DE BODEM. De bodem DE ABIOTISCHE COMPONENT



Vergelijkbare documenten
Onderzoeksopdracht. Bodem en grondstaal

Wat gebeurt er met de blaadjes die in de herfst van de bomen vallen? En wat doen onze tuiniers met dode of planten of afgesnoeide takken?

BODEMLEVEN, GROND & BEMESTING

De landbouwer als landschapsbouwer

1 Grond Bodem Minerale bestanddelen Organische bestanddelen De verschillende grondsoorten 16 1.

De bodem waarvan wij leven

Les 5 Een goede bodem

Donderdag 9 november Biologische avond: Bodemdieren

Organisch (rest)materiaal als Bodemverbeteraar

Bodemkunde. Datum: vrijdag 24 juni 2016 V 2.1. V3.1 V4.1

Het belang van bodemleven Inspiratiedag over functionele agrobiodiversiteit Gent, 4 november 2014

Meer theorie over bodem & compost

Effecten van steenmeel op de bodemecologie gefinancierd door provincies Noord-Brabant en Gelderland

3. BODEMANALYSE EN BODEMZORG

Bodemverdichting door gemechaniseerde houtoogst: noodzakelijk kwaad of vermijdbare schade? Evy Ampoorter Kris Verheyen

Bodem. Bodemleven. Bodemverzorging. Gevorderdencursus dl 1 TT Boxtel Volkstuinvereniging Ceres

Bossen en hun groeiplaats

Veldwerkkist Bodem. docentenhandleiding

VERHOGING ZIEKTEWEERBAARHEID IN LAND- EN TUINBOUWGEWASSEN DOOR GEBRUIK VAN COMPOST. ir. Koen Willekens

Organische stof in de bodem

GROND. Wilko van Zijverden OTV DAAR ZIT WAT IN

Click to edit Master title style. Ook de bodem viert feest na 20 jaar compost! Annemie Elsen

Lijbert Brussaard en Ron de Goede De vele gezichten van de regenworm

Waterplanten en Waterkwaliteit

Bodemleven en bodemvoedselweb

Op ontdekking in de bodem aan de hand van 12 experimenten voor in de klas

Lesbrief Bodemdiertjes favoriete voedsel

Lesbrief Bodemdiertjes favoriete voedsel

De bodem waarvan wij leven

VERHOGING ZIEKTEWEERBAARHEID IN LAND- EN TUINBOUWGEWASSEN DOOR GEBRUIK VAN COMPOST. ir. Koen Willekens INHOUD

BEGRIPPEN. Grond en Bodem. Kuipers maakt in zijn boek Bodemkunde onderscheid.

Een opzoekboekje voor insecten en ander klein grut!

Aanvulling. Dictaat Inleiding Bodem. Voor versie Bodem en Water 1 (LAD-10806) Bodem en Water II (AEW-21306) Oktober 2011.

Instructieblad Aarde Activiteit 1.01: Grondsoorten

Kenmerken van de Reference Soil Groups van het Vlaamse gewest 1

Practicum bodemonderzoek

Kwaliteit van de natuur. Hoe spoor je aantastingen op?

Takenbundel. Aarde Bodem. Milieuonderzoeker MO oriëntatiefase beroepsfase afstudeerfase

Bodem, Plantengroei en Landschap

landbouw en natuurlijke omgeving 2010 plantenteelt open teelten CSPE BB

Module Bodem, substraat en potgrond

Masterclass Fruitteelt

Docentenhandleiding Onderzoek Leefomgeving

2 Bemesting Meststoffen Soorten meststoffen Grondonderzoek Mestwetgeving 49

Organische stof en bodemleven deel , Nijeholtpade

ILVO. Bodemleven stimuleren Gereduceerde bodembewerking en organische bemesting/bodem-verbeteraars!

