TER U G NAAR DE STEEKPROEF. door J. H. Blokdijk

Vergelijkbare documenten
Steekproef UITBREIDING V AN DE STEEKPRO EF. door J. H. Blokdijk

Hoofdstuk 3 Statistiek: het toetsen

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN

Kansrekening en Statistiek

Kansrekening en Statistiek

Hoofdstuk 13. De omvang van een steekproef bepalen

VOOR HET SECUNDAIR ONDERWIJS. Kansmodellen. 3. Populatie en steekproef. Werktekst voor de leerling. Prof. dr. Herman Callaert

Statistiek = leuk + zinvol

Hoofdstuk 6 Twee populaties: parametrische toetsen

Figuur 1: Voorbeelden van 95%-betrouwbaarheidsmarges van gemeten percentages.

Vandaag. Onderzoeksmethoden: Statistiek 3. Recap 2. Recap 1. Recap Centrale limietstelling T-verdeling Toetsen van hypotheses

Cursus TEO: Theorie en Empirisch Onderzoek. Practicum 2: Herhaling BIS 11 februari 2015

Voorbeeldtentamen Statistiek voor Psychologie

Hoofdstuk 7: Statistische gevolgtrekkingen voor distributies

variantie: achtergronden en berekening

Paragraaf 10.1 : Populatie en Steekproef

Hiermee rekenen we de testwaarde van t uit: n. 10 ( x ) ,16

HOOFDSTUK 7: STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN VOOR DISTRIBUTIES

Data analyse Inleiding statistiek

Klantonderzoek: statistiek!

Kansrekening en Statistiek

Toegepaste Statistiek, Week 3 1

Statistiek in de alfa en gamma studies. Aansluiting wiskunde VWO-WO 16 april 2018

We illustreren deze werkwijze opnieuw a.h.v. de steekproef van de geboortegewichten

b) Het spreidingsdiagram ziet er als volgt uit (de getrokken lijn is de later uit te rekenen lineaire regressie-lijn): hoogte

Sheets K&S voor INF HC 10: Hoofdstuk 12

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Controleprotocol subsidies gemeente Alkmaar voor verantwoording subsidies >

Examen Statistiek I Januari 2010 Feedback

Hoofdstuk 5: Steekproevendistributies

Toetsen van hypothesen

werkcollege 6 - D&P10: Hypothesis testing using a single sample

Populaties beschrijven met kansmodellen

Samenvatting Statistiek

Hoofdstuk 12: Eenweg ANOVA

Statistiek voor A.I.

HOOFDSTUK VI NIET-PARAMETRISCHE (VERDELINGSVRIJE) STATISTIEK

Toetsen van hypothesen

Wiskunde B - Tentamen 2

Omnibusenquête deelrapport millenniumdoelen. februari Opdrachtgever: Bedrijfsvoering,

Data analyse Inleiding statistiek

Statistische analyse CMDB

Omnibusenquête deelrapport. Werk, zorg en inkomen

Kansrekening en Statistiek

DEEL 3 INDUCTIEVE STATISTIEK INLEIDING TOT DE INDUCTIEVE STATISTIEK 11.2 DE GROOTSTE AANNEMELIJKHEID - METHODE

Toegepaste Statistiek, Week 6 1

Kansrekening en Statistiek

Betrouwbaarheid van een steekproefresultaat m.b.t. de hele populatie

Deze week: Steekproefverdelingen. Statistiek voor Informatica Hoofdstuk 7: Steekproefverdelingen. Kwaliteit van schatter. Overzicht Schatten

Inhoud. Woord vooraf 13. Hoofdstuk 1. Inductieve statistiek in onderzoek 17. Hoofdstuk 2. Kansverdelingen en kansberekening 28

Nederlandse samenvatting

ISA 530, HET GEBRUIKEN VAN STEEKPROEVEN BIJ EEN CONTROLE

Fout van CPB bij berekening remgeldeffect eigen risico

Statistiek voor A.I. College 12. Dinsdag 23 Oktober

Omnibusenquête deelrapport. Studentenhuisvesting

+ ( 1 4 )2 σ 2 X σ2. 36 σ2 terwijl V ar[x] = 11. Aangezien V ar[x] het kleinst is, is dit rekenkundig gemiddelde de meest efficiënte schatter.

werkcollege 6 - D&P9: Estimation Using a Single Sample

Jaarverslag 2016 Veelgestelde vragen. 1. Heeft de Europese Rekenkamer de rekeningen over 2016 goedgekeurd?

