Achtergronddocument. Brummen. Gemeente Brummen. achtergronden voor de beleidsnotitie duurzaam omgaan met hemelwater in de bestaande kernen van Brummen



Vergelijkbare documenten
2 november 2009 C M.J.C. Kerkhof Jonkman. Team stedelijk water

Watertoets Klaproosstraat 13, Varsseveld

: SAB Prinses Margrietlaan Best Betreft : Watertoets ontwikkeling Prinses Margrietlaan nabij nr. 24

Beleidsnotitie. Brummen. Gemeente Brummen. december 2001 DEFINITIEF. Beleidsnotitie voor duurzaam omgaan met hemelwater in de gemeente Brummen

Toetsing waterhuishouding

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009.

Toelichting Watertoets

Memo. Inleiding. Huidige situatie

Daalhuizerweg. Velp. Geohydrologisch advies en waterparagraaf. SAB Arnhem. december 2009 definitief

Waterparagraaf. Opdrachtgever. Groenstraat 2, Sprundel. De heer C.J.M. Lazeroms Groenstraat SK Sprundel

NOT a 12 september 2013 Water Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is het opstellen van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie

Team stedelijk water B

1. INLEIDING 1.1 ALGEMEEN. 1.2 DE WATERTOETS. NOTITIE

Water in Tiel. 1 Naast regionale wateren die in beheer zijn bij de waterschappen, zijn er rijkswateren (de hoofdwateren

Watertoets bestemmingsplan wijziging Crematorium Haarlo

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen

Bouwlokalen INFRA. Het riool in Veghel. Veghel in cijfers en beeld (1) Veghel in cijfers en beeld (2) Veghel in cijfers en beeld (3)

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

Geohydrologisch onderzoek Centrumplan Oldebroek

: gemeente Heerde : Evert de Lange : Rob Boshouwers (DHV), Jasper Timmer (Waterschap Veluwe)

Kloosterstraat. Loon op Zand. Geohydrologisch onderzoek en waterparagraaf SAB. juli 2009 concept

BUREAUSTUDIE FASE 1 BEDRIJVENTERREIN STEPELERVELD EN VREGELINKSHOEK WATER

Waterparagraaf Heistraat Zoom

Waterhuishouding en riolering Groot Zonnehoeve

Bedrijventerrein Kasteelsestraat

WATERPARAGRAAF SLAAKDAM 2A DE HEEN (STEENBERGEN)

Rioleringsplan. Plan Mölnbekke te Ootmarsum. Projectnummer: Opdrachtgever: Lintmolenbeek B.V. In opdracht van: Lintmolenbeek B.V.

Apeldoornsestraat te Voorthuizen

tuinweek 2015 Water(overlast) in de tuin Lara de Graaf Landschapsarchitect Groei & Bloei Houten 16 juni 2015

Het nieuw te realiseren plan Aan de Kasteeltuinen is ongeveer 1,75 hectare groot en biedt plek aan 34 woningen.

Herinrichting De Boskamp te Epe

Memo. Figuur 1 Overzicht plangebied en omgeving (bron: googlemaps) blad 1 van 7

1 Inleiding en projectinformatie

Landgoed De Hattert. Watertoets conform de uitgangspunten van Waterschap Aa en Maas. Datum : 1 oktober : Ir. L.J.A.M.

Bijlage IV Watertoets. Uitgevoerd door R. Zuidema, 14 juni 2014

Notitie. 1. Beleidskader Water

Bijlage 5 Wateradvies Wetterskip

Verdroging: tegen gaan van verdroging in het algemeen door beperken van verharding, ruimte voor infiltratie, hydrologisch neutraal ontwikkelen etc.

12 Hemelwateruitlaat of riooloverstort

ONDERZOEK DUURZAME WATERHUISHOUDING DE BOSRUITER SPRUNDEL

Watertoets Dorpshart Mijnsheerenland

Berekening hwa-riool Oranjebuurt te Riel

Wateradvies voor ruimtelijke plannen met een klein waterbelang (korte procedure)

Bijlage 1 Watertoets en (standaard) waterparagraaf

1. INLEIDING 1.1 ALGEMEEN. 1.2 DE WATERTOETS. NOTITIE

Omgang met hemelwater binnen de perceelgrens

: BügelHajema (Linda Smoors, Hermien Kerperien) : Evert de Lange : Waterschap Veluwe (Wietske Terpstra), 03-Projectontwikkeling (René Kroes)

Waterparagraaf Melkveebedrijf M.C.M. Sieben, Witte Plakdijk 6 Ospel

Conserverend Drijber, 8 nieuwe woningen

Landgoed Heijbroeck. Waterparagraaf. Datum : 11 juni Bureau van Nierop, Landgoed Heijbroeck, Waterparagraaf 1

MEMO. Memo Afkoppelen / infiltreren project Herinrichting Julianastraat Raadhuisstraat d.d pagina 1 / 5

Waterschap Hunze en Aa s Ontvangen d.d.: Documentnummer: Raakvlak waterbeheer: ja/nee. gemeente Assen Verbouwing woning Venestraat GM ASSEN

MEMO DHV B.V. Logo. : SAB Arnhem : Michiel Krutwagen. : St Elisabethgaarde Winterswijk : Watertoetsnotitie. Datum : 13 januari 2012

De locatie Het ontwerp van het winkelcentrum en directe omgeving is opgenomen in figuur 1.

Bijlage 26-1: Stedelijke wateropgave Nieuw-Schoonebeek

Bijlage bij de toelichting

Zoals aangegeven zijn de gemeente Lelystad en het havenbedrijf Amsterdam de ontwikkelaars van het bedrijventerrein.

Projectnummer: C /LB. Opgesteld door: Tristan Bergsma. Ons kenmerk: :0.2. Kopieën aan: Cees-Jan de Rooi (gd)

Rapportage watertoets

Notitie Tennispark Haelen Watertoets ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing

UITGANGSPUNTEN NOTITIE. Plan: Algemene projectgegevens:

BODEMONDERZOEK GROEI- LOCATIE GLASTUINBOUW KLEINE HEITRAK, ASTEN

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

E Van. Advies toekomstige hemelwaterberging en afvoer

MEMO. Sweerts de Landasstraat DG Arnhem Gemeente Gemert-Bakel

Toelichting watertoets

Projectnummer Bedrijventerrein Smilde aspect Water"

Inhoudsopgave. 1 Inleiding 3

Samenvatting van de watertoets. Hieronder vindt u een samenvatting van de door u ingevulde gegevens.

Beter omgaan met hemelwater

Bijlage X. Waterparagraaf woningen en huisartsenpraktijk Van Voorst tot Voorststraat te Vught Bijlage X van X

1) Gaat het om een ruimtelijk plan dat uitsluitend een functiewijziging van bestaande bebouwing inhoudt? nee

BODEMOPBOUW EN INFILTRATIECAPACITEIT VLASSTRAAT/BRIMWEG, SOMEREN

Van Waterplan naar Watervisie

: Watertoets Den Omgang

Bijlage 1. Lijst met afkortingen en begrippen

leeft......met water Regenwater gescheiden afvoeren

LOCATIES SPELDERHOLT EN RIANT ONDERZOEK WATERHUISHOUDING EN WATERTOETS

Beleidsregels 'Compensatie verhardingstoename' en 'Alternatieve vormen van waterberging'

BERGBEZINKBASSIN (BBB) WEERSELO

Achtergrondartikel grondwatermeetnetten

Bijlage 13-1: Stedelijke wateropgave Bargermeer noord

Richtlijn versus maatwerkberekening

Water in Eindhoven. Studiedag Lokaal waterbeleid water in balans. 28 september Water in Eindhoven - Studiedag Lokaal waterbeleid, Antwerpen

Startpunt Wonen. Caspar Cluitmans Bert Hage (verificatie) Peter Geerts (validatie)

Rouveen-West fase IV

Vragen en antwoorden Aanpak Agniesebuurt

datum dossiercode Samenvatting watertoets (korte procedure)

Een slimme oplossing voor ecologisch watermanagement.

