Energiemonitor van de Nederlandse Paddenstoelensector 2014

Vergelijkbare documenten
Energiemonitor van de Nederlandse Paddenstoelensector 2013

Energiemonitor van de Nederlandse Paddenstoelensector Jeroen Wildschut & Arjan Smits

Energiemonitor van de Nederlandse Paddenstoelensector 2016

Energiemonitor van de Nederlandse Paddenstoelensector Jeroen Wildschut & Arjan Smits

Energiemonitor van de Nederlandse Paddenstoelensector Jeroen Wildschut & Arjan Smits

Energiemonitor van de Nederlandse Paddenstoelensector Jeroen Wildschut

Energiemonitor van de Nederlandse Paddenstoelensector 2011

Energiemonitor van de Nederlandse Paddenstoelensector 2012

Energiemonitor van de Nederlandse Paddenstoelensector Jeroen Wildschut. Rapport WPR-815

Energiemonitor van de Nederlandse Bloembollensector Jeroen Wildschut

Energieverbruik in de bloembollensector

Energie aspecten EPT en SiB

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

Energiemonitor van de Nederlandse Bloembollensector Jeroen Wildschut

Energiemonitor van de Nederlandse Bloembollensector Jeroen Wildschut

Monitoring energie-efficiency en toepassing duurzame energie in de. bloembollensector. Toelichting resultaten 2001

Energiemonitor van de Nederlandse Bloembollensector Jeroen Wildschut

Monitoring Meerjarenafspraak Energie Paddestoelensector 2004

Monitoring Meerjarenafspraak Energie Paddestoelensector 2006

Monitoring Meerjarenafspraak Energie Paddestoelensector 2005

Energiemonitor van de Nederlandse Bloembollensector Jeroen Wildschut

Programma Schone en Zuinige Paddenstoelensector Jaarwerkprogramma 2010

Energiestromen en doodstomen in de champignonteelt. Deelrapport 1: Energiestromen. PT projectnummer

Kuubskist met golfbodem

Door: Vincent Damen Ninja Hogenbirk Roel Theeuwen

Champignon kwekerij t Voske. Klimaatneutraal door Duurzame energie

Inhoudsopgave. 1. Samenvatting en conclusies. 2. Bebouwde Omgeving. 3. Bedrijven & Industrie (inclusief Utiliteitsbouw) 4.

CO 2 -uitstootrapportage 2011

CO 2 Voortgangsrapportage 2016

Energieaspecten Bedkoeling champignonteelt (SiB energie)

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2014

Graag informeren wij u over de behaalde resultaten in 2014 inzake de CO 2 -prestatieladder.

Energiebeoordeling. Batenburg Energietechniek 1 januari 2018 t/m 31 december 2018

CO 2 reductieplan: doelstellingen en voortgang Thales Transportation Systems 2 e half jaar 2015

3.C.1 Communicatie over de voortgang van CO 2 bij Prins Bouw.

Energiemonitor van de Nederlandse Bloembollensector Jeroen Wildschut

CO 2 Voortgangsrapportage 2016 Prins Bouw B.V.

CO 2 -Voortgangsrapportage 2016 Prins Bouw B.V.

Energiemonitor van de Nederlandse Bloembollensector Jeroen Wildschut

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016

Westvoorne CO 2 - uitstoot

RI&E 3 ADVIES rapport: Energiemaatregelen. Van Elst Grafisch Afwerker BV

Rapportage monitoring CO2 emissie en Energiebesparing gemeente Kerkrade CO2 emissie gemeente Kerkrade

CO 2 -Voortgangsrapportage 2017 H1

CO 2 -Voortgangsrapportage 2018 H1

Management review Coolmark B.V. Mei 2014

1. Energieverbruik op uw bedrijf

Gewasgezondheid in relatie tot substraatsamenstelling (Input-output Fase IV)

v Q1/Q2

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2015

Voortgangsrapportage emissies scope 1, 2 en 3. Monitoring doelstellingen 2015 scope 1 en 2

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2014

De voortgangsrapportage van CO 2 reductie Visscher Oldebroek Jaar 2015

CO2 scope 3 verborgen Netto CO2-uitstoot 216 ton CO2 Tabel 1: CO 2-footprint Waalpartners 2016

CO 2 -Voortgangsrapportage 2018

Energiestroom Lelie. Jeroen Wildschut (PPO Bloembollen) Maurice Kok (DLV Plant)

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013

Compensatie CO 2 - emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2012

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 2014

Compensatie CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2013

Carbon footprint 2011

Energierapportage MFC Atria Leusden. Asschatterweg JJ Leusden

Thema-avond Warmte. 28 februari 2018

CO 2 Voortgangsrapportage 2017

v Q1/Q2

Kenniscentrum InfoMil Energiebesparing bij een sportclub

Energie Auditverslag (periode 2016)

Graag informeren wij u over de behaalde resultaten van het eerste half jaar 2013 (2013 S1) inzake de CO 2 -prestatieladder.

Analyse energieverbruik

Footprint eerste helft 2014:

Arnold Maassen Holding BV. Voortgangsrapportage scope 1 en 2 1e halfjaar 2014

Vermeden broeikaseffect door recycling van e-waste

Monitoring scope 1 en 2

Transitiepad klimaatneutrale paddenstoelenteelt

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013

Energiemonitor van de Nederlandse Bloembollensector Jeroen Wildschut. Rapport WPR-816

Energiemanagement Actieplan 2015 CO 2 -Prestatieladder

Holstein BV. Energie(management) actieplan Conform NEN april Holstein BV. Verantwoordelijke voor dit verslag is Holstein BV

Totale uitstoot in 2010: kiloton CO 2

Footprint Totaal scope 1 en 2. Scope 1 en 2 emissies Pilkes 2016 (totaal = 518,44 ton CO 2 )

Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug

Externe publicatie CO2 Prestatieladder

Mechanische bestrijdingsmethoden in de landbouw per gewas,

Monitoring scope 1 en 2

Praktijkgids Energieboekhouding en monitoring & targeting

Opdrachtgever: Directie HKV lijn in water. 3.A.1 CO 2 -emissie inventaris eerste helft ten behoeve van de CO 2 -Prestatieladder

Monitoring scope 1 en 2

De voortgangsrapportage van CO 2 -reductie Visscher Oldebroek Eerste half jaar 2016

Opdrachtgever: Directie HKV lijn in water. 3.A.1 CO 2 -emissie inventaris eerste helft ten behoeve van de CO 2 -Prestatieladder

Milieubarometerrapport 2017

Deerns ketenanalyse downstream van een van de twee meeste materiele emissies

ENERGIE BESPAREN EN VERDUURZAMEN IN DE GLASTUINBOUW

CO 2 Prestatieladder Voortgangsrapportage 2018

CO 2 Footprint rapportage 2018-I Vleesbedrijf Bolscher B.V.

Het effect van inundatie op sclerotiën van de schimmel Sclerotium rolfsii

(Interne) Energieaudit (-verslag) & Directiebeoordeling

CO2-reductieplan. Samen zorgen voor minder CO2. Rapportage M

Milieubarometerrapport 2016

Carbon footprint 2013

Inventarisatie van de ernst van de bloedingziekte in paardenkastanjebomen in Den Haag

Transcriptie:

Energiemonitor van de Nederlandse Paddenstoelensector 2014 Jeroen Wildschut Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit maart 2016 PPO nr 3736185000 2

Voor nadere informatie gelieve contact op te nemen met: DLO in het bijzonder onderzoeksinstituut Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, B.U. Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit. DLO en de Stuurgroep MJA-e Paddenstoelen zijn niet aansprakelijk voor eventuele schadelijke gevolgen die kunnen ontstaan bij gebruik van gegevens uit deze uitgave. Dit project is uitgevoerd in opdracht van en gefinancierd door de Stuurgroep MJA-e Paddenstoelen In de Stuurgroep MJA-e paddenstoelen werken de LTO Vakgroep Paddenstoelen, het Ministerie van EZ, RVO.nl en paddenstoelentelers samen aan de meerjarenafspraak energie (MJA-e). Projectnummer: 37 361 850 00 Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit Adres : Prof. Van Slogterenweg 2, 2161 DW Lisse : Postbus 85, 2160 AB Lisse Tel. : 0252-46 21 21 Fax : 0252-46 21 00 E-mail : jeroen.wildschut@wur.nl 2

Inhoudsopgave pagina SAMENVATTING... 5 1 INLEIDING... 7 2 DEFINITIES, METHODE EN BRONNEN... 9 3 RESULTATEN... 10 3.1 Energie-Efficiëntie Index... 10 3.2 Andersoortige paddenstoelen... 12 3.3 Handmatig (pluk) machinaal oogstende (snij) bedrijven... 13 3.4 Inschatting Energieposten... 16 3.5 Energiebesparende maatregelen... 17 3.6 Duurzame energie... 19 3.7 Vermeden CO 2 uitstoot... 21 4 CONCLUSIES... 23 BIJLAGE 1: VRAGENLIJST MONITORING PADDENSTOELENSECTOR 2014... 25 BIJLAGE 2: UITLEG DIGITAAL INVOEREN VRAGENLIJST... 29 BIJLAGE 3: INDIVIDUELE ENERGIEVERBRUIK PER KILOGRAM... 31 3

