Geachte heer/mevrouw,



Vergelijkbare documenten
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Meldpunt Binnenlandse Mensenhandel

Presentatie Integrale jeugdhulp Kennisdag 25 januari 2016

Sociale omgeving. 1. Kindermishandeling

CATEGORALE OPVANG VOOR SLACHTOFFERS MENSENHANDEL

Jeugdprostitutie en loverboys

Loverboys en grensoverschrijdend seksueel gedrag Hoe herken je signalen en wat te doen?

De Rotterdamse aanpak van jeugdprostitutie

GOED VRIENDJE? FOUT VRIENDJE?

STICHTING BASISVOORZIENING PEUTERSPEELZAALWERK ERMELO

Invoering van de meldcode in de jeugdzorg

SAMENVATTING VERNIEUWDE MELDCODE HUISELIJK GEWELD & KINDERMISHANDELING

Bijlage 1: Vlaggensysteem. Vlaggensysteem (Movisie, 2010)

Instrument voor risicoscreening in de vrouwenopvang

Fouten durven maken is jezelf toestaan om te leren Lou Repetur, expert SGG MOVISIE

Bureau Jeugdzorg Gelderland Bereikbaar en Beschikbaar

Loverboyproblematiek factsheet. Loverboyproblematiek - factsheet 1

Instrument voor risicoscreening in de vrouwenopvang

bij ons thuis ging het eerst heel anders...

Informatiebijeenkomst IB-netwerken

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

llochtone meiden en vrouwen in-zicht

Instrument voor Risicoscreening in de Vrouwenopvang 2012

Meldcode kindermishandeling en huiselijke geweld

Seksueel grensoverschrijdend gedrag: wat is normaal?

Datum 6 januari 2016 Onderwerp Gespreksnotitie Nationaal Rapporteur rondetafelgesprek kindermisbruik. Geachte voorzitter,

Kindermishandeling. Voor de minderjarige bedreigende of gewelddadige interactievan fysieke, psychische of seksuele aard,

Werkt de aanpak van kindermishandeling en partnergeweld?

Resultaten onderzoek sexting bij residentiële behandel- en opvangvoorzieningen van Fier: Prevalentie en gevolgen

Welkom & Kennismaking

Datum Betreft Kenmerk Leeuwarden, 21 januari 2013 Opvang en behandeling U specifieke groepen

Datum 27 november 2018 Betreft Reactie Slachtoffermonitor seksueel geweld tegen kinderen 2016

Resultaten van een enquête onder jongeren. Sexting

Factsheet Risicofactoren voor kindermishandeling

De kindcheck op de huisartsenpost: mogelijkheden voor het signaleren van kindermishandeling

Rode draad voor kindveiligheid in Amsterdam

Rotterdamse Meldcode. huiselijk geweld en kindermishandeling

ALGEMENE INFORMATIE. Specialistisch hulpaanbod voor meiden

Aanpak huiselijk geweld centrumgemeentegebied Amersfoort

Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling Plan van aandacht

Veiligheid van kinderen preventie seksueel misbruik

Bijlage 2: Ketenaanpak Qpido

gewoon meedoen! Ketenzorg met toekomst

De Wet meldcode Hoe zit het?

Kinderen, ouderen en het huisverbod

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 10 juni 2014 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

[MELDCODE HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING]

Meldcode Cibap vakschool & ontwerpfabriek

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Protocol machtsmisbruik / meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Veilig Thuis & Vrouwenopvang. 18 januari 2016

ToolKID Informatie-uitwisseling in verband met de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Criminele meisjes: Specifieke zorg en aandacht of niet?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ouderproblematiek & kinderen. Eva Hoytema van Konijnenburg

Een Aanpak Seksueel Geweld voor elke regio!

gewoon meedoen! Ketenzorg met toekomst

Instrument Risicotaxatie Seksueel grensoverschrijdend gedrag

Burgerpanel Horst aan de Maas - Meting 3

Uitkomsten enquête POH-GGZ voor jeugd. Inleiding

Meldcode Cibap Vakschool

Advie zen en Meldingen over Kindermishandeling in 2003

Protocol Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld binnen de zorgstructuur van het Karel de Grote College Nijmegen.

VEILIG SEKSUEEL OPGROEIEN

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 22 juni 2015 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De meldcode en de aandachtsfunctionaris. Tea Hol Coördinator Landelijke Vakgroep Aandachtsfunctionarissen Kindermishandeling

Preventieplan Loverboys 2013

FEITEN EN CIJFERS ADVIES- EN STEUNPUNT HUISELIJK GEWELD

De kracht van pedagogisch adviseren

Er heeft een oriëntatie met en in het veld plaatsgevonden rondom de aanpak van loverboyproblematiek.

Landelijke studiedagen Jeugdprostitutie/ loverboys

Meldcode bij signalen van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling SWOM

Inhoud. Ten geleide 11. Voorwoord Kindermishandeling een complex probleem 15 Jan van der Ploeg

[MELDCODE HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING]

Veilig Thuis. Inhoud programma. Veilig Thuis: wettelijke taak. Kindermishandeling maanden tot 110 jaar

Beleid ASVB Ongewenst gedrag

Handelingsprotocol Meldcode Huiselijk Geweld en kindermishandeling Basisschool Meander

Gemeente Delft. In de bijlage is een overzicht opgenomen van definities.

Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling. Het Stappenplan

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling bestemd voor alle beroepskrachten werkzaam in de branche kinderopvang

Geachte mevrouw Veldhuijzen van Zanten - Hyllner,

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling cent per minuut

Montgolfierstraat EB Helmond Protocol Kindermishandeling Meldcode

Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor de besturen en scholen die vallen onder het SWV primair onderwijs

Kort verslag van de beleidsanalyse van het programma Valor in India

Samenvatting Inleiding Onderzoeksaanpak

Zwanger door seksueel misbruik. Stichting Ambulante Fiom 26 januari 2009

Directe Hulp bij Huiselijk. U staat er niet alleen voor!

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG in en om de school. Oka Storms Ben Serkei

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag

28638 Mensenhandel. Brief van de minister van Veiligheid en Justitie. Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Centrum Seksueel Geweld Amsterdam-Amstelland. Jaarcijfers 2017

Start het gesprek en voorkom seksueel kindermisbruik *Ook voor naasten en professionals/publieke instanties

Meldcode huiselijk geweld & kindermishandeling Kindcheck

Protocol meldcode. Huiselijk geweld en kindermishandeling. OBS Prins Claus

Logopedie en Kindermishandeling. Toelichting op de Meldcode en het Stappenplan

5 juni 2012 ONDERZOEK BEPERKT WEERBAAR

Transcriptie:

Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u het verslag van de tweede peiling loverboys welke eind 2013 door is uitgevoerd bij Bureau Jeugdzorg Haaglanden en Zuid Holland. Dit was mogelijk door middel van subsidie van het Stadsgewest Haaglanden en de provincie Zuid Holland. Dankzij de medewerking van vele maatschappelijk werkers bij Bureau Jeugdzorg Haaglanden en Zuid Holland, zijn deze gegevens verzameld. Met behulp van deze peiling, die een vervolg is op een vergelijkbaar onderzoek eind 2012 bij Bureau Jeugdzorg Haaglanden, ontstaat er een vollediger beeld over de aard en omvang van loverboyproblematiek/mensenhandel, onder de populatie cliënten van Bureau Jeugdzorg. De uitkomsten van deze onderzoeken kunnen met name gemeenten na de transitie helpen bij het maken van specifiek beleid voor deze problematiek. Het thema loverboys en hun slachtoffers krijgt al jaren in media en politiek veel aandacht. Ook het kabinet heeft recent nog het beleid rond mensenhandel, waar deze problematiek onder valt, aangescherpt. Lokaal blijft echter de vraag naar de aard en omvang van deze problematiek veelal onbeantwoord. Dit onderzoek biedt gemeenten en instellingen in Haaglanden en Zuid Holland meer handvatten om de aanpak van deze problematiek, onder de gemeentelijke regie na de transitie beter vorm te geven. Eind 2014 zal in samenwerking met de Bureaus Jeugdzorg in Haaglanden en Zuid Holland, opnieuw aanvullend onderzoek doen, waaronder een nieuwe peiling. De resultaten daarvan, die begin 2015 te verwachten zijn, zullen ook weer breed verspreid worden. Voor vragen of reacties kunt u terecht bij ondergetekenden. Met vriendelijke groet, Rieneke de Groot & Leon van Sasse van IJsselt Rieneke de Groot Trainer & adviseur aanpak kindermishandeling Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling T 0182 547762 E r.de.groot@jso.nl Leon van Sasse van IJsselt BJz Haaglanden T 070 3450506 E l.vansassevanijsselt@bjzhlzh.nl

Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013 Colofon Uitgever: Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling Redactie: Rieneke de Groot & Wendy Tazelaar Eindredactie: Rieneke de Groot, Datum uitgave: januari, 2014 Bezoekadres: Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling Nieuwe Gouwe Westzijde 1, 2802 AN Gouda Postbus 540, 2800 AM Gouda T 0182 547888 F 0182 547889 E info@jso.nl www.jso.nl Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door financiële steun van Stadsgewest Haaglanden en Provincie Zuid-Holland Copyright 2013 Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling Uit deze uitgave mag niets worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, retrieval systemen of op welke andere wijze dan ook zonder toestemming van.

Inhoudsopgave Samenvatting... 7 1. Inleiding... 9 1.1 Aanleiding... 9 1.2 Gehanteerde definities... 9 1.2.1 Loverboyproblematiek... 9 1.2.2 Seksueel grensoverschrijdend gedrag... 10 2. Opzet peiling... 11 2.1 Aanpak... 11 2.2 Vragenlijst... 11 2.3 Verwerking gegevens... 12 2.4 Training... 12 2.5 Beperkingen... 13 2.6 Niet deelnemende maatschappelijk werkers... 13 3. Resultaten peiling... 15 3.1 Deelnemers... 15 3.1.1 BJz Haaglanden... 15 3.1.2. BJz Zuid-Holland... 15 3.2 Vermoedelijke slachtoffers... 15 3.2.1 BJz Haaglanden... 15 3.2.2 BJz Zuid-Holland... 15 3.3 Relatie en dwang... 15 3.4 Gedrag en problematiek... 16 3.4.1 BJz Haaglanden... 16 3.4.2 BJz Zuid-Holland... 16 3.5 Professioneel netwerk en hulpverlening... 17 3.5.1 BJz Haaglanden... 17 3.5.2 BJz Zuid-Holland... 17 3.6 Plegers... 18 3.6.1 BJz Haaglanden... 18 3.6.2 BJz Zuid-Holland... 18 4. Discussie... 19 4.1 Deelnemers... 19 4.2 Vermoedelijke slachtoffers... 19 4.2.1 De uitkomsten in relatie met andere onderzoeken... 19 4.3 Relatie en dwang... 20 4.4 Gedrag en problematiek... 21 4.5 Professioneel netwerk en hulpverlening... 22 4.5.1 Casusoverleg en melding bij de politie... 22 4.5.2 Hulpverlening... 23 4.6 Plegers... 24 5. Aanbevelingen... 27 6. Geraadpleegde bronnen... 29 Bijlage 1: Het Vlaggensysteem... 31 Bijlage 2: Vijf profielen van slachtoffers van loverboys... 33 Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013 5

Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013 6

Samenvatting In dit verslag leest u de resultaten van de peiling loverboyproblematiek 2013 bij BJz Haaglanden en BJz Zuid-Holland. Deze peiling is uitgezet om een beeld te krijgen van de aard en omvang van loverboyproblematiek bij cliënten van Bureau Jeugdzorg in Haaglanden en Zuid-Holland. Dit is de tweede keer dat de peiling uitvoert bij BJz Haaglanden in opdracht van Stadsgewest Haaglanden en de eerste keer bij BJz Zuid-Holland in opdracht van Provincie Zuid-Holland. In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de aanleiding van dit onderzoek en in hoofdstuk 2 op de opzet van de peiling. In hoofstuk 3 staan de resultaten van de peiling beschreven en in hoofdstuk 4 de verklaringen bij de resultaten. De resultaten van deze peiling bieden input voor aanbevelingen voor beleid voor zowel BJz Haaglanden en BJz Zuid-Holland, als voor gemeenten in deze regio s; Stadsgewest Haaglanden en Provincie Zuid-Holland. Deze aanbevelingen staan in hoofdstuk 5 beschreven. Uit deze peiling kwam naar voren dat bijna een kwart (23% BJz Haaglanden, 22% BJz Zuid-Holland) van de deelnemende maatschappelijk werkers, op dit moment een (vermoedelijk) slachtoffer van loverboyproblematiek in de caseload hebben. Dit is een aanzienlijk deel van de deelnemende maatschappelijk werkers. Van de vermoedelijke slachtoffers is bij een aanzienlijke deel (87% BJz Haaglanden en 84% BJz Zuid- Holland) sprake van seksuele handelingen in ruil voor een beloning. Bij 27% van de vermoedelijke slachtoffers van BJz Haaglanden zijn er vermoedens van jeugdprostitutie. Bij BJz Zuid-Holland is er bij 37% van de vermoedelijke slachtoffers sprake van, of zijn er vermoedens van jeugdprostitutie. Als belangrijkste achterliggende problematiek die speelt bij het slachtoffer wordt vaak multiproblematiek genoemd. Naast de achterliggende problematiek vertonen veel vermoedelijke slachtoffers verschillende vormen van opvallend gedrag en verschillende vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag, zoals seksuele handelingen met vrienden/kennissen om een gunst te verlenen en seksueel contact/handelingen met een significant niet gelijkwaardige partner. Een aanzienlijk deel heeft hulpverlening ingezet bij de vermoedelijke slachtoffers (45% BJz Haaglanden en 39% BJz Zuid-Holland). Bij de ingezette hulpverlening is vaak gekozen voor plaatsing in Jeugdzorgplus instellingen. Maatschappelijk werkers geven aan behoefte te hebben aan specifieke, meer categorale opvang in de regio, zowel ambulant als residentieel (open en gesloten). Daarnaast geven de maatschappelijk werkers aan meer behoefte te hebben aan ondersteuning, zowel voor loverboyproblematiek als voor het omgaan met seksueel grensoverschrijdend gedrag, en in het versterken van samenwerkingsmogelijkheden. Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013 7

Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013 8

1. Inleiding 1.1 Aanleiding Een minderjarige jongen die gedwongen in de prostitutie werkt, of een meisje dat seksuele handelingen verricht bij oudere jongens en daar een vergoeding voor krijgt. Is deze vorm van mensenhandel een reëel probleem binnen jeugdhulpverlening? Deze vraag ligt ten grondslag aan deze peiling loverboyproblematiek die is uitgevoerd bij Bureau Jeugdzorg Haaglanden en Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland. In regio Haaglanden participeren Jeugdformaat, Bureau Jeugdzorg Haaglanden, Stichting JJC, GGD, en Stadsgewest Haaglanden in de werkgroep loverboyproblematiek. Deze werkgroep biedt input voor beleid en wisselt onderling signalen van loverboyproblematiek uit. Vanuit deze werkgroep is de wens ontstaan voor een werkbaar instrument om slachtoffers van loverboyproblematiek in kaart te brengen. De pilot peiling loverboyproblematiek die eind 2012 (de Groot & Tazelaar, 2012) is uitgevoerd door is hiervan het resultaat. De uitkomsten van de peiling geven inzicht in de problematiek van jongeren bij BJz Haaglanden rondom loverboyproblematiek. Uit de peiling kwam naar voren dat een derde van de deelnemende maatschappelijk werkers vermoedt dat een cliënt in meer of mindere mate met deze vorm van mensenhandel te maken heeft. Voor maatschappelijk werkers zijn dit vaak heel ingewikkelde situaties. Eind oktober 2013 is de tweede peiling loverboyproblematiek gestart bij BJz Haaglanden. Ditmaal is ook BJz Zuid-Holland bij de peiling betrokken. De uitkomsten worden gebruikt om in de toekomst maatschappelijk werkers beter te ondersteunen en om hulpverlening af te stemmen op wat nodig is bij loverboyproblematiek. Deze tweede peiling loverboyproblematiek is uitgevoerd in opdracht van, en mogelijk gemaakt met subsidie van Stadsgewest Haaglanden en de Provincie Zuid-Holland. Vanuit de subsidies zijn de projectopdrachten: Projectopdracht Stadsgewest Haaglanden: Ontwikkeling van een kwalitatief goede wijze van registratie in de jeugdzorg in samenwerking met de instellingen. Deze registratie richt zich op het aantal en de kenmerken van slachtoffers van loverboys en de daders. Deskundigheidsbevordering Projectopdracht Provincie Zuid-Holland: Scholing in het duiden van seksueel grensoverschrijdend gedrag en afstemmen van hulpverlening in het kader van loverboyproblematiek. Deze subsidies en projectopdrachten hebben in afstemming met Stadsgewest Haaglanden en BJz Haaglanden en BJz Zuid-Holland geleid tot de tweede peiling loverboyproblematiek in combinatie met trainingen. 1.2 Gehanteerde definities 1.2.1 Loverboyproblematiek Er is sprake van loverboyproblematiek als een meisje of jongen emotioneel en/of sociaal afhankelijk (dreigt) te worden gemaakt van een crimineel die financieel voordeel van het slachtoffer wil hebben. Onder dreiging, manipulatie of chantage van de loverboy/lovergirl vertoont het slachtoffer seksueel Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013 9

grensoverschrijdend gedrag, crimineel gedrag of verricht seksuele handelingen in ruil voor geld (prostitutie). 1.2.2 Seksueel grensoverschrijdend gedrag Seksueel grensoverschrijdend gedrag omvat elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering in verbale, non-verbale of fysieke zin, waarbij in seksueel contact aan één of meer van de volgende zes criteria niet wordt voldaan: wederzijdse toestemming vrijwilligheid gelijkwaardigheid leeftijds- of ontwikkelingsadequaat contextadequaat zelfrespect Niet elke vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag is ook seksueel misbruik. Over seksueel misbruik spreken we bij elke vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag in verbale, non-verbale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, waar geen wederzijdse toestemming voor bestaat en/of die op een of andere manier is afgedwongen, en/of waarbij het slachtoffer veel jonger is of in een afhankelijke relatie staat (Frans & Franck, 2010). Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013 10

2. Opzet peiling 2.1 Aanpak De directie van zowel Bureau Jeugdzorg (BJz) Haaglanden als BJz Zuid-Holland heeft medewerking verleend aan de peiling. De vragenlijst voor deze peiling is door verstuurd met behulp van het programma SurveyWorld. Per e-mail ontvingen alle maatschappelijk werkers van alle werksoorten van BJz Haaglanden en BJz Zuid-Holland een uitnodiging met een link naar de vragenlijst van BJz Haaglanden of de vragenlijst van BJz Zuid-Holland. De maatschappelijk werkers is gevraagd om de vragenlijst in te vullen voor cliënten die zij in de afgelopen drie maanden hebben gezien. Het gaat hierbij om gevallen waarbij zij een vermoeden hebben van uitbuiting in een afhankelijkheidsrelatie waarbij de cliënt aanzet of aangezet wordt tot bijvoorbeeld seksueel grensoverschrijdend gedrag, crimineel gedrag of prostitutie. De vragenlijst kan zijn ingevuld voor vermoedelijke slachtoffers en vermoedelijke plegers. De vragenlijst is anoniem en niet herleidbaar naar slachtoffer of pleger. Maatschappelijk werkers konden een vragenlijst voor meerdere slachtoffers en plegers invullen. Na een week hebben de deelnemers een herinnering ontvangen. Na drie weken is er per e-mail een herinnering gestuurd door BJz zelf. Daarnaast zijn de teamleiders van de verschillende werksoorten per e-mail benaderd met het verzoek hun medewerkers te motiveren deel te nemen aan de peiling. Ook op het intranet van BJz heeft een nieuwsbericht gestaan over de peiling. De vragenlijst heeft vijf weken uitgestaan. 2.2 Vragenlijst De vragenlijst voor deze exploratieve studie is ontwikkeld door R. de Groot en W. Tazelaar van, met als doel om bij cliënten van BJz Haaglanden en BJz Zuid-Holland de aard en omvang van uitbuiting in een afhankelijkheidsrelatie, waarbij de cliënt aanzet of aangezet wordt tot bijvoorbeeld seksueel grensoverschrijdend gedrag, crimineel gedrag of prostitutie, wordt gemeten. Op deze manier wordt meer zicht verkregen op de mate van loverboyproblematiek bij cliënten van deze BJz s. Van BJz Haaglanden en Zuid-Holland hebben E. Berben, M. Sanders, K. Pigge en L. van Sasse-van IJsselt, hun input op de vragenlijst gegeven en voorgelegd aan een aantal medewerkers als klankbordgroep. Feedback van Bureau Jeugdzorg is meegenomen en verwerkt in de vragenlijst. Voor de ontwikkeling van deze vragenlijst is gebruik gemaakt van het door ontwikkelde Factsheet Loverboyproblematiek (april 2012), de bestaande checklists en de normeringslijst van het Vlaggensysteem (Frans, Franck & Janssens, 2010) en de vragenlijst die in 2012 is uitgezet bij BJz Haaglanden (de Groot & Tazelaar, 2012). De vragenlijst uit 2012 is doorontwikkeld en helpt de gebruiker bij het in kaart brengen en beoordelen van de problematiek. Daarnaast zijn er vragen toegevoegd over de ingezette hulpverlening en de behoefte aan hulp aan de vermoedelijke slachtoffers van loverboys. Deze vragen zijn toegevoegd naar aanleiding van de opmerkingen van maatschappelijk werkers tijdens de trainingen in 2012. Zij gaven aan dat de juiste hulpverlening niet altijd beschikbaar is voor slachtoffers. Inzicht in mogelijke interventies en voldoende passende interventies, verbeteren de hulpverlening aan slachtoffers en verminderen handelingsverlegenheid bij professionals. Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013 11

