van vernieling straatmeubilair en bekladding muren of gebouwen kenmerken, Vernieling straatmeubilair Bekladding muren of gebouwen komt wel eens voor marge ervaart veel overlast marge komt wel eens voor marge ervaart veel overlast marge % Totaal 31,4 0,4 2,9 0,1 26,7 0,3 2,0 0,1 Geslacht Man 31,1 0,5 3,0 0,2 27,1 0,5 2,3 0,2 Vrouw 31,7 0,5 2,8 0,2 26,3 0,5 1,8 0,1 Leeftijd 15 24 jaar 31,3 1,1 2,8 0,4 29,3 1,1 2,0 0,4 25 44 jaar 29,5 0,7 2,8 0,2 26,9 0,7 2,2 0,2 45 64 jaar 33,4 0,6 3,2 0,2 25,5 0,5 2,0 0,2 65 jaar en ouder 31,0 0,7 2,6 0,2 26,5 0,6 2,0 0,2 Herkomst Autochtoon 31,0 0,4 2,5 0,1 26,3 0,4 1,8 0,1 Westerse allochtoon 31,1 1,2 3,4 0,5 27,6 1,1 2,6 0,4 Niet-westerse allochtoon 34,8 1,4 5,0 0,6 28,7 1,3 3,3 0,5 Opleidingsniveau Lager onderwijs 32,4 0,6 3,2 0,2 26,0 0,6 1,9 0,2 Middelbaar onderwijs 31,1 0,6 2,9 0,2 25,3 0,6 1,9 0,2 Hoger onderwijs 29,8 0,6 2,3 0,2 27,9 0,6 2,1 0,2 Stedelijkheid Zeer sterk stedelijk 38,2 0,9 4,5 0,4 38,4 0,9 3,7 0,3 Sterk stedelijk 35,1 0,7 3,6 0,3 31,0 0,7 2,7 0,2 Matig stedelijk 28,3 0,8 2,4 0,3 22,7 0,7 1,5 0,2 Weinig stedelijk 26,1 0,7 1,6 0,2 18,9 0,6 0,9 0,1 Niet stedelijk 25,3 0,9 1,5 0,3 16,1 0,8 0,6 0,2 Bron: CBS/VM. CBS Sociaaleconomische trends, december 2014, 01 14

In zeer sterk stedelijke gemeenten zegt 38 procent dat vernieling van straatmeubilair wel eens voorkomt, tegen 25 procent in niet-stedelijke gemeenten. Het aandeel dat hiervan veel overlast ervaart is in de stad drie keer zo groot als op het platteland (4,5 procent tegen 1,5 procent). Bij bekladding van muren of gebouwen zijn de verschillen nog groter. In zeer sterk stedelijke gemeenten zegt 38 procent dat bekladding voorkomt, tegen 16 procent in niet-stedelijke gemeenten. Het aandeel dat hiervan veel overlast ervaart is in de stad zes keer zo groot als op het platteland (3,7 procent tegen 0,6 procent). Mannen zijn iets vaker slachtoffer van vandalisme dan vrouwen. Dit verschil geldt overigens alleen voor vernielingen aan voertuigen; bij overige vernielingen zoals aan huis of tuin bestaat geen verschil naar geslacht. Personen tussen de 25 en 45 jaar zijn het meest slachtoffer van vandalisme, jongeren en ouderen het minst. Het slachtofferschap van vandalisme verschilt niet wezenlijk naar herkomst. Er zijn wel verschillen naar opleidingsniveau. Middelbaaren vooral hogeropgeleiden zijn vaker slachtoffer dan lageropgeleiden. Het grootst zijn de verschillen naar stedelijkheid. Het aandeel slachtoffers van vandalisme is in zeer sterk stedelijke gemeenten met 9,2 procent bijna twee keer zo groot als in niet-stedelijke gemeenten (5,0 procent). 3.3.2 Slachtofferschap vandalisme en meldings- en aangiftebereidheid kenmerken, Slachtoffer vandalisme marge Melding bij politie marge Aangifte bij politie marge % in % van ondervonden delicten Totaal 7,1 0,2 21,6 1,4 14,7 1,1 Geslacht Man 7,7 0,3 23,1 2,0 16,0 1,7 Vrouw 6,6 0,3 20,0 1,9 13,1 1,5 Leeftijd 15 24 jaar 6,7 0,6 15,8 4,0 8,8 2,9 25 44 jaar 8,6 0,4 21,7 2,4 15,6 2,0 45 64 jaar 7,5 0,3 23,3 2,2 15,8 1,8 65 jaar en ouder 4,4 0,3 23,0 3,2 14,9 2,6 Herkomst Autochtoon 7,0 0,2 21,4 1,4 14,8 1,2 Westerse allochtoon 7,7 0,7 19,2 4,2 13,4 3,5 Niet-westerse allochtoon 7,2 0,8 25,3 5,8 15,0 4,4 Opleidingsniveau Lager onderwijs 5,5 0,3 24,6 2,9 15,8 2,4 Middelbaar onderwijs 7,6 0,4 21,3 2,3 14,8 1,9 Hoger onderwijs 8,8 0,4 19,2 2,1 13,7 1,8 Stedelijkheid Zeer sterk stedelijk 9,2 0,5 19,7 2,8 13,0 2,3 Sterk stedelijk 7,9 0,4 20,7 2,4 14,4 2,0 Matig stedelijk 7,0 0,4 23,4 3,2 16,5 2,7 Weinig stedelijk 5,4 0,4 22,6 3,4 14,8 2,7 Niet stedelijk 5,0 0,5 26,3 5,3 17,1 4,2 Bron: CBS/VM. CBS Sociaaleconomische trends, december 2014, 01 15

