Deze publikatie verstaat onder:

Vergelijkbare documenten
UITSTEEKSTEIGERS 1980 blz.1

VEILIG WERKEN OP DAKEN 1961 blz.1

AANWIJZINGEN VOOR DE CONSTRUCTIE EN HET GEBRUIK VAN VANGNETTEN 1963 blz.1

Artikel Afmeting van de werkplekken Werkplekken moeten zo groot zijn dat iedere persoon die er werkt voldoende bewegingsvrijheid heeft.

HOUTEN STEIGERS 1990 Blz. 1

Wetgeving valbeveiligingsmiddelen

Unispect - Toolbox 10 - Werken op hoogte. Inleiding

BEVEILIGING VAN STEMPELS EN METAALPERSEN September 1981 Blz. 1

Blitz steiger. Montage- en gebruikshandleiding. Meer Mogelijk. Het systeem voor steigers

Toolbox-meeting Werken met ladders

VLAKBANKBEVEILIGING MET PARALLELGELEIDING 1972 Blz. 1

Zijn voorwerpen te groot of te zwaar dan zijn er hulpmiddelen om het voorwerp te verplaatsen: - steekwagen - heftruck - takels - hijskranen

WERKEN OP HOOGTE MET LADDERS EN TRAPPEN

maatregelen worden getroffen om valgevaar te voorkomen (bv. door het gebruik van een steiger, borstwering, bordes, werkvloer, hekwerk etc.).

Toolbox-meeting Werken op hoogte

fuv. to, uie B tno Ar^be r'1 loo f ddo.p *TN * i llllilt tillllllllll lllll llllllllll lllll lllll lill llll

Inhoudsopgave: Bijlage 4: bouwbeleid bordessen, trappen en leuningen. Inleiding Algemeen Begrippenlijst Tekeningen


FICHE UITRUSTING VAN DE ARBEIDSPLAATSEN

Blokzijltcl installatietechniek B.V.

LADDERS EN TRAPPEN BRON: ARBOUW

TAKELS, VIJZELS EN DOMMEKRACHTEN 1984 blz.1

Citeertitel: Landsbesluit elektrische leidingen en kabels ==================================================================== Artikel 1

BIJLAGE A. Algemene Plaatselijke Verordening

Risico s op vallen, struikelen, uitglijden, De praktijk Filiep Coucke - Voorzitter Prebes Werkgroep Documenten

Ref. no. : Doc. no. : G-483 Werkinstructie : HSEW Blz. : 1 van 8 Status : FINAL Revisie : O Onderwerp : LADDERS EN TRAPPEN Datum :

Besluit van 29 januari 1986, houdende regelen met betrekking tot bepaalde ladders en trappen

CONTROLELIJST VEILIGHEID BIJ EVENEMENTEN

Uit de gesprekken met de aannemers is het volgende naar voren gekomen ten aanzien van de constructie.

Arbeidsomstandighedenbesluit Relevante artikelen

4.01 Valgevaar vanaf vloeren en platte daken (uitvoeringsfase)

Rolsteigers Ladders Trappen

34 e Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009

Bijlage: Vaste toegangsmiddelen

4.15 Veiligheidsnetten

Inspectiemodule. Veiligheid Arbeidsplaats Dakwerk. Actualisatie - Dakwerk Projectleider Bouw Frits Wolfswinkel. OntwVersie 1

4.12 Leuningwerk. Normen en regels

Gecombineerd toestel. Vragen over de huidige toestand OK Niet OK. FC* Beschrijving - Commentaar. 1. Conform de EN-norm Permanente markering

SLOOPWERKZAAMHEDEN 1982 blz.1

ONTWERP 34 e Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009

Trap 01 (ter plaatse van hoofdentree) industriefunctie / kantoorfunctie / bijeenkomstfunctie

Hermeta Doorvalbeveiliging Vast en Zeker

Toolboxfiche U011 09/2016

!"# $% % & $ $&& $ + ( & 7( 78 (9 : $ $'*( % & $ $ $ ( $ & $ = '*+ & ( % : && & & = ')*5$ (9 : & & & &= '*5 % $$ $ $& $&& $ && ( &$ & $ =