4

Samenvatting De response op de E-monitor 2014 is met 46 bruikbare vragenlijsten bijna gelijk aan de response in 2013 (toen 47). Omdat voor de E-Monitor 2014 echter flink meer bedrijven zijn aangeschreven dan voor de E- Monitor 2013 (94 tegen 69) is de response relatief fors lager, nl. 51% tegen 69% in 2013. De EEI van alle bedrijven is in 2014 gedaald tot 76,4 waarmee de doelstelling van 78,0 ruimschoots gehaald is. Hiermee is 23,6% per kg paddenstoel bespaard. Achtergrond hierbij is een daling van het energieverbruik per m2 met 10,2% en een toename van de productie per m2 met 17,5%. Het deel van de bedrijven dat ook of uitsluitend andersoortige paddenstoelen teelt is in 2014 toegenomen tot 33% (in 2013 was dat 27%). Het aandeel in de totale paddenstoelenproductie van de deelnemende bedrijven is ook iets toegenomen, maar blijft beperkt (± 4%). Het energieverbruik per m2 van de andersoortige paddenstoelen ligt in dezelfde orde als van de witte (pluk)champignons, maar de productie per m2 ligt fors lager (gemiddeld op ongeveer de helft). Hierdoor is het energieverbruik per kg ongeveer het dubbele van het verbruik bij witte champignons. De EEI van de deelnemende bedrijven die geen andersoortige paddenstoelen telen is in 2014 uitgekomen op 71,0. T.o.v. 2005 is het energieverbruik per kg witte champignons hiermee verminderd met 29,0%. T.o.v. 2005 is het energieverbruik/kg bij de productie van uitsluitend witte champignons voor warmte afgenomen met 47,0%, en voor elektra met 4,9%. Per m2 is de productie met 21,5% toegenomen en de het energieverbruik met 13,8% afgenomen. In 2014 nam slechts 10% van de plukbedrijven in de sector deel aan de E-monitor, terwijl van de snijbedrijven 53% deelnam: snijbedrijven zijn in de E-Monitor veel sterker vertegenwoordigd dan plukbedrijven. T.o.v. 2005 daalde de EEI bij de plukbedrijven met 18,6%, bij de snijbedrijven met 26,4%. Gemiddeld door alle bedrijven wordt koeling (met 27% van het energieverbruik) als grootste energiepost ingeschat, gevolgd door verwarming (21%), doodstomen (20%) en ventilatie (18%). Deze rangorde wordt door de plukbedrijven en de bedrijven met andersoortige paddenstoelen iets anders ingeschat: plukbedrijven schatten verwarming als grootste energiepost in, gevolgd door koeling. Bedrijven met andersoortige paddenstoelen schatten koeling als grootste energiepost in, gelijk aan ventilatie. Van de energiebesparende maatregelen worden frequentieregelaars het meest toegepast (op ruim 90% van de bedrijven). De toepassing van de HR-ketels (incl. HR-cascade) neemt nog steeds iets toe (nu op 73% van de bedrijven). Energiezuinige klimaatregelingen en bevochtigen met waternevel worden iets minder toegepast. Klimaatbeheersing via het centraal kanaal wordt door de deelnemende bedrijven meer toegepast, net als warmtewisselaars, maar warmteterugwinning iets minder. De overige energiebesparende maatregelen worden fors meer toegepast, met name het gebruik van LED-lampen. Alle bedrijven passen één of meer energiebesparende maatregelen toe en het aantal maatregelen per bedrijf steeg van gemiddeld 3,1 in 2008 tot 3,9 in 2014, een stijging van 26 % (gemiddeld 4,3% per jaar). De pluk- en de snijbedrijven en de bedrijven met andersoortige paddenstoelen passen sommige energiebesparende maatregelen in verschillende mate toe: HR-ketels worden door 100% van de plukbedrijven toegepast, maar door iets meer dan 50% van de snijbedrijven. Energiezuinige klimaatmaatregelen worden vooral door plukbedrijven en bedrijven met andersoortige paddenstoelen toegepast. Bevochtigen met waternevel wordt vooral op de bedrijven met andersoortige paddenstoelen toegepast. Klimaatbeheersing via het centraal kanaal wordt nauwelijks door snijbedrijven toegepast. Warmteterugwinning wordt door 33% van de snijbedrijven toegepast, maar door geen enkel plukbedrijf. Het aandeel bedrijven dat één of meer Duurzame energiemaatregelen heeft getroffen is in 2014 vrijwel gelijk gebleven t.o.v. 2013 (63%, toen 64%). Groene stroom en WKO worden iets minder toegepast dan in 2013, grondbuizen en zonnepanelen iets meer. Het hierdoor gerealiseerde aandeel duurzame energie in de paddenstoelensector komt in 2014 uit op 13%. Dit is een stijging met 3%-punten t.o.v. 2013. De vermeden CO 2 uitstoot door de gemonitorde bedrijven is in 2014 berekend op 10.986 ton. De CO 2 uitstoot per kg paddenstoelen is in 2014 uitgekomen op 119 g CO 2. Dat is t.o.v. 2005 een daling van 42%. 5

6

1 Inleiding Paddenstoelen worden in Nederland hoofdzakelijk geproduceerd voor de versmarkt (plukbedrijven) en voor de conservenindustrie (snijbedrijven). Het totaal aantal bedrijven in de paddenstoelensector is sinds 1995 gedaald van 712 tot 330 in 2005, en tot 151 in 2014, zie ook figuur 1 (bron: Centraal Bureau voor de Statistiek via http://statline.cbs.nl/statweb/search/?q=paddenstoelen&la=nl). Het aantal bedrijven met teelt van witte champignons is gedaald van 704 in 1995 tot 299 in 2005 en tot 123 in 2014 (dit is 17% van het aantal in 1995). Achtergrond hierbij zijn de bedrijfsresultaten die al jaren onder druk staan, o.a. door buitenlandse concurrentie en hoge productiekosten (arbeid en energie). Om de concurrentiepositie te verbeteren is intensivering van de productie en reductie van het energieverbruik van essentieel belang. Om aan milieudoelstellingen te voldoen zijn vanaf 1998 tussen de paddenstoelensector en de overheid Meerjarenafspraken (MJA-e) over het energieverbruik gemaakt. In de eerste MJA-e 1995-2005 kwamen bijna 300 telers en de overheid overeen de energie-efficiëntie te verbeteren. In die periode is het energiebewustzijn sterk toegenomen en monitoringsresultaten laten zien dat deelnemende telers t.o.v. 1995 26% energiebesparing bereikten. Naast het directe financiële voordeel dat dit de teler oplevert, is de teelt milieuvriendelijker geworden. Het totale energieverbruik in de teelt van paddenstoelen is echter nog steeds aanzienlijk. De energie wordt vooral verbruikt voor het verwarmen van de cel en bij het ontsmetten van champost met stoom. Daarnaast zijn koelen en ventileren belangrijke energieposten. Volgens de Dieptescan kansrijke energiebesparende maatregelen in de paddenstoelensector (2006) kan in de sector nog steeds veel energie bespaard worden. Eind 2006 besloten sector en overheid daarom een nieuwe MJA-e+ af te sluiten voor de periode 2007-2011. De MJA-e+ is vervolgens opgegaan in het nieuwe overkoepelende programma Schone en Zuinige Agrosectoren dat tot en met 2020 loopt. De doelstellingen van de Meerjarenafspraak energie, gemaakt tussen het ministerie van LNV (het tegenwoordige ministerie van Economische Zaken) en de Paddenstoelensector (Vakgroep Paddenstoelen van de LTO, het Productschap Tuinbouw, en de deelnemende bedrijven) zijn: Een verbetering van de Energie-Efficiëntie (EE) in 2014 van 22,0% t.o.v. 2005, d.w.z. een reductie van 2% in het energieverbruik per eenheid product in 2006 en van 2007 t/m 2020 van 2,5 % per jaar. Daarnaast wordt het toepassen van duurzame energie als speerpunt gesteld. Volgens deze afspraak worden de vorderingen op dit gebied jaarlijks gemonitord. Areaal (m2) per bedrif 8000 m2/bedrijf Sector m2/bedrijf EMonitor 40% 7000 afname aantal bedrijven Sector toe/afname aantal bedrijven E-Monitor 20% 6000 0% 5000-20% 4000-40% 3000-60% 2000-80% 1000-100% 1995 1997 1999 2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013 2015 Toe/afname van het aantal bedrijven t.o.v. 1995 Figuur 1: Aantal bedrijven en bedrijfsareaal in de Paddenstoelensector en in EMonitor Het aantal bedrijven dat vanaf 1995 deelnam aan deze Energiemonitor nam tot 1999 toe (met 18%), daalde daarna licht en bleef constant tot 2004, figuur 1. In die periode daalde het aantal bedrijven in de sector 7