Symbiont1.0. Tool voor biologische bodemkwaliteit. Daan Kuiper

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 18 februari Beste natuurliefhebber/- ster,

Module Teeltmedium. -voetafdruk van dit drukwerk is berekend met ClimateCalc en gecompenseerd bij: treesforall.nl. De CO 2

Thema Bodem en Bemesting Bron: Tuin en Landschap nr. 6a-2006

Bodem en bomen Everhard van Essen

De appelboor 10 oktober 2015

Biodiversiteit, levende bodem in relatie tot plantengroei

Weerbaar telen. Wat zijn de instrumenten?

Provinciebrede aanpak kansrijke droge bossen. Leon van den Berg Bart Nyssen

Warenwetbesluit Honing HMF vorming Enzymen. Diastase reductie Invertase reductie Glucose-Oxidase reductie

Bodembeheer bodembiodiversiteit

1. Biotische factoren (zijn afkomstig van andere organismen) - voedsel - soortgenoten - ziekteverwekkers - vijanden

Basiscursus Compostering

Slib van Afbraakprodukt tot Grondstof en van Voedingsstof tot Brandstof. Piet Hoekstra Geowetenschappen Waddenacademie

Bodem, dood substraat of levend ecosysteem? Joeke Postma, Wageningen Plant Research Congres Beter Bodembeheer, 4 oktober 2016

Starters in het bosonderzoek Gorik Verstraeten Bart Muys, Jakub Hlava, Kris Verheyen. Margot Vanhellemont. Inleiding

Prettige ontdekkingsreis

Ordening. Planten Dieren Bacteriën Schimmels

NOORDZEE SYMPOSIUM 2007

Bodemverdichting in parken. PV 24 september Wat met zieke Bomen?

Een bovenbouwproject van IVN Veldhoven Eindhoven Vessem voorjaar 2015

Handleiding bepaling MijnBodemConditie

Tekst en illustraties. Beestjesdeskundige. Zie jij in dit boek 15 keer deze vlieg? Pas op voor neppers!

Grondbeginselen. dan vooral om de grond, dat is immers de basis.

EEN BETERE BODEM. Op goede gronden een gezonde groei. Inhoudsopgave

OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO

Wat is Hardmetaal? Wij produceren ons hardmetaal dus milieuvriendelijk!

Grond onder je voeten

Samenvatting Biologie Ecologie Thema 3

Goede bemesting geeft gezonde planten

Ordening. Bacteriën Schimmels Planten Dieren

Een bovenbouwproject van het IVN Veldhoven Eindhoven Vessem Najaar 2014

Ecosysteem voedselrelaties

Organische stof: stof tot nadenken

2. Zijn aarde, grond en bodem drie omschrijvingen van hetzelfde? Geef met behulp van bovenstaande bronnen een omschrijving van deze drie begrippen.

Cursusopbouw. Tree Worker Bodemkunde. Bart Aubroeck (lesdag 5) Tom Joye (lesdag 6) Lesdag 5: algemene bodemkunde en bodemgeografie

GROND en BODEM. Inhoud

4 Aanvulling bij hoofdstuk 4 Gebakken kunststeen

Bemesting actueel en uitdagingen toekomst. Piet Riemersma Specialist ruwvoer

Thema Bodem en Bemesting Bron: Tuin en Landschap nr. 6a-2006

Wat is Hardmetaal?

GROND: SOORTEN, BODEMDIEREN

Ontwikkelingen analyses weerbaar substraat. Natasja Poot - Productmanager Bodemgezondheid

Invloed van ph op de N-mineralisatie Jan Bries, Stijn Moermans. Bodemkundige Dienst van België W. de Croylaan Heverlee

verwerking : wat is een bos?