5.33 Steigers - veiligheidsaspecten gebruiker

massief kunststof plaat

Task Safety Requirements Working at Height Scaffolding NL. Approved by: HSSE Manager

Trap 01 (ter plaatse van hoofdentree) industriefunctie / kantoorfunctie / bijeenkomstfunctie

PREVENTIEMAATREGELEN ACTIVITEIT ARBEIDSMIDDELEN RISICO S AR RR NVT. Risicoanalyse : WERKEN OP HELLENDE DAKEN

5.12 Draagbaar klimmaterieel

ALUMINIUM RUWBOUWSTELLING

4.08. Veilig werken op daken

Artikel 4. De normen met de betrekking tot de toegang zijn de volgende:

VEILIG BOUWEN VAN GEWAPEND BETONSCHOORSTENEN 1964 Blz. 1

INFORMATIE VOOR DE PRESENTATOR WERKEN OP HELLENDE DAKEN

4.02 Valgevaar vanaf hellende daken (uitvoeringsfase)

HANDLEIDING MONTAGE CUPLOK TRAPPENTOREN

vervolg werken op een ladder of trap

Montage- en gebruikshandleiding. Blitz steiger Meer Mogelijk. Het systeem voor steigers.

ARBOCOMMISSIE. PUBLICATIE Werkvloeren in de liftschacht

Gebruiksaanwijzing Gaasbakken

Station Waterlooplein

Zo installeert u zelf uw terrasoverkapping

TRAPPEN EN BORDESSEN PRODUCTIE INSTORTVOORZIENINGEN

WERKEN OP HOOGTE MET DE ROLSTEIGER

Custers CAMINO SCHOORSTEENSTEIGER

1 Arbeidsmiddelen volgens het Arbobesluit

Toolboxfiche /2017

Steigercontroleur (AV-022) Versie TC-K

CONSTRUCTIE EN BEPROEVING VAN VEILIGHEIDSBRILLEN 1961 Blz. 1

5.33 Steigers - veiligheidsaspecten gebruiker

Bijlage G (informatief)

Blz. 1 Marchetta Industries nv 0478/

Werken op hoogte. arbeidshygiënische strategie & Gebruik PBM. Bij het plaatsen van zonnepanelen

Tekst van voormalige Beleidsregel De kwaliteit en de constructie van steigers Grondslag: Arbobesluit artikel 7.4.

Werfix BVBA. -Bouwhoogte : Max. 40,00m -Afstand : 2,00m -Beveiliging door middel van stabiele constructie -Verstelbaar : 0 66 cm

KONINKLIJKE NEDERLANDSE POLITIEHOND VERENIGING Opgericht Beschermheer: Prof. Mr. Pieter van Vollenhoven

WERKEN OP EEN ROLSTEIGER BRON: MENS&WERK EN ARBOUW

Imaatverhuur trapsteiger mogelijke oplossing voor werken in trapgat.

Betonstorter / gietbouwer

Onderdelen lijst SPEELHUIS TIJGER

Montagesysteem. E l e k t r i s c h e i n s t a l l a t i e s 650.0XX

EUROPEAN CONSTRUCTION CAMPAIGN 2004

Werken op hoogte. arbeidshygiënische strategie & Gebruik PBM

Beleidsregels plaatsen voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg (artikel Algemene Plaatselijke Verordening)

Toolboxmeeting. Toolboxmeeting Werken op hoogte / Valbeveiliging

5.08 Rolsteigers. Normen en regels

4-16. Om esthetische redenen kan er voor worden gekozen om de waarschuwingsmarkering over de volle breedte van de trap aan te brengen.

AET De gebouwen mo9ten voorzien zijn van gasmeters, ten getale en ter plaatse door den Kommandant der Brandweer te bepalen*

RISICO INVENTARISATIE- EN EVALUATIE

Onderdelen lijst SPEELHUIS LIBELLE

PROJECTBESLUIT SCHONENBURGSEIND 40

De bovengenoemde risico s worden vanwege de samenhang gezamenlijk behandeld in de maatregelen.