Met de vragenlijst worden de volgende onderdelen gemeten: Achtergrondgegevens deelnemer: werksoort, mate van zorgen van de maatschappelijk werker. Kenmerken van (vermoedelijk) slachtoffer/pleger: leeftijd, geslacht. Seksueel grensoverschrijdend gedrag: seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt gemeten met behulp van de categorieën van het Vlaggensysteem (Frans et al., 2010). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen licht, ernstig en zwaar seksueel grensoverschrijdend gedrag. Zie bijlagen voor meer informatie over het Vlaggensysteem. Prostitutie: hoewel dit een vorm van zwaar seksueel grensoverschrijdend gedrag is, zijn zowel prostitutie als seksuele handelingen in ruil voor een beloning ook als aparte vraag in de vragenlijst opgenomen, omdat dit thema centraal staat in deze peiling. Crimineel gedrag: zoals drugs of drankmisbruik, diefstal/overvallen en mensenhandel (andere jongens of meisjes ronselen voor criminele activiteiten of prostitutie). Loverboyproblematiek gaat vaak met crimineel gedrag gepaard. Belangrijkste achterliggende problematiek: om de achterliggende problematiek in kaart te brengen is hierbij uitgegaan van vijf profielen van slachtoffers van loverboys, die genoemd worden in de betovering verbroken (Dijke, Terpstra, Berger, & Geurts, 2006). Deze profielen zijn: faseproblematiek, zeer beïnvloedbaar, getraumatiseerd, multiproblematiek, eergerelateerd/streng religieus. Jongeren voldoen zelden aan maar één profiel, maar er is vaak wel één profiel dat de meeste invloed lijkt te hebben. De deelnemers is gevraagd om alleen dit profiel aan te geven. In de bijlagen vindt u de toelichting op deze profielen. Opvallend gedrag: om signalen in kaart te brengen, konden deelnemers maximaal drie vormen van opvallend gedrag aangeven, zoals: schoolverzuim/spijbelen, weglopen/nachten wegblijven, zich isoleren van familie en bekenden, nieuwe contacten, lage zelfwaardering/beïnvloedbaar, geen grenzen kunnen of durven aangeven, teruggetrokken gedrag, plotselinge huilbuien en/of woedeuitbarstingen, nieuwe (dure) spullen tot zijn/haar beschikking, slechte zelfverzorging, vermagering, zelfverwonding en contact met jongeren die zich prostitueren. Politie betrokkenheid: is er melding of aangifte gedaan. Ingezette en benodigde hulp: deelnemers konden aangeven of de cliënt is besproken in een casusoverleg, of er hulp is ingezet en zo ja welke, en of het hulpaanbod toereikend is. 2.3 Verwerking gegevens De vragenlijsten zijn uitgezet bij de deelnemers met behulp van digitale vragenlijsten via SurveyWorld. Doordat de meting een beperkte steekproef bevat zijn de groepen te klein om subgroepen (bijvoorbeeld de problematiek naar leeftijd) te analyseren. 2.4 Training Deskundigheidsbevordering helpt professionals eerder te signaleren en te handelen bij seksueel grensoverschrijdend gedrag en loverboyproblematiek. De trainingen sluiten aan bij de Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling die vanaf 1 juli 2013 van kracht is (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2013). Tevens sluit deskundigheidsbevordering aan bij aanbevelingen van de commissie Samson om handelingsverlegenheid te voorkomen (Commissie- Samson, 2012). Om zoveel mogelijk maatschappelijk werkers te bereiken is ervoor gekozen om aan zeven groepen één dagdeel training te verzorgen over signaleren en handelen bij loverboyproblematiek. Het tweede dagdeel gespreksvoering (met acteur) is hierdoor komen te vervallen. Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013 12

Vooraf aan de peiling zijn zeven groepen getraind in het herkennen van, en handelen bij signalen van loverboyproblematiek. In de trainingen worden maatschappelijk werkers toegerust in het herkennen en handelen bij signalen van loverboyproblematiek en om seksueel gedrag, met behulp van het Vlaggensysteem (Frans et al., 2010), te kunnen duiden en beoordelen op ernst. Het Vlaggensysteem uit de training, de methode om seksueel grensoverschrijdend gedrag te classificeren, komt overeen met de manier van classificeren in de peiling. De verwachting is dat met name door de combinatie van training en het invullen van de vragenlijst, de deelnemers loverboyproblematiek beter kunnen signaleren. De trainingen zijn allemaal goed beoordeeld door de deelnemers (Range = 7.5 8). Er bleek behoefte aan vervolg, met name aan dagdeel twee: gespreksvoering. 2.5 Beperkingen In de cijfers van de peiling kunnen dubbeltellingen zitten aangezien het een anonieme registratie betreft. Ook de maatschappelijk werkers die niet hebben gereageerd kunnen een cliënt hebben waarbij sprake is van vermoedens van loverboyproblematiek. 2.6 Niet deelnemende maatschappelijk werkers De opbrengst onder de deelnemers lijkt redelijk en komt overeen met opbrengsten van andere anoniem verzonden vragenlijsten. Deelnemers die de vragenlijst niet verder invulden (via de optie nee, ik ga de vragenlijst niet invullen ) gaven hiervoor de volgende redenen aan: dat zij geen cliënten hebben in hun caseload uit de doelgroep 13 t/m 23 jaar en daarmee de mail als niet aan hen gericht beschouwen; door de onrust van de transitie de vragenlijst niet in hebben gevuld; geen tijd hebben om de vragenlijst in te vullen door werkdruk of tijdgebrek; niet met de problematiek te maken hebben bij hun cliënten. Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013 13

Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013 14

3. Resultaten peiling 3.1 Deelnemers 3.1.1 BJz Haaglanden In Haaglanden hebben van de 465 benaderde maatschappelijk werkers, 97 deelnemers gereageerd. Deze deelnemers hebben aangegeven in de afgelopen drie maanden, 22 vermoedelijke slachtoffers en vier vermoedelijke plegers te hebben gezien. De overige 71 van de 96 deelnemers gaven aan geen vermoedelijk slachtoffer of pleger in hun caseload te hebben, of konden de vragenlijst om een andere reden niet invullen. 3.1.2. BJz Zuid-Holland In Zuid-Holland hebben van de 490 benaderde maatschappelijk werkers, 85 deelnemers gereageerd. Deze deelnemers hebben aangegeven in de afgelopen drie maanden, 19 vermoedelijke slachtoffers en één vermoedelijke pleger te hebben gezien. De overige 65 deelnemers gaven aan geen vermoedelijk slachtoffer of pleger in hun caseload te hebben, of konden de vragenlijst om een andere reden niet invullen. 3.2 Vermoedelijke slachtoffers 3.2.1 BJz Haaglanden De 22 vermoedelijke slachtoffers zijn allemaal meisjes. De vermoedelijke slachtoffers zijn tussen de 13 en 17 jaar; één meisje is ouder dan 18 jaar. Twee (9%) slachtoffers verrichten seksuele handelingen in ruil voor een beloning; bij 17 (77%) slachtoffers is hier een vermoeden van. Bij zes slachtoffers (27%) is er het vermoeden dat zij in de prostitutie werken. 3.2.2 BJz Zuid-Holland Van de 19 vermoedelijke slachtoffers zijn 18 meisjes en één jongen. De slachtoffers zijn in de leeftijd tussen de 13 en 17 jaar, er is één slachtoffer van 11 geregistreerd en drie slachtoffers zijn ouder dan 18 jaar. Zes (32%) slachtoffers verrichten seksuele handelingen in ruil voor een beloning; bij tien (53%) slachtoffers is hier een vermoeden van. Twee slachtoffers (11 %) zijn werkzaam in de prostitutie; bij vijf slachtoffers (26 %) is er het vermoeden dat zij in de prostitutie werken. 3.3 Relatie en dwang Dit meisje heeft met een grote groep jongens op regelmatige basis seks moeten hebben, maar lijkt hier geen beloning voor te hebben gekregen. Er is sprake van emotionele beïnvloeding. 3.3.1 BJz Haaglanden In 57% van de gevallen is de vermoedelijke dader het vriendje van het slachtoffer; in 43% van de gevallen behoort de dader tot een vriendengroep. Er wordt met name emotionele dwang/manipulatie (71%) uitgeoefend, maar ook groepsdruk (38%) en (dreiging met) lichamelijk geweld (24%) spelen een belangrijke rol. 3.3.2 BJz Zuid-Holland In 39% van de gevallen is de vermoedelijke dader het vriendje van het slachtoffer; in 39% van de gevallen behoort de dader tot een vriendengroep. In 22% van de gevallen is er een andere relatie met de dader, zoals een bekende van de instelling, ex-vriendje en bekend via internet. Bij 11% is de relatie Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013 15