Bijlage 1 Archeologisch onderzoek

Stromingsbeeld Rotterdam

Gemeente Vaals Waterparagraaf Studentenhuisvesting Sneeuwberglaan

Waterparagraaf Rietdijk te Vorstenbosch

Infiltratieonderzoek autobedrijf Van den Brink Rosendaalsestraat

Van Hogendorpplein te Goirle

Waterhuishoudingsplan

Waterparagraaf. Bouw woning Hollevoort, Bakel. Waterparagraaf. Woning Hollevoort, Bakel

In deze notitie wordt de bepaling van de waterbergingsopgave toegelicht en wordt aangegeven hoe deze ingevuld kan worden.

U heeft een watertoets uitgevoerd op de website Op basis van deze toets volgt u de normale procedure.

Bijlage B: Waterparagraaf Burgemeester Moonshof te Raamsdonk 8 december 2016

Transcriptie:

GEMEENTE BRUMMEN: 11 jan 2012 Documentnummer: INT12.0060 Gerelateerd document: BW11.0362, pst001574 versie 1, gewijzigd 11 januari 2012 t.a.v. Rhienderen-centrum, zie voetnoot blz. 24 Gemeente Brummen Achtergronddocument maart 2002 DEFINITIEF achtergronden voor de beleidsnotitie duurzaam omgaan met hemelwater in de bestaande kernen van Brummen Gemeentelijk Afkoppelplan Brummen Waterschap Veluwe

mi Gemeente Brummen Achtergronddocument DEFINITIEF achtergronden voor de beleidsnotitie duurzaam omgaan met hemelwater in de bestaande kernen van Brummen Gemeentelijk Afkoppelplan Brummen dossier R3381-57-001 Waterschap Veluwe datum 4 maart 2002 registratienummer versie 1, gewijzigd 11 januari 2012 t.a.v. Rhienderencentrum, zie voetnoot blz. 24 DHV Milieu en Infrastructuur BV Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. drukwerk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van DHV Milieu en Infrastructuur BV, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitssysteem van DHV Milieu en Infrastructuur BV is gecertificeerd volgens NEN ISO 9001.

INHOUD BLAD 1 INLEIDING 3 2 BELEIDSINVENTARISATIE 5 2.1 Landelijk beleid 5 2.2 Provinciaal beleid 7 2.3 Waterschapsbeleid 9 3 AFKOPPELKANSENKAART 11 3.1 Gebiedsbeschrijving en indeling in deelgebieden 11 3.2 Mogelijke oplossingsrichtingen voor behandeling van hemelwater 21 3.3 Keuze en prioritering voorkeursmethode per deelgebied 23 3.4 Technische afkoppelpercentages per kern 25 3.5 Realistische afkoppelpercentages 44 4 INDICATIE INVESTERINGSKOSTEN PER DEELGEBIED 46 4.1 Investeringskosten kern Brummen 47 4.2 Investeringskosten kern Eerbeek 48 5 TERMINOLOGIE 51 6 LITERATUURLIJST 52 7 COLOFON 53 BIJLAGEN 1 Indeling in deelgebieden 2 Samenvatting maatregelen BRP 3 Bepaling technisch afkoppelbaar verhard oppervlak vanuit GIS 4 Bepaling realistisch afkoppelbaar oppervlak - 2 -

1 INLEIDING Aanleiding Stedelijk waterbeheer was in het nabije verleden vooral gericht op de aan- en afvoer van oppervlaktewater en riolering, waarbij de nadruk lag op een snelle afvoer van afval- en hemelwater. Door nieuwe ontwikkelingen en inzichten op het gebied van stedelijk waterbeheer is dit inmiddels aan het veranderen. Nu staat een integrale benadering van water in de stedelijke omgeving centraal. Dit betekent meer aandacht voor optimalisatie van waterkringlopen op lokaal niveau, duurzame stedenbouw, ecologie en betrokkenheid van de burger. Als één van de nieuwe ontwikkelingen wordt vaak het duurzaam omgaan met hemelwater genoemd. Hiermee wordt bedoeld het voorkomen van afvoer van schoon hemelwater via de riolering naar de afvalwaterzuivering. Een prima mogelijkheid om dit aan te pakken is het zogenaamde 'afkoppelen'. Hemelwater dat op daken en wegen valt, wordt niet meer via riolering naar de afvalwaterzuivering gebracht, maar van het riool afgekoppeld. Daarbij wordt het afgekoppelde water benut, of geïnfiltreerd in de bodem, wat ten goede komt aan het grondwater, of het wordt vertraagd afgevoerd naar het oppervlaktewater. Afkoppelen heeft voordelen, maar ook nadelen. De voordelen kunnen zijn: afkoppelen en infiltreren van hemelwater kan een prima anti-verdrogingsmiddel zijn; voorkomen van menging van schoon water met afvalwater, waardoor het rendement van de afvalwaterzuivering verbeterd; door afkoppeling neemt het aantal overstortingen van ongezuiverd afvalwater, bij extreme neerslagsituaties, op het oppervlaktewater af, waardoor de waterkwaliteit van oppervlaktewater verbeterd; randvoorzieningen van het rioolstelsel kunnen kleiner worden gedimensioneerd. Vaak kunnen geplande randvoorzieningen na afkoppelen zelfs vervallen, wat een aanzienlijke kostenbesparing voor de gemeente op levert. bij vervanging van de afvalwaterzuivering kan een kleiner opgezette systeem worden aangelegd. besparing is transportkosten van het water naar de zuivering alsmede besparen van kosten door minder recirculeren van de zuivering bij aanvoer van sterk wisselende concentraties vuil in het water. Nadelen kunnen zijn: het bergen en/of infiltreren van water kost ruimte; afkoppelen en infiltreren in de bodem kan leiden tot een verhoogde kans op grondwateroverlast in nabijgelegen stedelijk gebied bij afkoppelen op grote schaal kan meer slib in de riolering ophopen, doordat onvoldoende doorspoeling van het stelsel plaatsvindt door de regen. afkoppelen in bestaande situaties is soms moeilijk te realiseren. - 3 -

Probleemstelling De gemeente Brummen heeft een provinciaal convenant ondertekend waarin is afgesproken om 20% van het afvoerend oppervlak van de riolering af te koppelen. In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) en de daaraan ten grondslag liggende berekeningen wordt uitgegaan van een afkoppelingspercentage van 20% in de kern van Eerbeek, 40% in de wijk Wilhelminapark en 10% in Brummen. Deze percentages zijn globale schattingen op basis van grondwaterstand, bodemsamenstelling en beschikbare ruimte. Hoewel de gemeente Brummen voornemens is om dit afvoerend oppervlak af te gaan koppelen, is er nog geen beleid voor geformuleerd. Bovendien is tot nu toe niet goed onderzocht hoeveel afvoerend oppervlak werkelijk kan worden afgekoppeld, op welke wijze dit kan en wat de kosten en baten hiervan zijn. Doel Gemeente Brummen heeft DHV verzocht een studie uit te voeren waarin deze problemen nader worden bekeken. Bovendien heeft deze studie verder tot doel om beleid te formuleren voor gemeente Brummen ten aanzien van het afkoppelen van hemelwater. Het beleid wordt geschetst aan de hand van landelijk en provinciaal beleid. Naast de beleidsinventarisatie worden ook eventuele subsidiemogelijkheden bekeken. Als onderligger voor het geformuleerde beleid wordt een kansenkaart ten aanzien van de omgang met afgekoppeld hemelwater ontwikkeld. Product De studie zal resulteren in een tweetal producten. 1) beleidsnotitie, waarin wordt aangegeven hoe de gemeente Brummen duurzaam kan omgaan met het afgekoppeld hemelwater. In de beleidsnota zullen een viertal elementen centraal staan: nationaal en provinciaal beleid inzake afkoppelen en de gevolgen voor het gemeentelijk beleid; kansen voor afkoppelen in het stedelijk gebied van de gemeente Brummen; schatting van af te koppelen percentages afvoerend oppervlak per kern. inschatting van de benodigde investeringen 2) achtergronddocument bij de beleidsnotitie. Het document bevat meer aanvullende informatie zoals uitgangspunten en een meer uitgebreide beschrijving van het tot stand komen van de afkoppelkansenkaart. Dit rapport is het achtergronddocument en focust voornamelijk op de totstandkoming van diverse producten die samengevat en geïntegreerd geleid hebben tot de beleidsnotitie. De drie producten zijn de beleidsinventarisatie, de afkoppelkansenkaart en de financiële inschatting van de benodigde investeringen. - 4 -

