Informatievoorziening aan de ondernemingsraad bij overnames: onderschat het niet



Vergelijkbare documenten
Medezeggenschapsregelingen bij fusie en overname:

Organisatiewijziging. Wat betekent dit voor uw personeel? 22 november 2018 / Dymphy Schuurman & Sylvia Witkamp

Het adviesrecht van de or

Artikel 1 In dit besluit wordt verstaan onder wet: Wet op het financieel toezicht.

Outsourcing en de rol van de OR en vakbonden. 3 november 2015 Cara Pronk

Het principe van medezeggenschap van

UITSPRAAK. het bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen het bevoegd gezag

Casus 14 Argumenten op tafel!

Webinar Medezeggenschap 13 april Van Doorne Marjolijn Lips & Steven Sterk

College voor geschillen medezeggenschap defensie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Totstandkomingsgeschiedenis Fusiegedragsregels

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen

Een nieuwe eigenaar? Fusie en overname. Medezeggenschap op koers Doorn, 2 november 2017 Joost van Mierlo, De Voort Advocaten I Mediators

De rol van de ondernemingsraad bij het aantrekken van krediet en het stellen van zekerheid in concernverband

Regeling melding misstand woningcorporaties

Sluiting dislocatie valt onder organisatiebeleid en op die grond heeft de MR adviesrecht; PO

UITSPRAAK. de medezeggenschapsraad van [de school], te [vestigingsplaats], verzoeker, hierna te noemen de MR

Landelijke geschillencommissie LPR - GGZ Nederland

Kennedy Van der Laan. Geachte heer, mevrouw,

Joke Sperling. Joost van Beek. 11 november 2015

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Rijk en Politie

ArbeidsRecht. Maandblad voor de praktijk, Voorwaardelijke besluitvorming en de norm van wezenlijke invloed van art. 25 lid 2 WOR

SAMENVATTING Adviesgeschil PO - artikel 11 onder c WMS (beëindiging werkzaamheden belangrijk deel van de school)

SAMENVATTING. de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van Onderwijsgroep A, verzoeker, hierna te noemen de GMR

Hoe verloopt het proces van openbare biedingen?

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Rijk en Politie

Speler of bankzitter?

Managementvergoedingen in strijd met artikel 2:207c BW: beroepsfout advocaat

Regeling melding misstand woningcorporaties (klokkenluidersregeling)

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen

SAMENVATTING Adviesgeschil en interpretatiegeschil PO - artikel 11 onder h WMS (aanstelling of ontslag van de schoolleiding)

Bedrijfsoverdracht: hoe werkt dat? Due diligence. Overnamecontract

Sl l. Commissie Bevordering Medezeggenschap

Samenwerkingsovereenkomst cliëntenraad BovenIJ Ziekenhuis

REGLEMENT RAAD VAN BESTUUR KINDERRIJK Inclusief bijlage stroomschema besluitvorming

Regeling melden vermoeden van een misstand in de sector VO

OR en geheimhouding COMMISSIE BEVORDERING MEDEZEGGENSCHAP. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Bezuidenhoutseweg 60 Postbus LK Den Haag

REGLEMENT GEZAMENLIJKE VERGADERING VAN DE ONDERNEMINGSRAAD EN DE STUDENTENRAAD VAN DE TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT

REGLEMENT RAAD VAN BESTUUR KINDERRIJK

Medezeggenschap: OR en de gefaseerde besluitvorming

Klokkenluidersregeling

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Halderberge. Datum: 24 mei Rapportnummer: 2013/057

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

ECLI:NL:HR:2005:AS5953

OR & INTERNATIONALISERING. 26 januari 2018 dr. mr. Steven Jellinghaus en mr. Karen Maessen

Samenwerkingsovereenkomst met de vertegenwoordiger van de cliënten en stichting De Schavuiten

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE ENERGIELABEL per 7 juli 2015

Senioren Zorg Plan Dé thuiszorg die zich om ú bekommert! Overeenkomst Cliëntenraad. Senioren Zorg Plan

KLOKKENLUIDERSREGELING. Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een ernstige misstand binnen het St. Michaël College

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden

De onderhavige regeling is niet bedoeld voor persoonlijke klachten van betrokkenen.

Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden

Onderwerpen. Achterban

Reorganiseren doe je zo

Informatie en privacy bij overgang van onderneming

Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand

Regeling melden (vermoeden van een) misstand of schending integriteit

Actualiteiten Medezeggenschap

Klokkenluidersreglement; versie 1.0; 8 december 2017 Pagina 1 van 7

Goedgekeurd door de medezeggenschapsraad: [datum] Vastgesteld door het bestuur van de Stichting Gemeentelijk Gymnasium Hilversum: [datum]

memo De Clercq Advocaten Notariaat

Datum 10 juni 2014 Betreft Behandeling WWZ, schriftelijke reactie op voorstel VAAN d.d. 2 juni 2014

BINDEND ADVIES VASTE COMMISSIE CAO VOOR HET OMROEPPERSONEEL. Inzake: tegen: 1. Taak en samenstelling van de Vaste Comissie

Scoren met medezeggenschap. 18 mei 2017 Joost van Mierlo

Klokkenluidersregeling. Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een ernstige misstand binnen het Regius College Schagen

Onderwerpen adviesrecht

Jurisprudentie Ondernemingsrecht

(E) M C>> NEDERLANDSE VERENIGING VOOR. Strekking concept-wetsvoorstel. Advies. bi - br-

Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959 Januari 2018

Algemene Voorwaarden VOOR DIENSTVERLENING

REGLEMENT BESTUURSRAAD (RAAD VAN TOEZICHT) STICHTING DE KEMPEL

Klokkenluidersregeling VO

Samenvatting uitspraak. Interpretatiegeschil VO artikel 10 onder b WMS (wijziging onderwijs- en examenregeling)

Reorganisatieprocedure in een notendop

Partijen: De medezeggenschapsraad van de openbare basisschool "De Quint" te Alkmaar, nader aan te duiden als medezeggenschapsraad (MR)

De oudercommissie heeft in haar brief, d.d. 10 oktober aan houder geadviseerd:

OR dag toekomstige samenwerking in ziekenhuizen

Klokkenluiders regeling

Algemene leverings- En Betalingsvoorwaarden Van :

SAMENVATTING. de medezeggenschapsraad van de regionale scholengemeenschap A te B, verzoeker, hierna te noemen de MR

ADVIES. de Medezeggenschapscommissie van het Dienstencentrum Operations (hierna: de MC)

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen

U I T S P R A A K

Fusiegedragsregels Fusies en overnames & de rol van de SER

Het MZ Jaaroverzicht Tilburg, 14 december 2018 Dr. mr. Steven F.H. Jellinghaus Mr. drs. Els Huisman

Begripsomschrijving. Samenstelling en taak GESCHILLENREGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE BEROEPSCODE VOOR ERKEND HYPOTHEEKADVISEURS

UITSPRAAK. de medezeggenschapsraad van obs A, te G, verzoeker, hierna te noemen de MR gemachtigde: de heer mr. W.D. Berkhout

Sociaal Convenant. Stichting Voor Regionale Zorgverlening. Stichting Ouderenzorg Kanaalzone. in het kader van de fusie van. Versie september 2016

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B.J. van Hees

Klokkenluidersregeling. Publicatiedatum: februari 2007 (redactioneel bijgewerkt december 2016)

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

Beoordeling. h2>klacht

De wettelijke regeling van de pvt

Eerste Kamer der Staten-Generaal

UITSPRAAK. de Ondersteuningsplanraad van de Stichting A te F, verzoeker, hierna te noemen de OPR gemachtigde: de heer mr. W.H.

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Rijk en Politie

CBE-1142 (030)

Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden

Transcriptie:

Informatievoorziening aan de ondernemingsraad bij overnames: onderschat het niet Mr. P.A. van den Brink en mr. S.P. Kamerbeek Bij een overname van aandelen in een Nederlandse vennootschap waar een ondernemingsraad is ingesteld, dient voorafgaand advies van deze ondernemingsraad te worden verkregen. Soms heeft de koper al min of meer concrete plannen om na de overname belangrijke veranderingen bij de over te nemen onderneming te implementeren. Ondanks dat er op grond van de wet een ruime informatieplicht bestaat bij het vragen om advies in het kader van de overname, wordt deze informatie vaak niet of nauwelijks gedeeld. De belangrijkste redenen daarvoor zijn veelal dat betrokken partijen de overname niet willen frustreren en dat de overname los wordt gezien van de plannen van de koper, waar, indien nodig, op een later tijdstip advies over zal worden gevraagd. De ondernemingsraad wordt in veel gevallen voorgespiegeld dat er ten aanzien van het voorgenomen besluit tot overdracht van de zeggenschap over de onderneming geen gevolgen te verwachten zijn voor de in de onderneming werkzame personen. Wij zullen ingaan op de vraag of dit wel verstandig is, maar ook in bredere context bezien wat de hiervoor bedoelde informatieverplichting behelst en wat er kan gebeuren als deze verplichting niet (juist) wordt nagekomen. In een overnameproces rondom een Nederlandse vennootschap komt de ondernemingsraad op grond van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) een belangrijke rol toe. Indien een dergelijke overname een aandelentransactie betreft, zoals in dit artikel centraal staat, heeft de ondernemingsraad van de over te nemen onderneming het adviesrecht over het voorgenomen besluit tot overdracht van de aandelen. 1 Dit besluit staat in veel gevallen niet op zichzelf. Zo gaat een overname vaak gepaard met, of is op korte termijn te voorzien, een herfinanciering, reorganisatie en/of verhuizing van de onderneming. In een dergelijke situatie doet zich de vraag voor in hoeverre de ondernemingsraad op grond van de WOR over dergelijke aangelegenheden geïnformeerd dient te worden. Op de ondernemer rust immers ingevolge art. 25 lid 3 WOR de verplichting de ondernemingsraad te informeren over de gevolgen die het besluit tot overdracht 1 Op grond van vaste jurisprudentie kwalificeert het besluit tot overdracht van de aandelen als overdracht van de zeggenschap als bedoeld in art. 25 lid 1 sub a van de WOR, welk besluit adviesplichtig wordt geacht op het niveau van de over te dragen onderneming zelf op grond van toerekening. Zie respectievelijk Hof Amsterdam 27 juli 1989, NJ 1990, 734 (PUEM) en Hof Amsterdam (OK) 15 april 2004, «JOR» 2004/165. van de zeggenschap naar te verwachten valt, voor de in de onderneming werkzame personen, zal hebben. In dit artikel zal aan de hand van een bespreking van een veelvoorkomende overnamesituatie worden bezien wat de reikwijdte is van deze informatieverplichting en wat de gevolgen zijn indien niet (op juiste wijze) wordt voldaan aan deze verplichting. Informatievoorziening omtrent de te verwachten gevolgen van de overname Stel dat A BV (waar geen ondernemingsraad is ingesteld) (verkoper) alle aandelen in B BV (waar een ondernemingsraad is ingesteld) (onderneming) wenst te vervreemden. Uiteindelijk blijkt C BV (waar geen ondernemingsraad is ingesteld) (koper) geïnteresseerd in de overname van de aandelen in de onderneming. De koper geeft aan dat zij verschillende plannen heeft met de onderneming na overname, waaronder een reorganisatie van de onderneming en een verhuizing van de onderneming naar een andere stad waar haar overige groepsmaatschappijen zijn gevestigd. Uiteindelijk bereiken de verkoper en koper overeenstemming over een koopovereenkomst met betrekking tot alle aandelen in B BV. 138 SDU UITGEVERS / NUMMER 4, JUNI 2013 TIJDSCHRIFT VOOR DE ONDERNEMINGSRECHTPRAKTIJK