onbekend. Er wordt met name emotionele dwang/manipulatie (60%) uitgeoefend, maar ook groepsdruk (22%) en (dreiging met) lichamelijk geweld (22%). Op 33% van de slachtoffers wordt via andere wijze druk uitgeoefend; hierbij worden onder andere het ruilen voor drugs of beltegoeden genoemd. 3.4 Gedrag en problematiek 3.4.1 BJz Haaglanden Deelnemers konden uit vijf profielen kiezen voor één vorm van de belangrijkste problematiek. De belangrijkste problematiek die speelt bij de vermoedelijke slachtoffers bij BJz Haaglanden is: multiproblematiek (50%) en zeer beïnvloedbaar (36%), verder speelt ook getraumatiseerd (9%) en eergerelateerd/streng religieus (5%) een rol. In de opmerkingen wordt benoemd dat er sprake is van LVB- en persoonlijkheidsproblematiek. Bijna alle vermoedelijke slachtoffers vertonen opvallend gedrag (95%). Het meest genoemd zijn lage zelfwaardering, beïnvloedbaar en weglopen, nachten wegblijven, schoolverzuim/spijbelen en durft/kan geen grenzen aangeven. Bij 77% van de vermoedelijke slachtoffers is er sprake van één of meer vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Opvallend hierin zijn de vormen van zwaar seksueel grensoverschrijdend gedrag, waarbij sprake is van seksuele handelingen met vrienden/kennissen om een gunst te verlenen (6x) en seksueel contact/handelingen met een significant niet gelijkwaardige partner (6x). 10% van de slachtoffers is betrokken bij criminele activiteiten; bij 43% zijn hier vermoedens van. Meisje liet voornamelijk seksueel wervend gedrag zien. Moest steeds lachen als met haar werd besproken hoe zij zich opstelt, of en met wie zij seksuele contacten had en wat daarvan het gevolg kon zijn. Ze heeft een slechte band met haar moeder. Haar vader is uit beeld. Bij dit meisje speelt LVB-problematiek en er is een vermoeden van persoonlijkheidsproblematiek. Het vermoeden is dat ze regelmatig blowt. Er is maandenlang schoolverzuim en ze geeft geen inzicht in waar ze is. Ze hangt in ieder geval rond in achterstandswijken 'buiten'. Ze heeft wisselende seksuele contacten met volwassen jongens en is wekelijks in discotheek voor 18+. Dit meisje van 13 jaar is in een jaar verandert van kind in een grofgebekte meid met veel makeup, decolleté en gaten in haar kleding. Ze gaf aan te vermoeden zwanger te zijn. Dit kon van 2 jongens zijn. Dit meisje zit nu gesloten (Jeugdbeschermingsmaatregel). 3.4.2 BJz Zuid-Holland De belangrijkste problematiek die speelt bij de vermoedelijke slachtoffers is multiproblematiek (39%). Daarnaast wordt faseproblematiek (28%) en zeer beïnvloedbaar genoemd (28%). Bij 6% van de slachtoffers wordt eergerelateerd of strengreligieuze achtergrond genoemd. In de opmerkingen bij multiproblematiek benoemen deelnemers dat er LVB-problematiek bij ouders speelt, moeder in de prostitutie werkt, ouders werkeloos zijn en dat de jongere teruggestuurd wordt naar het land van herkomst. In de toelichting bij zeer beïnvloedbaar wordt genoemd dat de jongere zelf geen openheid geeft over de situatie, maar dat er vermoedens zijn dat de jongere onder emotionele druk seks heeft met een grote groep jongens. Een groot aantal van de vermoedelijke slachtoffers vertoont opvallend gedrag (78%), het meest genoemd hierin is weglopen, nachten wegblijven (57%), lage zelfwaardering, beïnvloedbaar (36%) en durft/kan geen grenzen aangeven (36%). Het meisje is gediagnosticeerd met hechtingsproblematiek en een lichte verstandelijke beperking. Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013 16

Bij 84% van de vermoedelijke slachtoffers is er sprake van één of meer vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag, waarbij opvalt dat ze allemaal seksueel getinte telefoongesprekken voeren/hun geslachtsdelen aan onbekenden laten zien. Bij de vormen van zwaar seksueel grensoverschrijdend gedrag is bij bijna de helft van de vermoedelijke slachtoffers sprake van seksuele handelingen met vrienden/kennissen om een gunst te verlenen (9x) en seksueel contact/handelingen met een significant niet gelijkwaardige partner (2x). Van de slachtoffers zijn er vijf betrokken bij criminele activiteiten (29%); bij drie zijn hier vermoedens van (18%). 3.5 Professioneel netwerk en hulpverlening 3.5.1 BJz Haaglanden In de meeste gevallen is het vermoedelijke slachtoffer niet besproken in het loverboycasusoverleg (86%), maar is er wel contact met de politie geweest. 23% heeft namelijk aangifte gedaan en 50% een melding. 45% heeft hulpverlening op het gebied van loverboyproblematiek ingezet en dan met name residentiële hulpverlening (80%). Opvallend is dat met name plaatsing in Jeugdzorgplus instellingen wordt genoemd als de ingezette hulp. Als er geen hulpverlening is ingezet, wordt als reden met name genoemd: men is aan de start van het hulpverleners traject; er is slechts sprake van vermoedens; jongere is onvoldoende gemotiveerd of ontkent de problematiek; generalistische hulp ingezet. De hulp richt zich op de achterliggende problematiek. Het is onduidelijk of er daadwerkelijk sprake is van loverboyproblematiek. Hiernaast is de pupil onvoldoende gemotiveerd voor hulpverlening. 41% geeft aan dat de hulpverlening in de regio ontoereikend is. Men geeft aan behoefte te hebben aan: specifieke opvang: in de regio, passende hulp/behandeling, zoals Asja, Jeugdzorgplus instellingen en open, sekse specifiek; specifieke individuele hulpverlening: hulpvraag gericht, laagdrempelig/naast het meisje staan, contact maken, werken aan eigenwaarde, intensieve hulp; ondersteuning professional: gespreksvoering met professionals. 3.5.2 BJz Zuid-Holland In de meeste gevallen is het vermoedelijke slachtoffer niet besproken in het loverboycasusoverleg (65%), maar is er wel contact met de politie geweest. 11% heeft namelijk aangifte gedaan en 50% een melding. 39% heeft hulpverlening op het gebied van loverboyproblematiek ingezet en dan met name residentiële hulpverlening (88%). Opvallend is dat met name plaatsing in Jeugdzorgplus instellingen wordt genoemd als de ingezette hulp. Als er geen hulpverlening is ingezet wordt als reden met name genoemd: generalistische hulp is ingezet: leefgroep, GGZ, pleegzorg, systeemgerichte hulp, hulp voor onderliggende problematiek. Zij nemen de zorgen mee in de behandeling; ontkenning bij jongere: de jongere ontkent de problematiek, de jongere weigert in gesprek te gaan, de hulpverlening heeft geen effect gehad door ontkenning. Relatie met loverboyvriendje is over; vermoedens bij professional: onderzoek moet nog starten, vermoedelijke dader niet bekend bij politie. Van de deelnemers geeft de helft (50%) aan dat het hulpaanbod in de regio ontoereikend is voor deze problematiek. Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013 17

Zij hebben behoefte aan: hulp en zelfbeschermingsmaatregelen na 18 jaar; meer categorale (specifiek op loverboyproblematiek gerichte) hulpverlening; meer mogelijkheden bij ambulante hulpverlening. Voorkeur om de jongere niet in een groep te plaatsen, maar in een gezin, vanwege de kwetsbaarheid van de jongere; aandacht voor LVB problematiek; ondersteuning aan professionals in gesprekstechnieken (zowel voor loverboyproblematiek als voor omgaan met seksueel grensoverschrijdend gedrag) en in het versterken van samenwerkingsmogelijkheden. 3.6 Plegers 3.6.1 BJz Haaglanden De vier vermoedelijke plegers zijn drie meisje en één jongen van 17, 16 en 14 jaar. Bij alle vier is er sprake van vermoedens van aanzetten tot seksuele handelingen in ruil voor beloning. Bij twee vermoedelijke plegers zijn er vermoedens van aanzetten tot prostitutie. Als dwang wordt emotionele chantage/manipulatie en groepsdruk genoemd. Bij twee vermoedelijke plegers is er sprake van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Bij alle vier zijn er vermoedens van betrokkenheid bij criminele activiteiten. Bij alle vier is sprake van opvallend gedrag, waarbij bij alle jongeren wordt genoemd dat ze (oudere) vrienden hebben in de criminele sfeer. Twee van de vier vertonen dominant gedrag, overschatten zichzelf. Als belangrijkste problematiek wordt zeer beïnvloedbaar, vroeg begonnen met crimineel gedrag en weinig inlevingsvermogen genoemd. 3.6.2 BJz Zuid-Holland Er is een pleger geregistreerd. Het gaat om een meisje van 17 jaar. Er zijn vermoedens dat zij jongeren aanzet tot seksuele handelingen in ruil voor een beloning. Ze is daarnaast betrokken bij diefstal en/of overvallen. Ook is er een vermoeden dat ze zelf slachtoffer is van loverboyproblematiek. Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013 18