Hoofdstuk 6 Hypothesen toetsen

Statistiek is zo saai nog niet! Een integratie van theorie en praktijk Manfred te Grotenhuis

CONTROLEPROTOCOL MEERJARIGE SUBSIDIES AFK KUNSTENPLANPERIODE

Toetsen van Hypothesen. Het vaststellen van de hypothese

Kruis per vraag slechts één vakje aan op het antwoordformulier.

Hoofdstuk 5 Een populatie: parametrische toetsen

werkcollege 7 - D&P10: Hypothesis testing using a single sample

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Statistiek (2DD14) op vrijdag 17 maart 2006, uur.

Kansrekening en Statistiek

Kansrekening en Statistiek

Technische fiche: indicatoren Relatieve vijfjaarsoverleving

ISA 530, Het gebruiken van steekproeven bij een controle

Toelichting op het controleprotocol voor de accountantscontrole op de jaarrekening 2004 van de gemeente Sint Anthonis

DEZE PAGINA NIET vóór 8.30u OMSLAAN!

Omnibusenquête deelrapport. Ter Zake Het Ondernemershuis

3 Kansen vermenigvuldigen

Het probleem der neutrale categorie in het sociaalwetenschappelijk

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Samenvatting (Summary in Dutch)

Korte uitleg van twee veelvoorkomende statistische toetsen Veel wetenschappelijke hypothesen kunnen statistisch worden getoetst. Aan de hand van een

Controleprotocol Subsidies Gemeente Zeist 2009

Lesbrief hypothesetoetsen

HOOFDSTUK IV TOETSEN VAN STATISTISCHE HYPOTHESEN

een typische component van statistiek

Een visie op het natuurkundig practicum

Tentamenset A. 2. Welke van de volgende beweringen is waar? c. N R N d. R Z R

TEST (foutmarge 1%) FOUT (10-5 )TOCH NIET-ZIEK. VALS ZIEK (99x10-5 ) : B. JUIST 0.99x0.999= (±1) RAAR MAAR WAAR

Bijlagen ( ) Eisen aan het onderzoeksvoorstel

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

Het toetsen van veronderstellingen

1 Sociaalwetenschappelijk onderzoek

De accountantspraktijk waarbij één accountant werkzaam is of waaraan één

De accountantspraktijk waarbij één accountant werkzaam is of waaraan één

Convenant Eenvormige Toetsing Gezondheidsonderzoek vanuit het Parelsnoer Instituut

Schatting voor het aantal tanks: is statistiek beter dan de geheime dienst?

De eurosteekproef: zegen of vloek? A. Brons

Beschrijvende statistiek

Omnibusenquête deelrapport. Zoetermeer FM

Begrippenlijst Anders Dit is onderzoek

Controleprotocol provincie Utrecht

Statistische variabelen. formuleblad

Transcriptie:

