Les 2: Tekstopbouw: alinea s OEFENING 1 ALINEA S HERKENNEN Vul aan. Kies uit de woorden: een samenvatting, het onderwerp, de naam, alinea s, vier, laatste Een tekst bestaat uit.. delen: 1) De titel De titel is.. van een tekst, boek of film. 2) De inleiding De inleiding vertelt waar de tekst over zal gaan. 3) Het midden In het midden wordt.. van de tekst besproken. Het midden bestaat uit verschillende delen:. 4) Het slot Het slot is het. deel van de tekst. In het slot wordt..of een conclusie gegeven. OEFENING 2 Bekijk de onderstaande teksten. (voorbeeld 1 en voorbeeld 2) Vraag 1: Welke tekst zou jij het liefst lezen? 0 Voorbeeld 1 0 Voorbeeld 2 Vraag 2; Welke tekst lijkt het duidelijkste? 0 Voorbeeld 1 0 Voorbeeld 2 Vraag 3: Wat is het verschil tussen de twee teksten?
Vraag 4: Een tekst zonder alinea s: 0 is duidelijker dan een tekst met alinea s 0 is onduidelijker dan een tekst met alinea s 0 spreekt niet aan om te lezen 0 spreekt wel aan om te lezen Een tekst MET alinea s is duidelijker dan een tekst ZONDER alinea s. Daarom gaan wij altijd alinea s gebruiken als we een tekst schrijven! Voorbeeld 1 Meer proeven op dieren Labo's in België gebruiken steeds meer dieren voor proeven. Dat zijn vooral muizen en konijnen. De meeste proeven zijn testen voor geneesmiddelen. Bedrijven van geneesmiddelen moeten hun producten eerst testen. Mensen mogen het geneesmiddel anders niet gebruiken. De testen gebeuren vaak op dieren. In 2006 werden bijna 757.000 dieren gebruikt. Dat waren er 5 op 100 meer dan in 2005. "Er zullen steeds meer proeven op dieren komen", zegt Jan Hoet. Hij houdt zich bij de overheid bezig met het welzijn van dieren. Twee op 3 dieren worden gebruikt voor testen met geneesmiddelen. "Die testen zijn nodig", zegt Hoet. "Maar er zijn wel strenge regels voor. Voor sommige onderzoeken zijn geen dieren nodig. Dan laten we een test op dieren niet toe. Dieren mogen ook niet veel lijden. En je moet zo weinig mogelijk dieren gebruiken bij de proef." Verenigingen als GAIA en Anti Dierproeven Coalitie (ADC) strijden voor de rechten van dieren. GAIA wil 25 op 100 proeven minder tegen 2011. ADC is veel strenger. "Alle proeven moeten stoppen. Ze zijn niet nodig om geneesmiddelen te maken. Het is onaanvaardbaar." vindt ADC. Wablieft
Voorbeeld 2 Meer proeven op dieren Labo's in België gebruiken steeds meer dieren voor proeven. Dat zijn vooral muizen en konijnen. De meeste proeven zijn testen voor geneesmiddelen. Bedrijven van geneesmiddelen moeten hun producten eerst testen. Mensen mogen het geneesmiddel anders niet gebruiken. De testen gebeuren vaak op dieren. In 2006 werden bijna 757.000 dieren gebruikt. Dat waren er 5 op 100 meer dan in 2005. "Er zullen steeds meer proeven op dieren komen", zegt Jan Hoet. Hij houdt zich bij de overheid bezig met het welzijn van dieren. Twee op 3 dieren worden gebruikt voor testen met geneesmiddelen. "Die testen zijn nodig", zegt Hoet. "Maar er zijn wel strenge regels voor. Voor sommige onderzoeken zijn geen dieren nodig. Dan laten we een test op dieren niet toe. Dieren mogen ook niet veel lijden. En je moet zo weinig mogelijk dieren gebruiken bij de proef." Verenigingen als GAIA en Anti Dierproeven Coalitie (ADC) strijden voor de rechten van dieren. GAIA wil 25 op 100 proeven minder tegen 2011. ADC is veel strenger. "Alle proeven moeten stoppen. Ze zijn niet nodig om geneesmiddelen te maken. Het is onaanvaardbaar." vindt ADC. Wablieft