gestaag tot bijna de helft. In 2005 daalde het aantal deelnemers aan de E-Monitor echter fors en deze daling hield sindsdien ongeveer gelijke tred met de daling van het aantal bedrijven in de sector. De bedrijfsarealen stegen echter, vooral na 2006 en zijn in 2014 meer dan verdriedubbeld t.o.v. 1995. Het bedrijfsareaal van aan de E-Monitor deelnemende bedrijven was vanaf het begin fors groter dan gemiddeld in de sector. De E-Monitor van het jaar 2013 liet zien dat de MJA-e doelstelling voor 2013 (een gewogen gemiddelde Energie-Efficiëntie-Index (EEI) < 80,5) voor het totaal van de deelnemende bedrijven niet gehaald werd: de EEI 2013 kwam uit op 81,7. Voor de bedrijven die uitsluitend witte champignons telen kwam de EEI echter veel gunstiger uit: op 77,1. Deze bedrijven hebben de doelstelling ruimschoots gehaald. Het aandeel Duurzame Energie (DE) nam toe van 4% in 2005 naar 8% in 2010, en kwam in 2013 uit op 10%. 8

2 Definities, methode en bronnen De Energie-Efficiëntie (EE) geeft het energieverbruik per eenheid product weer en is gedefinieerd als het totale primaire brandstofverbruik (in MJoules) van de aan de MJA-e+ deelnemende bedrijven, gedeeld door de totale paddenstoelenproductie (in kg) van deze bedrijven: Energie-Efficiëntie MJ totale primaire brandstofverbruik MJ = kg totale paddenstoelenproductie kg Dit is gelijk aan de gewogen gemiddelde EE. De EE-Index in een bepaald jaar na 2005 is de EE van het beschouwde jaar gedeeld door de EE van 2005, vermenigvuldigd met 100. Een verbetering van de EE t.o.v. het jaar 2005 vertaalt zich in een EEI < 100: EE jaar x Energie-Efficiëntie Index % = 100 EE 2005 Het energieverbruik is niet gecorrigeerd voor buitentemperatuur. Dit werd tot 2006 wel gedaan m.b.v. graaddagen, maar bleek het energieverbruik vrijwel niet te corrigeren. Het aandeel Duurzame energie is het quotiënt van de werkelijk gebruikte hoeveelheid duurzame energie en het totale energieverbruik van de deelnemende bedrijven. Onder duurzame energie wordt verstaan energie opgewekt zonder netto CO 2 uitstoot, zoals energie uit zon, wind, waterkracht, aardwarmte en biomassa via een hernieuwbaar proces. Bij de berekening van de CO 2 uitstoot door de deelnemende bedrijven is (conform de IPCC-methode) de indirecte CO 2 uitstoot door het verbruik van elektra niet meegerekend. De CO 2 uitstoot wordt uitsluitend berekend uit de feitelijk gebruikte fossiele brandstof op het bedrijf. De gegevens voor 2014 voor de berekening van bovengenoemde parameters en voor het in kaart brengen van achtergronden en ontwikkelingen, zijn verzameld door middel van het versturen van een vragenlijst (zie Bijlage 1) aan 94 bedrijven. Met de gegevens uit de aangeleverde vragenlijsten is de database 2014 samengesteld, waarvan een overzicht in tabel 1 is gegeven. Tabel 1: overzicht database 2010 2011 2012 2013 2014 a Total aangeschreven bedrijven 93 108 94 69 94 b aantal bedrijven hiervan gestopt 3 9 4 1 2 c aantal anderszins afgemeld 7 11 5 0 2 d per post ontvangen ingevulde vragenlijsten 61 55 51 34 4 e digitaal ontvangen 12 13 42 waarvan via de website 13 21 waarvan via e-mail 21 f = e+d totaal ontvangen bruikbare vragenlijsten 61 55 63 47 46 g=f/(a-b-c) response 73% 63% 74% 69% 51% h overlap (bedrijven ook in voorgaande jaar) 45 50 45 38 h/f percentage 82% 79% 96% 83% Evenals vorig jaar was er de mogelijkheid (voor bedrijven waarvan het e-mailadres bekend was) om de vragenlijst van 2014 digitaal in te vullen via de website https://teamsites.wur.nl/sites/emp. De bedrijven kregen hiertoe een gebruikersnaam en een password. Voor een korte handleiding, zie Bijlage 2. Van de 46 volledig ingevulde vragenlijsten zijn er 21 (46%) op deze wijze ontvangen. Zowel voor de bedrijven als voor het verwerken van de vragenlijst bespaart deze digitalisering tijd. De response voor de Energiemonitor 2014 is 51%, lager dan in 2013 (toen 69%), maar het aantal volledig ingevulde vragenlijsten is bijna gelijk gebleven (46, ipv. 47 in 2013). Voor de E-Monitor 2014 zijn fors meer bedrijven aangeschreven dan voor 2013. 9

3 Resultaten 3.1 Energie-Efficiëntie Index Voor het jaar 2014 is de doelstelling van de MJA-e een gewogen gemiddelde Energie-Efficiëntie Index (EEI) 78,0. Deze doelstelling is met een gerealiseerde EEI van 76,4 voor alle bedrijven ruimschoots gehaald. Dit betekent dat er in 2014 door de sector (100 76,4=) 23,6% minder primaire energie is verbruikt per eenheid product dan in 2005. De Energie-Efficiëntie (EE) en de EE-Index van alle deelnemende paddenstoelenbedrijven zijn samengevat in tabel 2. De EE van individuele deelnemers is weergegeven in Bijlage 3. Deze laat een zeer forse spreiding zien variërend van 2,98 tot 36,35 MJ/kg. De belangrijkste ontwikkelingen t.o.v. 2005 zijn een forse en gestage afname van het energieverbruik per m2 voor warmte en sinds 2010 tegelijkertijd een toename van de productie per m2, resulterend in een forse afname van energieverbruik voor warmte per kg. Het elektraverbruik is in 2014 echter met 1,9% iets toegenomen t.o.v. 2005. Tabel 2: Energie-efficientie (EE), af- of toename t.o.v. 2005 en de Energie-Efficientie-index (EEI); gewogen gemiddelde van alle bedrijven (incl. met bedrijven met anderssoortige paddenstoelen). Eenheid 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 tov 2013 EE warmte MJ/kg 3,65 3,37 3,03 3,12 3,11 3,01 2,69 2,71 2,50 2,10-16,2% af/toename % -7,7% -17,0% -14,6% -14,7% -17,5% -26,4% -25,8% -31,5% -42,6% EE elektra MJ/kg 2,72 2,98 2,70 2,71 2,96 2,76 2,73 2,84 2,71 2,78 2,5% af/toename % 9,6% -0,8% -0,6% 8,5% 1,4% 0,4% 4,2% -0,6% 1,9% EE totaal MJ/kg 6,37 6,35 5,73 5,82 6,07 5,77 5,42 5,55 5,21 4,87-6,5% af/toename % -0,3% -10,1% -8,6% -4,8% -9,4% -15,0% -12,9% -18,3% -23,6% EEI 100 99,7 89,9 91,4 95,2 90,6 85,0 87,1 81,7 76,4 Doelstelling 100 98,0 95,5 93,0 90,5 88,0 85,5 83,0 80,5 78,0 Productie kg/m 2 301 296 325 308 262 277 332 325 341 353 3,7% af/toename % -1,8% 8,1% 2,4% -12,9% -8,1% 10,4% 8,1% 13,3% 17,5% Warmte MJ/m 2 1099 996 985 961 816 832 892 881 852 741-13,1% af/toename % -9,3% -10,3% -12,5% -25,8% -24,2% -18,8% -19,8% -22,4% -32,5% Elektra MJ/m 2 819 882 879 834 774 764 908 923 923 981 6,3% af/toename % 7,6% 7,3% 1,8% -5,5% -6,8% 10,8% 12,7% 12,6% 19,7% Totaal Energie MJ/m 2 1918 1878 1864 1795 1590 1596 1800 1805 1775 1722-3,0% af/toename % -2,1% -2,8% -6,4% -17,1% -16,8% -6,2% -5,9% -7,4% -10,2% T.o.v. 2013 is het totale energieverbruik per kg paddenstoelen met 6,5% afgenomen door een afname van het energieverbruik per kg voor warmte (16,2%) en ondanks een toename voor elektra (2,5%), zie de kolom blauwe getallen in tabel 2. Per m 2 is de productie met 3,7% gestegen t.o.v. 2013 en lag het energieverbruik voor warmte 13,1% lager. Het elektraverbruik per m2 is echter met 6,3% toegenomen, met als netto resultaat een daling van het totale energieverbruik van 3% per m2 en een daling van het energieverbruik per kg paddenstoelen van 6,5%. Op basis van de productiegegevens van champignons van de gehele sector (CBS) en het aandeel andersoortige paddenstoelen in database van de E-Monitor kan met de EE uit tabel 2 het totale energieverbruik van de gehele paddenstoelensector geschat worden, zie tabel 3. 10