Steekproef TER U G NAAR DE STEEKPROEF door J. H. Blokdijk Onder de titel Van steekproef tot steekspel (5) reageert collega M. Vermaas op een artikel van mijn hand (1) dat weer een reactie was op een beschouwing zijnerzijds (3). Blijkens de aangehaalde titel wil Vermaas de discussie in de spelsfeer brengen, ten einde - zoals hij ook zegt - vooral de toeschouwers te amuseren. Dit impliceert twijfel aan de mogelijkheid dat wij elkaar overtuigen, al hoopt Vermaas aan het eind van zijn artikel wel op mijn capitulatie. Dat genoegen kan ik hem helaas niet schenken. De in gang zijnde kettingreactie kan dus nog wel even doorgaan, te m eer om dat onze gedachtenwisseling zich afspeelt op een vakgebied dat in ons beider opleiding geen ruime plaats heeft ingenomen: de statistiek. Dat kan leiden tot tijdrovende discussies; in het onderhavige geval ontstaat tijdverlies doordat Vermaas uit mijn betoog het kernpunt gemist heeft, vermoedelijk om dat ik het niet duidelijk genoeg als zodanig heb aangeduid. Dat dwingt mij om in herhaling te vervallen. Het kernpunt van mijn kritiek op Vermaas is dat hij een definitie van betrouwbaarheid hanteert die een onbestaanbaar begrip bevat en daardoor tot een zinloze formule wordt. In zijn opvatting betekent een betrouwbaarheid van 9596 dat er m aar 596 kans is dat de onderzochte en geaccepteerde populatie een populatie is, waarin m eer dan het m aximaal toelaatbare foutenpercentage voorkomt (3). Zoals ik al in mijn vorige bijdrage (1) uiteengezet heb kan er geen sprake zijn van een kans dat een bestaande populatie een ontoelaatbaar foutenpercentage bevat: de populatie bevat een percentage fouten, dat al dan niet hoger is dan het toelaatbare. Dit laatste is de accountant echter onbekend, en als hij dat met behulp van een steekproef onderzoekt, heeft hij een kans tot de juiste conclusie te komen. Zoals iedere kans manifesteert ook deze zich bij een onzekere gebeurtenis, en wel bij de trekking van de te onderzoeken elementen. Het hangt van de trekking af of de accountant tot een juiste of onjuiste conclusie zal komen. De kans treedt dus op bij de trekking, en niet bij de uitspraak, zoals Vermaas meent: de uitspraak «juist of onjuist. Dat de accountant niet weet of zijn uitspraak juist of onjuist is, doet daaraan niet af. Betrouwbaarheid en procedure De betrouwbaarheid van een steekproef houdt verband met de kansen die bij trekking optreden. De betrouwbaarheid is dan ook geen elem ent van de uitspraak, m aar een eigenschap van de gehele steekproef'procedure. Dit vereist vermoedelijk enige verduidelijking. Er zijn twee hoofdtypen van steekproefprocedures: toetsen en schatten. Bij toetsen wordt een tevoren gestelde hypothese al dan niet verworpen, bij schatten wordt een uitspraak over de waarde van de onderzochte grootheid gedaan. Bij toetsing is het besluitvormingsproces in de steekproefprocedure begrepen. m ab blz. 127

