Algemene infomatie. Algemene informatie Nederlands Congres Volksgezondheid 2006 POSTERMARKT ORGANISATIE DOELGROEP INHOUD ACCREDITATIE



Vergelijkbare documenten
NEDERLANDS CONGRES Volksgezondheid 2012 VOLKSGEZONDHEID. 11 en 12 april 2012 VU medisch centrum Amsterdam

Verslag regionale werkconferenties kiezen voor gezond leven

Antwoord van staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 9 december 2010)

Academische Werkplaats Publieke Gezondheid Brabant. Aangenaam kennis te maken

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Wolbert (PvdA) over kinderen van allochtone afkomst die overgewicht hebben (2014Z07817).

Raadsvergadering, 29 januari Voorstel aan de Raad

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

GGD Hollands Noorden. en wijkverpleegkundigen met S1-taken

Zorgketen c.q. Netwerkaanpak actieve leefstijl. Anneke Hiemstra en Marloes Aalbers, NISB

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorbeeldadvies Cijfers

oinleiding 1 c oovergewicht en ernstig overgewicht (obesitas) in Nederlandd

Systematische review naar effectieve interventies ter preventie van kindermishandeling.

Preventie en gezondheidsbevordering in 2025: Welke rol speelt de medisch specialist?

Lokaal gezondheidsbeleid Workshop 18 februari 2016

Academische werkplaats publieke Gezondheid (CEPHIR) en Infectieziektebestrijding

LANDELIJKE EN REGIONALE SCENARIO S VOOR TOEKOMST VAN ZORG EN GEZONDHEID

2e Themasessie Gezondheid. September 2014

Het wetenschappelijke bevolkingsonderzoek naar de vroege opsporing van hart- en vaatziekten.

Academische werkplaats Publieke Gezondheid: doelen en mogelijkheden

Een voorbeeld van een schoolprogramma gericht op preventie van overgewicht in Nederland: het DOiT programma

Wat heeft u gisteren gedaan om uw gezondheid op peil te houden?

Informatie voor professionals

Regionale VTV Ziekten in de toekomst. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011 Hart voor Brabant Deelrapport Ziekten in de toekomst

Samenvatting Jong; dus gezond!?

Onderwerp: Verlengen nota Lokaal gezondheidsbeleid Wijk bij Duurstede

> Retouradres Postbus EJ Den Haag. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Verzekeringsgeneeskunde en Wetenschap

Het voorkomen van geneesmiddel gerelateerde problemen bij oudere patiënten met polyfarmacie ontslagen uit het ziekenhuis

Samenvatting SAMENVATTING

Verminderen van suïcidaliteit

SAMENVATTING. MVW_proefschrift_170x240_ indd 172

Mondelinge presentatie of poster

Integrale zorg voor chronisch zieken; het spel en de knikkers

Opgroeien in onderzoek. Symposium Jeugd en Gezondheid 13 oktober 2016

Preventieve GGZ van vroeg tot later

Academische toerusting voor werken binnen de Openbare Gezondheid

Hoe beweegprogramma's voor kwetsbare ouderen te implementeren?!

Regionale VTV WPG / Ouderen. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011 Hart voor Brabant Deelrapport WPG / Ouderen

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 20 december 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Wat werkt voor de oudere werknemers?

Bestuursopdracht Raad

Integrale aanpak kinderen met overgewicht in Enschede en Almelo

Vroeg opsporen en voorkomen achteruitgang chronische nierschade

Nederlandse samenvatting

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

Factsheets AWPG

tweede nationale studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk Een kwestie van verschil:

Factsheet GGD Hollands Noorden. M T W

11 e TBV Congres Vrouw en werk

Toezicht op zorg aan kwetsbare groepen. Heleen Buijze Senior inspecteur

ADVIESNOTA. Hattem kiest met JOGG voor samenwerking aan een gezonde jeugd. Inleiding. Achtergrond Gezondheidsbevordering.

