KNPV-voorjaarsvergadering Plantgezondheid grenzeloos! Fytosanitair nader belicht



Vergelijkbare documenten
Programma KNPV-voorjaarsvergadering, 8 juni 2011

Duurzaam en helder naar de toekomst

Duurzame kennis door publiek-private samenwerking. Annet Zweep Directie Agrokennis

Jantineke Hofland Zijlstra, Wageningen UR Glastuinbouw

Exoten, een beleidsgeschiedenis. Ton Rotteveel

1 Bent u bekend met het artikel problemen met buxus en mogelijke vervangers?

Memorandum of Understanding inzake de totstandkoming binnen Nederland van een Expert Centre voor Speciality Crops

planten voor planten en plantengemeenschappen

Terugzine. Samen kennis maken. Samenwerking in de groene kolom is uniek. Lezen en laten lezen! Win-win voor onderwijs en bedrijfsleven

Grip op ongrijpbare virussen

Demokwekerij Westland. Het tuinbouw innovatiecentrum. Seminar Curaçao

Ambitie: Op naar een Vitale Teelt in 2030

De principes van geïntegreerde gewasbescherming (IPM) met aardappel als voorbeeld

RIKILT Institute of Food Safety

Behoort bij agendapunt 4.9. Bestuur dd Overdracht project Plantgezondheidsfonds

Graszodensurvey, bron van verspreiding van schadelijke nematoden? Loes den Nijs, Nationaal Referentie Centrum

6/4/2010. Beleidscyclus. Opzet van de presentatie. En wat doet het Team Invasieve Exoten? Wiebe TIE bestaat uit: José Tom. Team Invasieve Exoten

Opzet van de presentatie. Beleidscontext Team Invasieve Exoten Risicoanalyses Maatregelen Water gerelateerde projecten Juridische vragen Afsluiting

POOTGOED gezond de wereld rond. Marjan Folkers NVWA Landelijke Pootgoeddag 18 februari 2016

DUURZAAM BODEMBEHEER IN DE LANDBOUW

Innovatieagenda Melkveehouderij

Van gewasbescherming naar integrale aanpak plantgezondheid

Jaarplan Plantgezondheid Verantwoorde Glastuinbouw: morgen groeit vandaag

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Eindrapportage Sleipnir

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

DE KEURING VAN POOTAARDAPPELEN

Export buiten de EU - Fytosanitaire vereisten

Onderzoek en Innovatie: Ontwikkelingen in de glastuinbouwsector.

AdVISHE: Assessment of the Validation Status of Health- Economic Decision Models

Klimaatverandering en onze voedselzekerheid

Economische, sociale en beleidsaspecten van geintegreerde bestrijding in de landen tuinbouw

Masterclass Value of Information. Waarde creëren voor de business

Teelt van lelies in goten in de grond in Drenthe, 2012

PlantgezondheidEvent. 23 maart 2017

Vergroening van de landbouw: hoe maken we stappen/ hoe maken we sprongen? Jolanda Wijsmuller, BCS

WURKS MEBOT in het onderwijs

Ministerie van Landbouw, Natuur en voedselkwaliteit. Nationale Bijenstrategie Bed & Breakfast for Bees

JanWillem Breukink Voorzitter Seed Valley en ex. CEO INCOTEC 04 Juni 2015

Case Development Centre

KB 3 Ketens en Agrologistiek

. naturalis. nederlands centrum voor biodiversiteit. leiden. plantpathogenen, onderdeel van biodiversiteit? kennis en innovatie in breed perspectief

Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem

Duurzaam middelengebruik: een gezamenlijke opgave. Ernst van den Ende Algemeen Directeur Plant Sciences Group Wageningen UR

Consultancy: inventarisatie Diaphania perspectalis

Projectplan Monitor bevordering arbeidsparticipatie ( )

Masterclass arbeidsrecht

Rapport enquête en workshop (Bio Vak Zwolle 2012) Locale rassen; het juiste ras locatie teler concept Bertus Buizer & Kitty de Jager, december 2012

Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem

Project Landelijke Database NBMs in de WEconomy

CGM/ Aanbieding onderzoeksrapport: "Crop volunteers and climate change"

Samenvatting project Blueprint - Toekomstbestendige vaardigheden voor de maritieme transportsector (Sector Skills Alliances for implementing a new

Precisie in de kas. meer sensoren, meer analyse, lokaal reageren

COUNTRY PAYMENT REPORT 2015

1 Beschrijf de keten van baicaline uitgaande van een kasteelt in NW Europa (plenair)

werk maken van een groene economie

NFI Academy. Sleutel tot de expertise van het Nederlands Forensisch Instituut

Kamervragen aan de ministers van VWS en LNV over nieuwe gevallen van Q-koorts besmettingen bij mensen in Brabant

Ontdek onze kennis en kracht in groen onderzoek. Biotechnologie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Dierziekten en plantenziekten

Speech. Dames en heren, excellenties,

Operationeel Programma EFRO Noord-Nederland

Samen Werkt. Posities en kansen op de innovatiemarkt voor mobiliteit en water

Wat zijn gewasbeschermingsmiddelen? Wie beslist over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen? Wie is verantwoordelijk voor de toepassing?

Risico- en Crisismanagement in de voedingstuinbouw. 25 september 2014 Nicolette Quaedvlieg

STICHTING VELDLEEUWERIK

Green Business School Bert van Sonsbeek (Techniek) en Rob Kerkmeester (Gewasbescherming)

Topsectoren. Hoe & Waarom

Samen werken aan voedselveiligheid

Onderzoek naar blootstelling aan bestrijdingsmiddelen van mensen die in de buurt van landbouwgrond wonen

Het Innovatiekompas Inspiratie sessies Dr. Guy Bauwen

Watersysteem van de Toekomst: vervolg debat-diner

LTO Noord contributieregeling 2015

Biomassa, ruimte en klimaat Beoordeling ruimtelijke gevolgen stimulering biobrandstoffen; gezamenlijk eindproduct IC2, IC3 en ME04

AMBITIES HOLLAND FINTECH

Een visie op de toekomstige landbouw in Nederland

intelligent software for monitoring centres

Innovatie voor verduurzaming. Kansen innovatie verantwoord en zorgvuldig benutten

STIP maakt kansen en risico s in aquacultuursector inzichtelijk

Professionals in veelogistiek, belangrijke schakel in een duurzame voedselketen

Best Practice Seminar 14 NOVEMBER 2013

INFORMATIEBIJEENKOMST ESFRI ROADMAP 2016 HANS CHANG (KNAW) EN LEO LE DUC (OCW)

Smart Industry. KvK Ondernemerspanel onderzoek

Bijeenkomst Alumni Wageningen. Datum 15 april Bijdrage van de veredeling aan de wereldvoedselvoorziening

TECHNOLOGIE IN DE ZORG

Afzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen,

Klimaatverandering, kansen voor agrarische ondernemers

Wageningen University & Research. Wageningen, 04 November 2017 Prof. dr Arthur Mol, Rector Magnificus

De Nederlandse landbouwexport De publicatie is tot stand gekomen in samenwerking met: De Nederlandse landbouwexport 2017


Leadership in Project-Based Organizations: Dealing with Complex and Paradoxical Demands L.A. Havermans

Wetenschappelijk onderzoek ammoniakbeleid in 2015

Waarschuwings- en adviesmodellen

Europese EFRO-subsidies voor innovatie en CO 2 -reductie

Driedaagse Leergang. Kennisintensieve beleidsontwikkeling

Sturen op bodemweerbaarheid door toediening van organische materialen

STRATAEGOS CONSULTING

IT kwaliteit helder en transparant. bridging IT & users

Transcriptie:

GEWASBESCHERMING Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging NUMMER 3 KNPV-voorjaarsvergadering Plantgezondheid grenzeloos! Fytosanitair nader belicht