De te toetsen hypothese (nulhypothese) luidt bijvoorbeeld: foutenfractie is tenminste x%. Degene die deze hypothese getoetst wil hebben, m oet dan vaststellen welke betrouwbaarheid die toetsing hebben moet, of wel welke onbetrouwbaarheid de procedure hebben mag. De (onbetrouwbaarheid van de procedure hangt samen m et de kans de nulhypothese ten onrechte te verwerpen, d.w.z. de kans de populatie goed te keuren terwijl de foutenfractie (gelijk is aan of) groter is dan x96. Die kans is kleiner naarmate de foutenfractie de gestelde x% verder overschrijdt, hetgeen betekent dat die kans maximaal is als de foutenfractie precies x% is. Het is mijns inziens volmaakt logisch de onbetrouwbaarheid van de procedure te stellen op de maximale kans de populatie ten onrechte goed te keuren: dat is, in het spraakgebruik, het risico dat men loopt bij toepassing van een steekproefprocedure. Dit risico is nu ook beheersbaar: de aanvaardbaar geachte onbetrouwbaarheid kan tevoren worden vastgesteld; dit moet zelfs, om de steekproefomvang te kunnen uitrekenen. Om dit laatste te kunnen doen moet echter ook de besluitvormingsprocedure geheel vastliggen. Dat betekent dat tevoren vastgesteld moet zijn of goedgekeurd wordt bij 0, 1 of m eer fouten, of de steekproef bij bepaalde uitkomsten wordt voortgezet of niet, en zo ja, hoe de steekproef dan uiteindelijk beëindigd wordt. Een steekproef die ruimte laat voor uitbreiding is zeer wel denkbaar, m aar het gehele beslissingspatroon moet wel tevoren vastliggen om de steekproefomvang voor de verschillende fasen zodanig vast te stellen dat de vereiste betrouw baarheid wordt gehaald. Een serieuze onderzoeker zal tevoren de betrouwbaarheidseisen m et zorg vaststellen; de accountant zal daarbij betrekken de conclusies die hij uit het onderzoek van de opzet van de organisatie en uit zijn voorafgaande cijferbeoordelingen heeft getrokken. Als de steekproef een uitkomst oplevert die aanvaarding van de populatie toelaat, is er geen enkele reden de betrouwbaarheid achteraf anders vast te stellen, zo dat al mogelijk zou zijn. Vermaas neem t in zijn laatste artikel (5) een voorbeeld van Tuitjer en Zuydervliet (2) over, waarin een populatie wordt goedgekeurd indien in 1005 trekkingen niet m eer dan 3 fouten aangetroffen worden; deze procedure heeft een betrouw baarheid van 9996, en de maximaal toelaatbare foutenfractie is 196. Vermaas stelt dan de vraag: wat is de uitspraak als er in die 1005 trekkingen slechts 0 fouten worden gevonden? Mijn antwoord is: de populatie accepteren natuurlijk! Dat is immers het doel van de procedure! Er is mogelijk wel reden een volgende maal een procedure te kiezen waarbij het goedkeuringscriterium lager ligt dan bij 3 fouten, want dan wordt de steekproefomvang geringer. De betrouwbaarheid van de reeds uitgevoerde procedure verandert echter niet meer, om dat immers ook bij 1, 2 of 3 fouten goedkeuring gevolgd zou zijn. Vermaas beantwoordt de door hem gestelde vraag heel anders; hij zegt dat er slechts minder dan 0,004196 kans is dat de maximaal toelaatbare foutenfractie is overschreden. Volgens mij bestaat die kans helemaal niet, en heeft die uitspraak dan ook geen werkelijke inhoud. De uitspraak van Vermaas lijkt een beetje op schatting, het andere hoofdtype steekproefprocedure, m aar is dat niet. Om dat te verduidelijken volgt nu een korte bespreking van schatting. m a b blz. 128