National Resources. Source Short description Link

Vitale Vaten. Ineke Sterk projectleider Vitale Vaten 4 oktober 2011

IAS SYMPOSIUM VAN DURBAN NAAR AMSTERDAM AMSTERDAM 22 JULI 2016 MEETING PROSPECTUS DEZE WORKSHOP WORDT GEZAMENLIJK GEORGANISEERD DOOR:

Het PreventieConsult in de huisartsenpraktijk

Dinsdag 14 december 2010

CIAO overzicht. Marije van Koperen Programmacoordinator CIAO Vrije Universiteit Amsterdam,Gezondheidswetenschappen. Utrecht, 14 juni 2012

Nota Lokaal Gezondheidsbeleid

Eerstelijn & gemeente(n)

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 7 augustus 2014 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Lokale paragraaf gezondheidsnota

Uitnodiging voor huisartspraktijken voor deelname aan onderzoek Valpreventie in de eerstelijnszorg

Psycho-sociale gezondheid - Bouwstenen voor bereik

Utrecht Gezond! Een succesvolle aanpak tussen gemeente en zorgverzekeraar

AMC. Landelijke capaciteit meting in de Jeugdgezondheidszorg - Factsheet-

Tweede Kamer der Staten-Generaal

HENRIQUE SACHSE ARTS M&G, JEUGDARTS, VERTROUWENSARTS

2 E NATIONAAL CONGRES PRECONCEPTIEZORG

Inleiding. Jeugdgezondheidszorg. Inzicht Jeugdgezondheidszorg 2017 Ter verdieping van het jaarverslag 2017 Gemeente Venlo

Zuid-Limburgse Jeugd-GGZ

Samenwerken. kwaliteit

De jeugdgezondheidszorg als bondgenoot bij preventie en begeleiding van jongeren en seks

Stimuleringsprogramma lokale aanpak gezondheidsachterstanden

Beweegrichtlijnen Nr. 2017/08. Samenvatting

Opleiden voor Public Health. Prof dr Gerhard Zielhuis Epidemiologie, UMC St Radboud

Achtergronddocument Kennisinfrastructuur GGZ

HOOFDSTUK 1: INLEIDING

Ouderenmonitor Gezondheidsonderzoek 65-plussers regio Nijmegen. Gezondheidsonderzoek kinderen 0-12 jaar regio Nijmegen

Gecombineerde Leefstijl Interventie Depressieve klachten in een eerstelijns zorgvoorziening

Onderwerp Bijlage(n) Uw brief Kamervragen 19 februari 2008

Business Case depressiepreventie in Zuid- Holland Noord. Nicolette van der Zouwe 29 mei 2012

Het begrijpelijk communiceren van een gezondheidsrisico

Betere zorg voor patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden

Programma Stichting Educatie Atrium Innovations GEZONDHEID

Economie & Preventie. Prof. dr. Johan Polder. Preventie, een te verzekeren risico? Themabijeenkomst Bougainville en NVAG Dinsdag 4 september 2007

Samenvatting. Inleiding

Aan de gemeenteraad van Nijmegen. Geachte leden van de raad,

Congres Richtlijn Niet-aangeboren Hersenletsel en Arbeidsparticipatie

Beweegrichtlijnen 2017

PROGRAMMABEGROTING

Factsheet. Meet the Needs. Onderzoek naar de behoefte aan leefstijlaanbod van mensen met een lage SES in Maastricht

Stappen naar het verbeteren van de zorg voor de ouder wordende cliënt

Gezondheid dichtbij. Samenvatting landelijke nota gezondheidsbeleid 2011

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 29 januari 2018 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Resultaten Jongerenonderzoek

Ondersteuning bij implementatie zelfmanagement

Transcriptie:

Algemene infomatie Algemene informatie Nederlands Congres Volksgezondheid 2006 ORGANISATIE Het Nationaal Congres Openbare Gezondheidszorg 2006 en Het Nederlands Public Health Congres 2006/14e V&W/NVAG congres bundelen hun krachten in het Nederlands Congres Volksgezondheid 2006. INHOUD Het jaar 2006 staat in het teken van belangrijke bouwstenen en mijlpalen voor de volksgezondheid. Om er een paar te noemen: de Wet op de Zorgverzekering, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, de Volksgezondheid Toekomstverkenningen, de Preventienota van het Ministerie van VWS en de lokale gezondheidsnota s, maar ook de academisering van de openbare gezondheidszorg en een toenemende internationale samenwerking en afhankelijkheid. Deze ontwikkelingen betekenen dat iedereen binnen de volksgezondheid - nog meer dan voorheen relaties krijgt met andere spelers in het veld. De inspanningen om gezamenlijk de volksgezondheid in Nederland te blijven borgen, komt daarmee bij vele partijen te liggen. Zowel bij de openbare gezondheidszorg, de sociale hulpverlening, de zorgverzekeraars, de geestelijke gezondheidszorg, de thuiszorg en de curatiefsomatische sector, als bij de sector arbeid, de gemeenten en onderzoekers. Het congres brengt in het programma wetenschap, beleid en praktijk bij elkaar. Wat zijn de gevolgen van de ontwikkelingen voor de praktijk van de organisaties en instellingen die de volksgezondheid willen verbeteren? Hoe dragen beleid en onderzoek bij aan deze praktijk? Op het NCVGZ 2006 worden de ontwikkelingen in perspectief geplaatst onder het thema: Gezondheid: Werk in uitvoering! INFORMATIEMARKT Op de informatiemarkt laat een groot aantal organisaties zien wat zij allemaal op het terrein van OGZ/Public Health doen. Ook een prima plaats om persoonlijke contacten te leggen! POSTERMARKT Op de postermarkt laten ruim 130 beleidsmedewerkers en onderzoeker zien welke resultaten zij met hun project en/of onderzoek bereikt hebben. Samenvattingen van de voordrachten vindt u na het programma gerangschikt op alfabetische volgorde van de eerste auteur. Het programma, met de samenvattingen van alle presentaties, is ook te vinden op www.ncvgz.nl. VOLKSGEZONDHEIDSPRIJS 2005 Op 12 april zal de jury o.l.v. prof.dr. Marianne Donker bekendmaken wie de winnaar is van de Volksgezondheidsprijs 2005. Deze prijs wordt jaarlijks toegekend aan een beginnend onderzoeker die zich op een bijzondere wijze verdienstelijk heeft gemaakt bij de wetenschappelijke bestudering van een maatschappelijk probleem. STIMULERINGSPRIJS OGZ 2006 Uit de vele inzendingen heeft de jury o.l.v. prof.dr. Tom van der Grinten de winnaar van de Stimuleringsprijs OGZ 2006 gekozen. Op 13 april wordt deze bekend gemaakt en zal de prijs samen met het beeld de overlevering van Renée van Leusden worden uitgereikt. DATUM EN PLAATS Woensdag 12 en donderdag 13 april 2006 in De Doelen te Rotterdam. De Doelen ligt op loopafstand van het NS Station Rotterdam Centraal. DEELNAMEKOSTEN EN BETALING Deelname aan het congres kost 200,- voor 2 dagen en 125,- voor 1 dag. Studenten krijgen 50% korting (kopie collegekaart toezenden). De kosten voor koffie/thee, lunch en borrel zijn hierbij inbegrepen. Betaling kan middels het afgeven van een automatische incassoopdracht aan de congresorganisatie. Het rekeningnummer dient dan wel op naam te staan van een bedrijf of instelling; geen particulier. Wanneer meer dan twee deelnemers uit één organisatie een factuur aanvragen, wordt een verzamelfactuur gestuurd ter attentie van de Financiële Administratie. De facturen worden (per e-mail) verstuurd op 3 april. DOELGROEP Het congres is bedoeld voor beleidsmedewerkers, bestuurders, onderzoekers, uitvoerders, zorgverzekeraars en alle anderen die werkzaam zijn op of interesse hebben in het brede werkterrein van de Volksgezondheid (Public Health/ Openbare Gezondheidszorg). ACCREDITATIE Accreditatie is aangevraagd bij: het Accreditatiebureau Sociale Geneeskunde voor artsen voor arbeid en gezondheid, bedrijfsartsen en artsen voor maatschappij en gezondheid, werkzaam in de jeugdgezondheidszorg, algemene gezondheidszorg en medische milieukunde, de Nederlandse Vereniging voor Preventie en Gezondheidsbevordering (NVPG) en het College voor Accreditering Huisartsen. Naar verwachting zal deelname aan het gehele congres (2 dagen) 11 registratiepunten opleveren. INSCHRIJVING Online registratie via www.ncvgz.nl of www.decongresbalie.nl heeft de voorkeur. U ontvangt dan per kerende e-mail een bevestiging van uw deelname. Of u maakt gebruik van het bijgaande inschrijfformulier. Uw inschrijving ontvangen wij graag spoedig, het liefst voor 31 maart. Let op: Ook als u een poster presenteert of een inleiding verzorgt in een van de deelsessies moet u zich inschrijven voor het congres. INFORMATIE EN ORGANISATIE Het NCVGZ 2006 is een initiatief van het Fonds OGZ, NPHF, V&W, NVAG, Universiteit Maastricht, GGD Zuid- Limburg, RIVM, NCOG, GGD Nederland, NIGZ, NSPOH, ZonMw, TNO, Trimbosinstituut, VNG en VWS. Voor praktische informatie kunt u contact opnemen met: decongresbalie: Raadhuisplaza 23 5473 CX Heeswijk-Dinther tel. 0413-209291 tsg jaargang 84 / 2006 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid 2006 - pagina 2