colofon ] Afbeelding voorpagina: Vrouwtje van de boktor Anoplophora amoena (foto Theodoor Heijerman, copyright nvwa-nrc). Gewasbescherming, het mededelingenblad van de KNPV, verschijnt zes keer per jaar. Redactie Jan-Kees Goud (WU, Fytopathologie), hoofdredacteur, e-mail: jan-kees.goud@wur.nl; José van Bijsterveldt-Gels (nvwa), secretaris, j.e.m.van.bijsterveldt-gels@minlnv.nl; Marianne Roseboom-de Vries, administratief medewerker, m.roseboom2@chello.nl; Linus Franke (WU-Plantaardige productiesystemen), linus.franke@wur.nl Erno Bouma (Agrovision), e.bouma@agrovision.nl; Thomas Lans (WU-Educatie en Competentie-studies), thomas.lans@wur.nl; Jo Ottenheim, (Nefyto), nefyto@nefyto.nl; Dirk-Jan van der Gaag (nvwa), d.j.van.der.gaag@minlnv.nl; Hans Mulder mulder.jg@gmail.com. Redactie-adres Postbus 31, 6700 AA Wageningen Internet www.knpv.org info@knpv.org Abonnementen en lidmaatschappen De lidmaatschaps/abonnementskosten van de KNPV, inclusief het tijdschrift Gewasbescherming (6x per jaar), bedragen: - Nederland en België 30, 1 - overige landen 40, - lid-donateur (bedrijven en instellingen) 75, - student-lidmaatschap 15, 2 - losse nummers (ex. porto) 6, Abonnement EJPP - Personen die lid zijn van de KNPV kunnen tegen gereduceerd tarief een abonnement verkrijgen op het European Journal of Plant Pathology (tarief 2011): 200, 1 incl. lidmaatschap KNPV; buiten Nederland en België 210,. Lidmaatschappen en abonnementen lopen van 1 jan. tot en met 31 dec. Ze kunnen op elk gewenst moment ingaan. Eventuele beëindiging dient voor 1 december schriftelijk te worden gemeld. Correspondentie Alle correspondentie betreffende de leden-administratie, contributie en adressen voor de verzending van Gewasbescherming kunt u richten aan: Huijbers Administratiekantoor, Postbus 244, 6700 AE Wageningen, tel.: 0317-421545, e-mail: administratie@knpv.org. Alle overige vragen kunt u richten aan de secretaris van de KNPV, Jan Bouwman, Postbus 31, 6700 AA Wageningen, e-mail: jan.bouwman@syngenta.com Postbank: 92 31 65, ABN-AMRO: 53.93.39.768, ten name van KNPV, Wageningen. Betalingen o.v.v. uw naam. Adreswijzigingen - zelf aanpassen op www.knpv.org - doorgeven aan administratie@knpv.org Bestuur Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging G.H.J. Kema (PRI), voorzitter vacant, secretaris J.J. Bouwman (Nefyto), penningmeester L. Bastiaans (WU-DPW), J.P. Wubben (Blgg), J.C. Goud (WU/KNPV, hoofdredacteur Gewasbescherming), S. Sütterlin (EL&I) C. Kempenaar (PRI Agrosysteemkunde) M.L.H. Breukers (LEI) R. van der Salm (Semper florens), C.E. Westerdijk (CAH), J. Horsten (Belchim Crop Protection), P.H.J.F. van den Boogert (nvwa), leden KNPV werkgroepen Bodempathogenen en bodem microbiologie voorzitter: mw. J. Postma (PRI) secretaris: mw. G.J van Os, PPO-BB, Postbus 85, 2160 AB Lisse. e-mail: gera.vanos@wur.nl Fusarium voorzitter: C. Waalwijk (PRI) secretaris: M. Rep (UvA) Swammerdam Institute for Life Sciences, Faculty of Science, University of Amsterdam, Kruislaan 318, 1098 SM Amsterdam. e-mail: m.rep@uva.nl Phytophthora en Pythium voorzitter: P.J.M. Bonants (PRI) secretaris: A.W.A.M. de Cock Centraalbureau voor Schimmelcultures, Uppsalalaan 8, Postbus 85167, 3508 AD Utrecht e-mail: decock@cbs.knaw.nl Onkruidkunde voorzitter: mw. R.Y. van der Weide (PPO) secretaris: E.S.N. Mol, nvwa, Postbus 9102, 6700 HC Wageningen e-mail: e.s.n.mol@minlnv.nl Botrytis voorzitter: J.A.L. van Kan (WU-Fytopathologie), Postbus 8025, 6700 EE Wageningen e-mail: jan.vankan@wur.nl secretaris: vacant Nematoden voorzitter: L.P.G. Molendijk (PPO) secretaris: R.T Folkertsma, De Ruiter Seeds, Postbus 1050, 2660 BB Bergschenhoek e-mail: rolf.folkertsma@deruiterseeds.com Graanziekten voorzitter: G.J.H. Kema (PRI) secretaris: H.T.A.M. Schepers PPO, Postbus 430, 8200 AK Lelystad e-mail: huub.schepers@wur.nl Fytobacteriologie voorzitter: J.M. Raaijmakers (WU) secretaris: J. van Doorn PPO-BB, Postbus 85, 2160 AB Lisse e-mail: joop.vandoorn@wur.nl KNPV Commissies Commissie Nederlandse Namen van Geleedpotige Dieren voorzitter: K.W.R. Zwart secretaris: mw. L.J.W. de Goffau Bijzondere Normcommissie 14: Nederlandse Namen van Plantenziekten voorzitter: J.Th.J. Verhoeven PD, Postbus 9102, 6700 HC Wageningen e-mail: j.th.j.verhoeven@minlnv.nl secretaris: J. de Gruyter (nvwa) e-mail: j.de.gruyter@minlnv.nl Commissie Terminologie voorzitter: vacant, secretaris: vacant Richtlijnen voor auteurs zijn te vinden op de internetpagina www.knpv.org. Basisontwerp GVO drukkers & vormgevers B.V., Ede Druk GVO drukkers & vormgevers B.V., Ede ISSN 0166-6495 De redactie van Gewasbescherming en het bestuur van de KNPV aanvaarden geen aansprakelijkheid voor eventuele schadelijke gevolgen die kunnen ontstaan bij het gebruik van de gegevens die in deze uitgave zijn gepubliceerd. 1 Bij machtiging automatische incasso voor Nederland 5 korting 2 Voor studenten aan universiteiten en hogescholen; bij machtiging automatische incasso voor Nederland 2,50 korting 114

[ artikel Worden plantenziekten ten onrechte buiten het debat over klimaatverandering gehouden? Verslag van een conferentie over klimaatverandering en het optreden en beheer van plantenziekten Lammert Bastiaans 1 en Annemarie Breukers 2 1 Gewas en onkruidecologie, Wageningen Universiteit, Postbus 430, 6700 AK Wageningen; lammert.bastiaans@wur.nl 2 LEI, onderdeel van Wageningen UR, Postbus 35, 6700 AA Wageningen; annemarie.breukers@wur.nl Van 10-12 november 2011 werd in Évora (Portugal), voorafgaand aan het EFPP-Congres, een conferentie gehouden over de gevolgen van klimaatverandering voor de ontwikkeling en beheersing van plantenziekten. Deze bijeenkomst, bijgewoond door circa 35 wetenschappers van over de gehele wereld, werd geïnitieerd en mede georganiseerd door de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging (KNPV) in samenwerking met de European Foundation for Plant Pathology (EFPP), de American Phytopathological Society (APS), de British Society for Plant Pathology (BSPP) en de Portuguese Phytopathological Society (SPF). De tweedaagse conferentie werd voorgezeten door Piet Boonekamp, algemeen secretaris en toekomstig voorzitter van de EFPP. Klimaatverandering en gewasbescherming Aanleiding voor het opzetten van de conferentie is de aangewakkerde discussie over de gevolgen van klimaatverandering voor de voedselzekerheid, die sinds enkele jaren weer volop in de belangstelling staat. Vreemd genoeg blijft in deze discussie de rol van ziekten, plagen en onkruiden steevast onderbelicht. Dit is opmerkelijk, omdat de schade ten gevolge ziekteverwekkers aanzienlijk kan zijn. Zo schat Oerke (2006) de wereldwijde actuele opbrengstreductie van ziekten, plagen en onkruiden, dat wil zeggen de schade die optreedt ondanks gewasbeschermingsmaatregelen, voor elk van de drie genoemde categorieën gewasbelagers op circa 8%. Deze schatting is gemaakt op basis van waarnemingen aan zes belangrijke wereldvoedselgewassen. Alleen al op basis van deze getallen lijkt het zinnig de gevolgen van ziekten, plagen en onkruiden voor de voedselzekerheid in een veranderend klimaat mee te nemen. Juist ook omdat niet uit te sluiten valt dat ziekten vaker zullen optreden of juist op zullen treden op nieuwe plaatsen, waar in eerste instantie een adequate bestrijding niet meteen voor handen is. In dergelijke gevallen kan de schade aanmerkelijk hoger uitvallen. Zo schat Oerke de opbrengstreductie zonder gewasbescherming, door hem ook wel aangeduid als potentiële opbrengstreductie, op een factor twee tot vier keer zo hoog als de schade in systemen met een adequate gewasbescherming. Dit alles was reden voor KNPV-voorzitter Gert Kema om diverse fytopathologische verenigingen te mobiliseren en de rol van plantenziekten in de wisselwerking tussen klimaatverandering en voedselvoorziening nader te bediscussiëren. Op de conferentie kwam een drietal kernvragen aan de orde: Leidt klimaatverandering tot een toename in ziektedruk? Speelt gewasbescherming mogelijk een rol bij het verminderen van klimaatverandering (mitigatie)? Welke maatregelen stellen ons in staat om de invloed van klimaatverandering op het optreden van plantenziekten te ondervangen (adaptatie)? Toename in ziektedruk Deelnemers aan de klimaatconferentie in Évora. Zoals te verwachten, was de overheersende opinie dat op de eerste vraag geen algemeen antwoord is te geven. Klimaatmodellen voorspellen een wereldwijde toename in CO 2 -concentratie en temperatuur, maar de gevolgen van deze veranderingen voor lokale weersomstandigheden 115