Tabel 3: Schatting van het totale energieverbruik in de paddenstoelensector. 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 productie ton 241.000 239.000 242.000 258.000 235.000 273.000 314.000 313.000 320.000 321.000 Energieverbruik PJ 1,54 1,52 1,39 1,50 1,43 1,58 1,70 1,74 1,67 1,56 De veranderingen t.o.v. 2005 in productie en energieverbruik per m 2 zijn samengevat in figuur 2. Een vergelijking tussen de gerealiseerde EEI en de sectordoelstelling wordt geïllustreerd door figuur 3. 30% 20% 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Toe/afname t.o.v. 2005 (%) 10% 0% -10% -20% Productie Warmte Elektra Totaal Energie -30% -40% Figuur 2: Toe- en afname van de productie en het energieverbruik per m2, t.o.v. 2005 (alle bedrijven). 105 100 Doelstelling EEI-alle bedrijven EEI alleen witte champignons Energie Efficientie Index 95 90 85 80 75 70 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Figuur 3: EEI t.o.v. 2005 vergeleken met de sectordoelstelling 11

3.2 Andersoortige paddenstoelen In 2014 is het aandeel bedrijven dat uitsluitend, of in combinatie met witte champignons, andersoortige paddenstoelen teelt gestegen tot 33%, figuur 4. In de voorgaande jaren nam het aandeel bedrijven dat andersoortige paddenstoelen (kastanjes + overig) teelt vanaf 2005 steeds toe en leek in 2011 te stagneren. Cijfers van het CBS laten zien dat in de sector tussen 2004 en 2011 het aandeel bedrijven dat uitsluitend andersoortige paddenstoelen teelt vrijwel constant is gebleven, terwijl dat aandeel in de E-Monitor steeds toenam. De laatste jaren vertoont het aandeel dezelfde trend als in de sector. Het aandeel andersoortige paddenstoelen in de totale productie is echter klein en kwam in 2014 uit op 3,5%. Deel van de bedrijven (%) 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% bedrijven met ook, of uitsluitend, andere soorten bedrijven met uitsluitend andere soorten aandeel bedrijven uitsluitend andere soorten in Sector aandeel andere soorten in totale productie 0% 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Figuur 4: Ontwikkeling van de teelt van andersoortige paddenstoelen Bij de productie van andersoortige paddenstoelen wordt per m2 niet meer energie verbruikt dan bij de productie van witte plukchampignons. De productie per m2 andersoortige paddenstoelen ligt echter wel fors lager, figuur 5. Zowel het elektrische- als het energieverbruik voor warmte ligt bij de andere soorten daarom per kg fors hoger dan bij de witte plukchampignon, figuur 6. Een toename van de productie van andersoortige paddenstoelen leidt dus tot een toename van het gemiddelde energieverbruik per kilo. Onderling verschillende de andersoortige paddenstoelen echter ook sterk in energieverbruik per kg. Shiitake en oesterzwammen hebben met ± 35 MJ/kg bijvoorbeeld een 3 maal zo hoog energieverbruik per kg dan kastanje champignons. Het hoge energieverbruik per kg in 2012 hangt hiermee samen: 38 % van de productie van andersoortige bestond toen uit shiitake en oesterzwam, tegen 13% in 2011 en 18% in 2013. Energieverbruik MJ/m2l 2500 2000 1500 1000 350 300 250 200 150 MJ/m2 witte champignons 100 500 MJ/m2 andere soorten kg/m2 witte champignons 50 0 kg/m2 andere soorten 0 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Figuur 5:Energieverbruik en productie plukchampignons vgl. met andere soorten. productie (kg/m2) Energieverbruik MJ/kg 8,0 6,0 4,0 warmte/kg witte champignons 2,0 warmte/kg andere soorten elektra/kg witte champignons elektra/kg andere soorten 0,0 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Figuur 6: Elektra en warmte plukchampignons vgl. met andere soorten. 12

Omdat de productie van andersoortige paddenstoelen meer energie kost dan de productie van witte champignons, zal een groter productieaandeel andersoortige paddenstoelen dan in 2005 de totaalcijfers van de EEI negatief beïnvloeden. In tabel 4 zijn daarom ook de productie- en energiecijfers van de deelnemende bedrijven zonder andersoortige paddenstoelen samengevat. De tabel laat zien dat wanneer alleen bedrijven die uitsluitend witte champignons telen worden meegerekend, de EEI doelstelling van 78 ruimschoots wordt gehaald: de EEI eindigt voor deze bedrijven in 2014 op 71,0. In 2014 is er door het deel van de sector dat uitsluitend witte champignons teelt dus (100 71,0 =) 29,0% minder primaire energie verbruikt per eenheid product dan in 2005, terwijl de doelstelling 22,0 % is. Het energieverbruik voor warmte is met 47,0 % veel forser afgenomen dan het energieverbruik voor elektra dat t.o.v. 2005 slechts met 4,9% is afgenomen. Tabel 4: Overzicht Energie-efficientie (EE) en Energie-Efficientie-index (EEI) (excl. bedrijven met anderssoortige paddenstoelen). Eenheid 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 tov 2013 EE warmte MJ/kg 3,61 3,20 2,90 2,98 2,94 2,79 2,56 2,57 2,35 1,92-18,4% af/toename % -11,4% -19,8% -17,4% -18,6% -22,9% -29,1% -28,9% -35,0% -47,0% EE elektra MJ/kg 2,70 2,85 2,61 2,60 2,81 2,59 2,63 2,72 2,52 2,57 1,7% af/toename % 5,6% -3,4% -3,6% 4,1% -4,2% -2,7% 0,9% -6,5% -4,9% EE totaal MJ/kg 6,31 6,05 5,51 5,59 5,75 5,37 5,19 5,29 4,87 4,48-8,0% af/toename % -4,1% -12,8% -11,5% -8,9% -14,9% -17,8% -16,1% -22,9% -29,0% EEI 100 95,9 87,2 88,5 91,1 85,1 82,2 83,9 77,1 71,0 Doelstelling 100 98,0 95,5 93,0 90,5 88,0 85,5 83,0 80,5 78,0 Productie kg/m 2 305 299 331 313 267 282 341 333 352 370 5,2% af/toename % -1,8% 8,4% 2,5% -12,4% -7,5% 11,8% 9,3% 15,4% 21,5% Warmte MJ/m 2 1102 958 958 933 785 786 874 857 827 709-14,2% af/toename % -13,0% -13,0% -15,4% -28,8% -28,7% -20,7% -22,3% -25,0% -35,6% Elektra MJ/m 2 823 853 862 813 750 729 895 907 888 950 7,0% af/toename % 3,7% 4,7% -1,2% -8,9% -11,4% 8,8% 10,2% 7,9% 15,5% Totaal Energie MJ/m 2 1925 1812 1820 1746 1535 1516 1769 1764 1714 1660-3,2% af/toename % -5,9% -5,4% -9,3% -20,3% -21,3% -8,1% -8,4% -10,9% -13,8% In 2014 is t.o.v. 2013 (zie blauwe kolom in tabel 4) het energieverbruik voor warmte per m2 teeltoppervlak met 14,2% afgenomen en voor elektra met 7,0 % toegenomen. In totaal is daarmee het energieverbruik per m2 met 3,2% afgenomen. De productie per m2 is met 5,2% toegenomen, zodat netto per kg paddenstoelen het energieverbruik met 8,0% is afgenomen. 3.3 Handmatig (pluk) machinaal oogstende (snij) bedrijven Sinds in 2006 in de CBS-cijfers het aantal en het areaal van pluk- en snijbedrijven apart opgenomen is, schommelde tot 2012 het aandeel plukbedrijven dat aan de E-Monitor deelnam rond de 18%. Hun areaal schommelde rond de 25%. Na 2012 daalde het aandeel in aantal en areaal tot 10%, figuur 7. Het aantal en vooral het areaal van de snijbedrijven die aan de E-Monitor deelnamen lag in 2006 al fors boven dat van de plukbedrijven: respectievelijk 33% en 60%. Tot 2012 stegen deze geleidelijk nog verder, tot 74% en 90%, maar namen daarna af tot 53% en 62% in 2014. De snijbedrijven zijn vergeleken met de plukbedrijven dus in de E-Monitor veel sterker vertegenwoordigd. 13