2 BELEIDSINVENTARISATIE 2.1 Landelijk beleid Voor de beschrijving van het landelijk beleid is gebruik gemaakt van diverse beleidsdocumenten. [5],[6] Geschiedenis Van oudsher is de doelstelling van het waterbeheer een veilig en bewoonbaar land te creëren. Iets meer dan 200 jaar geleden heeft dit geleid tot de oprichting van Rijkswaterstaat. In de jaren zestig van de vorige eeuw kwamen veel problemen aan het licht met betrekking tot de verontreiniging van het oppervlaktewater. De slechte kwaliteit van het oppervlaktewater bedreigde niet alleen de volksgezondheid, maar ook het natuurlijke leefmilieu. Dit leidde tot een uitbreiding van de doelstelling voor het waterbeheer. Deze werd als volgt geformuleerd: "Een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde en duurzame watersystemen." Aanvankelijk vond de uitwerking van het kwantitatieve en het kwalitatieve spoor afzonderlijk plaats. Midden jaren tachtig in de vorige eeuw ontstond het besef dat de beide doelen voor het waterbeheer effectieve en efficiënter bereikt konden worden als naast interne samenhang ook een goede afstemming op andere relevante beleidsterreinen zou kunnen worden bereikt. Dit besef noemde men voortaan "integraal waterbeheer". Integraal waterbeheer en visie In de "Derde Nota Waterhuishouding" heeft het begrip "Integraal Waterbeheer" meer gestalte gekregen en is verder uitgewerkt in de "Vierde Nota Waterhuishouding". Een van de belangrijkste uitgangspunten is geweest dat integrale aanpak van de watersystemen op verschillende niveaus centraal is gesteld. De watersystemen vanaf directe leefomgeving tot oceanen hebben een gedifferentieerde aanpak nodig. Bij het oplossen van knelpunten is de gewenste ontwikkeling van het beleid de volgende: "In plaats van alsmaar te repareren van dat wat slecht of wat mis is gegaan, verdient het de voorkeur schade zoveel mogelijk te voorkomen, het goede te behouden en zo mogelijk ruimte te scheppen voor het ontwikkelen van nieuwe kansen". Waterbeheer en schaalniveaus De rivieren als watersysteem worden op stroomgebiedniveau bekeken. Het grote doel daarbij is de zogenaamde sponswerking te vergroten en flexibele en veerkrachtige watersystemen te krijgen. De veerkracht wordt vergroot door waterconservering te stimuleren en waterbuffering te behouden en vergroten, te beginnen bovenstrooms. Het bijkomende voordeel hiervan is dat problemen met betrekking tot verdroging en verontreiniging door introductie van gebiedsvreemd water beperkt wordt. Naast het vasthouden van water kan ook de veerkracht vergroot worden door de problemen met diffuse verontreiniging en de erfenis uit het verleden, de vervuilde waterbodem, aan te pakken. Een algemeen principe is dat een groot huis opgebouwd wordt uit veel kleine stenen. Het toepassen van dit principe voor waterbeheer betekent dat problemen met watersystemen op stroomgebiedniveau worden opgelost door maatregelen te nemen op lagere schaalniveaus. Het - 5 -

rivierwatersysteem wordt bekeken op stroomgebiedniveau. Daarnaast kan een stroomgebied opgebouwd uit regionale watersystemen. Bij de regionale watersystemen kan onderscheid worden gemaakt tussen landelijk en stedelijk gebied. Dit onderscheid wordt gemaakt, omdat de problemen met (grond)wateroverlast, afvalwater en waterverbruik in het stedelijk gebied duidelijk anders zijn dan de problemen in het landelijke gebied. Waterbeheer en doelstellingen voor stedelijk gebied Stedelijke watersystemen zijn een belangrijke "drager" voor stadslandschappen. Ecologische, landschappelijke en recreatieve waarden vormen de basis voor een hoogwaardig woon-, werk-, en leefklimaat in de bebouwde kom en directe omgeving. Grotere stadswateren en havens vervullen een transportfunctie. Het netwerk van watersystemen vormt samen met een groennetwerk van natuurterreinen de ecologische verbinding tussen stad en ommeland. Bronnen van verontreiniging zoals overstorten en diffuse belasting moeten worden geminimaliseerd, zodat op lange termijn een goede kwaliteit van water en waterbodem verzekerd is. Het grootste deel van de neerslag moet niet langer worden afgevoerd maar worden vastgehouden in het gebied zodat zoveel mogelijk gesloten waterkringlopen ontstaan. Waterbeheer in stedelijk gebied en concrete maatregelen De regering heeft gekozen voor een gebiedsgerichte aanpak waarbij het stedelijk water onderdeel uitmaakt van de regionale planvorming. Het initiatief wordt gelegd bij gemeente en waterschappen. Provincie en waterleidingbedrijven moeten ook daarbij een actieve rol gaan vervullen. Het is de bedoeling de burger sterker te betrekken bij het waterbeheer. Voor de huidige planperiode worden de volgende aandachtsgebieden actiepunten: 1. Het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie van gemeente en waterbeheerders op het waterbeleid en doorvertaling naar bestemmingsplannen en waterbeheersplannen. 2. Een meer op ecologische, hydrologische aspecten en belevingswaarde gebaseerde planning van de verstedelijking. (water als ordenend principe bij toekennen van functies, bij inrichting en beheer van stedelijk gebied) 3. Het bevorderen van waterbesparing hergebruik van water 4. Aandacht voor de waterketen in relatie tot duurzaam bouwen 5. Voortgaan met opstellen en uitvoeren van GRP's, terugdringen van overstortingen en verwijdering van vervuilde waterbodems 6. Het afkoppelen van afvoerend verhard oppervlak en het hemelwater middels benutten, infiltratie naar de bodem of te bergen in oppervlaktewater vast te houden binnen het gebied. (60 % bij nieuwbouwgebieden en 20 % in bestaand stedelijk gebied) - 6 -

2.2 Provinciaal beleid De beschrijving van het provinciaal beleid, betreft het beleid van provincie Gelderland. Voor de beschrijving is voornamelijk gebruik gemaakt van de website van de provincie. [7],[9] De provincie is grondwaterbeheerder. Dit houdt in dat zij verantwoordelijk is voor de hoeveelheid en de kwaliteit van het grondwater. De waterschappen beheren het oppervlaktewater binnen de provincie Gelderland. Ook is de provincie medeverantwoordelijk voor de veiligheid van de bevolking. De provincie ondersteunt maatregelen tegen de wateroverlast. Zij werkt mee aan de dijkverbetering en zoekt naar ruimtelijke oplossingen voor binnendijkse waterberging. De provincie geeft ook het beleid aan voor de waterhuishouding. Zij weegt af hoe de waterssystemen moeten worden ingericht en beheerd om aan de vraag naar water voor mens en natuur te kunnen voldoen. De provincie werkt voor een goede waterhuishouding in Gelderland onder meer samen met waterschappen, Rijkswaterstaat, ministeries, Staatsbosbeheer, waterleidingmaatschappijen, landbouw- en milieuorganisaties, Gelderse gemeenten en de Samenwerkende Kamers van Koophandel. In het huidige waterbeleid zijn de belangrijkste doelstellingen: optimaliseren van de Waterhuishouding beschermen van de natte natuur door Verdrogingsbestrijding en door aanleg van ecologische verbindingszones efficiënt drink- en industriewater duurzaam stedelijk waterbeheer en bestrijding van diffuse verontreiniging Waterhuishouding In het Gelderse waterbeheer wordt per gebied gestreefd naar samenhang tussen beheer van het waterpeil, inrichting van het oppervlaktewater en de gewenste grondwatersituatie. Hierbij is veel aandacht voor de natte natuur. Het vochttekort in de landbouw en wateroverlast wordt zoveel mogelijk beperkt en al het water moet tenminste aan landelijk gestelde kwaliteitsnormen voldoen. De grondgebruiker, het waterschap en de grondwaterbeheerder zorgen hiervoor. In stedelijke gebieden zorgt de gemeente voor de ontwatering. Het waterschap zorgt voor de afvoer (de afwatering) en eventueel de aanvoer van water. Het waterpeil in watergangen wordt met stuwen en gemalen geregeld. Maar ook door vergunningen voor grondwateronttrekkingen te beperken, wordt de waterhuishouding geoptimaliseerd. Samen met betrokkenen kijkt de provincie kritisch waar er aanpassingen nodig zijn. Verdrogingsbestrijding In sommige delen van Gelderland staat het grondwater te laag, is de kwel verminderd of staan wateren droog. De natuur lijdt hieronder. Dit noemen we verdroging. Eén van de oorzaken van verdroging is het toenemende onttrekken van grondwater door de industrie, agrarische sector en de waterleidingbedrijven. Met name voor de industrie is het overschakelen op het gebruik van oppervlaktewater een goede oplossing. Verdroging treedt ook op als gevolg van bodemsanering, bronbemaling en aanleg van grote verharde oppervlakten. Samen met waterschappen, industrie, waterleidingbedrijven, landbouworganisaties en gemeenten werkt de provincie aan een actief verdrogingsbestrijdingsbeleid. - 7 -