artikel ] zijn minder duidelijk. Als het gaat om regen, zonneschijn, wind en de plaatselijke temperatuur is moeilijk aan te geven wat er op een bepaalde plaats of binnen een specifieke regio verwacht mag worden. Dit verschil in schaalniveau tussen klimaatmodellen en de invoergegevens voor epidemiologische modellen bemoeilijkt het maken van verkennende studies naar de gevolgen van klimaatverandering voor ziekteontwikkeling. Wel is er een algemene verwachting dat weersextremen zoals droogte, heftige regenval en stormen zich vaker voor zullen doen. Deze extremen kunnen een sterke invloed hebben op waar, wanneer en hoe frequent bepaalde ziekten op zullen treden. Verschuivingen in weerspatronen en het frequenter optreden van weersextremen kunnen ziekten in de kaart spelen en daarmee bijdragen aan het risico op misoogsten. Verminderen van klimaatverandering door gewasbescherming Een van de meest opmerkelijke bevindingen die op de conferentie naar voren werd gebracht was dat plantenziekten het proces van klimaatverandering beïnvloeden. Illustratief hiervoor waren waarnemingen aan het optreden van ziekten in bossen. In Brits Columbia (Canada) zorgde het optreden van een schimmelziekte aan naaldbomen voor het afsterven van een oppervlakte bos ter grootte van Portugal. Gevolg van dit afsterven was dat een gebied dat normaal gesproken CO 2 vastlegt omgevormd werd tot een netto producent van CO 2. De bufferende werking van het bos op klimaatverandering door de vastlegging van het broeikasgas was hiermee op slag verloren. Juist omdat bossen genetisch uiterst uniform zijn (kwetsbaar) en een groot deel van het aardoppervlak beslaan (impact) schuilt hier een groot risico. Aantasting door plantenziekten ondermijnt de bufferende werking van bossen en verdient dan ook de nodige aandacht. Omgekeerd geldt dat beheersing van plantenziekten klimaatverandering kan verminderen. Dit onderstreept de rol die gewasbescherming kan spelen in het tegengaan van klimaatverandering. Aanpassing aan klimaatverandering Ten slotte de vraag hoe we de gevolgen van klimaatverandering op de ontwikkeling van plantenziekten, en daarmee op een bedreiging van onze voedselzekerheid, kunnen minimaliseren. Het antwoord ligt besloten in een goede beheersing van ziekten. Meer dan voorheen gaat het erom beheerssystemen te ontwikkelen die robuust zijn en goed functioneren onder sterk wisselende omstandigheden. Diversificatie lijkt hierbij een sleutelwoord. Systemen die gebaseerd zijn op meerdere componenten, zoals hygiëne, resistentie en biologische bestrijding zullen beter in staat zijn onder uiteenlopende omstandigheden een goede bescherming te bieden, daarbij leunend op de component die onder de gegeven condities het best tot zijn recht komt. Monitoring en een vroege detectie kunnen er daarbij voor zorgen dat vroeg ingespeeld kan worden op nieuwe ziekten. Zodoende kan wellicht verdere verspreiding worden afgeremd of zelfs voorkomen. Anticipatie op de gevolgen van klimaatveranderingen voor plantenziekten wordt in de praktijk echter gehinderd door het feit dat deze gevolgen vaak pas op de (middel-)lange termijn voelbaar worden voor de maatschappij, terwijl actie op korte termijn al wenselijk is. Onderbouwing van de mogelijke gevolgen en een heldere communicatie hierover vereisen dan ook aandacht. Literatuur Oerke EC (2006) Crop losses to pests. Journal of Agricultural Science 144, 31-43De grootste dynamiek Concluderend kan worden vastgesteld dat moeilijk is in te schatten in hoeverre klimaatverandering werkelijk nieuwe of grotere ziekteproblemen tot gevolg zal hebben. Meer inzicht hierin vereist interdisciplinaire samenwerking waarbij klimatologische en epidemiologische kennis modelmatig geïntegreerd worden. Vooralsnog zullen we echter moeten omgaan met een grote onzekerheid over de te verwachten effecten, waarbij het frequenter optreden van weersextremen een extra risicofactor lijkt te vertegenwoordigen. De enige manier om problemen zo veel mogelijk uit te sluiten is de ontwikkeling van gediversificeerde gewasbeschermingsstrategieën, een streven dat op zich prima past in een beleid gericht op duurzaamheid. Waar het propageren van een geïntegreerde aanpak van ziekten niet nieuw is, lijkt er nu alle reden om de ontwikkeling, en met name ook de implementatie, van dergelijke systemen daadwerkelijk vorm te gaan geven. Dat ziekten, plagen en onkruiden deel horen uit te maken van het debat over de gevolgen van klimaatverandering voor de voedselzekerheid, daarover bestond onder de aanwezigen geen enkele twijfel. Maar dat dit niet voor iedereen een uitgemaakte zaak is mogen we ons aantrekken en zou ons in ieder geval aan het denken moeten zetten 116

[ column De grootste dynamiek In het boek Boeren in Nederland schrijft Jan Bieleman: 1 Aad Vijverberg A.J.Vijverberg@kabelfoon.nl De glastuinbouw was na de Tweede Wereldoorlog zonder enige twijfel de meest dynamische en innovatieve sector van de Nederlandse tuinbouw, misschien wel van de Nederlandse land- en tuinbouw als geheel. Het is de moeite waard ons af te vragen waardoor die dynamiek veroorzaakt werd. Die dynamiek werd niet veroorzaakt doordat er bijzondere mensen in deze sector werken maar door de omstandigheden. Ik denk dat er drie groepen van factoren zijn die tot deze dynamiek geleid hebben, te weten: 1. Natuurwetenschappelijke factoren 2. Sociale en economische factoren, en: 3. Organisatorische factoren. In de glastuinbouw worden meer productiefactoren beïnvloed dan bij de meeste andere vormen van plantaardige productie. De champignonteelt, het prepareren en trekken van bollen in schuren en het trekken van witlofwortelen zijn vormen van plantaardige productie waarbij bijna evenveel productiefactoren beïnvloed worden. Deze laatste zijn alle vormen, waarbij niet de fotosynthese de drijvende kracht is maar waarbij het gaat om de omzetting van droge stof van de ene vorm in een andere. Bijgaande tabel 2 geeft schematisch weer welke factoren en in welke mate de groeiomstandigheden in de kas beïnvloed worden. De teler moet het productieproces zo inrichten, dat de kostbaarste groeifactor, het licht, in het minimum verkeert. Het kunnen beïnvloeden van een groeifactor betekent niet alleen een mogelijkheid om de productie te optimaliseren maar het is ook een voortdurende bron van innovatie. De toediening van CO 2 aan de kaslucht, geïntroduceerd in het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw, heeft geleid tot een voortdurende reeks van innovaties. Als voorlopig hoogtepunt daarin geldt de levering van CO 2 vanuit de petrochemische industrie in Rijnmond aan het Westland. De bemesting, het water geven en de beïnvloeding van de bodemtemperatuur zijn door de introductie van de teelt op substraat in het midden van de jaren zeventig van de vorige eeuw nu op een heel andere leest geschoeid dan voor die tijd. Onder de sociaal-economische omstandigheden neemt de marktpositie een bijzondere plaats in. Glasgroenten vormden na WO-II tot het midden van de jaren zestig een productgroep met een hoge inkomenselasticiteit. 3 Het leidde tot de toetreding van een grote groep nieuwe ondernemers tot de sector. Ondernemers, die van huis uit niet wisten hoe zij hun bedrijf moesten leiden maar actief op zoek gingen naar kennis. Deze behoefte aan kennis leidde tot een grote groei van het studieclubwezen: misschien wel de belangrijkste motor van de ontwikkeling van de sector. Toen de inkomenselasticiteit van de glasgroente afnam werden snijbloemen en potplanten nog steeds gekenmerkt door een hoge inkomenselasticiteit. De glastuinbouwsector kon ongehinderd doorgroeien mede omdat de infrastructuur voor de sierteeltsector in de vorm van veiling, handelsapparaat, proefstation, studieclub en voorlichtingsdienst compleet aanwezig was. Het schakelen van de teelt van glasgroenten naar die van snijbloemen of potplanten was in de jaren zeventig van de vorige eeuw een veel voorkomend verschijnsel. Die omschakeling werd veroorzaakt door economische verwachtingen en dan vooral een betere winstverwachting. Een bloemenkweker had nog een ander voordeel. Deze stond op de maatschappelijke ladder hoger geclassificeerd dan de tuinder, de groenteteler. 1 Bieleman, J., 2008, Boeren in Nederland. Geschiedenis van de landbouw 1500-2000: 551. 2 Vijverberg, A.J., 1996. Glastuinbouw in ontwikkeling. Beschouwingen over de sector en de beïnvloeding ervan door de wetenschap. Dissertatie Wageningen: 53. De tweede tabel komt uit dezelfde publicatie, blz. 100. 3 De inkomenselasticiteit van de vraag geeft de verandering in de vraag aan naar een bepaald goed als het inkomen van de vragende partij (de consument) verandert. 117