Informatievoorziening aan de ondernemingsraad bij overnames: onderschat het niet Op grond van art. 25 lid 3 WOR zal in het kader van de adviesaanvraag aan de ondernemingsraad een overzicht moeten worden verstrekt van de beweegredenen voor het besluit, alsmede van de gevolgen die het besluit naar te verwachten valt voor de in de onderneming werkzame personen zal hebben en van de naar aanleiding daarvan voorgenomen maatregelen. Uit jurisprudentie blijkt dat een strenge toets wordt aangelegd bij de beoordeling of is voldaan aan de informatieverplichting uit hoofde van art. 25 lid 3 WOR. 2 Het belang van het voldoen aan deze informatieverplichting is dan ook groot. In het licht van onze casus kan men zich de vraag stellen welke informatie dient te worden verschaft aan de ondernemingsraad over de plannen van koper. Vallen deze plannen onder de reikwijdte van de te verwachten gevolgen? Deze vraag is niet eenduidig te beantwoorden. Het startpunt is dat de ondernemer bepaalt welke informatie wordt verstrekt in de adviesaanvraag. De ondernemingsraad bepaalt vervolgens zelf welke informatie hij nodig heeft om zijn advies te kunnen geven. Art. 31 WOR bepaalt immers dat desgevraagd aan de ondernemingsraad alle inlichtingen en gegevens dienen te worden verstrekt die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. Deze bevoegdheid wordt in de jurisprudentie ruim uitgelegd; een ondernemer hoeft alleen niet te voldoen aan een informatieverzoek indien hij kan motiveren dat er in redelijkheid geen discussie over kan bestaan dat het gaat om gegevens, feiten of omstandigheden die voor het geven van het advies en het nemen van het besluit niet van betekenis kunnen zijn. 3 Daarbij speelt dat in het kader van een overname zich vaak de situatie zal voordoen dat de ondernemer mede afhankelijk is van de koper voor de te verstrekken informatie. Immers, hij beschikt in beginsel zelf niet over de informatie ten aanzien van de plannen van koper. Dit kan uiteraard leiden tot een spanning tussen de ondernemer en de koper. Het is denkbaar dat de koper de benodigde informatie omtrent zijn plannen niet met de ondernemingsraad wenst te delen, bijvoorbeeld omdat hij wil voorkomen dat de transactie als gevolg van informatie omtrent de mogelijke reorganisatie geen doorgang vindt. In dat geval wordt de ondernemer geconfronteerd met een probleem. De ondernemer kan zich niet op het standpunt stellen dat hij niet (goed) op de hoogte is van wat deze plannen zijn. Het is aan de ondernemer om deze informatie bij de koper te verkrijgen, in ieder geval voor zover dit essentiële en voor de hand liggende informatie betreft. 4 Laat hij dit na, dan 2 Zie bijvoorbeeld Hof Amsterdam (OK) 14 november 1985, NJ 1986, 555; Hof Amsterdam (OK) 15 mei 1997, ROR 1997/16 en Hof Amsterdam (OK) 16 september 1999, ROR 2000/9. 3 Hof Amsterdam (OK) 12 december 2003, ARO 2003/196. Terzijde merken wij hierbij op dat art. 4 lid 5 van het SER-Besluit Fusiegedragsregels 2000 een overeenkomstige bepaling bevat als art. 31 WOR, met dien verstande dat op grond van voornoemd art. 4 informatieverzoeken kunnen worden geweigerd voor zover de verstrekking hiervan niet redelijkerwijs kan worden gevergd. 4 Hof Amsterdam (OK) 23 maart 2000, «JAR» 2000/81. kan dit hem in een latere fase door de ondernemingsraad worden tegengeworpen indien de ondernemingsraad van mening is dat hij onvoldoende informatie heeft ontvangen om een verantwoord advies te kunnen geven. Hierop zullen wij aan het eind van dit artikel ingaan. In het kader van een overname doet zich vaak de situatie voor dat de ondernemer mede afhankelijk is van de koper voor de te verstrekken informatie. Enkele handvatten voor de bepaling van de te verwachte gevolgen In de praktijk is het vaak moeilijk te bepalen welke informatie de ondernemer verplicht is te verschaffen ten aanzien van de plannen van een koper in het kader van een overname. Hoe ver moet de ondernemer daarin gaan? Een aantal handvatten kan worden geboden. Allereerst hoeft uitsluitend informatie te worden verstrekt over te verwachte gevolgen die mogelijk een impact hebben op de positie van de in de onderneming werkzame personen. Daarbij dient met name te worden gedacht aan onderwerpen die naar hun aard in verband staan tot de onderwerpen die worden genoemd in art. 25 en 27 van de WOR. Dit sluit ook aan bij art. 31 WOR, waarin is bepaald dat het recht van de ondernemingsraad op informatie is beperkt tot informatie die hij redelijkerwijs nodig heeft voor het vervullen van zijn taak, zijnde materieel en in hoofdzaak het geven van advies (art. 25 WOR) en het geven van instemming (art. 27 WOR) omtrent bepaalde voorgenomen besluiten. In ons voorbeeld betreffen de plannen van koper onderwerpen als bedoeld in art. 25 WOR. Qua onderwerp kwalificeren de plannen van koper dus als redelijkerwijs te verwachten gevolgen. Ten tweede is een belangrijke vraag hoe ver men in de toekomst dient te kijken bij het inkaderen van deze informatieverplichting. Naar aanleiding van vragen ten tijde van de invoering van het besluit openbare biedingen Wft heeft voormalig minister van Financiën Wouter Bos mogelijk enige houvast gegeven. 5 Volgens Bos ligt in de rede dat de ondernemingsleiding met betrekking tot informatieverstrekking over de te verwachten gevolgen voor werknemers in het kader van de WOR dezelfde lijn aanhoudt als wat zij in een biedingsbericht dient op te nemen. Het biedingsbericht is het bericht dat een bieder bij een openbaar bod op een beursgenoteerde onderneming dient te publiceren, waarin bepaalde informatie omtrent het bod en de gevolgen daarvan dienen te worden opgenomen. 6 Met betrekking tot het toekomstige tijdsbestek waarover het biedingsbericht informatie dient te verschaffen merkt Bos onder andere op dat niet verwacht kan worden dat de bieder daarin 5 Schriftelijke reactie van minister Bos d.d. 9 oktober 2007 naar aanleiding van schriftelijke vragen en opmerkingen over het Besluit Openbare Biedingen (BOB). 6 De vereisten hieromtrent zijn opgenomen in het BOB. TIJDSCHRIFT VOOR DE ONDERNEMINGSRECHTPRAKTIJK NUMMER 4, JUNI 2013 / SDU UITGEVERS 139