OEFENING 3 Bekijk tekst 1 en beantwoord de vragen. Vraag 1: Wat is de titel van tekst 1? Vraag 2: Als je de tekst goed bekijkt, zie je dat hij bestaat uit verschillende delen. a) Uit hoeveel delen bestaat de tekst? b) Elk stukje tekst heeft een andere titel. Noteer ze hieronder. c) We kunnen dus zeggen dat de tekst uit alinea s bestaat. Tekst 1 GA OOK JE BROMMEREXAMEN HALEN! WAAROM? Ieder jaar krijgen veel jongens en meisjes een ongeluk met een brommer. Dat is niet vreemd. Veel jongens en meisjes krijgen op school geen lessen over het verkeer. Ze kennen de regels in het verkeer niet. Ze weten niet goed wat gevaarlijk is op straat. En ze kennen de verkeersborden ook niet. Alle jongens en meisjes met een brommer moeten een examen doen. Dan wordt het veiliger op de weg en gebeuren er niet zo veel ongelukken. WAAR? Ken je de verkeersregels goed? Vul dan het formulier in. Het examen kost 13,00. Dan mag je examen doen. Je krijgt dan een brief thuis. Daar kun je in lezen wanneer en waar je examen moet doen. WIE EN HOE? Je moet 16 jaar zijn. Dan mag je examen doen. Voor het examen moet je de regels in het verkeer goed leren. Het examen bestaat uit 50 vragen over het verkeer. Je mag maar 5 fouten maken.
Vraag 3: Beantwoord de volgende vragen. a) Wat wordt er in de eerste alinea verteld? 0 A) Waarom jongens en meisjes een examen moeten doen. 0 B) Wat jongens en meisjes doen in het verkeer. 0 C) Wie examen mag doen. b) Wat wordt er in de tweede alinea verteld? 0 A) Wie het examen mag doen. 0 B) Hoe het examen werkt. 0 C) Waarom jongens en meisjes een examen moeten doen. 0 D) Waar de jongens en meisjes het examen kunnen doen. 0 E) Waarom de jongens en meisjes de verkeersborden niet kennen. c) Wat wordt er in de derde alinea verteld? 0 A) Waarom jongens en meisjes een examen moeten doen. 0 B) Waar de jongens en meisjes het examen kunnen doen. 0 C) Wie het examen mag doen. 0 D) Wat jongens en meisjes doen in het verkeer. Een tekst gaat over een onderwerp. De verschillende alinea s in een tekst gaan over dit onderwerp. Iedere alinea gaat over een bepaald deeltje van dit onderwerp. Een alinea geeft een antwoord op één van de volgende vragen: 1. Wie? 2. Wat? Welke? 3. Waar? 4. Wanneer? 5. Waarom? Deze vragen noemen we de 5 W s. Elke alinea behandelt een W-vraag. Vraag 4: Lees tekst 1: Ga ook je brommerexamen halen! en beantwoord de 5 W s. W W W W W
Een tekst bestaat dus uit alinea s. Een alinea = - een deel van een tekst - gaat over een bepaald onderwerp van de tekst - begint aan een nieuwe regel De 5 W s = - Wie? - Wat? Welke? - Waar? - Wanneer? -Waarom? Elke alinea behandelt een W vraag. OEFENING 4 Lees tekst 2 Vlaamse leerlingen zijn minder fit en beantwoord de volgende vragen. Vraag 1: Wat is de titel van de tekst? Vraag 2: Uit hoeveel delen bestaat de tekst? 0 A) Uit drie delen 0 B) Uit vier delen 0 C) uit vijf delen Vraag 3: Noteer de vijf W-vragen : 1. W 2. W 3. W 4. W 5. W Vraag 4: Ga in de tekst op zoek naar de antwoorden op de vijf W-vragen. Schrijf je antwoorden op. 1.W... 2.W.. 3.W.. 4.W.. 5.W..