De verschillen in meldings- en aangiftebereid vallen in de meeste gevallen binnen de betrouwbaarheidsmarges en zijn dus niet significant. Uitzondering hierop is dat jongeren vandalisme minder melden en aangeven dan oudere leeftijdsgroepen. Lageropgeleiden melden vandalisme meer dan hogeropgeleiden. Van de geregistreerde verdachten van vernieling of beschadiging zijn uitsplitsingen naar geslacht, leeftijd en herkomst beschikbaar. Mannen zijn beduidend vaker verdacht van het plegen van vernieling en beschadiging dan vrouwen (15 per tienduizend mannen tegen 2 per tienduizend vrouwen in ). Jongeren zijn veel vaker verdacht dan ouderen en niet-westerse allochtonen zijn beduidend vaker verdacht dan autochtonen of westerse allochtonen. 3.3.3 Geregistreerde verdachten vernieling/ beschadiging kenmerken, per 10 000 inwoners Totaal 9 Geslacht Man 15 Vrouw 2 Leeftijd 12 17 jaar 22 18 24 jaar 23 25 44 jaar 10 45 64 jaar 4 65 jaar en ouder 1 Herkomst Autochtoon 7 Westerse allochtoon 7 Niet-westerse allochtoon 18 Bron: CBS/GIDS. 3.4 Vandalisme regionale verschillen In (zeer) sterk stedelijke gemeenten is dus meer sprake van vandalisme dan in minder stedelijke gemeenten. Dit patroon komt ook tot uitdrukking in de regionale spreiding van vandalisme over het land naar politieregio s. Hiervoor is de nieuwe indeling in 10 Regionale eenheden gehanteerd, die met de oprichting van de Nationale Politie per 1 januari is ingevoerd. In sterk verstedelijkte regionale politie-eenheden waarvan de grote steden de kern vormen, zoals Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Midden-Nederland (waaronder Utrecht), is het aandeel inwoners dat zegt dat vernieling van straatmeubilair voorkomt in de buurt en ook het aandeel dat er zelf veel overlast van ervaart duidelijk groter dan in minder verstedelijkte politie-eenheden als Noord-Nederland, Oost-Nederland en Oost-Brabant. CBS Sociaaleconomische trends, december 2014, 01 16

3.4.1 Vernieling straatmeubilair in buurt naar regionale politie-eenheid, Vernieling komt wel eens voor Lager dan gemiddeld Gemiddeld Hoger dan gemiddeld Bron: CBS/VM. Vernieling ervaart veel overlast Ook het voorkomen en de overlast van bekladding van muren of gebouwen is volgens een vergelijkbaar patroon verdeeld. In de regionale politie-eenheden Rotterdam en vooral Amsterdam wordt meer bekladding gesignaleerd dan in minder verstedelijkte regio s. Zo is het aandeel dat zegt dat bekladding wel eens voorkomt in de buurt in in Amsterdam met 44 procent ruim twee keer zo groot als in Noord-Nederland. 3.4.2 Bekladding muren of gebouwen in buurt naar regionale politie-eenheid, Bekladding komt wel eens voor Lager dan gemiddeld Gemiddeld Hoger dan gemiddeld Bron: CBS/VM. Bekladding ervaart veel overlast CBS Sociaaleconomische trends, december 2014, 01 17