gedetailleerd aangeeft wat tot in lengte van jaren zijn verwachtingen zijn ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden van de werknemers van de doelvennootschap. Wat wel verwacht kan worden is dat de bieder uiteenzet welke voornemens en verwachtingen hij heeft ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden gedurende een redelijke, overzienbare periode na gestanddoening van het bod. Daarbij merkt hij op dat een periode korter dan één jaar in beginsel niet redelijk is, al kan nooit worden uitgesloten evenmin als dat bij niet overgenomen ondernemingen het geval is dat veranderingen in marktomstandigheden die niet te voorzien waren nopen tot ingrijpen in de bedrijfsvoering. Mogelijk kan de aldus gegeven tijdshorizon als maatstaf dienen bij de nadere inkleuring van de informatieplicht onder de WOR. De korte termijn plannen van de koper zullen, in het kader van de adviesaanvraag over de beoogde overname, derhalve op zijn minst kenbaar dienen te worden gemaakt aan de ondernemingsraad van de onderneming. Ten slotte, zal de verplichting om informatie te verstrekken In de praktijk is het vaak moeilijk te bepalen welke informatie de ondernemer verplicht is te verschaffen aan de ondernemingsraad. over de plannen van koper uiteraard zwaarder wegen naarmate deze plannen concreter zijn. In het licht van onze casus kunnen zich bijvoorbeeld de volgende gradaties voordoen. (i) Concrete en uitgewerkte plannen Het kan zijn dat de uitvoering van de plannen van koper (reorganisatie en/of verhuizing), een uitdrukkelijke voorwaarde is voor de koper voor het doorgaan van de overname. In dat geval dient er rekening mee te worden gehouden dat deze plannen in feite al voorgenomen besluiten betreffen waarvoor dan, in de context van/in samenhang met de adviesaanvraag over de overdracht van zeggenschap, zelfstandig advies dient te worden gevraagd. Dit kan in het voordeel zijn van de koper, nu de koper in dat geval na de transactie geen separaat advies zal hoeven te vragen over de reorganisatie en/of verhuizing. (ii) Plannen nog niet concreet genoeg Een andere situatie is die waarin de ondernemer c.q. de koper zich op het standpunt stelt dat de plannen van koper nog niet concreet genoeg zijn om in deze fase uitgebreid aan de orde te komen en dat deze plannen, voor zover adviesplichtig, in een latere fase alsnog ter advisering zullen worden voorgelegd. Indien de ondernemingsraad zich hier niet in kan vinden en al standpunten inneemt ten aanzien van de plannen van de koper, kan de ondernemer deze standpunten niet zo maar ter zijde schuiven als nog niet ter zake doende in deze fase. De ondernemer dient de standpunten van de ondernemingsraad mee te wegen bij het nemen van het besluit en indien de ondernemer in zijn besluit afwijkt van deze standpunten te motiveren op grond van art. 25 lid 5 WOR waarom hij niet mee gaat in de standpunten van de ondernemingsraad. Het is dus niet slechts de ondernemer die bepaalt wat de reikwijdte is van de adviesaanvraag. 7 In onze casus betekent dit dat de ondernemingsraad door actief te handelen en daarop in te gaan, de plannen van de koper onder omstandigheden kan (doen) betrekken in de adviesaanvraag die ziet op de overdracht van zeggenschap over de onderneming, terwijl die plannen als zodanig geen onderdeel vormen van de adviesaanvraag. De andere kant van de medaille is dat, indien de plannen van de koper in het kader van de adviesprocedure rondom de overname uitvoerig aan de orde zijn gekomen en de ondernemingsraad hierover positief heeft geadviseerd, hij in een later stadium wanneer de ondernemingsraad over deze plannen advies wordt gevraagd niet kan terugkomen op het eerder geuite standpunt hierover, behoudens bijzondere feiten en omstandigheden. 8 (iii) Plannen zeer vaag Tot slot kan de situatie zich voordoen dat de plannen van koper nog niet of zeer weinig concreet zijn op het moment dat advies gevraagd wordt met betrekking tot de overname. In dat geval zal slechts summierlijk informatie kunnen worden gegeven over deze plannen. Indien inderdaad geen verdere informatie beschikbaar is en de ondernemer in overeenstemming met art. 25 (lid 5) WOR kan motiveren waarom deze informatie niet beschikbaar is (bijvoorbeeld omdat er nog uitgebreid onderzoek dient te worden verricht ter voorbereiding van eventueel te nemen maatregelen), lijkt het redelijk om aan te nemen dat de ondernemer daarmee heeft voldaan aan zijn informatieverplichting onder de WOR. Daarbij dient wel in het achterhoofd te worden gehouden dat indien de ondernemer na het vragen van advies en voor het nemen van het besluit op de hoogte wordt gebracht van het feit dat de plannen van koper zich alsnog nader concretiseren, de ondernemer deze informatie dient te delen met de ondernemingsraad. 9 Overigens geldt bij ieder van deze gradaties dat, indien de ondernemingsraad van mening is dat de adviesaanvraag onduidelijk is, bijvoorbeeld omdat onvoldoende informatie is verstrekt, hij dat ook dient aan te geven. Doet de ondernemingsraad dit niet dan kan hij daar in een later stadium (bijvoorbeeld in een beroepsprocedure bij de Ondernemingskamer) in beginsel niet op terug komen door te stellen dat de adviesaanvraag gebrekkig is omdat de informatievoorziening niet op orde was. 10 7 Zie in dit verband onder andere Hof Amsterdam (OK) 21 april 2010, «JOR» 2010/186. 8 Hof Amsterdam (OK) 8 augustus 2002, ARO 2002/145. 9 Het niet delen van dergelijke nieuwe feiten en omstandigheden kan er namelijk toe leiden dat de ondernemingsraad (succesvol) in beroep kan gaan bij de Ondernemingskamer op grond van art. 26 lid 1 WOR. Zie hierna. 10 Zie Hof Amsterdam (OK) 27 mei 2009, «JAR» 2009/218. 140 SDU UITGEVERS / NUMMER 4, JUNI 2013 TIJDSCHRIFT VOOR DE ONDERNEMINGSRECHTPRAKTIJK