Vraag 5: Duid de titel van de tekst aan in het rood. Duid de inleiding van de tekst aan in het groen. Duid het midden van de tekst in het zwart. Duid het slot van de tekst aan in het blauw. Tekst 2 Vlaamse leerlingen zijn minder fit De Vlaamse jongeren worden elk jaar minder fit. De leraars willen één uur sport per dag op school. Veel ouders vinden dat geen goed idee. Jongeren tot 18 jaar zouden minstens één uur per dag moeten sporten. Maar meer dan de helft van de jongeren van 12 tot 18 jaar sport minder dan 3 uur per week. De leraren sport op school willen daarom 1 uur sport per volle dag les. "De uithouding van de leerlingen wordt steeds minder. Sommige jongeren kunnen op hun 18 jaar niet eens fietsen. Hun ouders brengen hen altijd met de auto naar school.", zegt een leraar sport. Eén op 8 kinderen is te dik. En dat worden er steeds meer. Ouders vinden meer sport op school geen goed idee. Ze vinden andere vakken vaak belangrijker. Toch vinden de leraars sport het belangrijk dat leerlingen (Wablieft - 2007)
OEFENING 5 Lees de volgende zinnen. Ze komen uit een tekst over dolfijnen. In de tekst zijn er 3 alinea s: Dolfijnen zijn grote zoogdieren. Dolfijnen leven in het water. In een dolfinarium zorgen dolfijnen voor een boeiende show. Plaats de 13 zinnen bij de juiste alinea. DOLFIJNEN ZIJN GROTE ZOOGDIEREN.................................. DOLFIJNEN LEVEN IN HET WATER.................................. IN EEN DOLFINARIUM ZORGEN DOLFIJNEN VOOR EEN BOEIENDE SHOW.................................. 1. Ze hebben een lange, smalle bek. 2. Een volwassen dolfijn meet ongeveer 240 centimeter. 3. Dat moet zout bevatten om hun huid te beschermen. 4. Hiervoor wordt gewoon keukenzout gebruikt. 5. De dolfijnen van dienst begroeten ons met speciale geluiden. 6. Bij zijn geboorte heeft een dolfijn geen tanden. 7. Ze halen gekke grappen uit. 8. Het water moet een temperatuur van 20 C hebben. 9. Het water wordt gefilterd met behulp van pompen. 10. Gedurende anderhalf jaar wordt het jonge dier door de moeder gezoogd. 11. Om de bacteriën te doden wordt er chloor in het water gedaan. 12. Sierlijk duiken de dolfijnen op uit het water en maken ze grote sprongen.
OEFENING 6: HUISWERK Lees de volgende zinnen. Ze komen uit een weerbericht. In de tekst zijn er vier alinea s: 1. Inleiding 2. de temperatuur 3. de wind 4. de neerslag Plaats de tien zinnen bij de juiste alinea. Inleiding De temperatuur De wind De neerslag 1. Regen, hagel en sneeuw noemen we neerslag. 2. Het kan zacht waaien en het kan hard waaien. 3. Het weer verandert van dag tot dag en van plaats tot plaats. 4. Iedereen wil graag weten hoe warm of koud het wordt. 5. Neerslag is al het water dat uit de wolken op de aarde komt. 6. Als het drie graden is, is het heel koud. 7. Een noorderwind komt uit het noorden en waait naar het zuiden. 8. Daarom zijn er mensen die kijken wat voor weer het gaat worden. 9. Op de thermometer kun je zien hoe warm het is. 10. Deze mensen maken het weerbericht.