4. Discussie In dit hoofdstuk worden de resultaten van de vragenlijst besproken. 4.1 Deelnemers In Haaglanden heeft 21% en in Zuid-Holland 17% van de benaderde maatschappelijk werkers gereageerd. Deze percentages komen overeen met opbrengsten van eerder uitgezette vragenlijsten. Dit jaar zijn maatschappelijk werkers persoonlijk per e-mail benaderd. De verwachting was dat er een hogere respons zou zijn dan in de peiling van 2012 (de Groot & Tazelaar, 2012). Dit is niet het geval. Op dit moment is er een hoge werkdruk en veel onrust rondom de transitie, wat mogelijk de respons van de vragenlijst heeft benadeeld. Het is waarschijnlijk dat de maatschappelijk werkers met grote zorgen rondom loverboyproblematiek de vragenlijst wel hebben ingevuld, zodat zij hun zorgen over hun cliënt kenbaar kunnen maken. Het is goed mogelijk dat deelnemers die niet hebben gereageerd, op dit moment geen (grote) zorgen over een cliënt op dit vlak hebben, of geen jongeren in hun caseload hebben. 4.2 Vermoedelijke slachtoffers Bijna een kwart van de deelnemers heeft een vermoeden van een loverboyslachtoffer. In Haaglanden is bij 23% en in Zuid-Holland bij 22% van de deelnemers sprake van vermoedens van een loverboyslachtoffer. In de peiling bij BJz Haaglanden in 2012 (de Groot & Tazelaar, 2012) had 28% van de deelnemers (n = 88) zorgen over een loverboyslachtoffer (n = 25). Van de 22 vermoedelijke slachtoffers bij BJz Haaglanden is er bij een groot deel, namelijk 19 slachtoffers (86%), sprake van (n = 2) of vermoedens (n = 17) van seksuele handelingen in ruil voor een beloning. Bij ruim een kwart (n = 6), namelijk 27%, zijn er vermoedens van jeugdprostitutie. In de peiling van 2012 (de Groot & Tazelaar, 2012) was dit percentage 28% (n = 7). Bij BJz Zuid-Holland is bij 84% van de 19 vermoedelijke slachtoffers sprake van (n = 6) of vermoedens van (n = 10) seksuele handelingen in ruil voor een beloning en is er bij 37% van de vermoedelijke slachtoffers sprake van (n = 2), of zijn er vermoedens (n = 5) van jeugdprostitutie. Bij de vermoedelijke slachtoffers waarbij geen sprake is van vermoedens van seksuele handelingen in ruil voor een beloning, is er sprake van vermoedens van andere vormen van uitbuiting voor financieel gewin. Bijna alle slachtoffers zijn meisjes. Dit komt overeen met resultaten uit algemeen bekende profielen van loverboyslachtoffers (Tazelaar, 2012). 4.2.1 De uitkomsten in relatie met andere onderzoeken Comensha registreert landelijk slachtoffers van mensenhandel, waaronder gedwongen prostitutie. In 2011 (Nationaal rapporteur mensenhandel, 2013) zijn er 195 minderjarige slachtoffers van mensenhandel geregistreerd en in 2012 zijn er 278 slachtoffers van loverboys geregistreerd waarvan 104 minderjarigen (Comensha jaarverslag, 2012). Comensha merkt hierbij op dat niet alle jeugdzorg instellingen cijfers betreffende slachtoffers van mensenhandel aan hen doorgeven. Zij vermoeden dat de werkelijke aantallen hoger liggen, aangezien meiden voor hun 18 e verjaardag vaak al geworven worden. Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013 19

Tijdens de vooroverleggen voor de training en peiling, kwam bij BJz Haaglanden en BJz Zuid-Holland naar voren dat feitelijke slachtoffers worden gemeld bij Comensha door de politie. Zij zijn betrokken bij het casuïstiek overleg. Vaak is er echter sprake van zorgsignalen die met uitbuiting te maken kunnen hebben, maar die niet altijd concreet worden. Het 18- casuïstiekoverleg Haaglanden is nog in overleg met Comensha of ook deze vermoedelijke slachtoffers moeten worden geregistreerd. Van de 22 vermoedelijke slachtoffers van BJz Haaglanden en de 19 vermoedelijke slachtoffers van BJz Zuid- Holland zullen hooguit enkelen bij Comensha zijn geregistreerd (zie paragraaf 4.5.1). Movisie (Deth, Repetur, & Storms, 2013) deed in zes jeugdzorg regio s onderzoek en vond dat er in een periode van zes maanden tijd, bij 129 cliënten vermoedens waren van loverboyproblematiek. Hiervan waren 115 slachtoffers minderjarig. In 27 cases was er daadwerkelijk sprake van loverboyproblematiek en in 40 cases was er het vermoeden van loverboyproblematiek. In 58 cases speelde wat anders dan (vermoedelijke) loverboyproblematiek. Het aantal vermoedelijke slachtoffers per regio (n = 21,5) uit onderzoek van Movisie (Deth et al. 2013), komt overeen met de aantallen uit deze peiling. De aantallen van Movisie zijn echter gemeten over een periode van zes maanden en de aantallen van over een periode van drie maanden. Jeugdzorginstellingen schatten het aantal slachtoffers van loverboys op ongeveer één tot vijf op jaarbasis per instelling (Verwijs, Mein, Goderie, Harreveld, & Jansma, 2011). De aantallen uit deze peiling en uit onderzoek van Movisie wijzen op een hoger aantal binnen de jeugdzorgsector dan eerder gemaakte schattingen, zeker als ook de vermoedelijke slachtoffers worden meegerekend. De aantallen en percentages vermoedelijke slachtoffers van de peilingen van 2013 en de peiling van 2012 (de Groot & Tazelaar, 2012) van, lijken dichtbij elkaar te liggen. Nader onderzoek kan uitwijzen of de aantallen die variëren van 22 tot 25 vermoedelijke slachtoffers, representatief zijn voor de aantallen vermoedelijke slachtoffers op een moment bij BJz Haaglanden. En of deze aantallen op jaarbasis kunnen duiden op circa 94 vermoedelijke slachtoffers per jaar bij BJz Haaglanden. Dit jaar is de peiling voor het eerst uitgezet bij BJz Zuid-Holland. Er was daar dit jaar sprake van 19 vermoedelijke slachtoffers. 4.3 Relatie en dwang Bij BJz Haaglanden is de dader meestal het vriendje van het slachtoffer (57%), of behoort de dader tot de vriendengroep (43%). Bij BJz Zuid-Holland is de vermoedelijke dader even vaak het vriendje van het slachtoffer (39%) als het behoren tot de vriendengroep (39%). In beide regio s worden de slachtoffers vooral onder druk gezet door middel van emotionele dwang (respectievelijk 71% en 60%) en/of manipulatie en groepsdruk (respectievelijk 38% en 22%). Ook is er sprake van lichamelijk geweld (respectievelijk 24% en 22%). Dit zijn ernstige vormen van onveiligheid voor kinderen. De onveiligheid van de emotionele dwang/manipulatie en van (seksueel) geweld, kan tot ernstige lichamelijke en psychische schade bij deze kinderen leiden en vraagt om een adequate aanpak. Echter het herkennen van groepsdruk of emotionele chantage is voor een beroepskracht niet altijd eenvoudig. Ook hebben beroepskrachten lang niet altijd zicht op wat er bij de jongere gebeurt op seksueel gebied. Tijdens de trainingen bleek dat beroepskrachten soms worstelen met de vrijwilligheid van jongeren. Enerzijds zien ze de seksuele uitbuiting, anderzijds hebben zij het idee dat de jongeren vrijwillig seksuele handelingen of prostitutie bedrijven. Seksuele handelingen in ruil voor een vergoeding of prostitutie, is seks met een extrinsieke motivatie. De intrinsieke motivatie om met die persoon seks te hebben staat niet centraal en schendt Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013 20