Informatievoorziening aan de ondernemingsraad bij overnames: onderschat het niet Het beroepsrecht van de ondernemingsraad in het licht van de informatievoorziening De ondernemingsraad kan op grond van art. 26 WOR in twee gevallen beroep instellen: (i) indien het genomen besluit niet in overeenstemming is met het advies van de ondernemingsraad en (ii) indien feiten of omstandigheden bekend zijn geworden die, waren zij aan de ondernemingsraad bekend geweest ten tijde van het uitbrengen van zijn advies, aanleiding zouden kunnen zijn geweest om dat advies niet uit te brengen zoals het is uitgebracht. De Ondernemingskamer zal het eventuele beroep toetsen op basis van het criterium dat de ondernemer bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen (art. 26 lid 4 WOR). Het betreft een marginale toetsing. Een besluit zal op de inhoud niet snel als kennelijk onredelijk worden gekwalificeerd. 11 De toetsing ziet veel meer op de naleving van de procedurele regels rondom de adviesprocedure op grond van art. 25 WOR. Bij schending van deze regels zal indien de positie van de ondernemingsraad daarbij wezenlijk in het gedrang komt over het algemeen een besluit kennelijk onredelijk worden geacht. 12 In het licht van de casus kunnen zich in het kader van de informatieplicht in beginsel twee situaties voordoen. Schending informatieverplichting; beroep omdat het besluit niet overeenkomt met het advies Allereerst het geval dat ondanks verzoek van de ondernemingsraad onvoldoende informatie is verstrekt over de plannen van koper, de ondernemingsraad negatief adviseert en de ondernemer het besluit alsnog neemt. In dat geval dient op grond van art. 25 lid 6 WOR de uitvoering van het betreffende besluit een maand te worden opgeschort vanaf het moment dat de ondernemingsraad van het besluit schriftelijk in kennis is gesteld. 13 Deze vertraging alleen al zet de (financiering van de) overname onder druk. Gedurende deze periode staat aan de ondernemingsraad een beroep open bij de Ondernemingskamer op grond van de eerste beroepsgrond van art. 26 WOR. 14 Hierbij zal de Ondernemingskamer de strenge toets aanleggen of 11 Dit zal over het algemeen slechts het geval zijn indien het bij het te nemen besluit betrokken belang ten opzichte van andere daarbij betrokken belangen (waaronder dat van de werknemers) is overgewaardeerd en/of een daarbij betrokken belang (ernstig) is verwaarloosd. Zie in dit verband L. Timmerman, Over multinationale ondernemingen en medezeggenschap van werknemers: een ondernemingsrechtelijke studie, Diss. Utrecht, Deventer: Kluwer 1988, p. 38 e.v. Zie ook Hof Amsterdam (OK) 7 juli 1988, NJ 1989, 845. 12 P.A.M. Witteveen, Enkele beschouwingen over medezeggenschapsgeschillen, O&F 2006/73. Zie ook Hof Amsterdam (OK) 7 juli 1988, NJ 1989, 845. 