Drink- en industriewater In Gelderland wordt al het drinkwater uit grondwater gewonnen. De kwaliteit van het grondwater moet zodanig zijn dat het bereiden van drinkwater zonder al te veel ingrijpende en kostbare zuivering mogelijk is. Een strenger vergunningenbeleid is nodig vanwege het steeds schaarser wordende goede grondwater en de verdrogings-effecten van grondwateronttrekkingen. Met de industrie zijn afspraken gemaakt over de beperking het watergebruik. Dit is nodig omdat anders de grondwatervoorraad en daardoor dus de drinkwatervoorziening in gevaar komt. Grote industrieën moeten dan ook met voorkeur op plaatsen komen waar het grondwater niet in gevaar komt, of waar het industriewater uit het oppervlaktewater kan worden gehaald. Stedelijk waterbeheer en bestrijding van diffuse verontreiniging Bij duurzame ontwikkeling van het stedelijke waterbeheer gaat het de provincie voornamelijk om een goede watervoorziening en afvalwaterverwerking in het stedelijk gebied. De keuze van de plaats voor nieuwe stedelijke gebiedsuitbreiding wordt voor een belangrijk deel bepaald door de waterhuishouding, oftewel de ligging in een watersysteem. Daarnaast moeten de gebieden grondwatervriendelijk worden ingericht. Hiervoor is een goede samenwerking nodig tussen waterschappen, gemeenten, waterleidingbedrijven, bouwwereld en woningcorporaties. Grote verharde oppervlakten hebben een ongunstige invloed op de waterhuishouding en veroorzaken verdroging. Dit komt omdat het regenwater via het riool wordt afgevoerd en dus het grondwater niet bereikt. De provincie wil dat regenwater in het gebied blijft. Het afkoppelen van de afvoer van regenwater is een manier om hiervoor te zorgen. Besparen op het drinkwatergebruik en waterverontreiniging verminderen behoren ook tot de oplossingen die meewerken aan de duurzame ontwikkeling van stedelijk waterbeheer. - 8 -

2.3 Waterschapsbeleid De beschrijving van het waterschapsbeleid, betreft het beleid van het Waterschap Veluwe. Voor de beschrijving is gebruik gemaakt van diverse beleidsdocumenten. [7],[8],[10],[11],[12] Ten aanzien van het beheer van oppervlaktewater in het stedelijk gebied bestond traditioneel de volgende taakverdeling: Gemeente draagt zorg voor ontwatering en riolering Waterschap draagt zorg voor afwatering en de waterkwaliteit Daar in de praktijk, de taakafbakening niet altijd werkte, heeft het waterschap als beleid al het oppervlaktewater binnen het stedelijk gebied in actief beheer te nemen. De voordelen hiervan zijn het verdwijnen van een discrepantie tussen kwaliteitsbeheer en kwantiteitsbeheer, daar de eerste reeds alle oppervlaktewateren binnen het waterschapsgebied betrof. Ruimtelijke Ordening en water Ten aanzien van de ruimtelijke ordening wordt uitgegaan van het principe van water als ordenend principe. In de praktijk wordt dit uitgewerkt doordat het waterschap in een vroeg stadium bij uitbreidingsplannen en structuurplannen betrokken wil zijn. Het water als ordenend principe wordt hierbij uitgewerkt bij de locatiekeuze en inrichting van het toekomstige stedelijke gebied. Het vaste uitgangspunt bij het nader uitwerken van een stedenbouwkundig plan is dat bij het bouwen geen beïnvloeding van het watersysteem plaatsvindt, het zogenaamde grondwaterneutraal bouwen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met de effecten op het omliggende gebied. Kwelstromen mogen niet veranderd worden en verdroging dient te worden voorkomen. Riolering Rioleringssystemen van gemeente hebben een belangrijke relatie met het oppervlaktewatersysteem in het stedelijk gebied. Negatieve beïnvloeding van de waterkwaliteit vindt plaats middels overstortingen. De overstortingen hebben een negatief direct effect op de waterkwaliteit en een lange termijn effect door emissie vanuit door het bezonken rioolslib verontreinigde waterbodem. Om overstortingen te voorkomen dienen rioolstelsels te voldoen aan de basisinspanning conform de landelijke richtlijnen. Het doel van het waterschap is het saneren van de ongewenste lozingen. Afkoppelen schoon verhard oppervlak De problemen met waterkwaliteit en riolering worden nu vaak opgelost door het bouwen van bergbezinkbassins. Dit is meer een end-of-pipe maatregel. Een bronmaatregel, waarbij de benodigde inhoud van een bergbezinkbassin verkleind kan worden, is het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering. Als het afstromende hemelwater na het afkoppelen naar de bodem geïnfiltreerd wordt of geborgen in aanwezig oppervlaktewater, dan kan dat bijdragen in de doelstelling van grondwaterneutraal bouwen. In nieuwbouwsituaties is het mogelijk dat het hemelwater ingezameld wordt en benut wordt. Mogelijkheden hiervoor zijn, watergebruik door wasmachines en het sproeien van tuinen. Het waterschap heeft als voorkeursvolgorde vanuit duurzaamheidsoogpunt bij het behandelen van hemelwater na afkoppelen: - 9 -

1. benutten van hemelwater 2. infiltreren van hemelwater 3. bergen + afvoeren naar oppervlaktewater 4. afvoer naar riolering en naar rioolwaterzuiveringsinstallatie Afkoppelen en waterkwaliteit Vanuit waterkwaliteit gezien wil het waterschap alleen direct schoon verhard oppervlak afkoppelen. Direct wil zeggen dat deze direct naar de bodem of oppervlaktewater wordt afgevoerd en geborgen. Als schoon verhard oppervlak worden daken gezien, indien deze niet uit uitloogbare bouwmaterialen bestaan. Wegen en overig verharde oppervlakken mogen ook afgekoppeld worden, maar dan alleen op indirecte wijze. Middels een filterconstructie zoals een bodempassage kan dit worden bereikt. Oppervlaktewater en ecologie Groen en water spelen een belangrijke rol in de stedenbouwkundige ontwerpen. Daarbij wil het waterschap dat waar mogelijk ook aandacht besteed wordt aan het ecologische aspect. Hierbij kan gedacht worden aan relaties met de omliggende omgeving met de daar aanwezige natuur. Binnen het ontwerp kan rekening gehouden worden met de zogenaamde ecologische verbindingszones. De inrichting van oppervlaktewater kan hierbij aansluiten door deze natuurvriendelijk in te richten. Dit kan zijn door te werken met een flauw talud en het creëren van plas-draszones. - 10 -