toe/afname (%) 100% 80% 60% 40% areaal plukbedrijven areaal snijbedrijven aantal plukbedrijven aantal snijbedrijven 20% 0% 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Figuur 7: Deel van de pluk- en snijbedrijven in de sector dat deelneemt aan de E-Monitor, op basis van aantallen en areaal. Bij de energiemonitor is geconstateerd dat er o.a. in EE een groot verschil is tussen de handmatig oogstende (pluk-) en de machinaal oogstende (snijbedrijven). De verschillen zijn samengevat in tabel 5. Hierin zijn alleen bedrijven die uitsluitend witte champignons telen meegerekend. Ook bedrijven die zowel handmatig als machinaal oogsten zijn buiten beschouwing gelaten. Zoals figuur 7 al voorspelde: het aandeel plukbedrijven in de E-Monitor is fors achteruitgegaan, vooral qua areaal (t.o.v. 2013 een afname van 35% in aantal en 55% in areaal). Het totale teeltoppervlak van de Tabel 5: Overzicht verschillen handmatig en machinaal oogstende bedrijven (excl. bedrijven met anderssoortige paddenstoelen). Eenheid 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 tov 2013 Handmatig oogstende bedrijven aantal n 39 34 23 29 33 24 21 24 17 11-35% aandeel % 55% 52% 42% 54% 58% 51% 49% 50% 50% 35% totale teeltoppv m2 96.655 93.057 75.644 97.529 124.318 75.222 77.584 107.935 65.656 29.714-55% oppv. per bedrijf m2 2.478 2.737 3.289 3.363 3.767 3.134 3.694 4.497 3.862 2.701-30% oppv. cel m2 320 345 387 316 362 306 336 376 345 275-20% productie kg/m2 275 273 271 268 258 271 286 276 294 307 4% elektraverbruik MJ/m 2 956 1011 1034 985 957 906 1007 925 709 848 20% warmte MJ/m 2 1168 1105 1013 1162 996 1188 913 937 1084 1080 0% Energie totaal MJ/m 2 2124 2116 2047 2147 1953 2094 1921 1862 1793 1928 8% elektraverbruik MJ/kg 3,48 3,70 3,82 3,67 3,71 3,34 3,53 3,35 2,41 2,77 15% warmte MJ/kg 4,25 4,04 3,74 4,33 3,86 4,38 3,20 3,39 3,69 3,52-5% Energie totaal MJ/kg 7,73 7,74 7,56 8,00 7,57 7,72 6,73 6,74 6,11 6,29 3% toe/afname t.o.v. 2005 % 0,2% -2,2% 3,6% -2,0% -0,1% -13,0% -12,8% -21,0% -18,6% Machinaal oogstende bedrijven aantal n 23 19 19 21 21 21 19 23 17 17 0% aandeel % 32% 29% 35% 39% 37% 45% 44% 48% 50% 55% totale teeltoppv m2 195.626 202.760 232.112 222.264 239.554 282.482 217.238 311.904 236.940 258.134 9% oppv. per bedrijf m2 8.505 10.672 12.216 10.584 11.407 13.452 11.434 13.561 13.938 15.184 9% oppv. cel m2 701 800 911 754 828 923 756 876 895 929 4% productie kg/m2 323 324 361 325 272 287 363 354 368 378 3% elektraverbruik MJ/m 2 773 817 835 719 645 694 860 904 938 949 1% warmte MJ/m 2 1079 904 932 843 671 684 856 833 755 644-15% Energie totaal MJ/m 2 1853 1722 1767 1562 1316 1378 1716 1738 1693 1593-6% elektraverbruik MJ/kg 2,39 2,52 2,31 2,21 2,37 2,41 2,37 2,56 2,55 2,51-1% warmte MJ/kg 3,34 2,79 2,58 2,59 2,46 2,38 2,36 2,36 2,05 1,71-17% Energie totaal MJ/kg 5,73 5,31 4,90 4,80 4,83 4,80 4,73 4,91 4,60 4,22-8% toe/afname t.o.v. 2005 % -7,4% -14,6% -16,3% -15,7% -16,3% -17,5% -14,3% -19,8% -26,4% 14

deelnemende snijbedrijven is in 2014 echter met 9% gestegen t.o.v. 2013 en is nu bijna 9 keer zo groot als het areaal van de plukbedrijven in de E-Monitor. Het areaal per bedrijf en per cel is voor de huidige deelnemende plukbedrijven ook flink kleiner: vooral van de grotere plukbedrijven komt een aantal niet (volledig) in de database van 2014 voor. In 2014 is de productie (kg/m2) zowel bij pluk- als bij snijbedrijven gestegen (3% tot 4% t.o.v. 2013). Bij de plukbedrijven nam het elektraverbruik per m2 echter met 20% toe, terwijl het energieverbruik voor warmte gelijk bleef. Bij de snijbedrijven nam het elektraverbruik nauwelijks toe (1%), terwijl het energieverbruik voor warmte 15% lager is dan in 2013. Achtergronden hierbij zijn onder meer dat de cellen bij de snijbedrijven bijna 3,5 keer meer teeltoppervlak hebben (met gemiddeld ruim 7 lagen tegen ruim 5 bij de plukbedrijven). De resultaten zijn een 3% hoger energieverbruik per kg paddenstoelen t.o.v. 2013 voor de plukbedrijven en een 8% lager energieverbruik voor de snijbedrijven. T.o.v. 2005 is het energieverbruik per kg afgenomen met respectievelijk 19% en ruim 26%, geïllustreerd door figuur 8 voor de plukbedrijven en figuur 9 voor de snijbedrijven. 10% Toe/afname energieverbruik tov. 2005 (%) 0% 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014-10% -20% -30% Energie totaal/kg -40% elektraverbruik/kg warmte /kg -50% Figuur 8: Toe/afname energieverbruik Plukbedrijven. 10% Toe/afname energieverbruik t.o.v. 2005 (%) 0% 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014-10% -20% -30% Energie totaal/kg -40% elektraverbruik/kg warmte /kg -50% Figuur 9: Toe/afname energieverbruik Snijbedrijven. Bij de snijbedrijven leek het al jaren duidelijk dalende energieverbruik voor warmte na 2010 te stagneren op een afname van 30% t.o.v. 2005, maar is na 2012 toch verder afgenomen tot bijna 50% t.o.v. 2005. Het elektraverbruik laat sinds 2008 een stijgende trend zien maar nam na 2012 niet verder toe, met als netto resultaat dat in 2014 het totale energieverbruik t.o.v. 2005 weer verder is afgenomen. 15

Figuur 10 geeft weer dat voor plukbedrijven sinds 1995 het gemiddeld aantal teelten per jaar per cel tot 2006 gestegen is en daarna langzaam daalde. Sinds 2010 is er weer sprake van een gestage stijging, maar in 2014 weer een afname. Het gemiddeld aantal vluchten per teelt nam juist af tot 2007, bleef daarna ongeveer gelijk, nam in 2013 weer iets af en in 2014 weer iets toe. Bij de snijbedrijven steeg het aantal teelten per jaar tot 2007, daalde (als gevolg van de internationale afzetproblematiek) in 2008 en 2009 fors tot bijna het niveau van 1994, maar stijgt sindsdien. Het aantal vluchten lag bij deze bedrijven in 1994 lager dan bij de plukbedrijven en daalde tot 2007 en steeg daarna licht. Het gemiddeld aantal vluchten per teelt en het aantal teelten per jaar per cel is sindsdien bij snijbedrijven iets hoger dan bij plukbedrijven. 12 11 teelten/jaar pluk vluchten/teelt pluk teelten/jaar snij vluchten/teelt snij 3,8 3,5 teelten/jaar 10 9 8 3,2 2,9 2,6 vluchten per teelt 7 2,3 6 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2,0 Figuur 10: Ontwikkelingen bij pluk- en snijbedrijven. Als gevolg van de daling van het aantal vluchten en de toename van het aantal teelten en daardoor het ontstaan van kortere teelten krijgen o.a. bodemziekten als Verticillium minder kans zich te ontwikkelen en is er dus minder noodzaak is voor langdurig doodstomen. Daarnaast vraagt een korter teeltschema van bijvoorbeeld twee vluchten minder verwarming dan een met drie vluchten, omdat in de derde vlucht de activiteit van de compost meestal dusdanig is afgezakt dat er vaak meer verwarming nodig is. Zowel een korter teeltschema als beperkter doodstomen als gevolg van lage ziektedruk heeft geleid tot een duidelijke besparing van het aardgasverbruik. Bij een langer teeltschema, met als risico een hogere ziektedruk, of bij telers die onder voorwaarde van uitgebreid doodstomen onder Milieukeur leveren, is het gasverbruik dus hoger. 3.4 Inschatting Energieposten Nieuw in de vragenlijst voor de E-Monitor 2014 was de vraag een inschatting te geven van de verhouding van de verschillen energieposten op het bedrijf. Hierop gaven 30 deelnemers (65%) antwoord. Het gemiddelde resultaat is samengevat in figuur 11. Gemiddeld over de bedrijven wordt koeling (27% van het totale primaire energieverbruik per kg paddenstoelen) als grootste energiepost gezien, gevolgd door verwarming (21%), doodstomen (20%) en ventilatie (18%). 16