13 De beroepstermijn volgt uit art. 26 lid 2 WOR. 14 In deze bijdrage wordt alleen de beroepsmogelijkheid op grond van art. 26 WOR behandeld. Een eventuele geschillenprocedure op grond van art. 36 WOR en de samenloop daarvan met de beroepsmogelijkheid wordt niet behandeld. de ondernemer in het gegeven geval heeft voldaan aan de hiervoor besproken verplichting uit hoofde van art. 25 lid 3 WOR. Indien de positie van de ondernemingsraad daarbij wezenlijk in het gedrang komt zal dus al snel met succes een beroep kunnen worden gedaan op de eerste beroepsgrond. Schending informatieverplichting; beroep op grond van nova Een tweede situatie is ook denkbaar. De ondernemer zou, met betrekking tot de plannen van koper, (belangrijke) informatie kunnen achterhouden of onjuiste informatie kunnen verschaffen. Indien blijkt dat informatie is achtergehouden die reeds bestond op het moment van het bestreden besluit en later pas bij de ondernemingsraad bekend is geworden, kan mogelijk beroep worden ingesteld op grond van de tweede beroepsgrond. Ditzelfde lijkt te gelden indien naar later blijkt de ondernemer al dan niet bewust onjuiste informatie heeft verstrekt over de te verwachten gevolgen van het besluit. In beide gevallen zal de ondernemingsraad dienen te bewijzen dat de nieuwe feiten en omstandigheden (nova) waarop de ondernemingsraad zich dan beroept reeds bestonden op het moment van het bestreden besluit 15 en zij van een dergelijk essentiële aard zijn dat zij hadden geleid tot een significant ander advies. Met verwijzing naar onze casus kan dit bijvoorbeeld het geval zijn als hij kan aantonen dat op het moment dat de adviesaanvraag voor de overdracht van zeggenschap in de onderneming werd gedaan, de huurovereenkomst voor de nieuwe locatie ten behoeve van de verhuizing al is aangegaan, terwijl dit niet aan de ondernemingsraad is gemeld althans niet in deze concrete mate. Dit zal dus over het algemeen geen gemakkelijke opgave zijn voor de ondernemingsraad. Uit jurisprudentie blijkt ook dat op de tweede beroepsgrond slechts zelden (met succes) een beroep is gedaan. 16 De informatieverplichting van de ondernemer wordt ruim opgevat. Desalniettemin kan deze beroepsmogelijkheid de ondernemer langdurig achtervolgen. In de literatuur is betoogd dat in het kader van de tweede beroepsgrond de beroepstermijn pas gaat lopen vanaf het moment dat de ondernemingsraad het bestaan van de betreffende nieuwe feiten en omstandigheden heeft onderkend althans had moeten onderkennen. 17 Uit een beschikking van de Ondernemingskamer van 20 juni 2007 blijkt dat deze zienswijze tevens lijkt te worden gevolgd door de Ondernemingskamer. 18 Met het oog hierop loont het in beginsel niet om 15 De zogenaamde peildatum ; HR 16 maart 1994, NJ 1994, 561 en Hof Amsterdam (OK) 17 september 2001, ROR 2001/23. 16 Zie Hof Amsterdam (OK) 24 maart 1988, ROR 1988/12; Hof Amsterdam (OK) 23 maart 1989, ROR 1989/6 en Hof Amsterdam (OK) 17 september 2001, ROR 2001/23 en HR 16 maart 1994, NJ 1994, 561. 17 Zie voor een uitgebreidere uiteenzetting P.G. Vestering, Adviesprocesrecht in de WOR beroep bij nova opnieuw bezien, AI 2007/2, p. 145-156. 18 Hof Amsterdam (OK) 20 juni 2007, SR 2007, 84 m.nt. Sprengers. TIJDSCHRIFT VOOR DE ONDERNEMINGSRECHTPRAKTIJK NUMMER 4, JUNI 2013 / SDU UITGEVERS 141

