Uiteenzetting Duits Duitse naamvallen Uiteenzetting door M. 560 woorden 22 mei 2013 5,4 108 keer beoordeeld Vak Methode Duits Na Klar! 1) Naamvallen Een naamval is de functie van een zinsdeel. VB: lijdend voorwerp, onderwerp, meewerkend voorwerp In het Duits zijn er 4 naamvallen: Nominatief Genitief Datief Accusatief (nominativ) (genitiv) (dativ) (akkusativ) 2) Lidwoorden In het Duits worden de naamvallen gevormd door lidwoorden: Naamval Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig Meervoud Nominatief der/ein die/eine das/ein die Genitief des/eines der/ein des/eines der Datief dem/einem der/ein dem/einem den akkusatief den/einen die/eine das/ein die 3) Functie In de volgende gevallen gebruiken we de nominatief: - Onderwerp - Gezegde - Sein & werden - Sommige werkwoorden en voorzetsels (zie onder) https://www.scholieren.com/verslag/uiteenzetting-duits-duitse-naamvallen Pagina 1 van 5
In de volgende gevallen gebruiken we de genitief: - Bezittingen (van wie? Van wat?) - Sommige voorzetsels In de volgende gevallen gebruiken we de datief: - Meewerkend voorwerp - Tijdsbepaling met voorzetsel (zie onder) - Veranderlijk voorzetsel zonder beweging (zie onder) - Sommige werkwoorden & voorzetsels (zie onder) In de volgende gevallen gebruiken we de akkusatief: - Lijdend voorwerp - Tijdsbepaling zonder voorzetsel (zie onder) - Veranderlijk voorzetsel met beweging (zie onder) - Sommige werkwoorden & voorzetsels (zie onder) - Es gibt (vgl. Franse il y a ) 4) Voorbeelden Die Mutter bereitet die Suppe. NOMINATIEF VROUWELIJK (onderwerp) è De moeder bereidt de soep. Der Mann ist der Bruder von Anna. NOMINATIEF MANNELIJK (gezegde) è De man is de broer van Anna. Sie ist die Schülerin des Jahres GENITIEF ONZIJDIG (bezitting) è Ze is de studente van het jaar. Ich gebe dem Freund das Buch. DATIEF MANNELIJK (meewerkend voorwerp) è Ik geef het boek aan de vriend. Ich frage den Vater. ACCUSATIEF MANNELIJK (lijdend voorwerp) 5) Voorzetsels & werkwoorden https://www.scholieren.com/verslag/uiteenzetting-duits-duitse-naamvallen Pagina 2 van 5
Voor de functie van toepassing is, kijken we eerst en vooral of er voorzetsels in staan. Sommige voorzetsels volgen altijd (ongeacht de functie) een bepaalde naamval. VB: Ich gehe zu dem Haus. AKKUSATIEF ONZIJDIG (lijdend voorwerp) è Toch volgen we hier de datief, omdat zu ALTIJD bij de datief staat! Een reden hiervoor is er niet, deze dienen vanbuiten geleerd te worden Voorzetsels altijd bij akkusatief: Bis tot Der Zug fährt bis München Für voor Wir gehen durch den Wald. Durch door Wir gehen durch den Wald. Gegen tegen Ich komme gegen vier Uhr. Ohne zonder Ohne dich kann ich nicht leben. Um om Ihr kommt um 10 Uhr. Voorzetsels altijd bij datief: Aus uit Ich komme aus Berlin. Bei bij Mein Haus befindet sich bei der Post. Mit met Sie essen mit den Händen. Nach naar Er fährt nach Deutschland. Von van Das Auto von meinem Vater ist kaputt. Zu naar Ich gehe zur (zu der) Post. Seit sinds Seit wann wohnt sie in dieser Wohnung? Voorzetsels altijd bij genitief: Angesichts tegenover Angesichts der römischen Drohung. Anlässich ter gelegenheid Anlässich des Rockkonzerts kauft er einen Ohr. Ausserhalb buiten Ausserhalb der Stadt sind lauter Reisfelder. Anstatt in plaats van Anstatts eines Mantels zog sie einen Pull an. Diesseits aan deze kant van Diesseits des Flusses ist die Stadt größer. https://www.scholieren.com/verslag/uiteenzetting-duits-duitse-naamvallen Pagina 3 van 5
Hinsichtlich wat betreft Hinnsichtlich dieser Krankheit Infolge ten gevolge van Infolge der Prüfung waren sie müde. Hetzelfde gebeurt met werkwoorden. Werkwoorden altijd met datief: Helfen (helpen) Sie helfen dem Kind. Widersprechenv (tegenspreken) Er widerspricht dem Vater. Werkwoorden altijd met akkusatief: Fragen (vragen) Er will die Antwort. Brauchen (gebruiken) Er braucht das Buch. 6) Speciale voorzetsels De volgende voorzetsels zijn er speciale. Soms staan ze met de datief, soms met de akkusatief. AKKUSATIEF: Beweging WOHIN? Naar waar? DATIEF: Toestand WO? Waar? An Auf Hinter Neben In Unter Über Vor Zwischen bij, tegen uit achter naast in onder over voor tussen 7) Stappenplan Er valt best een stappenplan te volgen om de naamval te bepalen: https://www.scholieren.com/verslag/uiteenzetting-duits-duitse-naamvallen Pagina 4 van 5
1. Voorzetsels & werkwoorden 2. Functie 3. Geslacht woord bepalen 4. Naamval vormen (ALTIJD VOORRANG!!!) (VB: LV, MV, OND) (DER-DIE-DAS) https://www.scholieren.com/verslag/uiteenzetting-duits-duitse-naamvallen Pagina 5 van 5