column ] die telers van glasgroente voor elkaar hadden, is bij telers van siergewassen altijd minder geweest. Het einde van het veilsysteem bij glasgroente betekende ook het einde van de periode waarbij elke Nederlandse teler van glasgroente welkom was bij elke andere teler. Telers verenigden zich in z.g. telersverenigingen. De uitwisseling van kennis bleef voortaan beperkt tot de leden van de eigen telersvereniging. Ook organisatorische factoren hebben een grote rol gespeeld in de vernieuwing van de sector. Het bloksgewijze veilen van glasgroente leidde ertoe dat tuinders elkaar niet als concurrent zagen maar veeleer als collega s. Naarmate concurrentiegevoelens sterker onderdrukt worden is men eerder geneigd kennis met elkaar te delen. De openheid, Qua afzetstructuur was de wijze van verkoop van glasgroente het best te vergelijken met de verkoop van melk. Toch is de melkveehouderij nooit gekenmerkt geweest door een dynamiek die vergelijkbaar was met die in de glastuinbouw. In de melkveehouderij ontbraken drie factoren die in de glastuinbouw een belangrijke rol gespeeld hebben. De melkveehouderij heeft nooit een grote toetreding gehad van nieuwkomers, die het vak nog moesten leren. Aan een studieclub bestond daardoor geen grote behoefte. Het aantal factoren dat de productie beïnvloedt en door de ondernemer beïnvloed kan worden is bovendien geringer. Daardoor is de dynamiek geringer. En tenslotte ontbreekt in de melkveehouderij de dynamiek in het assortiment. Melk blijft melk maar een losse tomaat is heel wat anders dan een trostomaat of een vleestomaat. Sectoren kunnen veel van elkaar leren! Beurzen KNPV Het KNPV-bestuur verleent van tijd tot tijd subsidies om activiteiten mogelijk te maken die passen in de doelstelling van de vereniging. Randvoorwaarden voor de toekenning: indienen gemotiveerd verzoek: wat, met welk doel, welke kosten, wie financiert en wat wordt teruggeleverd (het aanvraagformulier is te downloaden van website www.knpv.org); passen binnen de doelstelling van de vereniging, c.q. bevorderen samenwerking en/of kennisuitwisseling op gebied van gewasbescherming; ingediend kan worden door individuele personen mits KNPV lid, verenigingen, (KNPV-) werkgroepen en maatschappelijke organisaties; de gevraagde financiële bijdrage zou niet logischerwijs door de werkgever betaald moeten worden (om dit te beoordelen inzicht geven in medefinanciering en/of eigen bijdrage); er wordt een tastbare tegenprestatie gevraagd, bijvoorbeeld een korte rapportage voor Gewasbescherming (plaatsing ter bepaling van redactie) of een poster op een gewasbeschermingsdag; een pre hebben voorstellen die samenwerking tussen de groepen onderzoek, onderwijs, industrie en beleid bevorderen. Aanvraagformulieren kunt u vinden op www.knpv.org. De aanvraag wordt beoordeeld door een toetsingscommissie. 118

[ onderwijs Kennismaken met onderzoek Workshop van mbo-leerlingen Clusius College bij PPO in Lisse Jan Nijman 1 en Gera van Os 2 1 Silo 2 Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Zelf onderzoek doen is leuk: zo ontdek je dat je met een ELISA-toets de aanwezigheid van virussen kunt toetsen. Voor de meeste mbo-leerlingen bollenteelt van het Clusius College was de workshop op 16 maart bij Praktijkonderzoek Plant & Omgeving (PPO) in Lisse een eerste kennismaking van het onderzoek, maar niet voor tweedejaars leerling Gert Aardenburg. Hij was er kort van te voren eerder geweest met zijn begeleider van het stagebedrijf tijdens een middag over galmijten. Het is heel interessant. De onderzoekers kunnen je het verhaal vertellen achter de problemen waar telers mee te maken hebben. Hij en zijn klasgenoten begonnen de dag met een quiz. Ze kregen vragen over innovatieve onderzoeksprojecten van PPO, zoals teelt de grond uit, LED-verlichting in meerlagenteelt en de Fusariumscreen. Naar de antwoorden was het soms gokken voor de leerlingen, maar het hield ze wel bij de les. De workshop maakt deel uit van de activiteiten van het beleidsondersteunende onderzoeksproject Kennisdoorstroming naar Groen Onderwijs in samenwerking met het GKC-programma Plantgezondheid. Na de quiz en kennismaking, kregen ze veel informatie over virusziekten, met name over TVX. Belangrijk, denkt Gert, in de praktijk hoor je daar ook veel over. We doen dit, vertelt docent Engel Hopman, omdat we het belangrijk vinden dat leerlingen een onderzoekende houding aanleren. We willen Onderzoeker Peter Vink die uitleg geeft over diagnostiek. dat ze niet alles klakkeloos voor waar aannemen. Deze dag is een eerste kennismaking. De eerste twee leerjaren van het mbo zijn nog vrij schools, zo licht hij toe, In het derde en vierde jaar werken leerlingen zelf mee aan onderzoeksvragen vanuit de bedrijven. Ze doen dat in samenwerking met PPO of andere onderzoeksinstellingen. De leerlingen hadden veel vragen. Omdat de meeste leerlingen van bloembollenteeltbedrijven komen zijn ze geïnteresseerd in alles wat met bloembollen te maken heeft, zo vertelt Hopman. De actuele onderwerpen die in het middelpunt van de belangstelling staan binnen het bloembollenonderzoek, zijn ook de onderwerpen die leerlingen bezighouden. Helaas had Gera van Os, onderzoeker bij PPO en initiatiefnemer van deze workshop, geen antwoord op alle vragen. Om later tijdens de lessen toch contact te houden met de leerlingen en docenten, bood ze een webcam aan. Zo kan de school via Skype onderzoekers in de les halen om antwoorden te geven op vragen en live te discussiëren met de leerlingen. De leerlingen vonden de dag zeer geslaagd. Kennismaking met onderzoek is echt belangrijk, vindt Gert Aardenburg, omdat zij de actuele kennis hebben. Clusius heeft de workshop structureel opgenomen in het lesprogramma. Mbo-docent Engel Hopman met zijn leerlingen. Meer informatie: www.gkc.nl of www. plantgezondheid.nl Projectleider van het programmateam is Mw. Barry Looman: (e-mail: barry.looman@wur.nl). Informatie over de workshop Gera van Os (gera.vanos@wur.nl) 119

plantgezondheid grenzeloos! ] Programma KNPV-voorjaarsvergadering, 8 juni 2011 Plantgezondheid grenzeloos!; fytosanitair nader belicht Programma Tijd Onderwerp Wie Inloop en koffie Vanaf 9.00 Plenaire sessie Ir. Haakzaal 10.00-12.30 Inleiding en keynotes Opening 10.00-10.10 Inleiding Fytosanitair Piet Boonekamp (dagvoorzitter) Voordracht 1 10.10-10.45 Plantgezondheid grenzeloos! Corné van Alphen (EL&I) Voordracht 2 10.45-11.20 Signaleren en beoordelen van nieuwe risico s voor de plantgezondheid Voordracht 3 11.20-11.55 Bloemgewassen: frequent flyer gold members Voordracht 4 11.55-12.30 Kennisdelen met Q-bank, een database voor quarantaine-organismen Dirk Jan van der Gaag (nvwa, BuRO) Petra de Rooij (Syngenta Seeds) Mariëtte Edema (nvwa- NRC) Lunch 12.30-13.45 Lopend buffet en postersessie Parallelle sessie A-I Ir. Haakzaal 13.45-15.00 Subthema: kennis Nut en Noodzaak van kennisontwikkeling en kennisbeheer Presentatie A1 13.45-14.05 Collecties en belang ervan voor referentie en I&D Jan van Tol (NCB) Presentatie A2 14.05-14.25 EUPHRESCO neemt in belang toe, op Europese snelheid Presentatie A3 14.25-14.45 Fytoquest en Fytocheck: fytosanitair als uitdaging Eric Regouin (DKI van EL&I) Aleid van der Kolk (AgriHolland) 14.45-15.00 Discussie A1-A3 o.l.v. Peter Bonants Parallelle sessie B-I Tarthorstzaal 13.45-15.00 Subthema: in de praktijk Betrokkenheid van en Beleving door stakeholders Presentatie B1 13.45-14.05 Een snelle en transparante toelatingsprocedure van gewasbeschermingsmiddelen helpt Presentatie B2 14.05-14.25 Impact van de bestrijding van de Aziatische boktor Presentatie B3 14.25-14.45 Betere communicatie kan afstand tussen kennisbezitters en praktijk overbruggen Jo Ottenheim (Nefyto) Peter Post (Gemeente Almere) Jolien Koole (Maatschap voor Communicatie) 14.45-15.00 Discussie B1-B3 o.l.v. Annemarie Breukers Pauze 15.00-15.10 Koffie en thee bij de zalen Parallelle sessie A-II Ir. Haakzaal 15.10-16.25 Subthema: risicomanagement Inzicht en Ingrijpen: waar, wanneer en hoe? Presentatie A4 15.10-15.30 Presentatie A5 15.30-15.50 Tools voor identificatie en detectie van quarantaine plantenpathogenen A suite of simple models to support quantitative assessment of spread and impact in pest risk analysis Peter Bonants (PRI) Wopke van der Werf (Wageningen University) Presentatie A6 15.50-15.10 Fytosanitair risicomanagement: informatie voor de toekomst Niels Lucas Luijckx (TNO) 15.10-16.25 Discussie A4-A6 o.l.v. Paul van den Boogert Parallelle sessie B-II Tarthorstzaal 15.10-16.25 Subthema: beleid Wie doet Wat en Waarom? Presentatie B4 15.10-15.30 Fytosanitaire garanties in internationale handel: markttoegang Presentatie B5 15.30-15.50 Presentatie B6 15.50-15.10 Fytosanitair beleid. Acceptatie fytosanitair beleid en maatregelen in de primaire sector Naar Fytopia. Heroverweging van het fytosanitair beleid met behulp van een bestuurskundig kader Nico Horn (nvwa, Divisie Plant, Team Internationaal) Anneke van Dijk (NBvB / LTO-noord) Johan Bremmer (LEI) 15.10-16.25 Discussie B4-B6 o.l.v. Hans Smolders Discussie-Terraszaal 16.30-17.00 Plenaire discussie o.l.v. Piet Boonekamp Borrel 17.00-18.00 Terraszaal Diner met ALV 18.00-21.00 Terraszaal. ALV, o.a. bestuurswissel, begroting en verslagen 120