doodstomen 20% bevochtigen met stoom 2% koeling 27% verwarming 21% ventilatie 18% verlichting machines 6% 6% Figuur 11: Door de bedrijven geschatte verhouding energie(primair)posten. Vervolgens is gekeken of plukbedrijven, snijbedrijven of bedrijven die andersoortige paddenstoelen telen de vraag anders beantwoord hebben, zie tabel 6. Tabel 6: Geschatte verhouding energie (primair)posten door de verschillende bedrijfstypen. Energiepost alle bedrijven plukbedrijven snijbedrijven andere paddenstoelen koeling 27% 25% 28% 24% ventilatie 18% 16% 15% 24% machines 6% 5% 8% 5% verlichting 6% 7% 4% 7% verwarming 21% 26% 21% 21% doodstomen 20% 19% 22% 18% bevochtigen met stoom 2% 3% 2% 1% De plukbedrijven schatten het energieverbruik voor verwarming in als de hoogste energiepost. De snijbedrijven, net als de bedrijven met andere paddenstoelen, schatten in dat de koeling de grootste energiepost is. De bedrijven met andere paddenstoelen schatten het energieverbruik voor ventilatie hoger in dan de andere bedrijfstypen en de snijbedrijven schatten het energieverbruik voor doodstomen hoger in. 3.5 Energiebesparende maatregelen Frequentieregelaars op vooral ventilatoren zijn al 6 jaar de meest toegepaste energiebesparende maatregelen (op meer dan 90% van de bedrijven), gevolgd door HR-ketels (incl. HR in cascade). Deze laatsten nemen in toepassing nog steeds iets toe: van 61% in 2008 naar 73% in 2014, figuur 12. Andere veel toegepaste maatregelen zijn de energiezuinige klimaatregelingen die tot 2012 op steeds meer bedrijven toegepast werden (in 2012 op 59% van de bedrijven), maar die in 2013 en weer in 2014 nu iets minder toegepast worden: op 50% van de bedrijven. Ook het bevochtigen met waternevel (in 2012 op rond de 45% van de bedrijven) lijkt iets af te nemen. Het toepassen van klimaatbeheersing via het centraal kanaal en energiezuinige koelsystemen wordt in 2014 meer toegepast dan in 2012 en 2013, maar gezien vanaf 2008 is hierin geen duidelijke trend. Een toenemende trend vertonen de overige energiebesparende maatregelen, samengevat in tabel 7. LEDverlichting wordt hierin het vaakst genoemd. Alle bedrijven passen één of meer energiebesparende maatregelen toe en het aantal maatregelen per bedrijf steeg van gemiddeld 3,1 in 2008 tot 3,9 in 2014, een stijging van 26 % (gemiddeld 4,3% per jaar). 17

Frequentieregelaars E-zuinige ketels (HR + HR Cascade) Energiezuinige klimaatregelingen Bevochtiging met waternevel Klimaatbeheersing via centraal kanaal E-zuinige koelsystemen 2014 2013 2012 2011 2010 2009 2008 overige Energie Besparende Maatregelen Warmteterugwinning Warmtewisselaar (lucht/lucht) 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Figuur 12: Toepassing energiebesparende maatregelen Tabel 7: Afgelopen 7 jaar toegepaste overige energiebesparende maatregelen aantal bedrijven 1 LEDs 5 2 Isolatie, o.m. gasdicht spuiten van de cellen, alle deurrubbers vernieuwen,stoomketel geisoleerd/waterketel 4 3 Lagere keteltemperatuur 4 4 hoog frequent TL verlichting 3 5 Koeling freonpompsysteem met winterregeling 3 6 Teeltschema's aanpassen, bv. naar 3 vluchten 6 weken einde oktober, of jan t/m aug 6 wkn, sept t/m dec 4 wkn schema 2 7 Nieuwe koelmachine 2 8 Adiabatische koeling 2 9 Aanpassing software KWO 2 10 Wintermaanden kouder telen 2 11 Energiemeting op cel 2 12 Elektronische starters TL lampen 1 13 Restwarmte in vewarmingsnet 1 14 Waternevel in centraal kanaal 1 15 In de winter niet bevochtigen, maar CO2 verhogen. 1 16 Koelvijver 1 17 In de winter grondwater door koelblok om voor te verwarmen door buitenlucht. 1 18 Complete aanpassing voor energiezuinig/neutraal. 1 19 Nieuwe verwarmingsblokker. 1 20 Bypass grondbuizen. 1 18

Gezien de verschillen tussen bedrijfstypen is voor 2014 nagegaan of er verschil is in de mate van toepassen van de verschillende energiebesparende maatregelen, figuur 13. Frequentieregelaars E-zuinige ketels (HR + HR Cascade) Energiezuinige klimaatregelingen Bevochtiging met waternevel Klimaatbeheersing via centraal kanaal E-zuinige koelsystemen overige Energie Besparende Maatregelen Warmteterugwinning Warmtewisselaar (lucht/lucht) Snijbedrijven met alleen witte champignons Plukbedrijven met alleen witte champignons Plukbedrijven met ook andersoortige paddenstoelen 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Figuur 13: toepassing Energiebesparende maatregelen bij 3 verschilende bedrijfstypes. Frequentieregelaars, de overige energiebesparende maatregelen en warmtewisselaars worden min of meer in dezelfde mate door de verschillende bedrijfstypen toegepast. Energiezuinige ketels (HR + HR Cascade) zijn op alle plukbedrijven in gebruik, maar op slechts iets meer dan 50% van de snijbedrijven. Deze bedrijven passen klimaatbeheersing via het centraal kanaal nauwelijks toe, en ook energiezuinige klimaatregelingen worden relatief weinig toegepast. Warmteterugwinning (met name condensorwarmte van de koelsystemen) wordt juist wel op snijbedrijven toegepast en niet op de plukbedrijven. Bevochtigen met waternevel wordt vooral op bedrijven met andersoortige paddenstoelen toegepast. 3.6 Duurzame energie In de vragenlijsten voor de E-monitor konden de deelnemers vanaf 1999 aangeven welke van de volgende drie maatregelen voor het toepassen van duurzame energie op hun bedrijf werd toegepast: groene stroom, koude-warmte opslag en grondbuizen. In de vragenlijst vanaf 2007 kon men ook andere vormen van duurzame energie aangegeven, sinds 2014 ook hoeveel elektra door zonnepanelen is opgewekt. In tabel 8 wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van de mate van toepassing van Duurzame Energiemaatregelen vanaf 2005. Grondbuizen worden in 2014 door 15% van de bedrijven toegepast (5% van het areaal, dus vooral op kleinere bedrijven). Warmte/Koude opslag (WKO) lijkt vanaf 2009 op een iets stijgend percentage van de bedrijven toegepast te worden, zowel op kleine als grotere bedrijven, maar de toepassing daalde iets in 2014. Groene stroom wordt in 2014 door 33% van de bedrijven ingekocht, iets minder dan in 2013 (toen 36%), maar wel op een groter areaal (nl. 36%, toen 32%). Zonnepanelen worden iets meer toegepast dan in 2013. Van de 9 bedrijven die zonnepanelen toepassen hebben er 5 aangegeven hoeveel kwh is geproduceerd en dit blijkt gemiddeld in 24% van hun elektraverbruik te voorzien. Het percentage van de bedrijven dat één of meer DE-maatregelen toepast is in 2014 t.o.v. 2013 vrijwel gelijk gebleven. 19