Algemene informatie fax 0413-209192 info@decongresbalie.nl Voor meer inhoudelijke informatie/vragen verwijzen wij u naar www.ncvgz.nl. of e-mail info@ncvgz.nl. SAMENSTELLING STUURGROEP NCVGZ Dr. F. Bovens (GGD Zuid-Limburg) Drs. J. Drewes (NVAG) Drs. R. Duzijn (NSPOH) Mr. R. de la Fonteijne (Universiteit Maastricht) Drs. J. Huurman, arts M&G (voorzitter) Mevr. dr. M. Jansen GGD Zuid-Limburg Mevr. dr. M. Janssens (ZonMw) Dr. P. Kocken (TNO Kwaliteit van Leven) Mevr. A. Koornsta (GGD NL) Mevr. drs. L. Kootstra (VWS) Mevr. dr. H. van de Mheen (V&W) Prof.dr. H. van Oers (VTV-RIVM) Mevr. drs. H. Riper (Trimbos Instituut) Drs. E. Ruland, arts M&G (NIGZ) Mevr. drs. N. Sanders (NCOG) Mr. R. Schaafsma (Fonds OGZ) Prof.dr. C. Spreeuwenberg (Universiteit Maastricht) Mevr. drs. E. Teunissen (VNG) Mevr. drs. I. Thien (V&W) Mevr. ir. M. van der Waal (NPHF) SAMENSTELLING ABSTRACTCOMMISSIE Drs. J. Drewes (Raad voor de Volksgezondheid en zorg) Prof.dr. C. Spreeuwenberg (Universiteit Maastricht, voorzitter) Mevr. ir. M. Jansen (GGD Zuid Zuid- Limburg) Mevr. dr. M. Janssens (ZonMw) Mevr. drs. H. Riper (Trimbos Instituut) Mevr. dr. H. van de Mheen (IVO) Prof.dr. N. de Vries (Universiteit Maastricht) Dr. H. Verkleij (RIVM) Mevr. dr. K. Stronks (AMC-Universiteit van Amsterdam) Dr. P. Kocken (TNO-PG) tsg jaargang 84 / 2006 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid 2006 - pagina 3