Niet alleen vernieling en bekladding in de openbare ruimte komen in sterk verstedelijkte gebieden meer voor dan in minder verstedelijkte gebieden, ook zijn hier meer bewoners persoonlijk slachtoffer van vandalisme en vinden er meer vandalismedelicten plaats. Het aandeel personen dat naar eigen zeggen slachtoffer werd van vandalisme varieerde in van ongeveer 6 procent in Noord-Nederland, Oost-Nederland en Oost-Brabant tot bijna 10 procent in Amsterdam. Het aantal ondervonden vandalismedelicten liep uiteen van circa 9 delicten per honderd inwoners in Noord-Nederland, Oost-Nederland en Oost-Brabant tot ongeveer 16 per honderd in Amsterdam. 3.4.3 Vandalisme slachtoffers en ondervonden delicten naar regionale politie-eenheid, Noord-Nederland Oost-Nederland Oost-Brabant Limburg Zeeland - West-Brabant Nederland totaal Rotterdam Midden-Nederland Den Haag Noord-Holland Amsterdam 20 15 10 5 0 0 5 10 15 Aantal per 100 inwoners % Ondervonden delicten Bron: CBS/VM. Slachtoffers De bereidheid om vandalismedelicten bij de politie te melden is het laagst in de regionale eenheid Amsterdam, waar 16 procent van de ondervonden delicten werd gemeld in, en het hoogst in Oost-Brabant (26 procent; zie figuur 3.4.4). Ook de bereidheid om daadwerkelijk aangifte van vandalisme bij de politie te doen was het laagst in Amsterdam (9 procent van vandalismedelicten aangegeven) en het hoogst in Oost-Brabant en Noord- Holland (17 procent). Rekening houdend met de betrouwbaarheidsmarges zijn de verschillen tussen de regionale eenheden niet significant. Amsterdam is de enige regio waar zowel de meldings- als de aangiftebereidheid in lager was dan landelijk gemiddeld. De aangiftebereidheid was ook in Noord-Nederland lager dan gemiddeld. Het door de politie geregistreerde aantal misdrijven in de categorie vernieling/beschadiging varieerde in van ruim 6 per duizend inwoners in de regionale eenheid Oost-Nederland tot 8 per duizend in de eenheid Rotterdam (zie figuur 3.4.5). De rangorde van regionale eenheden bij geregistreerde misdrijven op het gebied van vernieling/beschadiging is anders dan bij slachtofferschap en ondervonden vandalismedelicten op basis van de Veiligheidsmonitor (vergelijk figuur 3.4.3). Hierbij kunnen regionale verschillen in aangiftebereidheid een rol spelen; in de politieregistraties komen immers alleen misdrijven terecht waarvan aangifte is gedaan. Verder geldt in het algemeen dat politiecijfers niet zonder meer vergelijkbaar zijn met cijfers op basis van een enquête zoals de Veiligheidsmonitor, onder andere door verschillen in afbakening van misdrijfcategorieën (zie ook paragraaf 2.2). Ten slotte zijn de politiecijfers over nog voorlopig en kunnen er dus ook nog regionale aanpassingen worden doorgevoerd. CBS Sociaaleconomische trends, december 2014, 01 18

3.4.4 Vandalisme melding en aangifte naar regionale politie-eenheid, Amsterdam Noord-Nederland Limburg Nederland totaal Den Haag Oost-Nederland Rotterdam Midden-Nederland Zeeland - West-Brabant Noord-Holland Oost-Brabant Bron: CBS/VM. 0 5 10 15 20 25 30 35 in % van ondervonden delicten Aangifte Melding Het aantal door de politie geregistreerde verdachten van beschadiging of vernieling liep in uiteen van 0,8 per duizend inwoners in Oost-Brabant tot 1,4 per duizend in Noord-Nederland (zie figuur 3.4.5). In absolute aantallen uitgedrukt gaat het om ruim 1100 verdachten in Oost-Brabant en bijna 2500 in Noord-Nederland. 3.4.5 Vernieling/beschadiging geregistreerde misdrijven en verdachten naar regionale politie-eenheid, Oost-Nederland Midden-Nederland Amsterdam Oost-Brabant Den Haag Noord-Nederland Zeeland - West-Brabant Limburg Noord-Holland Rotterdam Bron: CBS/GIDS. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 per 1 000 inwoners Verdachten Misdrijven CBS Sociaaleconomische trends, december 2014, 01 19