De spil van de woning

Maandthema: VERPLAATSINGEN. Uitglijden, struikelen en vallen voorkomen

Gebruiksaanwijzing Ladders

Keuzewijzer Valbeveiliging

Onderdelen lijst SPEELHUIS SCHILDPAD

Bijlage G (normatief) Muur- en dakdoorvoer van de eindstukken voor gasverbruikstoestellen type C

Transcriptie:

EN VLOEROPENINGEN OP BOUWWERKEN EN ONDERHOUDSWERKEN ALSMEDE VOOR EEN VEILIGE CONSTRUCTIE EN OPSTELLING VAN BOUWLADDERS, TRAPPEN, LOOPPLANKEN EN LOOPBRUGGEN @@ Deze publikatie verstaat onder:.wandopeningen alle openingen die in het vertikale of opgaande vlak zijn gelegen, met inbegrip van het niet afgesloten einde van een vloer, zoals balkons, galerijen, e.d.;.2vloeropeningen alle openingen die in het horizontale of nagenoeg horizontaal liggende vlak zijn gelegen (ook dakhellingen) (Veiligheidsmaatregelen te treffen bij het werken op daken zijn aangegeven in de publikatie van de Arbeidsinspectie P no 6 "Aanwijzingen voor het veilig werken op daken"). @2@ 2.Wandopeningen 2.. Wandopeningen waarbij gevaar bestaat van meer dan 2,50 m hoogte te vallen, moeten doelmatig zijn beschut. (Aanbevolen wordt, ook bij wandopeningen die gevaar opleveren en op minder dan 2,50 hoogte zijn gelegen de hier bedoelde beschuttingen aan te brengen). 2..2 Onder doelmatige beschutting van wandopeningen wordt verstaan: een hekwerk met een hoogte van tenminste 90 cm en ten hoogste m, een leuning op m hoogte, waarvan de zwaarte of de stijfheid is aangepast aan de breedte van de wandopening, of een borstwering van voldoende hoogte en voldoende sterkte. Het hekwerk of de leuning moet stevig aan het bouwwerk of het gebouw zijn bevestigd. 2..3 Bij een breedte van de wandopening tot,50 m kan als leuning een houten ribbe van tenminste 5 x 7 cm, een stalen steigerbuis, of

een andere constructie van voldoende stijfheid (zoals aangegeven in afbeelding 2) worden gebruikt.

Afbeelding 2

2..4 Bij wandopeningen van meer dan,50 m breedte, doch niet meer dan 3,50 m, kan als leuning worden gebruikt een houten balk van tenminste 6½ x 6½ cm (badding), een stalen steigerbuis, of een andere constructie van voldoende stijfheid. 2..5 Bij wandopeningen met een grotere breedte dan 3,50 m moeten stevige, doelmatige stijlen zijn geplaatst, waartegen aan de binnenzijde één der in de punten 2..2, 2..3 en 2..4 bedoelde voorzieningen is aangebracht. 2..6 Bij toepassing van een leuning moet een voetstootlijst zijn aangebracht en tussen de voetstootlijst en de leuning tenminste één gording. Voetstootlijsten moeten voldoende stijf en tenminste 2 cm hoog zijn. 2..7 Hekwerken van hout vervaardigd moeten van gelijkwaardige constructie zijn als aangegeven op afbeelding 4. Bij toepassing van draadvlechtwerk in plaats van tussenregels moet de draaddikte tenminste 2 mm bedragen en mogen de maasafmetingen ten hoogste 5 x 0 cm bedragen. De lange zijden dienen daarbij in het vertikale vlak te liggen. De onderlinge afstand der stijlen - waartegen hekwerken worden geplaatst, mag niet groter zijn dan,90 m. De einden van de hekwerken moeten tenminste 0 cm voorbij de stijlen uitsteken. 2..8 Op verdiepingsvloeren waar geen werkzaamheden geschieden, geen regelmatig verkeer is en geen transport van materialen plaatsvindt, en waar zich over een afstand van,50 m van de rand van de vloer geen materiaal bevindt, kan in afwijking van het voorgaande voor de beveiliging van de wandopeningen worden volstaan met - afhankelijk van de omstandigheden - een voorziening als bedoeld in de punten 2..3 t/m 2..5, aangebracht op een hoogte van tenminste 90 cm en ten hoogste m boven de vloer. 2..9 De beschuttingen moeten aanwezig blijven totdat de definitieve afsluiting wordt geplaatst. 2..0 Wordt boven een verdiepingsvloer gewerkt (bijvoorbeeld op een stelling) nabij een wandopening die nog niet van een blijvende afsluiting is voorzien, dan moet de beschutting tenminste tot