daarmee de psychische en lichamelijke integriteit van de jongere (Frank et al., 2010). Niet weerbare jongeren raken daarmee nog verder uit contact met hun eigen grenzen. Deskundigheidsbevordering voor beroepskrachten kan helpen hen toe te rusten in het signaleren van emotionele dwang en in het adequaat in gesprek gaan en handelen bij vermoedens van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van jongeren. 4.4 Gedrag en problematiek Vermoedens van seksuele handelingen in ruil voor een beloning, en prostitutie, zijn besproken in paragraaf. 4.1. Als belangrijkste achterliggende problematiek van het slachtoffer wordt multiproblematiek het meest genoemd. Dit speelt bij 50% van alle slachtoffers bij BJz Haaglanden en bij 39% van de slachtoffers bij BJz Zuid-Holland. Hier is sprake van multiproblematiek als gevolg van ernstige ouderproblematiek. In het geval van multiproblematiek is er sprake van problematiek op verschillende gebieden. Hier kan het gaan om verslaafde ouders, ouder(s) met (onbehandelde) psychiatrische problemen, vroege problemen in hechting (adoptie), pedoseksualiteit, criminaliteit, zwervende ouder(s) of structureel ernstige vormen van huiselijk geweld in het gezin. Na multiproblematiek wordt zeer beïnvloedbaar vaak genoemd (respectievelijk 36% en 28%). Dit komt overeen met de signalen van opvallend gedrag die zijn genoemd. Naast de achterliggende problematiek vertonen bijna alle slachtoffers verschillende vormen van opvallend gedrag. Bij beiden BJz s worden lage zelfwaardering, beïnvloedbaar en weglopen, nachten wegblijven, schoolverzuim/spijbelen en durft/kan geen grenzen aangeven het meest genoemd. Dit komt overeen met de resultaten uit de peiling uit 2012 (de Groot & Tazelaar, 2012) waarbij ook veel vormen van opvallend gedrag van mogelijke slachtoffers werden genoemd. Ook vertonen de meeste vermoedelijke slachtoffers (respectievelijk 77% en 84%) één of meer vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag, waarbij vaak ook zwaar seksueel grensoverschrijdend gedrag, zoals seksuele handelingen met vrienden/kennissen om een gunst te verlenen en seksueel contact/handelingen met een significant niet gelijkwaardige partner. Ook in 2012 kwam naar voren dat het kenmerkend voor de mogelijke slachtoffers was dat er vaak sprake was van meerdere vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Bij circa de helft van de vermoedelijke slachtoffers (respectievelijk 53% en 47%) is er sprake van, of zijn er vermoedens van criminele activiteiten. De achterliggende problematiek in combinatie met verschillende vormen van opvallend gedrag, verschillende vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag, en eventuele vermoedens van crimineel gedrag, zijn belangrijke signalen voor hulpverleners bij het signaleren van loverboyproblematiek. Loverboyproblematiek kan een symptoom zijn van traumatische ervaringen in de jeugd. Volgens Fier Fryslan (Dijke, Lamers, Talhpout, Terpstra, Werson & de Wind, 2012) is kindermishandeling de belangrijkste risicofactor voor slachtofferschap van mensenhandel. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de problemen bij deze slachtoffers doorgaans al in de kindertijd begonnen en dat er sprake is van een doorgaande lijn van verwaarlozing, mishandeling en misbruik. De misbruikervaringen in het verleden van deze slachtoffers lijken een trigger voor problemen te zijn in hun huidige situatie. Ook onderzoek van Movisie (Deth et al., 2013) laat zien dat multiproblematiek als belangrijkste problematiek het meest voorkomt. Van de bij hen in totaal 129 gemelde vermoedelijke slachtoffers voldeden 55 slachtoffers aan dit profiel. Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013 21

Een groot deel van de cliënten van BJz zullen in het bovengeschetste profiel van multiproblematiek en beïnvloedbaar passen. Er is echter lang niet altijd sprake van vermoedens van loverboyproblematiek. Deze achterliggende problematiek geeft het belang weer voor het preventief inzetten op versterken van de veilige gezinssituatie en op het vergroten van de weerbaarheid van kinderen. Ieder kind heeft behoefte aan een veilige haven, ouders/verzorgers die om hem/haar geven en er met liefde, zorg, aandacht en steun zijn voor het kind (Ainsworth, Bell, & Stayton, 1974; De Wolff & Van IJzendoorn, 1997). Kinderen die opgroeien in multiproblematische en onveilige thuissituaties hebben hierin vaak een gemis (Cyr, Euser, Bakermans-Kranenburg & van IJzendoorn, 2010). Door dit gemis zijn ze extra vatbaar voor onechte en onveilige vormen van aandacht en gezien worden. Het versterken van een veilige en liefdevolle thuissituatie lijkt daarmee een belangrijk ingrediënt in preventie van loverboyproblematiek. 4.5 Professioneel netwerk en hulpverlening 4.5.1 Casusoverleg en melding bij de politie In verreweg de meeste gevallen worden de vermoedens van loverboyproblematiek niet besproken in een specifiek casusoverleg (respectievelijk 86% en 65%). Wel is de politie in de meeste gevallen betrokken. Er is namelijk bij 50% een melding gedaan en bij respectievelijk 23% en 11% is er aangifte gedaan. Zoals in paragraaf 4.2 beschreven loopt melding bij Comensha via de politie en via het casusoverleg. Het is daarom onduidelijk bij hoeveel vermoedelijke slachtoffers er een registratie bij Comensha is gedaan. In overleg en tijdens de trainingen kwam naar voren dat de protocollen en routes naar casuïstiekoverleg niet in alle regio s duidelijk zijn voor alle deelnemers. Vaak weet een groot deel van de deelnemers wel bij wie ze terecht kunnen, maar zijn er geen protocollen of routes op intranet beschikbaar. Het (ex)vriendje van de jongere waarover zorgen zijn gemeld, is niet bekend bij JzP met zedendelicten. Het blijft bij vermoedens. Als onderdeel van de ketenaanpak wordt in de Haagse regio een casusoverleg georganiseerd. Ook in de regio s Holland Midden is er een casusoverleg onder regie van de GGD. In de andere regio s van BJz Zuid-Holland wordt er naar aanleiding van de casus zelf een overleg met partners georganiseerd. Ook het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid geeft aan dat onder slachtoffers de aangiftebereidheid bij de politie laag is (Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, 2012). Veel slachtoffers durven of willen zich niet bij de politie melden, omdat ze bang zijn of omdat ze zich verbonden voelen met de loverboy. Helpend hierin kan zijn dat niet alleen slachtoffers aangifte kunnen doen tegen een loverboy. Ook hulpverleners, familie, vrienden en ieder ander die weet dat een meisje slachtoffer is van een loverboy, kunnen dit doen. Daarnaast is sinds 1 april 2013 de strafmaat van het gronddelict mensenhandel verhoogd van 8 naar 12 jaar. In de Negende rapportage mensenhandel (Nationaal rapporteur mensenhandel, 2013) wordt ook benoemd dat het in Nederland aan een nationaal verwijzingsmechanisme ontbreekt. Volgens de rapporteur is het nodig dat er procesbeschrijvingen zijn, waarin de taken en verantwoordelijkheden van verschillende organisaties staan beschreven, met name waar het gaat om minderjarige slachtoffers. De rapporteur geeft aan dat vanaf het moment dat een situatie van loverboyproblematiek of mensenhandel wordt ontdekt, het duidelijk moet zijn wie wat voor het slachtoffer moet doen, en hoe. Ook in de regio Haaglanden en in de regio Zuid-Holland verdient het de aanbeveling om zowel binnen organisaties als regionaal, heldere procesbeschrijvingen te hebben bij loverboyproblematiek (zie paragraaf 5.4). Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013 22