[ plantgezondheid grenzeloos! Plenaire sessie Ir. Haakzaal Corné van Alphen Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie; c.a.m.van.alphen@minlnv.nl Plantgezondheid grenzeloos! De term grenzeloos schetst treffend het fytosanitaire beleidsveld. Het ministerie van EL&I beziet fytosanitair beleid vanuit een mondiaal, Europees en nationaal perspectief. Fytosanitair beleid gaat over wering en beheersing van schadelijke plantenziekten en -plagen die zich kunnen verspreiden met handelsstromen. Het beleid raakt economische doelstellingen maar ook doelstellingen op het gebied van natuur, biodiversiteit, voedselveiligheid en voedselzekerheid. Daardoor is er sprake van een spanningsveld tussen economie en ecologie. Voor Nederland is fytosanitair beleid belangrijk vanwege het omvangrijke handelsverkeer in planten en plantaardige producten van en naar Nederland. Fytosanitaire barrières kunnen eenvoudig leiden tot onnodige en ongerechtvaardigde handelsverstoring. EL&I verwacht van ondernemers dat ze met zorg omgaan met onze groene ruimte, productie en handel en de agrarische handelspositie. EL&I zet zich in voor wereldwijde beschikbaarheid van genoeg en veilig voedsel. Fytosanitair beleid maakt daar onderdeel van uit. De beheersing van ziekten en plagen is essentieel voor de productie van voldoende voedsel. Hiervoor is (borging van) kennis over ziekten en plagen en hun biologie op wetenschappelijk niveau noodzakelijk. Het mondiale kader van fytosanitair beleid wordt bepaald door de International Plant Protection Convention en de WTO/SPS. Nederland is zeer actief in IPPC-kader, bijvoorbeeld om de ontwikkeling van internationale fytosanitaire standaarden optimaal aan te laten sluiten bij de Nederlandse omstandigheden. Naast het multilaterale kader is ook het bilaterale contact met derde landen van groot belang. Nederland zet actief expertise in om de Nederlandse markttoegang te versterken en oneigenlijke fytosanitaire handelsbarrières te slechten. Op Europees niveau is de Europese Fytorichtlijn cruciaal. Deze stelt regels aan de import van planten en plantaardige producten van buiten naar binnen de EU, alsmede aan het interne EU-verkeer. Momenteel wordt het Europese fytosanitaire stelsel herzien. Afgelopen jaar heeft de Europese Commissie een evaluatiestudie uitgevoerd en nu wordt er hard gewerkt aan een impact assessment en wetgevingsvoorstellen. Deze zullen vermoedelijk rond zomer 2012 verschijnen. Nederland streeft daarbij naar een meer risicogerichte benadering en een versterking van de rol en verantwoordelijkheid van private partijen. Op nationaal niveau gaat veel aandacht uit naar het vertalen van de internationale en Europese beleidslijnen naar concrete handelingen en instrumenten die werken. Met het bedrijfsleven vindt intensief overleg plaats om de omslag naar eigen verantwoordelijkheid en risicogericht handelen te stimuleren. Communicatie, risicoperceptie en het creëren van een vangnet via een plantgezondheidsfonds zijn belangrijke aspecten daarbij. Bij dit alles is kennis en onderzoek op fytosanitair vlak een cruciaal aspect. Het fytosanitaire veld is kennisintensief. De kennisbasis staat onder druk, terwijl nieuwe technologieën zich snel ontwikkelen. Dirk Jan van der Gaag en Roel Potting Bureau Risicobeoordeling & onderzoeksprogrammering, nvwa Signaleren en beoordelen van nieuwe risico s voor de plantgezondheid In de Europese Unie hebben circa 300 organismen een quarantaine-status. Europese lidstaten zijn verplicht introductie van deze organismen te voorkómen óf, wanneer het organisme reeds is gevestigd en uitroeiing niet meer reëel, verspreiding te voorkomen. Deze circa 300 quarantaine-organismen zijn slechts een fractie van het aantal ziekten en plagen in de wereld. Op de lijst ontbreken organismen die nog niet in Nederland en de EU voorkomen, maar wel bekend staan als zeer schadelijk. Daarnaast zijn er vermoedelijk veel onbekende of nauwelijks beschreven schadelijk organismen. Organismen kunnen in hun huidige verspreidingsgebied een onbelangrijke plaag vormen maar na introductie in een nieuw gebied uitgroeien tot een zeer schadelijk organisme. De uitdaging is dergelijke nieuwe risico s tijdig te identificeren zodat maatregelen 121

plantgezondheid grenzeloos! ] kunnen worden genomen om introductie te voorkomen. Recente uitbraken in Europa illustreren dat vroegtijdige identificatie van belang is omdat uitbraken meestal te laat worden ontdekt en uitroeiing niet meer reëel is. Voorbeelden van recente uitbraken van plaagorganismen die niet op de quarantaine lijst stonden zijn Tuta absoluta (tomatenmineermot), Cydalima perspectalis (buxusmot) en Drosophila suzukii. De nvwa (BuRO en de divisie Plant) probeert via internationale netwerken, literatuur, bestaande databases, intercepties e.d. nieuwe risico s vroegtijdig op te sporen. Deskundigen van het NRC van de divisie Plant stellen vervolgens een korte risico-analyse op, op basis waarvan besloten wordt tot eventuele vervolgacties. Eén van de mogelijke vervolgacties kan zijn het opstellen van uitgebreide risico-analyse (PRA: Pest Risk Analyses), op basis waarvan het beleid kan worden geadviseerd over het risico en mogelijke managementopties. Tijdens de presentatie zal worden ingegaan op het PRA-proces bij de nvwa en in de Europese Unie. Petra de Rooij Syngenta Seeds, www.syngenta.com Bloemgewassen: frequent flyer gold members De sierplanten-industrie binnen Europa heeft een waarde van ca. elf miljard euro. Nederland heeft hierin een aandeel van 70%. Ontwikkeling van nieuwe rassen vindt veelal plaats in Nederland: zo n 50% van het totaal aantal aanvragen voor Europese kwekersrechten komen uit Nederland (CBS-gegevens 2010). Na ontwikkeling van nieuwe rassen binnen Nederland, vind productie plaats in landen binnen en buiten Europa. Redenen zijn een tegengesteld seizoen met meer licht, waardoor een betere kwaliteit bereikt kan worden met minder input van energie, en arbeidsintensieve massaproductie in lage-lonen landen. Vandaaruit wordt zaad en stek teruggeleverd naar onder andere Nederland. Stekken worden beworteld, vinden hun weg naar de telers over heel Europa, alvorens de planten in tuin of bloembak verschijnen. In dit proces worden vele grenzen gepasseerd. Binnen Syngenta is het assortiment in de afgelopen jaren gegroeid tot meer dan 5000 verschillende rassen, waarvan stekken zo n 25% van uitmaken. Stekken geven als voordeel dat zaadzetting vaak afwezig is; planten blijven doorbloeien. Het grote nadeel is dat stekken alle ellende van de moerplant meenemen naar de volgende generatie. Schoon starten en schoon blijven is uitermate van belang voor deze business. Schoon starten houdt in dat kandidaatplanten intensief getoetst en gescreend worden voordat ze in productie genomen worden. Schoon blijven betekent alle denkbare hygiënemaatregelen toepassen om te zorgen dat het schone materiaal niet besmet kan raken. Gezond uitgangsmateriaal voor consument en industrie is belangrijk omdat een zieke plant sneller zal wegvallen, consumenten minder de neiging hebben hetzelfde product nogmaals te kopen en het bedrijven een slechte reputatie bezorgt. Naast eisen aan gewas-gerelateerde ziekten en plagen worden additionele eisen gesteld die per land kunnen verschillen. Een aantal voorbeelden zal worden uitgelicht. Daarnaast is er een trend om steeds strengere eisen te stellen. Een deel van de eisen zijn gestoeld op mogelijke impact op voedingsgewassen en uiteraard ook een deel ter bescherming van de eigen handel. Nacontrole met nieuwe toetsings-technieken is eveneens een uitdaging voor de industrie. Validatie van toetsingen is moeilijk, vanwege het ruime assortiment van gewassen. Vals-positieve uitslagen belemmeren de handel. Siergewassen zijn frequent flyers en passeren in het productieproces vele grenzen. Daarbij komt nog de continu veranderende wetgeving en ontwikkelingen in nieuwe (verbeterde) toetsingstechnieken. Dus hoe kunnen bedrijven voldoen aan alle regelgeving en ondertussen winstgevend zijn? Hoe bedrijven schoon kunnen starten en schoon kunnen blijven wordt toegelicht, aangevuld met praktijkvoorbeelden over waar grenzen zijn gesloten of geopend. 122