90 cm boven de arbeidsplaats doorlopen, teneinde het naar buiten vallen van personen of materialen te voorkomen.

Afbeelding 4

2.. Ter plaatse waar materialen en goederen via een wandopening worden aan- of afgevoerd, moet de beveiliging van de wandopening worden aangepast aan het gebezigde transportmiddel. Bij gebruik van een bouwlift bijvoorbeeld moet de beschutting bestaan uit een slagboom en bij gebruik van een bouwkraan uit een uitgebouwde laad- en losvloer voorzien van leuningen. 2..2 Bij de bouw van een liftschacht moet, zolang de schachttoegangen nog niet van definitieve afsluitingen zijn voorzien, op elke verdieping waar geen hulpvloer in de schacht is aangebracht de schachttoegang zijn beschut door een stevige afsluiting, bestaande uit een leuning met gording en voetstootlijst of uit een hekwerk. 2..3 Trappen, bordessen, overlopen e.d. moeten, zolang de definitieve beschutting ervan niet is aangebracht, zijn voorzien van leuningen of hekwerken (afbeeldingen 6 en 7). @2.2@2.2Vloeropeningen 2.2. Onder vloeropeningen zijn te verstaan trapgaten, leidinggaten, lantaarnopeningen, sparingen en andere openingen. 2.2.2 Alle vloeropeningen waarbij het gevaar bestaat dat er personen of voorwerpen in- of doorvallen, moeten zijn beschut. 2.2.3 Trapgaten moeten geheel zijn dichtgelegd met voldoend sterk materiaal, of met voldoend sterke leuningen of hekwerken zijn beschut. 2.2.4 Zolang de definitieve trap niet is geplaatst en het trapgat wordt benut om bijvoorbeeld via een ladder de verschillende vloeren te bereiken, of voor het transport van materialen, mag de afdekking, de leuning of het hekwerk worden onderbroken voor zover en zolang onderbreking voor verkeer of transport noodzakelijk is. 2.2.5 Lantaarnopeningen e.d. moeten, zolang de definitieve afsluiting daarvan niet is geplaatst of aangebracht, van een beschutting zijn voorzien.

Het beschutten kan geschieden door: a.het geheel dichtleggen van de opening met voldoend sterk materiaal, waarbij maatregelen dienen te zijn genomen om verschuiven te voorkomen; b.het plaatsen van hekwerken om de opening tot een hoogte van tenminste 90 cm; c.het aanbrengen van voldoend sterke leuningen, gordingen en voetstootlijsten. Voor de afmetingen van het materiaal voor de onder b en c genoemde - voorzieningen wordt verwezen naar de bij de beschutting van wandopeningen gestelde aanwijzingen. 2.2.6 Sparingen, leidingputten, e.d. moeten direkt na het gereedkomen, indien de definitieve afsluiting of afwerking niet onmiddellijk plaatsvindt, met voldoend sterk materiaal worden dichtgelegd. Het dichtleggen moet zodanig geschieden, dat verschuiven niet mogelijk is. 2.2.7 Als afdekkingsmateriaal kan, wanneer dit alleen door personen wordt betreden, baddinghout op zijn plat worden gebruikt, waarbij de overspanning niet meer dan 3 m mag bedragen. Bij grotere overspanning of grotere belasting dient zwaarder hout of ander voldoend sterk materiaal te worden toegepast. Zonodig dient de sterkte daarvan tevoren te worden berekend. @3@ @3.@3.Bouwladders 3.. Bij gebruik van vierkant bezaagd hout moeten de afmetingen van het ladderhout de volgende zijn: a.voor ladders die geen grotere lengte hebben dan 3 m: de bomen tenminste 5 x 7 cm, de sporten tenminste 2½ x 7 cm; b.voor ladders langer dan 3 m, doch niet langer dan 6 m: de bomen tenminste 5 x 0 cm, de sporten tenminste 2½ x 7 cm. Van ladders met een lengte van meer dan 6 m mogen de bomen uitsluitend bestaan uit rondhout. Dit rondhout moet aan de top een omtrek hebben van tenminste 25 cm ( 8 cm). Naar het ondereind moet het in zwaarte toenemen. Bij een sportlengte van maximaal 60 cm (tussen de bomen gemeten) moeten de afmetingen van het hout van de sporten tenminste 3 x 7 cm bedragen.