3 AFKOPPELKANSENKAART Het opstellen van een afkoppelkansenkaart voor gemeente Brummen is een stapsgewijs proces. Het doorlopen van de verschillende stappen is gericht op het zo goed mogelijk in beeld brengen van de huidige situatie, aandachtspunten, mogelijke afkoppelmethoden in Brummen en hier uiteindelijk een prioriteitstelling aan te koppelen. De resultaten van de stappen zijn in dit hoofdstuk beschreven. Gemeente Brummen is regelmatig actief bij het planproces betrokken. Niet alleen om op bepaalde momenten beslissingen te nemen, maar ook om een inhoudelijke bijdrage te leveren in de vorm van gebiedsspecifieke kennis. Hierdoor is in een later stadium de praktische uitwerking van het beleid makkelijker ingevuld. 3.1 Gebiedsbeschrijving en indeling in deelgebieden Het doel van deze stap, de gebiedsbeschrijving, is te komen tot een indeling in deelgebieden op basis van homogene gebiedskenmerken. Gemeente Brummen bestaat uit zes kernen. Per kern moet uiteindelijk een inschatting gemaakt worden van de kansrijkdom van afkoppelen en de hiermee gepaard gaande kosten. Voor een nauwkeurige inschatting is het noodzakelijk om waar mogelijk de kernen verder onder te verdelen in deelgebieden. Om deelgebieden te kunnen maken is eerst de huidige situatie per kern geïnventariseerd. Het gaat dan om elementen. Per deelgebied wordt een beschrijving gegeven van elementen die van belang zijn voor de omgang met afgekoppeld hemelwater. Het betreft hier onder andere: type verhard oppervlak (daken/weg); ligging en oppervlak openbaar groen; maaiveldhoogte; bodemopbouw; grondwaterstand; kwel en wegzijging; ligging en oppervlak oppervlaktewater; voorgenomen riool-, weg-, en groenrenovaties. In paragraaf 3.1.1 wordt per kern de resultaten van de inventarisatie beschreven. Nadat de huidige situatie per kern is geïnventariseerd zijn deelgebieden gemaakt. Voor de indeling in deelgebieden is in overleg met gemeente Brummen gekeken naar: grote en kleine kernen; nieuw en bestaand gebied; huidige wijkindeling; geohydrologie (grondwaterstanden en bodemopbouw). Het resultaat van deze stap staat beschreven in paragraaf 3.1.2-11 -

3.1.1 Beschrijving huidige situatie per kern Kern Empe Grondwater Uit de grondwatertrappenkaart van Stiboka [13] blijkt dat het gebied grondwatertrap VII heeft. Dit betekent dat het gebied droog is. De gemiddeld hoogste grondwaterstand is dieper dan 80 cm minus maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand ligt dieper dan 160 cm minus maaiveld. Uit grondboringen verricht voor de aanleg van het bergbezinkbassin blijkt is de freatische grondwaterstand aangetroffen op 1 a 1,5 m-mv. De gemiddeld laagste grondwaterstand is aangetroffen op 3 a 4 m-mv. De grondwaterstanden komen overeen met de grondwatertrap. Uit de gegevens van het waterschap Veluwe [13] blijkt dat in Empe sprake is van een kwelsituatie. Gemiddeld bedraagt de kwel 3,6 mm/d. Gezien de diepteligging van de grondwaterstanden, vindt de kwel plaats naar de diepere bodem. Bodemopbouw Uit de Stibokakaart [13] blijkt dat in het landelijke gebied sprake is van laarpodzolgronden en hoge bruine enkeerdgronden Beide typen vallen onder de kalkloze zandgronden. Uit grondboringen verricht voor de aanleg van het bergbezinkbassin blijkt dat de bovenste laag van 5-7 m bestaat uit losgepakte zanden met af en toe leemlaagjes of een dun kleilaagje. De bodemdoorlatendheid tussen 3 en 8 meter min maaiveld bedraagt minimaal 10 m/dag. Het betreft een zeer doorlatende bodem. Maaiveldhoogte De maaiveldhoogte rond Empe varieert van 9,5 m + NAP tot 5,5 m + NAP. Deze gegevens zijn afkomstig van de hoogtekaart van het waterschap Veluwe [13]. Uit de gegevens van de rioleringsputten blijkt dat het maaiveld daar varieert tussen 7,5 en 8,0 m + NAP. Gemiddeld loopt het maaiveld af van west naar oost. Oppervlaktewater Binnen het gebied is oppervlaktewater aanwezig. 98 % van het aangesloten verhard oppervlak ligt binnen een straal van 200 m. 50 % van het aangesloten verhard oppervlak ligt binnen een straal van 100 m. Rioleringsgegevens In de kern Empe is ca. 1 km leiding riolering aanwezig. Ca. 770 m is aangelegd tussen 1960 en 1970 en tussen 1980 en 1990 is nog eens 250 m gerealiseerd. Aangesloten verhard oppervlak Het aangesloten verhard oppervlak in de kern bestaat uit ca. 15.500 m 2 weg- en overig verhard oppervlak en ca. 10.500 m 2 dakoppervlak. Gezamenlijk bedraagt het verhard oppervlak 2,65 ha. Oppervlakte Groen In de kern is geen groot openbaar groen aanwezig. - 12 -

Kern Oeken Grondwater Uit de grondwatertrappenkaart van Stiboka [13] blijkt dat het gebied grondwatertrap V tot VII heeft. Dit betekent dat het gebied droog is. De gemiddeld hoogste grondwaterstand is dieper dan 80 cm minus maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand ligt dieper dan 160 cm minus maaiveld. In de kern zijn geen peilbuisgegevens bekend, waarmee geverifieerd kan worden in hoeverre de grondwatertrap nog actueel is. Wel zijn twee peilbuizen van TNO op 1 km van de bebouwing gelegen. De langjarige meetgegevens van deze peilbuizen bevestigen dat de waterstanden met de grondwatertrap overeenkomen. Uit de gegevens van het waterschap Veluwe [13] blijkt dat in Oeken sprake is van een wegzijgingssituatie. Gemiddeld bedraagt de wegzijging 0,4 mm/d. Bodemopbouw Uit de Stiboka-kaart [13] blijkt dat in het landelijke gebied sprake is kalkloze poldervaaggrond (kleigrond) hoge bruine enkeerdgrond (kalkloze zandgrond); hoge zwarte enkeerdgrond (kalkloze zandgrond); laarpodzolgrond (kalkloze zandgrond) Er zijn geen grondboringgegevens bekend om de bodemopbouw in de kern verifiëren. Maaiveldhoogte De maaiveldhoogte rond Oeken varieert van 9,6 m + NAP tot 7,0 m + NAP. Deze gegevens zijn afkomstig van de hoogtekaart van het waterschap Veluwe [13]. Het gemiddelde maaiveld in het stedelijke gebied is ca. 8,5 m + NAP. Oppervlaktewater Binnen het gebied is oppervlaktewater aanwezig. 5 % van het aangesloten verhard oppervlak ligt binnen een straal van 200 m. Het overige deel ligt buiten deze straal. Rioleringsgegevens In de kern Oeken is de riolering vrij recent aangelegd. Tussen 1980 en 1990 is ca. 3000 m aangelegd en tussen 1990 en 2000 ca. 90 m. Aangesloten verhard oppervlak Het aangesloten verhard oppervlak op de riolering bedraagt ca. 2650 m 2. Oppervlakte Groen Er is geen openbaar groen van redelijke omvang direct aanwezig in de kern. - 13 -

Kern Hall Grondwater Uit de grondwatertrappenkaart van Stiboka [13] blijkt dat het gebied grondwatertrap V tot VII heeft. Grondwatertrap V treedt op aan de noordkant van de kern en kent een GHG van minder dan 0,4 m-mv en een GLG van dieper dan 1,2 m-mv. Nabij dit gebied is ook oppervlaktewater gelegen. De rest van de kern valt in het gebied met grondwatertrap VII (GHG > 0,8 m-mv; GLG > 1,6 m-mv) Nabij de kern aan de oostkant is een TNO-peilbuis gesitueerd. De peilbuismetingen ondersteunen het gegeven dat sprake is van grondwatertrap VII. Voor de aanleg van de riolering in Hall in 1975 is door DHV grondonderzoek uitgevoerd. De gemeten grondwaterstanden tijdens het onderzoek en visueel waargenomen GHG en GLG's ondersteunen de grondwatertrappenkaart waarbij het noordelijk deel van de kern wat natter is dan de rest. Uit de gegevens van het waterschap Veluwe [13] blijkt dat in Hall sprake is van een wegzijgingssituatie. Gemiddeld bedraagt de wegzijging 0,7 mm/d. Bodemopbouw Uit de Stibokakaart [13] blijkt dat in het landelijke gebied rondom de kern sprake is van gooreerdgrond, (leemarm en zwak lemig fijn zand); hoge zwarte enkeerdgrond (leemarm en zwak lemig fijn zand) en beekeerdgrond (lemig fijn zand) Voor de aanleg van de riolering in Hall in 1975 is door DHV grondonderzoek met ca. 18 boringen uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat de boringen in het noordelijke deel over het algemeen bestaat uit zandige gronden met af en toe wat grind en soms stoorlagen van zandige leem. In de rest van de kern bestaat de bodem meer uit zand en grindige lagen. Maaiveldhoogte De maaiveldhoogte rond Hall varieert van 13,4 m + NAP tot 10,3 m + NAP. Deze gegevens zijn afkomstig van de hoogtekaart van het waterschap Veluwe [13]. Het gemiddelde maaiveld is ca. 12,1 m + NAP. Het maaiveld verloopt van zuidwest naar noordoost. Oppervlaktewater Binnen het gebied is oppervlaktewater aanwezig. 27 % van het aangesloten verhard oppervlak ligt binnen een straal van 200 m. 2 % van het aangesloten verhard oppervlak ligt binnen een straal van 100 m. Het overige deel ligt buiten de straal van 200 m. Rioleringsgegevens In de kern Hall is ca. 2,5 km riolering aanwezig. Ca. 90 % (2290 m) hiervan is aangelegd tussen 1970 en 1980; ca. 5 % (123 m) tussen 1980 en 1990 en ca. 5 % (134 m) tussen 1990 en 2000. Aangesloten verhard oppervlak Het aangesloten verhard oppervlak bedraagt ca. 2,7 ha. Oppervlakte Groen Er is geen openbaar groen van redelijke omvang direct aanwezig in de kern. - 14 -