Schatting omvat geen besluitvorming. De uitkomst van een schattingsprocedure is een waarde, of een waarde-interval, voor de onderzochte eigenschap van de populatie. Het is een gegeven waarmee verder gewerkt kan worden, en dat ook kan dienen als basis voor beslissingen, m aar deze besluitvorming behoort niet m eer tot de statistische procedure. Bij serieus onderzoek wordt de steekproef uiteraard doelgericht opgezet: er worden tevoren eisen gesteld aan de nauwkeurigheid van de schatting (bv. aan de grootte van het juist genoemde waarde interval) en aan de betrouwbaarheid van de procedure. De betrouwbaarheid heeft bij schatting een wat andere verschijningsvorm dan bij toetsing. De betrouwbaarheid van een schattingsprocedure is: de kans een zodanige steekproef te trekken dat het daaruit berekende waarde-interval de w erkelijke waarde van de populatie omvat. Als men uit een populatie met 1 96 fouten vele steekproeven van elk 100 stuks trekt, zal men blijkens de kansrekening in nog geen 296 van die steekproeven 4 of m eer fouten vinden. Als men nu omgekeerd uit één steekproef van 100 stuks met 296 onbetrouwbaarheid, ofwel met 9896 betrouwbaarheid, de ondergrens voor de foutenfractie in een populatie wil vaststellen en men treft in die steekproef 4 fouten aan, dan volgt omgekeerd uit dezelfde kansrekening de conclusie dat de foutenfractie tenminste circa 1,0196 groot is. Als de steekproef uit een populatie m et 196 fouten getrokken zou zijn, zou die conclusie onjuist zijn: het bij 9896 betrouwbaarheid berekende waarde-interval (> 1,0196) bevat niet de werkelijke waarde (196). Als de populatie 196 fouten zou omvatten, zou de kans op die onjuiste conclusie bijna 2% zijn. Ook hier is dus de onbetrouwbaarheid van de procedure gekoppeld aan het grensgeval. Vermaas kent de schattingsprocedure ook: hij demonstreert dit in zijn artikel van november 1979 (4), en wel in paragraaf 10, getiteld Hoe dan wel?. In zijn laatste artikel (5) doet Vermaas iets dat er - zoals zojuist gezegd - veel op lijkt, maar het niet is. Als men in 1005 trekkingen geen fout aantreft, en men heeft voor de toetsing een betrouwbaarheid van 9996 geëist, dan kan het zinvol zijn m et diezelfde betrouwbaarheid de bovengrens van de foutenfractie te schatten; in dit geval zou die schatting uitwijzen dat de foutenfractie ten hoogste 0,4696 is. Vermaas houdt echter vast aan zijn tevoren gestelde bovengrens van 196 en past dan de betrouwbaarheid achteraf aan, waardoor evenwel het begrip zijn inhoud verliest. Hij keert, zoals hij ook zelf zegt, de zaak om! Op dit omkeren van de zaak kom ik nog terug. De procedures van Vermaas Zowel in het artikel van mei 1979 (3) als dat van januari 1980 (5) bepleit Vermaas het uitbreiden van de steekproef zonder rekening te houden met de effecten van de door hem gevolgde beslissingsprocedure op de betrouwbaarheid daarvan. Deze effecten komen er op neer dat Vermaas alleen de goede kansen aanvaardt en zich zoveel herkansingen verschaft dat de kwade kansen geëlimineerd worden. Hij beseft wel dat dat niet altijd praktisch mogelijk is, omdat de steekproef dan wel eens erg groot zou kunnen worden, en in zijn artikel van november 1979 geeft hij duidelijk aan: Hoe dan wel? (4). Zijn procedure komt erop neer dat: de populatie goedgekeurd wordt zodra een schatting op basis van de steekproefm a b bh- 129