OEFENING 7 Vul onderstaand kruiswoordraadsel in. 1-2 3 4 5 6 1. Hoe noemen we de vijf vragen die in een alinea aan bod kunnen komen? 2. Hoe noemen we de naam van een tekst? 3. Wat is het eerste deel van de tekst? 4. Een tekst gaat altijd over een bepaald.. 5. Het midden van een tekst bestaat uit verschillende. 6. Het slot is het.. deel van een tekst. Welk woord verschijnt er verticaal? OEFENING 8 Lees de onderstaande tekst nieuwe diersoorten ontdekt en beantwoord de vragen. Vraag 1: Wat is de titel van de tekst? Vraag 2: Uit hoeveel alinea s bestaat deze tekst? 0 A) Uit drie delen 0 B) Uit vier delen 0 C) Uit vijf delen Vraag 3: Beantwoord de vijf W-vragen. 1. Wie? 2. Wat? / Welke?
3. Waar? 4. Wanneer? 5. Waarom? Nieuwe diersoorten ontdekt Vorige week ontdekten onderzoekers 24 nieuwe diersoorten in de oerwouden in Zuid-Amerika. Onderzoekers waren op zoek naar nieuwe diersoorten in de oerwouden van Zuid-Amerika. In Zuid-Amerika vinden we het grootste oerwoud ter wereld. De nieuwe diersoorten werden ontdekt in een oerwoud in Brazilië. Er werden 24 nieuwe soorten dieren ontdekt. Het waren vooral nieuwe soorten kikkers, vissen en insecten. Eén van de kikkers viel heel hard op. De kikker geeft licht in het donker. De onderzoekers zijn er van overtuigd dat er nog veel soorten dieren niet ontdekt zijn. Daarom gaan ze altijd opnieuw op zoek. Deze keer heeft hun zoektocht veel opgeleverd. OEFENING 9 Lees de tekst meer proeven op dieren en beantwoord de vragen. Vraag 1: Wat is de titel van de tekst? Vraag 2: Uit hoeveel alinea s bestaat deze tekst? 0 A) Uit drie delen 0 B) Uit vier delen 0 C) Uit vijf delen
Vraag 3: Beantwoord de vragen: 1. Wie doet de proeven op dieren? 2. Wat doen ze met de dieren? 3. Waar doen ze de proeven op dieren? 4. Waarom doen ze proeven op dieren? Vraag 4: Duid de titel aan met een rode balpen. Duid de inleiding aan met een groene balpen. Duid het midden aan met een blauwe balpen. Duid het slot aan met een zwarte balpen. Meer proeven op dieren Labo's in België gebruiken steeds meer dieren voor proeven. Dat zijn vooral muizen en konijnen. De meeste proeven zijn testen voor geneesmiddelen. Bedrijven van geneesmiddelen moeten hun producten eerst testen. Mensen mogen het geneesmiddel anders niet gebruiken. De testen gebeuren vaak op dieren. In 2006 werden bijna 757.000 dieren gebruikt. Dat waren er 5 op 100 meer dan in 2005. "Er zullen steeds meer proeven op dieren komen", zegt Jan Hoet. Hij houdt zich bij de overheid bezig met het welzijn van dieren. Twee op 3 dieren worden gebruikt voor testen met geneesmiddelen. "Die testen zijn nodig", zegt Hoet. "Maar er zijn wel strenge regels voor. Voor sommige onderzoeken zijn geen dieren nodig. Dan laten we een test op dieren niet toe. Dieren mogen ook niet veel lijden. En je moet zo weinig mogelijk dieren gebruiken bij de proef."
Verenigingen als GAIA en Anti Dierproeven Coalitie (ADC) strijden voor de rechten van dieren. GAIA wil 25 op 100 proeven minder tegen 2011. ADC is veel strenger. "Alle proeven moeten stoppen. Ze zijn niet nodig om geneesmiddelen te maken. Het is onaanvaardbaar." vindt ADC. (Wablieft - 2007)