Kern Leuvenheim Grondwater Uit de grondwatertrappenkaart van Stiboka [13] blijkt dat het gebied grondwatertrap V tot VII heeft. Het grootste gedeelte van het gebied (81 %) heeft een grondwatertrap van VII, de rest heeft ondiepere grondwaterstanden. Nabij de kern zijn aan de noodwestkant een tweetal TNOpeilbuizen gesitueerd. De peilbuismetingen ondersteunen het gegeven dat sprake is van grondwatertrap V tot VII. Uit de gegevens van het waterschap Veluwe [13] blijkt dat in Leuvenheim sprake is van zowel een kwel- als wegzijgingssituatie. De maximale kwel bedraagt 0,4 mm/dag en de maximale wegzijging 0,7 mm/dag. Gemiddeld overheerst de wegzijging met 0,5 mm/dag. Bodemopbouw Uit de Stibokakaart [13] blijkt dat in het landelijke gebied rondom de kern sprake is van kalkloze ooivaaggrond, lichte zavel; hoge bruine enkeerdgrond (lemig fijn zand), hoge bruine enkeerdgrond, (lemig fijn zand) en kalkloze ooivaaggrond (zavel en lichte klei) Het meest komt de hoge bruine enkeerd grond voor met 81 %. Er zijn geen grondboringen in het stedelijke gebied bekend, die de opbouw van de bodem ondersteunen. Maaiveldhoogte De maaiveldhoogte rond Leuvenheim varieert van 11,3 m + NAP tot 8,4 m + NAP. Deze gegevens zijn afkomstig van de hoogtekaart van het waterschap Veluwe [13]. Het gemiddelde maaiveld is ca. 9,6 m + NAP. Oppervlaktewater Binnen het gebied is oppervlaktewater aanwezig. 5 % van het aangesloten verhard oppervlak ligt binnen een straal van 200 m. 1 % van het aangesloten verhard oppervlak ligt binnen een straal van 100 m. Het overige deel ligt buiten de straal van 200 m. Rioleringsgegevens In de kern Leuvenheim is de riolering de gehele riolering aangelegd tussen 1970 en 1980. De totale lengte van het stelsel bedraagt ca. 3,5 km. Aangesloten verhard oppervlak Het aangesloten verhard oppervlak bedraagt ca. 4,1 ha. Oppervlakte Groen Er is geen openbaar groen van redelijke omvang direct aanwezig in de kern. - 15 -

Kern Brummen Grondwater Uit de grondwatertrappenkaart van Stiboka [13] blijkt dat het gebied rond Brummen grondwatertrap V tot VII heeft. In het gebied zijn aan de oostkant van Brummen 4 TNOpeilbuizen aanwezig, die min of meer de grondwatertrap VII ondersteunen. Aan de westkant bij de manege, is tijdens een grondonderzoek het grondwater aangetroffen op ca. 1 a 1,5 m-mv. Uit de gegevens van het waterschap Veluwe [13] blijkt dat in Brummen sprake is van zowel een kwel- als wegzijgingssituatie. De maximale kwel bedraagt 2,5 mm/dag en de maximale wegzijging 0,8 mm/dag. Gemiddeld overheerst de wegzijging met 0,1 mm/dag. De kwel treedt voornamelijk op in de oosthoek, nabij de IJssel. Bodemopbouw Uit de grondwaterkaart van Nederland DGV-TNO 1983 blijkt dat aan de noordkant van Brummen de eerste 11 a 12 m-mv bestaat uit zand. Onder deze laag is een scheidende laag aanwezig, bestaande uit kleiige afzettingen. Van de bovenste zandlaag, bestaat de eerste 4 meter uit slibhoudend of lemig, matig fijn tot matig grof zand. Vanaf 4 meter komt middel grof tot uiterst grof zand voor. Uit de Stiboka-kaart [13] blijkt dat rondom Brummen aan de noordkant, oostkant en zuidkant voornamelijk zavelgronden voorkomen en aan de westkant voornamelijk kalkloze zandgronden. De bodemopbouw aan de westkant wordt ondersteund door bodemonderzoek bij de manege. Maaiveldhoogte De maaiveldhoogte rond Brummen varieert van 11,1 m + NAP tot 8,0 m + NAP. Deze gegevens zijn afkomstig van de hoogtekaart van het waterschap Veluwe [13]. Het gemiddelde maaiveld is ca. 8,9 m + NAP. Het maaiveld verloopt van west naar oost. Het recreatiepark ligt iets dieper op gemiddeld 7,0 m + NAP. Oppervlaktewater Nabij de deelgebieden is in Brummen oppervlaktewater aanwezig. Er zijn een drietal grote vijvers in het gebied en verder ligt er een poldersloot, een spoorsloot en de Leuvenheimsebeek. In de onderstaande tabel is voor de kern aangegeven hoeveel aangesloten verhard oppervlak (alleen dakoppervlak) binnen welke range gelegen is ten opzichte van het oppervlaktewater. De spoorsloot is hierbij niet meegenomen, omdat deze niet digitaal beschikbaar was. Gebied Verhard oppervlak (daken) < 100 m 22.425 m 2 100-200 m 51.838 m 2 > 200 m 194.048 m 2 Rioleringsgegevens De deelgebieden zijn ingedeeld naar ouderdom van de riolering. Per deelgebied is er 1 decade waarin de meeste riolering is aangelegd. Deze staat aangegeven in de tabel bij aanlegperiode. - 16 -

Verder is per deelgebied is de totale hoeveelheid riolering aangelegd, dit is inclusief de riolering uit andere aanlegperioden. Gebied Aanlegperiode Totale lengte (m) Hazenberg 1990-2000 (46%) 1.835 Rhienderen-noord 1960-1970 (47%) 2.927 Elzenbos 1990-2000 (75%) 3.145 Zuidoost 1990-2000 (64%) 3.925 Rhienderen-centrum 1950-1960 (47%) 11.096 Noordoost 1960-1980 (85%) 11.108 Pothof 1980-1990 (60%) 3.917 Aangesloten verhard oppervlak Het totale aangesloten verhard oppervlak in de kern Brummen bedraagt ca. 65,2 ha. Oppervlakte Groen Het groen oppervlak dat benut kan worden voor de aanleg van infiltratievoorzieningen of oppervlaktewater bedraagt ongeveer 151.400 m 2. Dit zijn alleen de openbare groenvoorzieningen die digitaal beschikbaar waren. In werkelijkheid zal het oppervlakte aan groen iets hoger uitvallen. Verhard oppervlak in de buurt van groen In de onderstaande tabel is aangegeven hoeveel verhard oppervlak zich binnen welke afstandrange ten opzichte van het groen bevindt. Range Verhard oppervlak (daken+wegen) < 50 m 215.506 m 2 50-100 m 132.894 m 2 > 100 m 304.387 m 2-17 -