Diepzee. Blok 1 De Rijke Zee. Robbert Jak. Dag 3, 29 oktober Duurzaam werken op Zee

Chemisch wateronderzoek 1. klimaatstad. water leeft 2. Abio. klimaatstad

Bodemhelden infokaarten

LEVENSGEMEEN SCHAPPEN

Leerlingenblaadjes Proefonderzoek van grondsoorten

Samenvatting in het Nederlands

Werkblad bodem (vooraf)

Tree Worker Bodemkunde. Bart Aubroeck (bodemkunde 1) Tom Joye (bodemkunde 2) Foto Arthur De Haeck

LANDBOUW EN NATUURLIJKE OMGEVING. Het examen landbouw en natuurlijke omgeving CSE KB bestaat uit twee deelexamens waarvan dit er één is.

Transcriptie:

DE BODEM De bodem is de bovenlaag van de aardkorst, een dynamische zone waarin fysische, chemische en biologische processen plaatsvinden. Het hoeft geen betoog, dat de bodem een vitale functie vervult in een terrestrisch ecosysteem. DE ABIOTISCHE COMPONENT De bodem heeft 4 belangrijke structurele componenten : - het minerale skelet (50-60%) - organisch materiaal (tot 10%) - lucht (15-25%) - water (25-35%) 1 het minerale skelet Het minerale skelet van de bodem bestaat uit anorganische bestanddelen en is ontstaan door verwering van het moedergesteente. De grootte van deze bodemdelen varieert van die van stenen en keien tot zandkorrels en minuscule kleideeltjes. Voortgaande op de korrelgrootte komt men tot volgende indeling: - korrelgrootte < 0,002 mm : klei - 0,002 mm < korrelgrootte < 0,05 mm : leem (silt) - 0,05 mm < korrelgrootte < 0,2 mm : fijn zand - 0,2 mm < korrelgrootte < 2 mm : grof zand - korrelgrootte > 2 mm : grind De relatieve proporties van zand, leem (silt) en klei bepalen de bodemtextuur. De aard van de bodemtextuur is o.m. belangrijk voor de landbouw. Zo zijn bodems met een fijne structuur beter geschikt omdat ze meer water en mineralen vasthouden. Kleibodems houden goed mineralen vast doordat de deeltjes negatief geladen zijn. Hierdoor worden ze veel minder uitgespoeld (uitgeloogd) dan zandbodems, die een veel grovere textuur hebben en waarvan de deeltjes bovendien niet geladen zijn. 2 het organisch materiaal Het organisch materiaal is afkomstig van restanten van organismen of van de uitwerpselen of uitscheidingsproducten van levende organismen. Niet afgebroken materiaal (b.v. bladeren, twijgjes ) noemt men strooisel, terwijl gedeeltelijk of volledig afgebroken materiaal een donkerbruine tot zwarte massa vormt, die men humus noemt. 1

De samenstelling van humus is zeer complex en hij bevat een grote verscheidenheid aan organische moleculen. Net als klei heeft humus een zeer groot contactoppervlak en is hij negatief geladen. Daardoor werkt zijn aanwezigheid kwaliteitsverbeterend voor de bodem (betere verluchting en waterhuishouding ; rijk aan mineralen ) Door de werking van bepaalde bacteriën gaat de humusvorming steeds gepaard met een mineraliseringsproces, waarbij o.a. H 2 PO 4 -, NO 3-, NH 4 + (in zure bodems) en SO 4 2- ontstaan. Bodems die het water sterk vasthouden lijden aan een chronisch O 2 -gebrek, waardoor humusvorming belemmerd wordt (aërobe afbraakprocessen gaan praktisch niet door). Bij ongunstige omstandigheden (sterk uitgeloogde bodems, weinig aardwormen, weinig aërobe bacteriën) verloopt het humifactieproces (humusvorming) zeer moeilijk. De bodem is bedekt met een zure, weinig verteerde humus: ruwe humus of mor. We vinden dit bodemtype o.a. terug onder heidegebieden in de kempen. Bij gunstige omstandigheden (bodems met rijke bodemfauna en een korrelige structuur) worden plantenresten snel en bijna volledig afgebroken. Zo ontstaat een laag van milde humus of mull. De regenwormen zorgen voor een vermenging van de mineralen met de organische bestanddelen, zodat een klei-humuscomplex ontstaat. Een tussenvorm noemt men moder. 3 luchtgehalte Het luchtgehalte neemt toe met de korrelgrootte. Wanneer de bodem verzadigd blijft met water (wat meer voorkomt bij kleibodems), wordt het midden door de bodemademhaling snel anaëroob. Doordat anaërobe organismen continu CO 2 produceren wordt door reactie met het aanwezige water meer en meer H + - + HCO 3 gevormd, waardoor de bodem zuurder en zuurder wordt. 2