Tabel 8: Overzicht van de ontwikkeling van toepassingen Duurzame Energie Maatregelen (DEM). 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Grondbuizen aantal 8 6 5 7 6 5 7 6 4 7 % van bedrijven 11% 8% 8% 11% 8% 8% 13% 10% 9% 15% % van areaal 5% 4% 3% 5% 3% 3% 7% 3% 3% 5% WKO aantal 3 5 3 7 4 4 5 6 8 7 % van bedrijven 4% 7% 5% 11% 6% 7% 9% 10% 17% 15% % van areaal 11% 14% 12% 12% 9% 10% 12% 9% 20% 17% Groene stroom aantal 7 5 5 7 9 6 8 16 17 15 (ingekocht) % van bedrijven 9% 7% 8% 11% 13% 10% 15% 25% 36% 33% % van areaal 16% 13% 12% 2% 7% 12% 4% 20% 32% 36% Zonnepanelen aantal - - 0 0 1 0 1 6 8 9 % van bedrijven - - 0% 0% 1% 0% 2% 10% 17% 21% % van areaal - - 0% 0% 0% 0% 3% 10% 14% 16% Warmtepomp aantal - - 0 1 1 1 4 4 4 4 % van bedrijven - - 0% 2% 1% 2% 7% 6% 9% 9% % van areaal - - 0% 7% 8% 8% 13% 12% 18% 23% totaal met DEM aantal 18 15 14 19 18 14 21 32 30 29 (incl. overig) % van bedrijven 24% 21% 23% 31% 25% 23% 38% 51% 64% 63% % van areaal 31% 31% 28% 19% 19% 24% 26% 45% 68% 69% Aandeel DE in sector 4% 5% 6% 5% 5% 8% 6% 5% 10% 13% aandeel DE op bedrijven met DE 12% 15% 19% 26% 27% 34% 27% 17% 17% 21% let wel: sommige bedrijven hebben meer dan 1 DEM Veel bedrijven die WKO toepassen hebben niet (kunnen) aangegeven hoeveel koude/warmte uit de grond gehaald is. Het aandeel DE op het totale energieverbruik wordt dan onderschat. Om voor deze bedrijven de hoeveelheid warmte/koude nauwkeurig te schatten, is van de 40 bedrijven in de database van 2012, waarvan sinds 1999 wel deze gegevens bekend zijn, de verhouding tussen teeltoppervlak en warmte/koude uit de grond geanalyseerd. Uit deze regressieanalyse komt dat: per m2 teeltoppervlak het WKO-systeem jaarlijks 59,0 kwh koude en 74,2 kwh warmte oplevert. De standaard afwijkingen van deze schatting zijn klein: respectievelijk 4,22 (7,2%) en 5,92 (8,0%), zodat de schatting vrij nauwkeurig is. Deze methode is op de data van 2012 en met terugwerkende kracht toegepast op alle voorgaande jaren, en nu ook op de data van 2014. Het aandeel DE in het totale energieverbruik van de deelnemers is in 2014 uitgekomen op 13%, een forse toename t.o.v. eerdere jaren. Op de bedrijven die DE toepassen is het aandeel DE in hun totale energieverbruik gestegen van 17% in 2012 en 2013 naar 21% in 2014. Aandeel in sector of bedrijf (%) 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% Bedrijven met DE Aandeel DE in sector aandeel DE op bedrijven met DE 0% 2004 2006 2008 2010 2012 2014 Figuur 14: Ontwikkelingen Duurzame Energie (DE). 20

3.7 Vermeden CO 2 uitstoot In 2005 produceerden de 76 deelnemende bedrijven 96.289 tot paddenstoelen en verbruikten daarbij 351.510 GJoule aan warmte. Per GJoule wordt hierbij 56,8 kg CO 2 uitgestoten, zodat de totale CO 2 -uitstoot van de deelnemende bedrijven in 2005 op 19966 ton uitkwam, tabel 9. In 2014 is paddenstoelenproductie van de (nu 46) deelnemers toegenomen tot 124.470 ton en daarbij werd 14.823 ton CO 2 uitgestoten. In 2005 werd per ton paddenstoelen 0,207 ton CO 2 uitgestoten, in 2014 was dat 0,119 ton CO 2. Zou er in 2014 net zoveel CO 2 /ton paddenstoelen zijn uitgestoten als in 2005, dan zou er door de deelnemers in totaal 25.809 ton CO 2 zijn uitgestoten. Door de verbeterde Energie-Efficiëntie is in 2014 dus een uitstoot van 10.986 ton CO 2 vermeden. Tabel 9: CO 2 uitstoot bij de paddenstoelen productie. jaar Productie paddenstoelen (ton) CO 2 uitstoot (ton) CO 2 bij EE 2005 (ton) Vermeden CO 2 uitstoot (ton) Cumulatief g CO 2 /kg paddenstoelen Afname 2005 96.289 19.966 19.966 0 0 207 0% 2006 100.576 19.252 20.855 1.602 1.602 191 8% 2007 114.395 19.678 23.720 4.042 5.644 172 17% 2008 109.565 19.403 22.719 3.316 8.960 177 15% 2009 102.451 18.117 21.243 3.126 12.086 177 15% 2010 109.113 18.655 22.625 3.970 16.056 171 18% 2011 115.394 17.608 23.927 6.320 22.376 153 26% 2012 152.850 23.530 31.694 8.164 30.540 154 26% 2013 118.989 16.903 24.673 7.769 38.309 142 31% 2014 124.470 14.823 25.809 10.986 49.295 119 43% Deze rekenwijze toepassend op de andere jaren laat zien dat in de periode 2005 t/m 2014 in totaal 49.295 ton uitstoot is vermeden. Per kg paddenstoelen is de CO 2 uitstoot met 43% afgenomen van 207 g in 2005, naar 119 g in 2014. In de CO 2 -uitstoot wordt alleen de uitstoot door op het bedrijf verbruikte fossiele brandstof meegerekend. 21

22

4 Conclusies De response op de E-monitor 2014 is met 46 bruikbare vragenlijsten bijna gelijk aan de response in 2013 (toen 47). Omdat voor de E-Monitor 2014 echter flink meer bedrijven zijn aangeschreven dan voor de E-Monitor 2013 (94 tegen 69) is de response relatief fors lager, nl. 51% tegen 69% in 2013. Het deel van de bedrijven dat ook aan de E-monitor van het voorgaande jaar deelnam is 83%. In 2013 was dat 96%. De EEI van alle deelnemende bedrijven (inclusief bedrijven die andersoortige paddenstoelen telen) is in 2014 uitgekomen op 76,4. Daarmee is de doelstelling van de MJA-e+ voor 2014 van 78,0 ruimschoots gehaald. Achtergrond hierbij is een daling van het energieverbruik per m2 met 10,2% en een toename van de productie per m2 met 17,5%. De daling van de EEI t.o.v. 2005 heeft tot een energiebesparing van 23,6% per kg productie geleid. T.o.v. 2013 is het totale energieverbruik per kg paddenstoelen met 6,5% afgenomen, het elektraverbruik is met 2,5% toegenomen, en het energieverbruik voor warmte is met 16,2% afgenomen. Het elektraverbruik per m 2 is t.o.v. 2013 met 6,3% toegenomen, het energieverbruik voor warmte is 13,1% afgenomen. Hiermee is het totale energieverbruik per m 2 met 3,0% afgenomen. De productie van paddenstoelen in kg/m 2 is met 3,7% toegenomen, waardoor het energieverbruik per kg paddenstoelen met 6,5% afnam. Het deel van de bedrijven dat ook of uitsluitend andersoortige paddenstoelen teelt is in 2014 toegenomen tot 33% (in 2013 was dat 27%). Het aandeel in de totale paddenstoelenproductie van de deelnemende bedrijven is ook iets toegenomen, maar blijft beperkt (± 4%). Het energieverbruik per m2 van de andersoortige paddenstoelen ligt in dezelfde orde als van de witte (pluk)champignons, maar de productie per m2 ligt fors lager (gemiddeld op ongeveer de helft). Hierdoor is het energieverbruik per kg ongeveer het dubbele van het verbruik bij witte champignons. De EEI van de deelnemende bedrijven die geen andersoortige paddenstoelen telen is in 2014 uitgekomen op 71,0. Dit betekent dat de doelstelling van de MJA-e+ (voor 2014: 78,0) voor witte champignons ruimschoots gehaald is. T.o.v. 2005 is het energieverbruik per kg witte champignons verminderd met 29,0%. T.o.v. 2005 is het energieverbruik/kg bij de productie van uitsluitend witte champignons voor warmte afgenomen met 47,0%, en voor elektra met 4,9%. Het aantal pluk- en snijbedrijven met uitsluitend witte champignons was in 2013 gelijk (17 om 17), maar in 2014 is het aantal plukbedrijven gedaald naar 11, het aantal snijbedrijven bleef gelijk. In 2014 nam slechts 10% van de plukbedrijven in de sector deel aan de E-monitor, terwijl van de snijbedrijven 53% deelnam: snijbedrijven zijn in de E-Monitor veel sterker vertegenwoordigd dan plukbedrijven. T.o.v. 2013 is het ook gemiddelde teeltoppervlak bij plukbedrijven verminderd, nl. met 30%, bij de snijbedrijven is dat met 9% toegenomen. Productie (kg/m2) steeg bij plukbedrijven met 4% t.o.v. 2013, bij snijbedrijven met 3%. Het elektraverbruik per m2 steeg bij de plukbedrijven met 20%, het energieverbruik voor warmte bleef gelijk. Bij de snijbedrijven steeg het elektraverbruik met 1% per m2, maar het energieverbruik voor warmte daalde met 15%. Het energieverbruik per kg is t.o.v. 2013 bij de plukbedrijven met 3% toegenomen tot 6,29 MJ/kg, bij de snijbedrijven met 8% gedaald tot 4,22 MJ/kg. T.o.v. 2005 daalde de EEI bij de plukbedrijven met 18,6%, bij de snijbedrijven met 26,4%. Het aantal teelten per jaar per cel is bij de snijbedrijven weer iets toegenomen, bij de plukbedrijven iets gedaald. Gemiddeld door alle bedrijven wordt koeling (met 27% van het energieverbruik) als grootste energiepost ingeschat, gevolgd door verwarming (21%), doodstomen (20%) en ventilatie (18%). Deze rangorde wordt door de plukbedrijven en de bedrijven met andersoortige paddenstoelen iets 23