4. Conclusies In gaf grofweg een op de drie à vier Nederlanders aan dat vernieling van straatmeubilair of bekladding van muren of gebouwen wel eens voorkomen in de eigen woonbuurt. Minder dan 10 procent van deze personen zegt zelf veel overlast hiervan te ervaren. Het signaleren van vernieling of bekladding in de openbare ruimte betekent dus zeker niet automatisch dat men er zelf veel hinder van ondervindt. Persoonlijk slachtoffer van vandalisme was 7 procent van de Nederlanders in. Dit gebeurde meestal in de eigen woonbuurt, en in de meerderheid van de gevallen betrof het vernielingen aan voertuigen. Van slechts een op de zeven gevallen van vandalisme werd aangifte bij de politie gedaan. Deze aangiftebereid is duidelijk lager dan die bij gewelds- en vermogensdelicten. Steeds minder Nederlanders ervaren vernieling en vandalisme. Over de periode laten alle indicatoren een dalende trend zien: zowel vandalisme in de openbare ruimte, het persoonlijke slachtofferschap van vandalisme als de door de politie geregistreerde vernieling en beschadiging zijn sinds fors afgenomen. De meldings- en aangiftebereidheid van de burger rondom vandalisme is eveneens flink gedaald. Ook aan de daderkant wordt een zeer sterke daling van het aantal geregistreerde verdachten en Halt-jongeren in de categorie vernieling tussen en gemeten. Het voorkomen en de overlast van vernieling en bekladding en ook het slachtofferschap van vandalisme verschillen relatief weinig naar persoonskenmerken zoals geslacht, leeftijd, herkomst en opleiding. Er is wel een sterke samenhang met stedelijkheid. In (zeer) sterk stedelijke gemeenten komen vernieling en bekladding meer voor in de buurt en ervaart men er ook meer overlast van dan in minder stedelijke gemeenten. Ook het persoonlijke slachtofferschap van vandalisme neemt toe met de stedelijkheidsgraad van de woongemeente. Deze sterke samenhang tussen vandalisme en stedelijkheid wordt zichtbaar in de regionale spreiding over Nederland. In sterk verstedelijkte politieregio s rond de grote steden zijn het voorkomen en de overlast van vernieling en bekladding in de openbare ruimte veel groter dan in minder verstedelijkte regio s in bijvoorbeeld het noorden en oosten van Nederland. In meer verstedelijkte politieregio s zijn ook meer mensen slachtoffer van vandalisme. Literatuur en bronnen CBS StatLine (2014). Geregistreerde criminaliteit; soort misdrijf en regio (indeling 2014),. Bron: Nationale politie. CBS StatLine (2014). Halt-jongeren; delictgroep, geslacht, leeftijd en herkomstgroepering,. Bron: Halt Nederland. CBS Sociaaleconomische trends, december 2014, 01 20

CBS ( ). Veiligheidsmonitor Rijk. Den Haag/Heerlen: CBS. CBS ( ). Integrale Veiligheidsmonitor. Den Haag/Heerlen: CBS. CBS ( ). Veiligheidsmonitor. Den Haag/Heerlen: CBS. CBS, WODC, Raad voor de Rechtspraak. Criminaliteit en Rechtshandhaving. Ontwikkelingen en samenhangen. Den Haag: Boom Lemma uitgevers. Christensen, H., Johnson, D. en Brooks, M. (1992). Vandalism: research, prevention and social policy. Portland: US Department of Agriculture. Cohen, S. (1973). Property destruction: Motives and meanings. Vandalism. London: Architectural Press. Dijk, A. van en Soomeren, P. van (1989). Vandalisme. Amsterdam: Bureau Schadepreventie. Ferwerda, H.B. (1998). Jeugdcriminaliteit: Ruwe bolster, harde pit. Risicofactoren op een rij. Artikel in: Verharding jeugdcriminaliteit? Visies op achtergronden en aanpak. Rotterdam: Erasmus Universiteit, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Sectie Strafrecht en Criminologie. Groot, I, T. de Hoop, A Houkes en D. Sikkel (). De kosten van criminaliteit. Een onderzoek naar de kosten van criminaliteit voor tien verschillende delicttypen. Amsterdam: SEO. Reau, L. (1959). Histoire du vandalisme: les monuments détruits de l art français. Paris. CBS Sociaaleconomische trends, december 2014, 01 21

Verklaring van tekens. Gegevens ontbreken * Voorlopig cijfer ** Nader voorlopig cijfer x Geheim Nihil (Indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met 0 (0,0) Het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid Niets (blank) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen 2014 tot en met 2014 /2014 Het gemiddelde over de jaren tot en met 2014 / 14 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in en eindigend in 2014 / 12 / 14 Oogstjaar, boekjaar, enz., / 12 tot en met / 14 In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen. Colofon Uitgever Centraal Bureau voor de Statistiek Henri Faasdreef 312, 2492 JP Den Haag www.cbs.nl Inlichtingen Tel. 088 570 70 70, fax 070 337 59 94 Via contactformulier: www.cbs.nl/infoservice Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen, 2014. Verveelvoudigen is toegestaan, mits het CBS als bron wordt vermeld. CBS Sociaaleconomische trends, december 2014, 01 22