3..2 Het hout moet van goede kwaliteit zijn, van voldoende taaiheid en zonder grote of dode kwasten of scheuren. De kwaliteit moet tenminste gelijk zijn aan die van goed vurehout (zie NEN 380 (KVH 958)).

De sporten moeten in het hout der bomen rusten (ingekeept) en mogen niet uitsluitend door opspijkeren of aanschroeven zijn bevestigd. De ladders mogen niet geverfd zijn, wel geolied of blank gevernist. Bij geverfde ladders bestaat de kans dat scheuren niet direct aan het licht komen. 3..3 Voor het bereiken van steigervloeren en andere hoger of lager dan de begane grond gelegen plaatsen waar arbeid wordt verricht, moet de ladder doelmatig zijn geplaatst en stevig zijn bevestigd met het oog op het gevaar van zijdelings wegglijden, onderuit glijden op gladde vloeren of door andere invloeden in beweging komen, bijvoorbeeld door sterke wind. 3..4 Ladders moeten zijn opgesteld onder een helling variërende van 3: tot 4:. Zij moeten tenminste reiken tot m boven de plaats waartoe zij toegang geven of wanneer dit niet mogelijk is, moet ter plaatse een doelmatige handgreep zijn aangebracht, of moet een der bomen met een stevig bevestigde rib van 5 x 7 cm tot bedoelde hoogte zijn verlengd. 3..5 Het boveneind van de ladder moet tegen een voldoend stevig steunpunt zijn geplaatst; het ondereinde mag niet op wankele steunpunten zoals kisten, gestapelde stenen, e.d. rusten. De toegangen tot de ladder moeten vrij van obstakels zijn. De horizontale afstand tussen een sport en enig obstakel achter de ladder moet tenminste 20 cm bedragen. Door het aanbrengen van schoren aan beide bomen of op andere doelmatige wijze moeten lange ladders tegen overmatig doorbuigen zijn beschut. Ladders mogen niet als onderslagen voor krui- of loopplanken worden gebruikt. 3..6 De afstand, gemeten in vertikale richting, waarover een ladder mag reiken mag niet meer dan 7,5 m bedragen. Moet een grotere hoogte worden bereikt, dan moet dit plaatsvinden via meer ladders en op onderlinge vertikale afstanden van ten hoogste 7,5 m gelegen bordessen. 3..7 De opening in een vloer of een bordes voor het doorlaten van een ladder mag niet groter zijn dan voor normaal gebruik noodzakelijk is. Openingen voor het doorlaten van ladders in steigervloeren, bordessen, e.d. moeten in verband met het gevaar van het vallen van grote hoogte en het gevaar van vallende voorwerpen zo mogelijk niet recht boven elkaar zijn aangebracht.