4.5.2 Hulpverlening Hulpverlening ingezet Iets minder dan de helft van de hulpverleners (45% BJZ Haaglanden, 39% BJz Zuid-Holland) heeft hulpverlening ingezet voor de slachtoffers. De meeste slachtoffers worden geplaatst in Jeugdzorgplus instellingen. In de peiling geven sommige maatschappelijk werkers aan handelingsonzeker te zijn in het geval van vermoedelijke slachtoffers ouder dan 18, waarbij er sprake is van een vermoeden van loverboyproblematiek. Een jongere wordt meestal geplaatst in Jeugdzorgplus instellingen met een machtiging van de kinderrechter. Een plaatsing kan tegen de wil van het slachtoffer in gebeuren. In de praktijk worden vermoedelijke slachtoffers van 17,5 jaar, rekening houdend met hun leeftijd en de behandeltermijn, niet meer in een Jeugdzorg Plus instelling geplaatst. Met name het gedwongen karakter maakt de keuze voor plaatsing in een Jeugdzorgplus instelling controversieel. Het slachtoffer gaat vanuit een afhankelijkheidsrelatie die gemerkt werd door dwang, naar een instelling waar zij gedwongen wordt te verblijven en mee te werken aan behandeling. Pupil geeft signalen af bij hulpverlening en/of politie maar trekt deze ook weer in. Het is niet duidelijk of er echt sprake is van prostitutie of dat deze zorgsignalen instrumentaal worden ingezet. Geen hulpverlening ingezet Een aanzienlijk deel van de maatschappelijk werkers geeft in de peiling aan (nog) geen hulpverlening in te zetten (respectievelijk 41% en 50%). Als opvallende redenen worden o.a. genoemd: men staat aan de start van het hulpverleners traject; er is sprake van vermoedens, men weet het niet zeker; jongere is onvoldoende gemotiveerd of ontkent de problematiek; generalistische hulp ingezet: de hulp richt zich op de achterliggende problematiek. Eén van de redenen die genoemd word door beide Bureaus Jeugdzorg, is ontkenning van de problematiek door de jongere. De jongere weigert op de inhoud om in gesprek te gaan. Ook wordt genoemd dat eerdere hulpverlening geen effect heeft gehad door ontkenning van de problematiek. Onderzoek van Bovenkerk (2004) laat zien dat getraumatiseerde en kwetsbare meisjes met seksualiserend gedrag, de aandacht van mannen trekken en verslaafd raken aan hun aandacht. Ze raken relatieverslaafd. Bovenkerk benadrukt dat er naast de aandacht voor het slachtofferschap en daderschap van loverboyproblematiek, ook aandacht moet zijn voor de onderliggende afhankelijkheidsrelatie. Door de relatieverslaving zijn een deel van de slachtoffers er van overtuigd dat zij niets tegen hun zin doen en hebben hulpverleners te maken met de ingewikkelde situatie dat slachtoffers van loverboyproblematiek zichzelf niet zien als slachtoffer. De achterliggende problematiek is KOPP, dus daarop is ingezet met als doel haar weerbaarder te maken en haar zelfvertrouwen te vergroten. Deskundigheidsbevordering waarin gespreksvoering een belangrijk onderdeel uitmaakt biedt beroepskrachten handvatten in de omgang met slachtoffers. Behoefte hulpaanbod Uit de peiling blijkt dat de maatschappelijk werkers van beiden BJz s behoefte hebben aan meer diversiteit in het hulpaanbod voor slachtoffers van loverboyproblematiek. Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013 23

Zij geven hierbij het volgende aan: specifieke, categorale opvang: in de regio, passende hup/behandeling, zowel Jeugdzorgplus als open, sekse specifiek; hulp en zelfbeschermingsmaatregelen na 18 jaar; meer mogelijkheden bij ambulante hulpverlening. Voorkeur om het slachtoffer niet in een groep te plaatsen, maar in een gezin, vanwege de kwetsbaarheid van het slachtoffer; aandacht voor loverboyproblematiek bij jongeren met een licht verstandelijke beperking; ondersteuning aan professionals in gesprekstechnieken (zowel voor loverboyproblematiek als voor omgaan met seksueel grensoverschrijdend gedrag) en in het versterken van samenwerkingsmogelijkheden. Uit een inventariserend onderzoek van (2011) in de Haagse regio, bleek dat de instellingen in deze regio verschillende projecten hebben ontwikkeld op het gebied van preventie en Pilot geschikte opvang deskundigheidsbevordering. Het hulpaanbod richt Al een aantal jaar is er discussie over de opvang zich voornamelijk op preventie. Er is geen specifieke van minderjarige slachtoffers van mensenhandel. (categorale) opvang voor slachtoffers. Slachtoffers De meningen zijn verdeeld over de vraag of van loverboyproblematiek kunnen wel residentieel aparte, gespecialiseerde opvang nodig is voor worden opgevangen (generieke opvang). deze doelgroep of dat het generieke aanbod De vraag of aparte, gespecialiseerde (categorale) opvang nodig is voor deze doelgroep of dat het generieke aanbod voldoet, heeft ook landelijk bij de Rijksoverheid de aandacht. Onderzoek van Verwij- Jonker (2012) bevestigd namelijk dat de meeste instellingen voor jeugdzorg en -opvang landelijk, geen specifiek beleid en geen specifiek hulpaanbod hebben voor slachtoffers van loverboys. JeugzorgPlus werkt vanuit maatwerk voor elke individuele jongere: één kind, één plan, één traject. voldoet. Recentelijk hebben drie instellingen, te weten de jeugdzorgvoorziening Horizon, opvanginstelling Fier Fryslân en de Stichting Humanitas, de intentie uitgesproken om een pilot voor drie jaar te starten met categorale opvang en specialistische begeleiding voor minderjarige slachtoffers van binnenlandse mensenhandel. Aan de basis van deze samenwerking ligt de gedachte dat de drie verschillende organisaties elkaar kunnen versterken in de opvang en behandeling van deze kwetsbare groep. Ervaringen binnen deze pilot moeten ook worden In de Rijksbrede Aanpak Loverboyproblematiek gedeeld met andere jeugdzorginstellingen (2012) worden er maatregelen ingezet voor het teneinde deze meisjes een betere bescherming te verbeteren van de zorg voor en de bescherming van geven, revictimisatie te voorkomen en de slachtoffers van loverboys. De rijksoverheid geeft aangiftebereidheid onder slachtoffers ook in hierin aan dat er in het (recente) verleden veel andere regio's te verhogen. rapporten en onderzoeken verschenen over de (http://www.defenceforchildren.nl/p/1/3258/mo233 opvang en behandeling van slachtoffers van -m80/wat-is-een-pooierboy%3f) loverboys en dat hieruit naar voren komt dat er weinig bekend is over de effectiviteit van interventies die worden ingezet. Om een goed beeld te krijgen van het huidige hulpaanbod aan loverboyslachtoffers, en van werkzame onderdelen hiervan, voert het Verwey-Jonker Instituut in het najaar van 2013 een voorstudie uit naar de effectiviteit van interventies en programma s voor behandeling van loverboyslachtoffers. De resultaten hiervan worden in de loop van 2014 bekend. 4.6 Plegers Net als in de peiling van 2012 worden er weinig plegers geregistreerd (respectievelijk n = 4 en n = 1). Opvallend is dat er onder de vijf vermoedelijke plegers vier meisjes zijn. Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013 24