Nederlands Congres Volksgezondheid DAG 1 WOENSDAG 12 APRIL 2006 08.45 09.30 Krantje en Croissantje Ontvangst en registratie 09.30 09.40 "Gezondheid: Werk in uitvoering" Opening door mr. Jacob Kohnstamm, Fonds OGZ 09.40 09.50 Intermezzo 09.50 10.10 "Kiezen voor gezond leven" Drs. Hans Hoogervorst, Minister Volksgezondheid, Welzijn en Sport 10.10 10.40 Public health aspects for chronically ill Dr. Edward H. Wagner, MD, MPH, FACP, MacColl Institute for Healthcare Innovation, Seattle 10.40 10.55 Co-referaat Prof.dr. Cor Spreeuwenberg, Universiteit Maastricht 10.55 11.10 Pauze 11.10 12.30 Deelsessies, workshops en kennisdesks I 12.30 14.00 Lunch, Informatiemarkt, posterpresentaties 13.00 14.00 Debat over het Nederlandse drugsbeleid m.m.v. drs. Gerd Leers, burgemeester Maastricht 14.00 15.20 Deelsessies, workshops II 15.20 15.30 Pauze 15.30 16.00 "Gezond leven of goed leven?" Prof.dr. Klasien Horstman, Universiteit Maastricht 16.00 16.30 "Academische toerusting voor werken binnen de Openbare Gezondheidszorg Prof.dr. Betty Meijboom-de Jong, UMC Groningen 16.30 17.00 Uitreiking Volksgezondheidsprijs 2005 Dr. Dike van de Mheen, voorzitter V&W Prof.dr. Marianne Donker, juryvoorzitter 17.00 Afsluiting door de dagvoorzitter DAG 2 DONDERDAG 13 APRIL 2006 Programma 12 en 13 april 08.45 09.30 Krantje en Croissantje Ontvangst en registratie 09.30 09.40 "Gezondheid: Werk in uitvoering" Opening door prof.dr. Cor Spreeuwenberg, Universiteit Maastricht 09.40 09.45 Intermezzo 09.45 10.10 "Preventie en het ontzorgen door zorgverzekeraars" Prof.dr. Guus van Montfort, Achmea/ErasmusMC Rotterdam 10.10 10.30 Co-referaat Prof.dr. Tom van der Grinten, ErasmusMC Rotterdam 10.30 10.45 Pauze 10.45 12.05 Deelsessies, workshops en kennisdesks III 12.05 13.30 Lunch, informatiemarkt, posterpresentaties 13.30 14.50 Deelsessies en workshops IV 14.50 14.55 Pauze 14.55 15.15 Gezondheid: Werk in uitvoering Prof.dr. Louise Gunning-Schepers, Universiteit Amsterdam 15.15 15.35 Gemeentelijk gezondheidsbeleid, wat doe ik er mee? Dhr. Jacques Costongs, Wethouder Maastricht 15.35 16.15 Stimuleringsprijs OGZ 2006 Prof.dr. Tom van der Grinten, juryvoorzitter 16.15 Afsluiting door de dagvoorzitters tsg jaargang 84 / 2006 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid 2006 - pagina 4

Programma deelsessies Programma deelsessies en workshops 12 en 13 april 2006 Programma deelsessies en workshops 12 en 13 april 2006 Op de volgende pagina s vindt u het volledige programma van de deelsessies. De vrije presentaties worden ingevuld met een aantal presentaties en een discussie per presentatie. De vrije presentaties zijn zonder voorinschrijving toegankelijk. De workshops worden ingevuld met één of meer samenhangende presentaties en een afsluitende discussie. Nieuw dit jaar is de kennisdesk; een tussenvorm van een informatiestand en een workshop of deelsessie; een soort spreekuur waar iedereen de huidige stand van zaken kan vernemen en volop vragen kan stellen aan een deskundige. Afhankelijk van de opzet kan er ook nog een korte presentatie plaatsvinden over een programma of activiteit. In vergelijking met een deelssessie of workshop is er veel ruimte voor het stellen van vragen. Voor de workshops dient u zich wel vooraf opgegeven te hebben. De abstracts van alle presentaties en workshops zijn op de website van het congres (www.ncvgz.nl) terug te vinden. tsg jaargang 84 / 2006 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid 2006 - pagina 5