3..8 Bordessen of openingen voor het doorlaten van ladders of van de onder 3.2 genoemde trappen, moeten zijn beschut of door middel van hekwerken als bedoeld in 2..7, of door middel van houten leuningen van tenminste 5 x 7 cm op een hoogte van tenminste 90 cm en ten hoogste m, een gording van tenminste 2½ x 0 cm en een voetstootlijst van tenminste 2½ x 2 cm. Leuning, gording en voetstootlijst moeten zijn bevestigd aan houten stijlen van tenminste 5 x 7 cm met een onderlinge afstand van maximaal,50 m. 3..9 Een beschadigde ladder moet onmiddellijk buiten gebruik worden gesteld en worden gerepareerd. Een ladder die zodanig beschadigd is dat hij niet meer voor reparatie in aanmerking komt, moet onverwijld worden vernietigd. 3..0 Ladders o.a. bestemd voor schilderwerkzaamheden, montagebouw en onderhoudswerken moeten voldoen aan de bepalingen gesteld in de normbladen NEN 937, 73, 732, 733 en 734, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie Instituut. @3.2@3.2Trappen Worden trappen in plaats van ladders gebruikt, dan mogen deze niet steiler staan dan 60 en moet om de 3,50 m een bordes aanwezig zijn. Een trap moet tenminste 60 cm breed zijn en in het algemeen aan beide zijden van een leuning zijn voorzien, op 90 cm boven de treden. Staat de trap langs een zijde tegen een wand of een muur, dan kan worden volstaan met een leuning aan de buitenzijde van de trap. De treden moeten op goed tegen de bomen bevestigde klampen rusten. De afmetingen van het hout van de bomen en van de treden moeten zijn aangepast aan de lengte van de trap en de te verwachten belastingen. @3.3@3.3Loopplanken, loopbruggen e.d. 3.3. Loopplanken waarover geen rijverkeer plaatsvindt moeten tenminste 60 cm breed zijn en zijn samengesteld uit aaneensluitende delen of balken, die onderling gekoppeld (opgeklampt) moeten zijn. Bij een overspanning tussen de steunpunten van niet meer dan 3 meter kan voor wat de afmetingen van de balken betreft worden volstaan met baddinghout van 62 x 6 cm. 3.3.2

Afhankelijk van het gebruik van delen of balken dienen de nodige steunpunten onder een loopplank te zijn aangebracht, om overmatig doorbuigen te voorkomen.

3.3.3 Wordt een loopplank onder een grotere helling dan 5 gebruikt, dan dienen er over de volle breedte schraplatten op te zijn aangebracht. Gebruik van een loopplank onder een grotere helling dan :2 is niet geoorloofd. 3.3.4 Een loopplank of een loopbrug waarover met wagens materialen moeten worden vervoerd mag nimmer onder een grotere helling dan :4 zijn geplaatst. 3.3.5 Van loopbruggen en loopplanken waarover tevens vervoer van materialen plaatsvindt, moet de breedte tenminste 60 cm meer bedragen dan de breedte van het gebruikte vervoermiddel, en moet de constructie zijn aangepast aan de grootste te verwachten belasting. 3.3.6 Ladders mogen nimmer als ondersteuning dienen voor loopplanken of loopbruggen. 3.3.7 Een loopplank of een loopbrug die op grotere hoogte dan 2,50 m is aangebracht, moet aan beide zijden zijn beschut op gelijke wijze als steigervloeren die op deze hoogte liggen. (Aanbevolen wordt, ook bij loopplanken of loopbruggen die gevaar opleveren en op minder dan 2,50 m hoogte zijn gelegen de hier bedoelde beschuttingen aan te brengen) 3.3.8 Loopplanken en loopbruggen moeten tegen verschuiven geborgd zijn. 3.3.9 Bij gladheid door vorst of anderszins moeten opgangen, bordessen, loopplanken en loopbruggen met as, zand of dergelijke zijn bestrooid.