Ook humuszuren gaan zich opstapelen, waardoor de bodem op de duur zo zuur wordt, dat planten er niet meer kunnen op groeien. Door de overmaat aan Fe 2+ -ionen zijn bodems met wateroverlast grijs gekleurd. 4 watergehalte Een gedeelte van het water wordt vastgehouden door de bodemdeeltjes, terwijl een ander deel door gravitatiekrachten doorsijpelt. Hoe groter de bodemporiën hoe gemakkelijker het water doorsijpelt en hoe vlugger de bodem uigespoeld wordt. Bij een fijne textuur wordt veel water vastgehouden door capillariteit; het is dit water dat hoofdzakelijk door de planten wordt opgenomen. Water kan doorsijpelen tot het een ondoordringbare laag bereikt. Vandaar gaat het zich opstapelen. De watertafel is de diepte waarop men dit water tegenkomt; de watertafel stijgt met de hoeveelheid neerslag. Bodemtypes : Wanneer men een put graaft stelt men vast, dat de bodem een gelaagde structuur vertoont. Deze verschillende lagen noemt men horizonten en samen vormen zij het bodemprofiel. uitspoelingszone O A E strooisellaag verteringslaag humuslaag licht gekleurde laag overgangszone inspoelingszone B C R donkerder gekleurde laag overgangszone moedergesteente 3

Terminologie van de horizontenbenamingen. Correlatie tussen de vroegere terminologie (o.a. in gebruik bij de beschrijving van de Belgische bodems) en de nieuwe benamingen voorgesteld door FAO (1990) Oude term Nieuwe termopmerkingen O H Organische oppervlaktelaag, grotendeels verzadigd met water (veen) O O Organische oppervlaktelaag, niet permanent met water verzadigd (bo A A2 B A E B Met humus aangerijkte minerale oppervlaktelaag, die niet de kenmerk van de E- of B-horizont Minerale horizont gesitueerd aan de opprevlakte en uitgeloogd in klei, aluminium. Onderscheidt zich van de onderliggende horizonten door e kleur en een lager kleigehalte. Diepere horizont in het profiel met maximale aanrijking aan Bt Bh Bk Bfe (B)/Bv Bt Bh Bk Bs Bw - klei - humus - carbonaten - ijzer- + aluminiumoxiden kleur en structuur (verwering) C C Onverweerd los moedermateriaal R R Onverweerde hard moedermateriaal Opm. : - alle horizontbenamingen kunnen aangevuld worden met een suffix onder de vorm van een cijfer 1 tot 3, waa maximale ontwikkeling van het horizontkenmerk, en de cijfers 1 en 3 de overgangszones aanduiden naar res horizont er boven of er onder - bij alle horizonten kunnen ook suffixen worden toegevoegd om verschijnselen van gley (g) of reductie (r) aan Naargelang het bodemprofiel spreekt men van b.v. van podzols, van bruine aarde, van redzinas enz In onze streken vindt men gemengd loofwoud gewoonlijk op bruine aarde. 4