Kern Eerbeek Grondwater Uit de grondwatertrappenkaart van Stiboka [13] blijkt dat het gebied rond Eerbeek grondwatertrap VI en VII heeft. In het gebied zijn in en rondom Eerbeek 10 TNO-peilbuizen aanwezig, die min of meer de grondwatertrap VII ondersteunen. Van deze 10, liggen er 6 aan de rand of in het stedelijk gebied. De gemiddelde hoogste grondwaterstand ligt op ca. 6 meter minus maaiveld. Op een paar plekken aan de oostkant ligt deze op ca. 3 m-mv. Uit bodemonderzoek in het noordoosten van Eerbeek is blijkt dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand aangetroffen wordt op 1,2 m-mv en de gemiddeld laagste grondwaterstand op 2,6 m-mv. Uit bodemonderzoek in het noordwesten van Eerbeek is blijkt dat de freatische grondwaterstand aangetroffen wordt op 4 m-mv en de gemiddeld laagste grondwaterstand op ca. 6 m-mv. Uit de gegevens van het waterschap Veluwe [13] blijkt dat in Eerbeek sprake is van overwegend wegzijgingssituatie. De maximale kwel bedraagt 0,3 mm/dag en de maximale wegzijging 4,8 mm/dag. Gemiddeld overheerst de wegzijging met 1,2 mm/dag. Gezien de diepteligging van het grondwater, vindt de kwel plaats in de diepere ondergrond. Bodemopbouw Uit de Stiboka-kaart [13] blijkt dat in Eerbeek de bodem bestaat uit kalkloze zandgronden met vooral grof zand en een klein gedeelte zwak lemig fijn zand. Voor de aanleg van een bergbezinkbassin aan de kanaalweg in het noordoosten van Eerbeek is geotechnisch en milieukundig onderzoek verricht. Uit de resultaten van de boringen blijkt dat de eerste 8 meter bestaat uit zeer doorlatend zand met dunne stoorlagen van klei en veen. Op 5 meter min maaiveld ligt een slecht doorlatende laag leem van ca. 1 meter dik. Voor de aanleg van een bergbezinkleiding aan de Handelstaat aan de noordwest kant van Eerbeek is eveneens geotechnisch onderzoek verricht. Uit de resultaten van de boringen blijkt dat de eerste 8 meter bestaat uit zeer doorlatend zand met veel dunne stoorlagen van klei en veen. De bodem is daar minder regelmatig van opbouw. Maaiveldhoogte De maaiveldhoogte rond Eerbeek varieert van 27,9 m + NAP tot 14,4 m + NAP. Deze gegevens zijn afkomstig van de hoogtekaart van het waterschap Veluwe [13]. Het gemiddelde maaiveld is ca. 19,5 m + NAP. Het maaiveld verloopt van zuidwest naar noordoost en oost. Oppervlaktewater In Eerbeek is niet veel oppervlaktewater in de buurt, het betreft merendeels groter oppervlaktewater zoals de Eerbeekse beek en het Apeldoorns kanaal. In de onderstaande tabel is per deelgebied aangegeven hoeveel aangesloten verhard oppervlak (alleen daken) binnen welke range gelegen is. - 18 -

Range Verhard oppervlak (daken) < 100 m 38.324 m 2 100-200 m 36.859 m 2 > 200 m 100.718 m 2 Rioleringsgegevens De deelgebieden zijn ingedeeld naar ouderdom van de riolering. Per deelgebied is er 1 decade waarin de meeste riolering is aangelegd. Per deelgebied is de totale hoeveelheid riolering aangelegd. Gebied Aanlegperiode Totale lengte (m) Lombok 1990-2000 (100%) 6339 Werfakker-zuid 1980-1990 (32 %) 7244 Noorderenk 1970-1980 (61%) 6716 Buitengebied 1980-1990 (73%) 4861 Wilheminapark 1970-1980 (85%) 5012 Werfakker-noord 1980-1990 (61%) 6806 Eerbeekse enk 1960-1970 (69%) 16.498 De totale lengte van de riolering binnen de deelgebieden bedraagt ca. 54 km. Aangesloten verhard oppervlak Het totale aangesloten verhard oppervlak binnen de deelgebieden bedraagt ca. 64,7 ha. Oppervlakte Groen Het groen oppervlak dat benut kan worden voor de aanleg van infiltratievoorzieningen of oppervlaktewater bedraagt 314.400 m 2. Het betreft hier openbaar groen dat voor deze studie digitaal beschikbaar was voor DHV. In werkelijkheid zal dit hoger uitvallen. Verhard oppervlak in de buurt van groen In de onderstaande tabel is aangegeven hoeveel verhard oppervlak zich binnen welke afstandrange ten opzichte van het groen bevindt. Range Verhard oppervlak (daken+wegen) < 50 m 296.385 m 2 50-100 m 190.288 m 2 > 100 m 161.090 m 2-19 -

3.1.2 Indelen in deelgebieden Nadat de huidige situatie in kaart is gebracht kan worden overgegaan naar een verdere indeling in deelgebieden. De gegevens die meegenomen zijn bij het maken van deze indeling zijn reeds besproken in het begin van deze paragraaf. In het startoverleg met de gemeente is gekeken of naast de voorstellen voor criteria in het projectvoorstel van de afkoppelkansenkaart nog andere criteria aanwezig zijn. Besloten is toen om de aangegeven lijst met criteria te handhaven. Op basis van de inventarisatie is het volgende geconcludeerd. Voor een aantal kernen is het niet noodzakelijk en/of mogelijk om een nadere onderverdeling te maken. Op de onderzochte criteria zijn binnen die kernen namelijk geen onderscheidende gebieden aanwezig. Dit wordt vooral ingegeven door het feit dat de grootte van deze kernen gering is. Een paar kernen zijn klein genoeg om deze als één deelgebied aan te merken. Het betreft de kernen: 1. Empe 2. Oeken 3. Hall 4. Leuvenheim In gemeente Brummen zijn er twee grote kernen, Brummen en Eerbeek. Voor deze kernen was het wel mogelijk om op basis van bepaalde kenmerken, verschillende deelgebieden te onderscheiden. Aan de basis van de onderverdeling lag de ouderdom van de riolering. Het motief hiervoor is dat bij vervanging van de riolering, werkzaamheden voor het afkoppelen gecombineerd kunnen worden en zo economisch rendabel worden. De riolering is ingedeeld in jaren van aanleg per decade. De gebiedsindeling is 15 mei 2001 in een workshop voorgelegd aan diverse personen van gemeente Brummen en woningstichting Brummen Op basis van door hen ingebrachte gebiedskennis is deze gebiedsindeling verfijnd. De definitieve gebiedsindeling voor de twee grote kernen is weergegeven in bijlage 1. - 20 -

3.2 Mogelijke oplossingsrichtingen voor behandeling van hemelwater Oplossingsrichtingen In het algemeen zijn er een vijftal typen oplossingen voor het omgaan met hemelwater. Traditioneel wordt of al het water of een groot gedeelte naar de riolering gebracht en vandaar naar de AWZI. Het restant wordt naar het oppervlaktewater afgevoerd. De meer modernere oplossingsrichtingen zijn: [1],[2] 1. Voorkomen van afvoer 2. Benutten 3. Infiltreren 4. Afvoer en bergen Met het voorkomen van afvoer wordt bedoeld dat bijvoorbeeld het verhard oppervlak in openbaar gebied van een locatie zoveel mogelijk wordt beperkt. Daarnaast kan men middels vegetatiedaken bereiken dat ook van de daken weinig hemelwater tot afstroming zal komen. De tweede optie is het benutten van hemelwater. Hierbij vindt doelmatige inzameling plaats van het hemelwater dat afstroomt van de verharde oppervlakken. Na eventueel een lichte zuiveringstrap wordt het water gebruikt voor diverse doeleinden. Mogelijkheden hiervoor zijn toepassen als proceswater voor productieprocessen, een tweede grijs waterleidingnet, sproeien in de tuinen of binnenshuis gebruik voor planten, wasmachine of douche. De derde mogelijkheid is het infiltreren van hemelwater naar de bodem. Afhankelijk van de bodemdoorlatendheid en de grondwaterstanden zijn hiervoor diverse mogelijkheden. De twee hoofdoplossingen zijn bovengronds en ondergronds infiltreren. Bij meer diepe grondwaterstanden en beschikbare ruimte ondergronds kan sneller ondergronds geïnfiltreerd worden. Bij iets hogere grondwaterstanden en weinig ruimte ondergronds kiest men sneller voor een bovengrondse oplossing. De vierde manier van behandelen van hemelwater na afkoppelen is het afvoeren en bergen in oppervlaktewater. Deze optie wordt meestal toegepast in gebieden met zeer hoge grondwaterstanden en slecht doorlatende gronden. Daarnaast is het een optie als er weinig ruimte binnen het gebied voor berging van water aanwezig is. Door afvoer naar en berging in extern gelegen oppervlaktewater, kan het hemelwater toch binnen het gebied geconserveerd worden. Oplossingrichtingen en voorkeursvolgorde Het doel van afkoppelen is o.a. het vasthouden van hemelwater binnen het gebied. Door het vasthouden op de juiste manier worden problemen met waterkwaliteit door het overstorten van rioolwater voorkomen. Onder het motto "Voorkomen is beter dan genezen" worden de oplossingsrichtingen gerangschikt in de volgende voorkeursvolgorde van toepassen. 1. Voorkomen van afvoer 2. Benutten van hemelwater - 21 -