12 en 13 april : sessie 1 Sessie 1: 11.10 12.30 uur SCHOOL EN GEZONDHEID Voorzitter: drs. Erik Ruland Prioriteiten bij gezondheidsbevordering en preventieactiviteiten in het voortgezet onderwijs - N.M.W.M. Boot Gezond (venti-)leren op school! Verbetering binnenmilieu op basisscholen met ventilatieadvies-op-maat, een CO2-signaalmeter en een lespakket - L.M.J.Geelen Signalering van spraak-/taalontwikkelingsstoornissen bij kleuters - C.P.B. van der Ploeg Emotionele problemen en ontwikkeling van Turkse adolescenten tot volwassenen: gevolgen voor gezondheid, schoolen beroepsloopbaan - F.V.A van Oort KOSTEN EN GEZONDHEID 1 Voorzitter: drs. Michiel Wesseling De medische kosten van obesitas en roken - P.H.M. van Baal Naar een betere schatting van de kosten van preventie - E.W. de Bekker-Grob Toekomstige chronische ziektelast in Nederland en het effect van een stijgende prevalentie van overgewicht - W.M.M. Verschuren Potentiële gezondheidswinst en kosteneffectiviteit van accijnsverhogingen op tabaksproducten en schoolinterventieprogramma s gericht op Nederlandse jongeren - S.M.C.Vijgen INFECTIEZIEKTEN 1 Voorzitter: dr. Christian Hoebe Outreach chlamydia screening bij migranten jongeren: een combinatie van SOA-voorlichting en testen in Rotterdam - I. Veldhuijzen Prevalentie geïsoleerde anti-hbc in landelijke hepatitis B vaccinatiecampagne - R.P.M. Koene Planmatige ontwikkeling van HIV/SOA interventies voor heteroseksuele migrantenmannen - M.E.G. Wolfers Voor welke risicogroepen is vaccinatie tegen hepatitis B het meest kosteneffectief? - M.J.J. Mangen GEZOND GEDRAG 1 Voorzitter: dr. Paul Kocken Smoesjes om te blijven roken: De rol van disengagement beliefs bij stoppen met roken - M. Kleinjan Lichamelijke (in)activiteit en overgewicht bij kinderen uit stadswijken - I. Bakker Risicofactoren en redenen om geen of kort borstvoeding te geven: landelijke peilingen melkvoeding van zuigelingen - C.I. Lanting Ervaringen van gezinnen met een kind met een chronische nieraandoening: knelpunten en oplossingen - E.J. Hosli SAMENWERKING IN DE EERSTE LIJN 1 Voorzitter: prof.dr. Henk Garretsen De aandacht voor de rol van de eerstelijnszorg bij gezondheidsbevordering neemt toe. Het uitgangspunt is dat de individuele gezondheidszorg beter benut kan worden voor gezondheidsbevordering. Maar hoe pak je dat aan in de praktijk? En welke rol speelt de huisarts daarbij? Op verschillende plekken worden hiervoor methoden ontwikkeld. Gepresenteerd worden de visie en de methode Big!Move, ontwikkeld door het gezondheidscentrum Venserpolder in Amsterdam Zuid-Oost en Bewegen op recept ontwikkeld door het Stiom in Den Haag. Denk tijdens de workshop mee over de rol van de eerstelijn bij gezondheidsbevordering. En ga in debat met vertegenwoordigers van gezondheidscentra, verzekeraars en GGD en over de randvoorwaarden en mogelijkheden voor samenwerking. De Landelijke Vereniging Georganiseerde eerstelijn (LVG) en GGD Nederland zullen de discussie volgen en aan het eind van de workshop hun conclusies en actiepunten benoemen. LOKAAL EN REGIONAAL BELEID 1 Voorzitter: drs. Nora Kornalijnslijper Er komt een nieuwe cyclus aan voor het opstellen van de gemeentelijke notagezondheidsbeleid. Tijd voor een terugblik op het gevoerde beleid en de behaalde resultaten. Tevens een goed moment om te starten met de voorbereiding van de nieuwe beleidsnota. Hoe kun je het gezondheidsbeleid versterken en een betere nota maken? Daarbij besteden we aandacht aan de verbetering van de kwaliteit van de openbare gezondheidszorg en de rol van de gemeente. Ook gaan we in op samenwerking en stellen de vraag Wat doe je lokaal en wat regionaal? GEZOND GEDRAG 2 Voorzitter: drs. Tinus Jongert Druk verkeer en dichte bebouwing beperken steeds meer de speelruimte van kinderen in grote steden. Bovendien stijgt het aantal uren dat kinderen besteden aan tv kijken, computeren en het spelen van games. Gebrek aan lichaamsbeweging draagt bij aan de toename van overgewicht onder kinderen. Innovatieve speelconcepten kunnen kinderen stimuleren om meer te gaan bewegen; zelfs in grote steden. Deze concepten zijn geïnspireerd door computergames en maken gebruik van technologie die kinderen aanspreekt. Ook zijn er recent computergames ontwikkeld waarmee kinderen moeten bewegen zoals de eyetoy, dancedance revolution. In deze workshop zal Ingrid Bakker ingaan op (in)activiteit bij kinderen in grote steden en belemmeringen voor kinderen om meer te bewegen. Sanne de Vries vertelt over de manier waarop kinderen tot bewegen uitgedaagd kunnen worden en aan welke eisen innovatieve speelconcepten moeten voldoen. Tinus Jongert zal enkele innovatieve speelconcepten demonstreren. De discussie zal gaan over de geschiktheid en de implementatie van bovengenoemde innovaties voor het stimuleren van bewegen bij kinderen. OGGZ EN EFFECTIVITEIT Voorzitter: dr. Toon Voorham Gezond aan de slag! Gezondheid bevorderen van langdurig uitkeringsgerechtigden Gezond aan de Slag is een bijzonder project omdat het beweegactiviteiten en psycho-educatie comtsg jaargang 84 / 2006 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid 2006 - pagina 6