uitkomsten met de gestelde betrouwbaarheid uitwijst dat de bovengrens van de foutenfractie onder de geëiste ligt; de populatie a/gekeurd wordt zodra een schatting op basis van de steekproefuitkomsten met diezelfde betrouwbaarheid, uitwijst dat de ondergrens van de foutenfractie boven de geëiste ligt; - een besluit aan de luimen van de onderzoeker overgelaten wordt zolang het geschatte interval voor de foutenfractie ook het maximaal toelaatbare omvat: dan kan de populatie worden goed- of afgekeurd of de steekproef worden uit gebreid. De steekproefomvangen voor de verschillende fasen worden berekend op basis van tabellen, die voor een enkelvoudige steekproef zijn ontworpen; hetzelfde geldt voor de schattingen, de berekeningen van de intervallen voor de foutenfractie. Over effecten op de betrouwbaarheid van toetsing bij een steekproef in m éér fasen heb ik in mijn artikel van november 1979 (1) al het nodige gezegd: iedere herkansing vermindert de betrouwbaarheid. Doch ook de betrouwbaarheid van schattingen wordt beïnvloed door het feit dat ze slechts bij bepaalde steekproefuitkomsten worden gedaan; die invloed behoeft niet ongunstig te zijn, m aar moet in ieder geval onderzocht worden. Vermaas veronachtzaamt ook dit effect. De procedure van Vermaas is dus voor een belangrijk aantal gevallen: handelen naar eigen inzicht. Van een dergelijke procedure is geen betrouwbaarheid te berekenen, en het lijkt dan eerlijker de pretentie van een statistisch verantwoorde handelwijze los te laten. Nu worden het spelletjes met tabelletjes, en degenereert de steekproef inderdaad tot steekspel. Naar eigen hand gezet! Vermaas komt terug op een verwijt dat ik hem in mijn vorige artikel (1) gemaakt heb, nl. dat hij een door een andere wetenschap ontwikkelde techniek gebruikt, doch een kernelem ent daaruit, het begrip betrouwbaarheid, naar eigen hand zet. Hij pareert dit door te stellen dat zijn methode van omkeren van de zaak, het uit de steekproefuitkomsten afleiden van de betrouwbaarheid van de uitspraak, een gebruikelijke werkwijze is, die ook aanbevolen zou zijn door Prof. Dr. P. de Wolff. Helaas verzuimt Vermaas te verwijzen naar geschriften van deze hoogleraar. In het boek De bedrijfsstatistiek van diens hand (6) wordt inderdaad een be schouwing gewijd aan het omkeervraagstuk. Dit gaat echter over een andere omkeer: tot dat m om ent was gesproken over steekproeven van bekende omvang uit populaties van bekende samenstelling, en over de kansen op bepaalde steekproefuitkomsten. Bij het omkeervraagstuk wordt de samenstelling van de populatie niet langer bekend verondersteld, en wordt het begrip betrouwbaarheidsinterval geïntroduceerd. De Wolff neem t in de desbetreffende paragraaf, met nam e op pag. 294 en 295, uitdrukkelijk afstand van de interpretatie waarop Vermaas zijn werkwijze baseert! De Wolff vervolgt zijn beschouwingen dan met de theorie van de vaststelling van de steekproefomvang op basis van een geëiste betrouwbaarheid, voor een bepaalde vorm van schatting; verder gaat hij in genoemd boek niet. Vermaas keert een fase verder, nl. na het bekend worden van de steekproefuitkomsten, m ab bh. 130

de zaak nog een keer om. Zoals gezegd, komt hij daarbij tot onbestaanbare begrippen. Overigens m eent Vermaas dat accountants niet aan de leiband van statistici behoeven te lopen, en dat deze laatsten zijn ongelijk dan m aar moeten bewijzen. Dit bestrijd ik: als een onderzoeker een door een andere wetenschap theoretisch goed gefundeerde onderzoektechniek aangereikt krijgt en daarin iets belangrijks wijzigt, dan rust de bewijslast over de kwaliteit van die onderzoektechniek bij deze onderzoeker. Het accountantsberoep m oet kunnen bewijzen dat zijn controletechnieken deugdelijk zijn, het mag niet volstaan met de constatering dat anderen de ondeugdelijkheid niet kunnen bewijzen. Dat is ook in het belang van bewindslieden die opdrachten tot publiekelijk uit te voeren controle-opdrachten te vergeven hebben; zij zullen niet graag zien dat statistici nadien de onderzoekm ethode, óók publiekelijk, aan de kaak stellen. Accountants behoeven niet zonder m eer aan de leiband van statistici te lopen: zij zijn zeer wel in staat de theoretische ondergrond van voor hen bruikbare steekproefmethoden te doorgronden, al is dat niet altijd even eenvoudig. Hopelijk biedt deze discussie hiertoe een bijdrage. Immers, spelen m et onvoldoende begrepen instrum enten is gevaarlijk. Daarom: terug van het steekspel naar de steekproef! Literatuurverwijzingen 1. J. H. Blokdijk, Uitbreiding van de steekproef, november 1979. 2. E. B. Tuitjer enj. M. Zuydervliet, De steekproef (Verslag NIvRA-najaarsconferende 1974), De Accountant, april 1975, blz. 492. 3. M. Vermaas, Uitbreiden van de steekproef, M.A.B., mei 1979. 4. M. Vermaas, Steekproeven bij controles op ernsdge fouten, M.A.B., november 1979, blz. 532 t/m 536. 5. M. Vermaas, Van steekproef tot steekspel, M.A.B., januari 1980. 6. P. de WolfT, Bedrijfsstadstiek, derde druk 1954, Samsom, blz. 289 t/m 297. m a b blz, 131