3. Infiltreren van hemelwater 4. Bergen en afvoer naar oppervlaktewater 5. Bergen en afvoer via riolering naar AWZI Voorkeursrichting en toepassing op gemeentelijk niveau Naast het feit van een voorkeursvolgorde gezien vanuit duurzaamheid, bepaald het soort gebied de technische mogelijkheden. Met soort gebied wordt bedoeld of het een bestaand gebied is of een nieuw aan te leggen gebied. In een nieuw gebied is de benodigde ruimte voor het bergen van het water nog in te passen binnen het stedenbouwkundige concept op wijkniveau en architectonische concept op woningniveau. Binnen het bestaande gebied zijn de mogelijkheden meer beperkt, doordat het de bestaande inrichting een randvoorwaarde is. Over het algemeen wordt uitgegaan van dat het voorkomen van afvoer en de benutting van hemelwater in de bestaande situatie een te grote aanpassing van het gebied vraagt. De benodigde investeringen overtreffen in ruime mate de baten. Dit betekent dat voor het bestaande gebied alleen infiltreren van hemelwater en afvoer naar en berging in oppervlaktewater als reële optie blijven. Binnen de gemeente Brummen zijn geen VINEX-locaties gelegen. Dit betekent dat het beschikbare woningcontingent laag is, in de ordegrootte van 10 woningen per jaar. Op basis hiervan zal voor het afkoppelen en daarna behandelen van hemelwater voornamelijk gekeken worden naar de volgende oplossingsrichtingen: 1. Infiltreren van hemelwater bovengronds 2. Infiltreren van hemelwater ondergronds 3. Bergen van hemelwater in bestaand oppervlaktewater - 22 -

3.3 Keuze en prioritering voorkeursmethode per deelgebied Bij een bepaling van een voorkeursmethode per deelgebied is enerzijds uitgegaan van een aantal technische randvoorwaarden. Daarnaast is gebruik gemaakt van de gebiedsspecifieke informatie uit de workshop. De technische randvoorwaarden worden kort besproken, de resultaten van de beoordeling inclusief de informatie uit de workshop worden in de volgende paragraaf besproken. a) Verhard oppervlak en relatie tot infiltreren/bergen Verhard oppervlak wordt onderverdeeld in wegen en daken. Conform het beleid op provinciaal niveau en waterschapsniveau heeft dit gevolgen voor de behandel methode na afkoppelen. Wegen zijn potentieel verdacht en mogen niet direct op oppervlaktewater lozen. Of ondergronds of bovengronds moet een bodempassage gemaakt worden. Daken mogen zowel afgekoppeld worden naar oppervlakte water en naar de bodem middels infiltratie. b) Afstand tot groen en mogelijkheid voor infiltreren Afstand t.o.v. groen (daken/wegen) < 50 m Bovengronds en ondergronds infiltreren is mogelijk 50-100 m Ondergronds kan zeker en 50 % kan wellicht bovengronds > 100 m Afstand is meestal te groot geworden De redenering is hierbij dat bij korte afstanden, bovengrondse aanvoer en daarmee bovengronds infiltreren mogelijk is. Bij grotere afstanden, zal waarschijnlijk toch ondergronds aangeleverd worden. c) Afstand tot water en mogelijkheid voor afvoeren en bergen Waterranges < 100 m Bovengrondse aanvoer is mogelijk en wellicht goedkoper 100-200 m Een deels kan ondergronds worden aangeleverd en een deel bovengronds. > 200 m Afstand is meestal te groot geworden De redenering hierbij is dat hoe groter de transportafstand wordt, hoe groter de investeringen worden en hoe groter de kans wordt dat ondergrondse infrastructuur een belemmering vormt voor het transport van het water. d) Bodemopbouw, grondwaterstand en infiltreren Ondergronds infiltreren GHG < 1 m-mv + bodemdoorlatendheid min 1 m/d Bovengronds infiltreren GHG < 0,5m-mv + bodemdoorlatendheid min 1 m/d Infiltreren+draineren = Wadi's => bodem wordt aangepast tot 0,5 m/d - 23 -

Op basis van de uitgangspunten en de gebiedskenmerken is bepaald welke methoden van behandeling van hemelwater na afkoppelen geschikt zijn in welk deelgebied. kern Brummen Deelgebied Infiltreren Infiltreren afvoeren naar ondergronds bovengronds oppervlaktewater Hazenberg nee nee ja Rhienderen-noord nee ja ja Elzenbos nee ja ja Zuidoost nee ja ja Rhienderen-centrum nee 1 ja ja Noordoost nee ja ja Pothof nee ja j a kern Eerbeek Deelgebied Infiltreren Infiltreren afvoeren naar ondergronds bovengronds oppervlaktewater Lombok onbekend onbekend onbekend Werfakker-zuid ja ja j a Noorderenk ja ja nee Buitengebied ja ja Wilheminapark ja ja nee Werfakker-noord ja ja nee Eerbeekse enk ja ja 1 Aangepast dd 11 januari 2012 van ja in nee. Gebaseerd op nader onderzoek door Econsultancy vermeld in rapport nr 11075798 dd 31 oktober 2011 is ook het deelgebied Rhienderen-centrum niet geschikt om ondergronds te infiltreren. - 24 -

3.4 Technische afkoppelpercentages per kern Uitgangspunten: Om een inschatting te kunnen maken van de af te koppelen percentages per deelgebied/kern is het noodzakelijk om een aantal uitgangspunten aan te nemen. Bij het bepalen van de verschillende percentages zijn wij uitgegaan van de volgende uitgangspunten: Afstand t.o.v. groen (daken/wegen) afkoppelbaarheid < 50 m 100% 50-100 m 50% > 100 m 10% Naarmate de afstand groter wordt zal het afkoppelen op een bepaalde groenvlak moeilijker realiseerbaar zijn. Dit laten we terugkomen in de aflopende percentages van 100%-50%-10%. De laatste is niet op 0% gesteld om te corrigeren voor oppervlakken die bijvoorbeeld net op de grens van de 100 m afstand liggen. De percentages die berekend worden op basis van de uitgangspunten, worden later nog nader bekeken en eventueel aangepast. Afstand t.o.v. oppervlaktewater (alleen afkoppelbaarheid daken) < 100 m 100% 100-200 m 50% > 200 m 10% Binnen de deelgebieden komt het voor dat verhard oppervlak zowel binnen 50 meter afstand van groen als binnen 100 m afstand van oppervlaktewater ligt. Om te voorkomen dat deze dubbel meegeteld zouden worden, zijn ze apart gehouden. Deze oppervlakken zijn uiteraard 100% afkoppelbaar en de getallen met het afkoppelbaar oppervlak voor de kern zijn hiermee gecorrigeerd. Bij verbeterd gescheiden stelsels of gescheiden stelsels kan er niets afgekoppeld worden, ook niet bij renovatie. Bij gemengde stelsels kan bij renovatie, vervanging van leidingen afgekoppeld worden. Uit het GRP blijkt dat de toestand van de riolering in de gemeente Brummen goed te noemen is. Dit betekent dat er op dit moment geen grootschalige rioolrenovaties op de planning staan. Omdat het erg lastig en onbetrouwbaar is om een inschatting te maken van de vervangingstermijn van riolering, is besloten om alleen rioolrenovaties en -vervangingen die reeds gepland zijn, mee te nemen in dit onderzoek of andere informatie uit de workshop. Door met deze uitgangspunten te rekenen is een eerste percentage af te koppelen oppervlak verkregen. Hier is vervolgens de gebiedsspecifieke kennis uit de workshop en overige relevante informatie als bodemopbouw, grondwaterstand etc. naast gelegd. Dit om de inschatting nauwkeuriger te maken. In onderstaande paragrafen worden de resultaten per kern weergegeven. - 25 -