[ plantgezondheid grenzeloos! Mariëtte Edema Nationaal Referentie Centrum, Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit, Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Kennisdelen met Q-bank, een database voor quarantaineorganismen Q-bank is het resultaat van vijf jaren onderzoek (2006 t/m 2010) in het kader van het FESprogramma Versterking infrastructuur plantgezondheid. Q-bank bestaat uit een databank met gegevens van gereguleerde plantenpathogenen waarbij de gegevens één op één zijn gekoppeld aan specimens in fysieke collecties. Kenmerkend voor Q-bank zijn de hoge mate van betrouwbaarheid van de gegevens en de vrije beschikbaarheid ervan via een website. Daarnaast is het beschreven materiaal te verkrijgen uit betrouwbare collecties. Met deze informatie kunnen de gebruikers snel, doeltreffend en betrouwbaar nagaan welke kenmerken en methoden onderscheidend zijn om een organisme te identificeren. Een betrouwbare identificatie is een essentiële voorwaarde voor een goede uitvoering van fytosanitair beleid. Q-bank maakt standaardisatie en kennisuitwisseling mogelijk, en bevordert daarmee veilige productieen handelsketens van plantenmateriaal met een minimale kans op de verspreiding van plantenpathogenen en plaagorganismen. Parallelle sessie A-I Kennis - Ir. Haakzaal Nut en Noodzaak van kennisontwikkeling en kennisbeheer Jan van Tol Collecties NCB Naturalis EUPHRESCO neemt in belang toe, op Europese snelheid Eric Regouin Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Directie Kennis en Innovatie, e.j.m.regouin@minlnv.nl Onderzoekers kennen elkaar wel, maar hoe zit het met de financiers? De Europese Commissie heeft in het Kaderprogramma veel geld beschikbaar voor onderzoek ten behoeve van de Knowledge Based Bio-Economy (KBBE), kort gezegd de beleidsvelden van het oude Ministerie van LNV. Toch is dit bedrag (240 miljoen euro in 2011) maar een klein deel van wat opgeteld in nationale onderzoeksprogramma s wordt geïnvesteerd. De Europese Commissie heeft daarom verschillende initiatieven genomen voor stimulering van samenwerking tussen nationale onderzoeksprogramma s. De bekendste zijn Gezamenlijke Programmeringinitiatief (Joint Programming Initiatieve), en ERA-netten. De Commissie subsidieert deze samenwerking. In 2006 is een vierjarig ERA-net voor fytosanitair onderzoek opgericht, EUPHRESCO, waarin Nederland vanaf voor de aanvang een leidende rol heeft gespeeld. Doel was om door middel van coördinatie van de nationale onderzoeksinspanningen overlap te vermijden en hiaten in onderzoek te vullen, en om concrete onderzoeksprojecten aan te besteden op basis van overeengekomen prioriteiten, inhoud en gezamenlijke financiering. Motivatie was ondermeer om gezamenlijk de onderzoeksinfrastructuur te versterken en de kenniserosie een halt toe te roepen. EUPHRESCO was zo succesvol dat de Commissie bereid was om voor een vervolgperiode van drie jaar het netwerk te blijven steunen. Dit EUPHRESCO 2 is per januari 2011 van start gegaan. Behalve inspanningen gericht op individuele onderzoeksprojecten, zal EUPHRESCO werken aan een totale en integrale verbetering van onderzoeksinspanning. Denk bijvoorbeeld aan identificatie van de soms wettelijke belemmeringen voor internationale samenwerking, financiering van promovendi, toegang tot elkaars infrastructuur en dergelijke. Nederland maakt zich binnen EUPHRESCO verder sterk voor verbreding van het draagvlak voor onderzoek, inclusief financieel, bij andere partijen dan de overheid. Fytosanitair beleid is immers van levensbelang voor handel van uitgangsmateriaal, planten en plantaardige producten. 123

plantgezondheid grenzeloos! ] Deelnemers aan de startbijeenkomst EUPRESCO 2 in Kopenhagen, maart 2011. EUPHRESCO telt nu 31 partners uit 22 landen, en 14 waarnemers. De partners zijn allen onderzoeksfinancier of programmamanager, waarbij een aantal partners tegelijkertijd ook uitvoerder is van onderzoek. Dat is vooral het geval in die landen waar de onderzoeksinfrastructuur nog volledig deel uitmaakt van de overheidsdienst. Ook geldt dat voor de meeste referentielaboratoria. Om in dit gezelschap tot zaken te komen over gezamenlijke prioritering, programmering, én financiering van fytosanitair onderzoek is niet altijd gemakkelijk. Ondanks de goede intenties die worden uitgesproken, zijn partners vaak terughoudend. Soms ervaren zij het meer efficiënte gebruik van onderzoeksgelden als bedreigend voor de eigen instellingen en onderzoekers. Toch leeft breed het besef dat het niet (meer) iedereen lukt om zelfstandig de broek op te houden en de volledige breedte aan fytosanitaire wetenschapsvelden te hebben en te behouden. Vanuit die gezamenlijke motivatie heeft EUPHRESCO al veel in gang gezet. EUPHRESCOpartners willen de komende jaren minstens 10% van het gezamenlijke nationale budget voor fytosanitair onderzoek onderling afgestemd en gecoördineerd uitgeven, zo n 17 miljoen euro. Nederland zal deze ontwikkeling de komende jaren blijven ondersteunen: langzaam, maar gestaag! Referenties EUPRESCO: www.euphresco.org ERA-netten in KP7: http://cordis.europa.eu/fp7/coordination/ about-era_en.html Aleid van der Kolk AgriHolland; a.vander. kolk@agriholland.nl Fytoquest en Fytocheck: fytosanitair als uitdaging In 2010 heeft het ministerie van LNV in het kader van het FES-programma Versterking infrastructuur plantgezondheid twee communicatieve tools laten ontwikkelen door AgriHolland: de Fytoquest en de Fytocheck. Het gaat om uitdagende en interactieve internettoepassingen, de ene gericht op het onderwijs, de andere specifiek gericht op agrarische ondernemers. In de presentatie worden Fytoquest en Fytocheck getoond en wordt uitgelegd wat de communicatieve waarde hiervan is voor het FESprogramma. De Fytoquest bestaat uit zes interactieve lesmodules voor het (groene) onderwijs die leerlingen op een aantrekkelijke manier betrekken 124

[ plantgezondheid grenzeloos! bij de praktijk. Elke module omvat een interactieve quiz met een gaming element, die geheel zelfstandig via internet kan worden uitgevoerd. Door filmpjes met interviews te integreren in de vragen wordt getoond welke ketenpartijen van belang zijn. Ook ervaren leerlingen dat er verschillende visies zijn op fytosanitair beleid en dat samenwerking in de keten essentieel is. In vijf sectoren gaan leerlingen diepgaander zoeken naar het belang van fytosanitaire maatregelen. www. fytoquest.nl De Fyto-ondernemerscheck is een programma waarmee agrarische ondernemers anoniem op internet een zelftoets kunnen doen over de fytosanitaire risico s in hun eigen bedrijfssituatie. Ze krijgen vervolgens relevante uitleg en tips van collega-ondernemers in beeld. De tool is een goede aanzet tot discussie en haalt fytosanitaire knelpunten en maatregelen verder uit de taboesfeer. In de presentatie wordt ook besproken hoeveel gebruik ondernemers inmiddels maken van deze tool. www.fyto-ondernemerscheck.nl Beide vormen van e-learning maken gebruik van de actualiteit, bevatten veel videobeelden uit de praktijk en werken snel en interactief. AgriHolland heeft hiermee een vertaalslag gemaakt van het beleid en onderzoek naar ondernemersniveau. Parallelle sessie B-I In de praktijk - Tarthorstzaal Betrokkenheid van en Beleving door stakeholders Jo Ottenheim Nefyto Een snelle en transparante toelatingsprocedure van gewasbeschermingsmiddelen helpt De Nederlandse land- en tuinbouw is kleinschalig, intensief, gespecialiseerd op één of enkele gewassen, sterk gericht op export, kent vele internationale contacten en produceert in een overwegend vochtig klimaat dat uitermate gevoelig is voor het optreden van ziekten en plagen. Dit alles vindt zijn weerslag in het middelengebruik en tekent de specifieke eisen voor het beschikbare c.q. gewenste pakket gewasbeschermingsmiddelen. Internationale fytosanitaire eisen gaan in een aantal gevallen uit van nultoleranties; er mag zich van bepaalde soorten geen enkel organisme op het te exporteren product bevinden. Daarnaast is Nederland het centrum van internationale handel in uitgangsmateriaal, eindproducten en alles daar tussenin. Regelmatig komen hierdoor exotische ziekten, plagen en onkruiden ons land binnen. In het verleden werden deze ziekten, plagen en onkruiden meegenomen in de normale spuitwerkzaamheden met breedwerkende middelen en ontstonden er pas problemen als zo n nieuw plaagorganisme in het land van herkomst resistentie had opgebouwd tegen de in Nederland gebruikte middelen. Als gevolg van strengere milieu-eisen zijn de werkingsmechanismen specifieker geworden 125