12 en 13 april : sessie 1 bineert ten behoeve van een zeer moeilijke doelgroep. In deze workshop wordt door Merel Schuring (ErasmusMC) ingegaan op de kenmerken en achtergrond van deze doelgroep. Zij laat videobeelden over één van de deelnemers zien. Richard Bosch (Ergocontrol) geeft vervolgens een toelichting op de aanpak. Tijdens de workshop wordt de gekozen strategie besproken om de gezondheidsbarrières te verminderen en om de kans op een succesvol reïntegratie te vergroten. Belangrijke discussiepunten die aan bod komen zijn: het verplichte karakter: voordeel of nadeel? de combinatie van interventies het omgaan met de doelgroep de noodzakelijk (?) complexe logistiek. Het doel van de workshop is om succes- en faalfactoren te formuleren voor deze interventies. Aan deze workshop werken verder mee: Kees der Weduwe (GGD Rotterdam), Yolande Cijsouw (GGZ Europoort) en Domien Theuvenet (Riagg Rijnmond). RIJKSNOTA KIEZEN VOOR GEZOND LEVEN Voorzitter: drs. Lenie Kootstra In oktober 2006 verschijnt de tweede Preventienota: Kiezen voor Gezond Leven. Speerpunten in de nota zijn: Roken, Overgewicht, Depressie, Alcohol en Diabetes. Tijdens de workshop gaan de deelnemers aan de slag met mogelijke activiteiten om de speerpunten uit de nieuwe preventienota aan te pakken. En de rol die de deelnemers of hun organisatie daarbij kunnen spelen. De uitkomsten van de workshop worden gebruikt bij het verder invullen van de preventienota. De deelnemers kunnen de uitkomsten ook benutten als inbreng voor de gemeentelijke nota s gezondheidsbeleid. De workshop is verdeeld over een ochtend- en een middagsessie. Intekening betekent deelname aan beide sessies. Ochtendsessie Guus de Hollander van het RIVM gaat in op de (voorlopige) resultaten van de Volksgezondheidstoekomst Verkenningen 2006. Daarna geeft de DG Volksgezondheid van VWS ir. Hans de Goeij aan waarom deze speerpunten in de nota gekozen zijn. Carola Schrijver gaat in op de resultaten van de regionale bijeenkomsten en mogelijke interventies op de speerpunten. Middagsessie Tijdens deze workshop gaan de deelnemers vooral aan de slag met oplossingen: Herkennen de deelnemers zich in de resultaten en conclusies uit de regiobijeenkomsten? Wat ontbreekt er? Welke (kosten)effectieve interventies zijn mogelijk om de grote gezondheidsproblemen aan te pakken? Wat zijn de randvoorwaarden? Welke organisaties hebben een rol in (de uitvoering van) het gezondheidsbeleid? Hoe kunnen deze organisaties bijdragen aan de aanpak van de speerpunten? van het programma zijn en hoe zij denkt deze te kunnen verwezenlijken. Het derde Programma Preventie is een logische voortzetting van het eerste en tweede programma. Het dient bij te dragen aan een kwalitatief goede uitvoering van preventie en uiteindelijk aan het bevorderen en beschermen van de volksgezondheid. Daarmee ondersteunt het het preventiebeleid van de overheid. Net als in de eerste twee preventieprogramma s legt ZonMw de nadruk op uitkomstgerichtheid, kwaliteit, relevantie, evidence en draagvlak in het veld. Het toepasbaar maken en vervolgens daadwerkelijke toepassen van resultaten wordt nog meer zichtbaar. Prioriteit wordt gegeven aan die onderwerpen die expliciet het preventiebeleid van de overheid ondersteunen, interventies die in potentie veel gezondheidswinst opleveren en daarnaast de verzilvering van de belangrijkste resultaten van het eerste en tweede Programma Preventie, het programma Gezond Leven en het Stimuleringsprogramma van het Fonds OGZ. Voor het programma is ruim 47 miljoen nodig. Naar verwachting is in maart de reactie van VWS bekend. ZonMw hoopt in juni 2006 vervolgens het programma open te stellen. In deze Kennisdesk wordt de conceptversie van het derde Programma Preventie gepresenteerd. NIEUWE PUBLIEKE TAKEN VAN HET RIVM Het RIVM verbreedt zich van een kennisinstituut op het terrein van volksgezondheid en milieu, tot een instituut dat zich ook actief opstelt in het bevorderen van de volksgezondheid en een schoon en veilig milieu. Naast de onderzoekstaken krijgt het instituut een nationale rol in de ondersteuning en aansturing van delen van de publieke gezondheidszorg. Ook gaat het RIVM verdere samenwerking tussen bestaande kennisinstituten bevorderen. Nieuwe taken zijn onder andere: het voeren van de regie op het Rijks Vaccinatie Programma en de bevolkingsonderzoeken voor borst- en baarmoederhalskanker; de inhoudelijk ondersteunende rol op het terrein van de infectieziektebestrijding en de jeugdgezondheidszorg. Momenteel zijn het Centrum Infectieziektebestrijding, het Centrum voor Bevolkingsonderzoek en het Centrum Jeugdgezondheid operationeel. In de toekomst zijn nog andere centra voorzien: het Centrum Gezond Leven en het Centrum Gezondheid Milieu en Veiligheid. In de kennisdesk presenteert het RIVM kort de achtergrond, inhoud en huidige stand van zaken rondom de nieuwe publieke taken. Op beide dagen geven vertegenwoordigers van het Centrum Infectieziektebestrijding, het Centrum voor Bevolkingsonderzoek en het Centrum Jeugdgezondheid aanvullende informatie over de specifieke taken en activiteiten van de centra. De vragen en inbreng van de deelnemers aan de kennisdesk staan hierbij centraal. Deze kennisdesk wordt zowel op woensdagochtend 12 april als op donderdagochtend 13 april georganiseerd. ZONMW-PROGRAMMA PREVENTIE III Voorzitter: prof. dr. Johan Mackenbach In november 2005 gaf minister Hoogervorst ZonMw de opdracht een derde Programma Preventie te ontwikkelen. In het (concept)programma geeft ZonMw aan, wat de doelen en ambities tsg jaargang 84 / 2006 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid 2006 - pagina 7