reeds bij de ondernemer bekende feiten en omstandigheden die een positief advies van de ondernemingsraad onder druk zouden kunnen zetten gedurende de beroepstermijn van één maand te verzwijgen. De regie inzake het bepalen van de omvang van de informatieplicht ligt in belangrijke mate bij de ondernemingsraad. Indien de Ondernemingskamer van oordeel is dat de ondernemer in een gegeven geval niet op juiste wijze heeft voldaan aan haar informatieverplichting, zal de Onder nemingskamer het besluit tot overdracht van de zeggenschap als kennelijk onredelijk kwalificeren. De gevolgen hiervan kunnen verstrekkend zijn. Indien de Ondernemingskamer het beroep van de ondernemingsraad gegrond oordeelt volgt een declaratoire uitspraak, maar kan, indien gevorderd door de ondernemingsraad op grond van art. 26 lid 5 WOR, de Ondernemingskamer ook (voorlopige) voorzieningen treffen die er toe kunnen strekken dat het besluit tot overdracht van de zeggenschap wordt ingetrokken, (voorlopig) niet uitgevoerd wordt en/of de gevolgen daarvan ongedaan worden gemaakt. Tot besluit De reikwijdte van de informatieverplichting op grond van art. 25 lid 3 WOR mag niet worden onderschat. De regie inzake het bepalen van de omvang van de informatieplicht ligt in belangrijke mate bij de ondernemingsraad. Met name een actief ingestelde ondernemingsraad die consequent aandringt op nadere informatie met betrekking tot toekomstplannen van de koper, dwingt openheid van zaken af. De ondernemer doet er in dat geval goed aan actief en ruimhartig informatie te verstrekken. In een eventuele beroepsprocedure worden immers de procedurele voorschriften van de WOR streng getoetst, terwijl de inhoud van het besluit slechts marginaal wordt getoetst. Verstrekt de ondernemer ruimhartig informatie over de toekomstplannen van de koper, althans kan hij voldoende motiveren waarom deze informatie niet beschikbaar en gedeeld is, dan heeft de ondernemer in principe niet veel te vrezen. Over de auteurs Mr. Pieter A. van den Brink en mr. Sjoerd P. Kamerbeek zijn advocaat bij Van Doorne NV te Amsterdam. Zij danken mr. P.A.M. Witteveen voor zijn waardevolle bijdrage aan de totstandkoming van dit artikel. 142 SDU UITGEVERS / NUMMER 4, JUNI 2013 TIJDSCHRIFT VOOR DE ONDERNEMINGSRECHTPRAKTIJK