plantgezondheid grenzeloos! ] en treden nieuwe plaagorganismen op de voorgrond die in het verleden wel aanwezig waren maar nooit een probleem vormden. Ook kunnen plaagorganismen via uitgangsmateriaal binnenkomen die niet matchen met het bestaande Nederlandse pakket. De behoefte aan een breed spectrum van gewasbeschermingsmiddelen is groot en daarbij moet worden bedacht dat de land- en tuinbouw voor de chemische bestrijding van ziekten, plagen en onkruiden over meerdere middelen moet kunnen beschikken. Sommige middelen kunnen immers fytotoxisch zijn voor bepaalde gewassen of rassen. Andere middelen zijn minder goed werkzaam op bepaalde grondsoorten of vereisen een bepaalde temperatuur. En ook afwisseling van middelen om resistentie te voorkomen is noodzakelijk. Een snelle en transparante toelatingsprocedure van gewasbeschermingsmiddelen is een belangrijke voorwaarde vanuit de industrie om de behoefte aan een breed spectrum gewasbeschermingsmiddelen te faciliteren en innovatie te stimuleren. Verdere ondersteuning is noodzakelijk vanuit het beleidsinstrumentarium voor de kleine toepassingen- c.q. kleine teeltenproblematiek, waarbij ook rekening moet worden gehouden met de positie van de toelatinghouder. Peter Post Gemeente Almere, ppost@ almere.nl Impact van de bestrijding van de Aziatische boktor In november 2010 werd voor het eerst in Nederland in levende planten de aanwezigheid vastgesteld van de Aziatische boktor (Anoplohora glabripennis) op bedrijventerrein de Vaart in Almere. Europese regelgeving stelt dat deze soort bestreden moet worden. Van eerdere vergelijkbare bestrijdingsoperaties van de verwante boktorsoort A. chinensis, staat het beeld van het volledig verwijderen van groen in particuliere tuinen en een beperking van handel in plantmateriaal nog op het netvlies. Ook bij deze operatie is het van belang om de maatschappelijke onrust te beperken in een omgeving die bestaat uit bedrijven, woningen, natuur en op korte afstand een kastuinbouwgebied. De presentatie gaat in op de rol van de overheid in het beperken van de maatschappelijke ontrust en de reactie en betrokkenheid van de omgeving op het onderzoek en de bestrijdingsoperatie. Jolien Koole Maatschap voor Communicatie Betere communicatie kan afstand tussen kennisbezitters en praktijk overbruggen Preventief handelen is vele malen effectiever en efficiënter dan controle en regelgeving, en vormt een belangrijk onderdeel van het nieuwe fytosanitaire beleid. Preventie zou daarom in ieder bedrijf een automatisch onderdeel moeten vormen van de reguliere bedrijfsvoering. Een nieuwe communicatieaanpak kan daar bij helpen. Versterken van het urgentiegevoel bij ketenpartijen, meer transparantie in de keten, aanbieden van informatie in de taal van de telers en inspelen op verschillen tussen sectoren zijn belangrijke uitgangspunten voor een succesvolle aanpak. Naast de communicatiestrategie voor de productiesectoren is er recent ook een communicatiestrategie ontwikkeld voor het voorkomen van invoer van schadelijke organismen door particulieren. Zowel aardappeltelers en kasrozenkwekers, als de tuinliefhebbers met groene vingers, zullen hun bijdrage in de preventie moeten gaan leveren. Hoe kan communicatie een bijdrage leveren aan dat gewenste gedrag? 126

[ plantgezondheid grenzeloos! Parallelle sessie A-II Risicomanagement - Ir. Haakzaal Inzicht en Ingrijpen: waar, wanneer en hoe? Peter Bonants Plant Research International, onderdeel van Wageningen UR; peter. bonants@wur.nl Tools voor identificatie en detectie van quarantaine plantenpathogenen Moleculaire technieken helpen bij de juiste diagnose. Wereldwijd nemen goederenstromen toe qua volume tussen een groeiend aantal landen door (1) gewijzigde consumptiepatronen, (2) liberalisering van de wereldhandel en (3) toenemende outsourcing van productie naar landen met goedkopere productiefactoren en / of betere klimatologische omstandigheden. Deze toenemende handelsstromen leiden tot grotere fytosanitaire risico s, zeker voor een handelsland als Nederland. Al deze stromen moeten door inspecteurs van de nvwa en de keuringsdiensten gevolgd worden op de insleep en verspreiding van een scala aan plantenpathogenen. Een groot aantal ervan staan op de zogenaamde quarantainelijsten van de EU (Council Directive 2000/29/EC). Q-organismen zijn organismen die niet of in beperkte mate aanwezig zijn in de EU en die volgens de EU wetten als schadelijk worden gezien. Ook EPPO en derde landen hebben een lijst van Q-organismen opgesteld. Elke lidstaat van de EU heeft de verplichting om introductie en verspreiding van deze organismen te voorkomen. Dit alles om de primaire productie en de handel van planten en plantgerelateerde producten en ook het openbaar groen te beschermen. Deze maatregelen worden fytosanitaire maatregelen genoemd en zijn zeer belangrijk voor een duurzame gewasbescherming: door middel van het voorkomen van introductie en verspreiding van nieuwe schadelijke organismen kan men een permanente en noodzakelijke input van gewasbeschermingsmethoden achterwege laten. Om hun werk goed te kunnen uitvoeren hebben de inspecteurs allerlei tools nodig om adequaat en snel een organisme van de Q-lijst te kunnen identificeren en detecteren; in de haven, op het vliegveld, maar ook bij kwekers en in het openbaar groen. Hiervoor worden binnen Nederland diverse methoden ontwikkeld, gevalideerd en geïmplementeerd. Diverse projecten binnen het reguliere BO (beleidsondersteunend onderzoek), KB (kennis basis) en FES (fonds economische structuurversterking Plantgezondheid) besteden aandacht aan het ontwikkelen van kennis op het gebied van bemonstering, waardplantspecificiteit, identificatie, detectie, introductie, verspreiding, overleving, en bestrijding van deze pathogenen om zo de nvwa divisie Plant (voorheen de Plantenziektenkundige Dienst) en keuringsdiensten (NAK, Naktuinbouw, KCB en BKD) van allerlei tools te voorzien om hun wettelijke taak adequaat te kunnen uitvoeren. Ook in internationaal verband (EU projecten QBOL, www.qbol.org en Q-detect, www.qdetect. org, maar ook in Q-bank, www.q-bank.eu en Euphresco, www.euphresco.org) worden projecten uitgevoerd op dit gebied. Diverse voorbeelden uit een aantal projecten en de ontwikkelde methoden passeren de revue en zullen worden besproken. 127

plantgezondheid grenzeloos! ] Wopke van der Werf 1, Christelle Robinet 2 and Hella Kehlenbeck 3 1 Wageningen University, Plant Sciences, Centre for Crop Systems Analysis, Crop & Weed Ecology Group, P.O. Box 430, 6700 AK Wageningen, The Netherlands 2 INRA, UR633 Zoologie Forestière, BP20619 Ardon, F-45166 Orléans, France 3 Julius Kühn Institute, Institute for National and International Plant Health, Stahnsdorfer Damm 81, D-14532 Kleinmachnow, Germany A suite of simple models to support quantitative assessment of spread and impact in pest risk analysis An assessment of the likelihood and extent of spread is an integral part of a pest risk analysis for quarantine measures. However, few tools - if any - are available to risk assessors to make an assessment of the spread as a dynamic process in space at the continental scale. Within the frame of the EU project PRATIQUE, we explored avenues for spread modelling and link models of spread to maps of host distribution, climate, and potential economic impacts. Five models for spread were considered: (1) logistic temporal increase of the invaded area following a point introduction; (2) radial range expansion at a constant rate following a point introduction; (3) a combination of models 1 and 2 where the range expansion model sets the outer limit of the invaded area, and the logistic growth model specifies how this range is filled in ; (4) logistic temporal increase of pest density following a blanket introduction of the invasive alien all across the area of potential establishment in Europe; (5) spatiotemporal population growth and dispersal model constructed by combining local logistic population growth of model 4 with propagule dispersal according to a flexible spatial probability model. These models are generic and simple, to enable rapid parameterization with limited data, enabling scenario analyses in the context of rapid appraisals of pest risk. We developed the models considering Europe as the PRA area. Different models enable alternative assumptions and points of view of the risk assessor to be entered into the assessment process. All models consider the fundamental niche of the invasive species, based on climate suitability and presence of hosts. None of the models is considered a priori better than alternatives. The suite of models provides a more complete picture of invasion consequences than any single model would do. Case studies are provided to illustrate the parameterization process and highlight comparative strengths and weaknesses of the five models. A formal test of model performance against invasion data has not yet been conducted here, but is proposed as a valuable objective for future research. We engage with the community of pest risk assessors in Europe to help risk assessors develop familiarity with the new tools and collect user feedback for identifying future development needs. Niels Lucas Luijckx, Hilde Cnossen en Fred van de Brug TNO, Researchgroep Quality & Safety, Utrechtseweg 48, 3704 HE Zeist; niels.lucasluijckx@tno.nl Fytosanitair risicomanagement: informatie voor de toekomst Risicomanagement is gemakkelijk gedefinieerd, maar minder gemakkelijk uitgevoerd. Met name wanneer je wilt omgaan met de risico s die nog niet beschreven zijn, de emerging risks, of waar veranderingen in de risicobeschrijving kunnen gaan optreden: veranderingen in de kans van optreden of nieuwe kennis over het feitelijke gevaar. Hoeveel kennis is er en hoeveel kennis heb je nodig om aan risicomanagement te beginnen? Wanneer pas je een vorm van voorzorgbeginsel toe? De neiging bestaat om met risicomanagement te wachten tot een risicobeoordeling (volledig) is uitgevoerd. In deze korte presentatie zal worden uitgelegd dat TNO een systeem voor de identificatie van emerging risks heeft gemaakt, primair voor de voedselveiligheid, maar met bredere toepassingsmogelijkheden. De gedachtegang erachter en de werking wordt toegelicht. Het is essentieel vroege signalen op te pakken uit de grenzeloze wereld. Signalen die op een emerging risk of issue kunnen wijzen. Signalen die op de juiste wijze geïnterpreteerd moeten worden en vertaald naar risicomanagement. Het zoeken naar vroege signalen kan plaatsvinden op basis van scenario s, lessen uit het verleden, maar ook door slim combineren van beschikbare kennis en informatie. Dit laatste is de basis van het TNO-systeem: slim en snel zoeken in enorme hoeveelheden informatie en de link leggen met alle beschikbare kennis van een domein. Aan de hand van een praktisch voorbeeld op het fytosanitaire terrein zal dit worden gedemonstreerd. 128