anders ingeschat: plukbedrijven schatten verwarming als grootste energiepost in, gevolgd door koeling. Bedrijven met andersoortige paddenstoelen schatten koeling als grootste energiepost in, gelijk aan ventilatie. Van de energiebesparende maatregelen worden frequentieregelaars het meest toegepast (op ruim 90% van de bedrijven). De toepassing van de HR-ketels (incl. HR-cascade) neemt nog steeds iets toe (nu op 73% van de bedrijven). Energiezuinige klimaatregelingen en bevochtigen met waternevel worden iets minder toegepast. Klimaatbeheersing via het centraal kanaal wordt door de deelnemende bedrijven meer toegepast, net als warmtewisselaars, maar warmteterugwinning iets minder. De overige energiebesparende maatregelen worden fors meer toegepast, met name het gebruik van LED-lampen. Alle bedrijven passen één of meer energiebesparende maatregelen toe en het aantal maatregelen per bedrijf steeg van gemiddeld 3,1 in 2008 tot 3,9 in 2014, een stijging van 26 % (gemiddeld 4,3% per jaar). De pluk- en de snijbedrijven en de bedrijven met andersoortige paddenstoelen verschillen in toepassing van sommige energiebesparende maatregelen: HR-ketels worden door 100% van de plukbedrijven toegepast, maar door iets meer dan 50% van de snijbedrijven. Energiezuinige klimaatmaatregelen worden vooral door plukbedrijven en bedrijven met andersoortige paddenstoelen toegepast. Bevochtigen met waternevel wordt vooral op de bedrijven met andersoortige paddenstoelen toegepast. Klimaatbeheersing via het centraal kanaal wordt nauwelijks door snijbedrijven toegepast. Warmteterugwinning ( m.n. condensorwarmte van de koelsystemen) wordt door 33% van de snijbedrijven toegepast, maar door geen enkel plukbedrijf. Het aandeel bedrijven dat één of meer Duurzame energiemaatregelen heeft getroffen is in 2014 vrijwel gelijk gebleven t.o.v. 2013 (63%, toen 64%). Groene stroom en WKO worden iets minder toegepast dan in 2013, grondbuizen en zonnepanelen iets meer. Het hierdoor gerealiseerde aandeel duurzame energie (inclusief groene stroom) in de paddenstoelensector komt in 2014 uit op 13%. Dit is een stijging met 3%-punten t.o.v. 2013. De vermeden CO 2 uitstoot door de gemonitorde bedrijven is in 2014 berekend op 10.986 ton. De CO 2 uitstoot per kg paddenstoelen is in 2014 uitgekomen op 119 g CO 2 /kg. Dat is t.o.v. 2005 een daling van 42%. Opmerking: Uit de met o.a. de vragenlijsten verzamelde gegevens kunnen niet alle bevindingen en verschillen in Energie Efficiëntie verklaard worden. Belangrijke achtergrond hierbij is het gedrag en de instelling van de individuele teler t.a.v. energiebesparing en het omgaan met energiebesparende maatregelen. Een aanbeveling hierbij is om met een aantal van de meest zuinige bedrijven de energieresultaten in detail te evalueren en zo de sector tot voorbeeld te kunnen zijn. Samenvattend: De EEI van alle bedrijven is in 2014 gedaald tot 76,4 waarmee de doelstelling van 78,0 ruimschoots gehaald is. Hiermee is een energiebesparing van 23,6% per kg paddenstoel gerealiseerd. Voor bedrijven die uitsluitend witte champignons telen is de EEI gedaald tot 71,0. Het aandeel duurzame energie is in 2014 uitgekomen op 13%. De CO 2 uitstoot per kg paddenstoelen daalde naar 119 g/kg, een daling van 42% t.o.v. 2005. 24

Bijlage 1: Vragenlijst Monitoring Paddenstoelensector 2014 Vragenlijst EnergieMonitor Paddenstoelensector 2014 voor het Programma Schone en Zuinige Paddenstoelensector IDnr: PRODUCTIE 2014 Totale productie (inclusief andersoortige paddenstoelen) opbrengst...... kg Teelde u andersoortige paddenstoelen, en zo ja hoeveel? Kastanjechampignons Oesterzwammen Shii Take Anders, nl...... kg... kg... kg... kg Totale teeltoppervlak van uw bedrijf.... m 2 ENERGIE 2014 (Vul hier de energiecijfers in zoals die door het energiebedrijf zijn gemeten, zie hiervoor uw jaaroverzicht) Elektriciteit. kwh Inclusief woonhuis? nee ja Groene stroom nee ja Zo ja, welk percentage van het elektraverbruik bestaat uit groene stroom?. % Aardgas. m 3 Inclusief woonhuis? nee ja Propaangas.. liter Maand waarin de meter is opgenomen. BEDRIJFSVOERING 2014 Compostsoort vers geënt doorgroeide mechanisch grondwater Koeling koude-warmteopslag grondbuizen directe bedkoeling-verwarming Oogstwijze handmatig machinaal combinatie Totaal aantal teelten per jaar Aantal vluchten per teelt Aantal teeltcellen Gemiddeld aantal teeltlagen per cel Klimaatbeheersing via centraal kanaal? nee ja Verwarmingsketel normaal VR HR HR cascade via stoomketel Bevochtigingswijze stoom water(nevel) 25

IDnr: Energie besparende maatregelen die in 2014 op uw bedrijf toegepast werden Warmteterugwinning (condensorwarmte, doodstoomwarmte, rookgassen stoomketel, etc). nee ja, nl.. Lucht/lucht-warmtewisselaar met (automatisch geregelde) bypass? Energiezuinige klimaatregeling: nee ja nee ja - Vochtdeficitregeling nee ja - Zuurstofgecorrigeerde max. CO 2 grens nee ja - Inblaasvochtregeling nee ja - WVC meetsysteem nee ja - Anders nl.: Frequentieregeling op elektromotoren van: - ventilator centraal kanaal nee ja - ventilator cellen nee ja - pomp(en) nee ja - andere, nl:........ Overige energiebesparingsmaatregelen? nee ja Zo ja, welke? 1) 2) 3) Duurzame Energiemaatregelen die in 2014 op uw bedrijf toegepast werden Koude-warmte-opslag nee ja Zo ja, hoeveel koude/warmte heeft u uit de grond gehaald? Grondbuizen nee ja Overge Duurzame Energie Warmtepomp nee ja koude:....... kwh warmte:. kwh Zonnepanelen nee ja zo ja, hoeveel stroom werd geproduceerd?... kwh Andere Duurzame energiemaatregelen? nee ja Zo ja, welke? 1) 2) 3) Schatting aandeel in het elektraverbruik (%) Schatting aandeel in het gasverbruik (%) - Koeling - Ventilatie - Machines - Verlichting - Overig (nl....) totaal...%...%...%...%...%...100...% - Verwarming - Doodstomen - Bevochtigen met stoom - Overig (nl....) totaal...%...%...%...%...100...% 26

Als er in uw bedrijf in 2014 veranderingen zijn geweest die van invloed zijn op het energieverbruik gelieve dit hieronder aan te geven (bv. investeringen of wijziging van het productieassortiment). Geef ook aan wanneer de verandering plaatsvond en wat de invloed op het energieverbruik was:............. Wilt u hieronder ideeën of vragen over energie-efficiëntie of duurzame energie voorleggen?.............. Bedankt voor uw medewerking! 27

28

Bijlage 2: Uitleg digitaal invoeren vragenlijst Uitleg digitale vragenlijst: Als u voor de eerste keer inlogt op https://teamsites.wur.nl/sites/emp dan ziet u: Vul uw gebruikersnaam en het wachtwoord in (zie rechtsboven in deze mail) Daarna ziet u: Door op hier te klikken opent zich de vragenlijst. (Of klik op, als u er voor kiest om de vragenlijst handmatig in te vullen en per post te versturen) Na het invullen klikt u op helemaal onderaan op de pagina. Daarna kunt u de webpagina sluiten (rode kruisje helemaal rechtsboven). Wilt u later nog iets invullen, of iets veranderen, dan logt u weer in met uw wachtwoord en klikt nu niet op hier, maar op `Vragenlijst monitoring paddenstoelensector, waarna u dit ziet: Klik nu op het icoontje onder Edit en uw ingevulde vragenlijst verschijnt weer. Na aanvullingen/correcties klikt u weer op opslaan en verzenden en kunt u de webpagina sluiten. Heeft u meerdere bedrijven, dan kunt u op add new item klikken en een nieuwe vragenlijst invullen. Komt u er niet uit, dan kunt u me gerust bellen. Vast bedankt voor het invullen! 29