@4@ Op de werkzaamheden op bouw- en onderhoudswerken nabij vloer- en wandopeningen en op het bebtreden van die werken via ladders, trappen, loopplanken of loopbruggen hebben betrekking de hieronder vermelde, verkort weergegeven bepalingen van het Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen 938 ) en het Arbeidsbesluit 920; de in deze publikatie gegeven aanwijzingen houden mede verband met de naleving van deze wettelijke bepalingen. Met het in acht nemen van die aanwijzingen voldoet men naar het oordeel van de Arbeidsinspectie op de meest doeltreffende wijze aan bedoelde bepalingen. ) Onder "fabrieken of werkplaatsen" verstaat de Veiligheidswet ook "gebouwen, bouw-, grond- en waterwerken, ondergrondse leidingen en wegen die in aanbouw, aanleg, verbouwing, herstelling of sloping zijn of voorzover daaraan onderhoudswerkzaamheden worden verricht". A.Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen 938 Artikel 25 Een vloer- of wandopening en een plaats waar hijswerkzaamheden - plaatsvinden moeten voor zover een en ander gevaar oplevert zo mogelijk doeltreffend zijn beschut. Artikel 27 Wanneer personen gevaar lopen van een hoogte of in het water te vallen, moeten zo nodig tegen dit gevaar maatregelen zijn getroffen door het aanbrengen van doeltreffend beveiligde steigers of stellingen. Stuit dit op ernstige bezwaren, dan moeten doelmatige vanggordels of vangnetten of dergelijke worden gebruikt. Artikel 28 Gebouwen en aanhorigen moeten in zodanige toestand verkeren, dat zij geen gevaar kunnen veroorzaken. Vloeren, bordessen, gaanderijen, trappen en loopplanken moeten in goede staat van onderhoud verkeren; voorzover zij gevaar opleveren, moeten doelmatige maatregelem daartegem zijn getroffen. Artikel 3 Een ladder moet in goede staat van onderhoud verkeren, tegen uitglijden, omvallen of te sterk doorbuigen zijn verzekderd en tenminste m uitsteken boven de plaats waartoe zij toegang geeft, voorzover niet op andere wijze voldoende zekerheid bij het op- en afstappen wordt geboden. Sporten moeten in het hout der bomen rusten; zij mogen niet uitsluitend door opspijkeren of aanschroeven zijn bevestigd.

Artikel 32 Houten ladders mogen niet geverfd, wel geolied of blank gevernist - zijn.

Artikel 32 Een ladder moet vervaardigd zijn van deugdelijke materialen, voldoende sterk zijn in verband met de belasting waaraan zij zal worden onderworpen en in goede staat van onderhoud verkeren. Artikel 22 quinquies Vloeren, bordessen, gaanderijen, trappen en loopplanken moeten zodanig zijn gemaakt, dat geen onderdeel in sterke mate of ten opzichte van andere onderdelen ongelijkmatig kan doorbuigen en dat het gfevaar van struikelen of uitglijden zoveel mogelijk is voorkomen. Voorts moeten zij zoveel mogelijk zijn vrijgehouden van voorwerpen die de doorgang kunnen belemmeren. Vloeren enz. waarbij het gevaar bestaat van een hoogte van mneer dan 2,50 m of in het water te vallen, moeten zijn samengesteld uit aaneensluitende planken, voldoende breed zijn in verband met het passeren van personen en de ter plaatse te verrichten arbeid, en doeltreffen te zijn beschut. Artikel 23 Bij gladheid door vorst of anderszins moeten opgangen, stellingvloeren en loopplanken met as of zand zijn bestrooid. B.Arbeidsbesluit 920 Artikel 5 In dit artikel is o.a. bepaald, dat een persoon beneden 5 jaar geen arbeid mag verrichten in of op in aanbouw, in sloping of in herstelling zijnde bouw- of andere constructies, op daken, dakgoten en dergelijke en op ladders, indien hij daarbij gevaar loopt van een hoogte van meer dan 4 m te vallen. Artikel 8 Volgens dit artikel mag een jeugdig persoon (beneden 8 jaar) onder meer geen arbeid verrichten op steigers, stellingen e.d. en op gaanderijen en bordessen e.d., tenzij aldaar een beveiliging tegen het gevaar van eraf vallen is aangebracht; bij vloer- en wandopeningen tenzij deze op afdoende wijze tegen het gevaar van erdoor of eruit vallen zijn beschut; waar een vaste trap aanwezig is die niet aan tenminste één zijde van een doelmatige stevige leuning is voorzien; waar ondoelmatige en onveilige ladders aanwezig zijn.

@5@ De aandacht wordt erop gevestigd, dat de in deze publikatie gegeven aanwijzingen uitsluitend betrekking hebben op de veiligheid van degenen die arbeid verrichten op of aan bouwwerken of in de nabijheid daarvan. De bevoegde instanties kunnen ten behoeve van de publieke veiligheid maatregelen van verdergaande strekking voorschrijven.