[ plantgezondheid grenzeloos! Parallelle sessie B-II Beleid - Tarthorstzaal Wie doet Wat en Waarom? Nico Horn Fytosanitaire garanties in internationale handel: markttoegang nieuwe VWA, Divisie Plant, Team Internationaal Anneke van Dijk LTO Noord, avdijk@ltonoord.nl Fytosanitair beleid Acceptatie fytosanitair beleid en maatregelen in de primaire sector Nederland heeft als een na grootste exporteur van land- en tuinbouwproducten belang bij een goed fytosanitair beleid. De continuïteit van de productie en de handel en fytosanitaire maatregelen zijn met elkaar verbonden. Het is van belang om binnenkomst van schadelijke organismen tegen te gaan en de handel binnen en buiten de EU zo goed mogelijk te laten verlopen. Als exporterend land heeft Nederland belang bij het vrij zijn van ziekten en plagen. De producenten in de primaire sector zijn zich hier min of meer goed van bewust. Fytosanitair beleid richt zich op het weren en beheersen van schadelijke ziekten en plagen. De maatregelen die uit dit beleid voortkomen en waar producenten mee te maken hebben zijn vooral de inspecties: importinspecties, bedrijfsinspecties, veld- en partij-inspecties. Het draagvlak hiervoor, of de acceptatie hiervan, hangt van veel factoren af. In de eerste plaats het belang van de exportpositie van het betreffende gewas; daarnaast van o.a. uitvoeringstechnische zaken, effectiviteit van de maatregelen, kosten, risicobeleving, onderbouwing van de maatregelen en samenwerking met de ketenpartners. Ten aanzien van uitvoeringstechnische zaken gaat het om uitvoering van inspecties op een dusdanige wijze dat de bedrijfsprocessen zoveel mogelijk door kunnen gaan. Maatregelen die daadwerkelijk bijdragen aan het terugdringen, beheersen of elimineren van een schadelijk organisme en niet groter of omvangrijker zijn dan noodzakelijk, kunnen op meer draagvlak rekenen, dan maatregelen waarbij dit minder duidelijk is. Ter illustratie een aantal voorbeelden: In het belang van de exportpositie van de gehele boomkwekerijsector, wordt binnen deze sector aanvullend beleid gevoerd ten aanzien van bacterievuurwaardplanten. Om aan de vraag naar extra garanties bij deze waardplanten te kunnen voldoen, houdt de sector nu al zeven jaar lang autonoom twaalf bufferzones bacterievuur in stand. Eveneens in het belang van de exportpositie van boomkwekerijgewassen, heeft de sector gekozen voor een strenger AM-regime dan de Europese regelgeving vereist. Binnen de sector was draagvlak om het oude AM-regime, teelt van uitgangsmateriaal op AM-vrij bevonden percelen, voort te zetten. In de akkerbouw is het verbod op beregening met oppervlaktewater in de teelt van aardappelen in een aantal gebieden in Nederland, om bruinrot tegen te gaan effectief gebleken en vindt om die reden ondersteuning in de sector. De acceptatie in de primaire sector van het fytosanitair beleid en de daarmee samenhangende maatregelen hangt samen met het exportbelang, de effectiviteit van maatregelen, de kosten en de samenwerking in de keten. Referenties Een sectorvisie op fytosanitair beleid, 11 januari 2011 129

plantgezondheid grenzeloos! ] Johan Bremmer en Rosemarie Slobbe LEI Wageningen UR Naar Fytopia. Heroverweging van het fytosanitair beleid met behulp van een bestuurskundig kader Waarom is er fytosanitair beleid? Besmetting van plantaardige producten met invasieve plantenziekten leidt tot welvaartsverlies door marktfalen. Er is sprake van marktfalen, wanneer de coördinatie van het vrije marktmechanisme niet in staat is om een optimaal evenwicht tussen de vraag naar en aanbod van goederen tot stand te brengen. Marktfalen komt door het optreden van externe effecten en informatie-asymmetrie in de markt voor plantaardige producten. De overheid corrigeert dit marktfalen als publieke belangen in het geding zijn. Hoe ziet het fytosanitair beleid er idealiter uit? Om deze vraag te beantwoorden is een beleidskader ontwikkeld waarin theorieën uit de economie gecombineerd worden met bestuurskundige inzichten (figuur 1). De economische discipline is gebruikt voor de analyse van fytosanitaire problemen en het in kaart brengen van het marktfalen; de bestuurskundige discipline voor ontwikkeling van een beleidskader om deze problemen aan te pakken. Uitgangspunten daarbij waren: maximale deregulering: privaat wat kan, publiek wat moet verantwoordelijkheid zoveel mogelijk decentraal: individueel wat kan, collectief wat moet beleid wordt zo effectief mogelijk vormgegeven met zo min mogelijk inspanning Figuur 1. Bestuurskundig kader fytosanitair beleid. Het beleidskader start met de aannamen dat er geen nationaal of internationaal fytosanitair beleid is en dat andere landen het Nederlandse fytosanitair beleid volgen. Toepassing van het beleidskader laat zien dat meer verantwoordelijkheid bij ondernemers gelegd kan worden als het antwoord op de volgende drie vragen ja is: 1. Zijn de ondernemers op de hoogte van de risico s die gepaard gaan met de handel in plantaardige producten? 2. Hebben zij belang bij het verminderen van het risico? 3. Zijn zij in staat het risico te verminderen? Het fytosanitair beleid is effectiever, wanneer de lasten worden verdeeld volgens het principe de vervuiler betaalt. Veroorzakers krijgen dan een economische prikkel om de risico s te verminderen. Dit vraagt om omkering van de bewijslast voor verwijtbaarheid. De praktische haalbaarheid hiervan zal verder onderzocht moeten worden. Aanpassing van het fytosanitair beleid kan alleen plaatsvinden wanneer de internationale kaders daar ruimte voor geven. Nederland is een belangrijk exporterend land. Veel landen die importeren hebben echter geen belang bij liberalisering van het fytosanitair beleid, omdat dit de ruimte voor het voeren van handelspolitiek beperkt. Het internationaal uitdragen van deze onderzoeksresultaten zal daarom diplomatiek moeten plaatsvinden. 130

[ verenigingsnieuws KNPV maakt zich op voor grootscheepse bestuurswissel Leden vragen zich soms af of de algemene ledenvergadering (ALV) wel interessant zal zijn en of er wel werkelijk iets van belang besproken zal worden. Vele leden, ook degenen die regelmatig onze bijeenkomsten bezoeken, hebben zelfs nog nooit een ALV bijgewoond. De laatste jaren echter, hebben deze mensen echt wat gemist door niet te komen. Vaak was er een interessante spreker met een pakkend verhaal van hoog niveau. Een aantal werkgroepen heeft zich in de loop van de tijd gepresenteerd. Standaard wordt besproken waar de vereniging zijn geld aan mag uitgeven en wordt de richting bepaald die de KNPV uit zal gaan. Vorig jaar waren er de uitkomsten van de KNPV-ledenenquête die bron waren tot veel discussie. Dit jaar zal de ALV in het teken staan van het aftreden van een aantal zeer belangrijke bestuursleden, waaronder de voorzitter, de penningmeester, de huidige en de vroegere secretaris. Bij elkaar goed voor zo n veertig jaar KNPV-bestuurservaring! Deze wissel is intern goed voorbereid en alle posities kunnen worden overgenomen door nieuwe bestuursleden die al zijn ingewerkt. Toch is deze ALV een belangrijk moment in de geschiedenis van de KNPV. U wordt als lid van harte uitgenodigd om hierbij aanwezig te zijn op 8 juni a.s. Opgave vanaf mei via www.knpv.org. 131

verenigingsnieuws ] Voorgestelde agenda Algemene Ledenvergadering 8 juni 2011 1. Opening 2. Notulen ALV 16 juni 2010 3. Bestuurswisselingen 4. Jaarverslag : Jan Bouwman en Jan-Kees Goud a. Bestuur (verslag van de secretaris) b. Redactie Gewasbescherming (verslag van de hoofdredacteur) 5. Financiën: Jan Bouwman a. Financieel overzicht 2010 b. Verslag kascontrolecommissie (Geert Kessel en Aad Termorshuizen) c. Begroting 2011 6. Rondvraag 7. Sluiting Notulen Algemene Ledenvergadering KNPV op 16 juni 2010 Aanwezige leden: Er zijn 25 leden aanwezig tijdens deze ALV. Bestuursleden: Aanwezig: Bastiaans, Bouwman (not), Goud, Sutterlin, van der Salm, Kema (vz), Wubben 1. Opening Voorzitter Kema heet alle aanwezigen hartelijk welkom en opent de vergadering. 2. Bestuurswisselingen Voorzitter stelt de nieuwe kandidaat-bestuursleden voor in verband met vertrekkende leden en bestuursuitbreiding om alle taken te kunnen behartigen. Vertrekkend Opvolging/toetredend Geleding Leaniek van de Graaf Renée van der Salm Student Jan Buurma Annemarie Breukers Onderzoek Corné Kocks Kees Westerdijk Onderwijs Jacques Horsten Bedrijfsleven Paul van den Boogert Overheid Corné Kempenaar Onderzoek De vergadering bekrachtigt unaniem de voorgestelde kandidaten. Na ALV 2011 zullen Kema, Bouwman, Wubben en Sütterlin aftreden. In de loop van 2010 zal een vacature worden geplaatst in Gewasbescherming voor de functie van voorzitter van de KNPV. 3. KNPV werkgroep Graanziekten Gert Kema houdt een presentatie over de werkgroep Graanziekten van de KNPV: een historisch overzicht gevolgd door de activiteiten in de afgelopen jaren met als hoogtepunt het bezoek dat de werkgroep heeft gebracht aan het Rothamsted Research Station in UK in 2009. 132