DE BIOTISCHE COMPONENT De producenten Foto-autotrofen (zoals wiertjes) komen alleen in de bovenste cm van de bodem voor. Hun biomassa (van enkele kg/ha tot enkele honderden kg/ha) is verwaarloosbaar t.o.v. de biomassa van de consumenten (die meerdere tonnen/ha kan bedragen). De consumenten deze omvatten ongeveer 50% bacteriën en actinomyceten 25 % schimmels 14 % megafauna (vnl. aardwormen) 5 % macrofauna 2,5 % mesofauna 3,5 % microfauna Veel bodemdiertjes hebben geen speciale bescherming tegen uitdroging; wordt het midden te droog dan kunnen zij voor hun voortbestaan zorgen door cysten te vormen of door eitjes te leggen. Vochtgehalte CO 2 -gehalte Lichtintensiteit Porositeit Organisch materiaal Bodemorganismen Strooisel Humus 5

De bodemorganismen worden gewoonlijk opgesplitst in: (gemiddelde aantallen voor een bodemfragment van 1 m 2 opp. en een diepte van 0,3 m): Microflora bacteriën 10 12 actinomyceten 10 10 schimmels 10 9 wiertjes 10 6 Microfauna (2µm - 0,2 mm) flagellaten 0,5.10 12 rhizopoden 0,1.10 12 ciliaten 10 6 Mesofauna (0,2 mm - 2,0 mm) raderdiertjes 2,5.10 3 nematoden 10 6 mijten 10 5 springstaarten 5.10 4 Macrofauna (2,0 mm - 20 mm) kleine ringwormen 10 4 slakken 50 spinnen 50 pissebedden 50 duizendpoten + miljoenpoten 300 kevers + larven 100 dipterenlarven 100 overige insecten 150 Megafauna (> 20 mm) regenwormen 80 vertebraten 0,001 Rol van de bodemfauna De bodemfauna draagt bij tot de afbraak van organische residu s. Dit kan op verschillende manieren gebeuren: 1. zij desintegreren planten- en dierenweefsel en maken het substraat gemakkelijk opneembaar voor micro-organismen 2. zij breken selectief de organische stof af en veranderen chemisch sommige delen 3. zij veranderen plantenresidu s in humusbestanddelen 4. zij vergroten de beschikbare oppervlakte voor bacteriële en schimmelactie 5. zij vormen complexe aggregaten van organische stof met minerale bodemdeeltjes 6. zij mengen de organische stof doorheen de bovenste bodemlaag 6

ENKELE BODEMORGANISMEN Microfauna Rotiferen (1 mm) Gastrotrichen (0,2 mm) Nematoden (0,75 mm) Beerdiertjes (0,35 mm) Gelede wormen Enchytree (5-20 mm) Regenworm (18 cm) Duizendpoten Gewone duizendpoot (1-25 cm) Miljoenpoten Zandveelpoot (3 cm) 7

Pissebedden Insecten Trips (vleugelloos) (1 mm) Volwassen trips (2 mm) Bladluis (4 mm) Springstaarten (1 mm) Snuitkevertje (1 cm) Doodgraver Schuimcicade (11-20 mm) (3-11 mm) 8

Aaskever (10-12 mm) Kortschildkever (1,5-26 mm) Oorworm (6-16 mm) Naaktslak (tot 140 mm) Loopkever (15-27 mm) Gewone drekvlieg (9-14 mm) Huisjesslak (schelp 2-35 mm) Mier (2,5-8 mm) Roofkever (20 mm) Aardrups (3 cm) Kortschildkeverlarve (2 cm) Langpootmuglarve (emelt) (4 cm) Vliegenlarve (4 mm) Ritnaald (kniptorlarve) (1,2 cm) meikeverlarve (4 cm) Snuitkeverlarve (1 cm) Zaagwesplarve (2 cm) 9

Spinachtigen Hooiwagen (lijf 1 cm) Wolfsspin (lijf 2 cm) Pseudoschorpioen (3 mm) Mijten Roofmijt (0,7 mm) Hoornmijt (0,5 mm) 10