12 en 13 april : sessie 2 Sessie 2: 14.00 15.20 uur JEUGD EN GEZONDHEID 1 Voorzitter: dr. Jeanet Bruil Vroegtijdig signaleren van psychosociale problemen bij jeugdigen en vroegtijdige ondersteuning is van groot belang. De JGZ vervult hierin een belangrijke rol. Verschillende signaleringsinstrumenten en begeleidingsmethodieken worden gebruikt en/of uitgetest. Het doel van deze workshop is om een aantal van deze instrumenten en methodieken te presenteren en met de deelnemers de resultaten te bespreken. Met de deelnemers wordt tevens ingegaan op de opbrengsten van de verschillende projecten, de hiaten in de aanpak van psychosociale problemen bij de jeugd, de verbeteringen en de toekomst: hoe verloopt de implementatie van nieuwe instrumenten en begeleidingsmethodieken, hoe verloopt de aansluiting van de JGZ op de Jeugdzorg en wat kunnen we van de gepresenteerde projecten leren? ACADEMISERING Voorzitter: prof.dr. Monique Frings-Dresen De beroepsgroep in de verzekeringsgeneeskunde streeft binnen Nederland naar een verdere wetenschappelijke onderbouwing van de verzekeringsgeneeskundige gevalsbehandeling ter verbetering van de kwaliteit en effectiviteit. Het Kenniscentrum Verzekeringsgeneeskunde van het AMC-UWVVUmc heeft als doel het ontwikkelen van wetenschappelijk onderbouwde methoden, richtlijnen en hulpmiddelen. Richtlijnen ondersteunen in belangrijke mate de medische praktijkvoering en dragen bij aan het bewaken van de kwaliteit van het medisch handelen. Echter, de weg van ontwikkeling van een richtlijn naar implementatie is lang en kent vele valkuilen. Verschillende organisaties presenteren kort een aantal do s & don ts bij het opstellen en toepassen van richtlijn(en). Daarna volgt een discussie met medewerking van een deskundigenpanel. INFECTIEZIEKTEN 2 Voorzitter: drs. Ton Coenen MPM De waarde van moleculaire epidemiologie bij bron- en contactonderzoek in de bestrijding van Hepatitis B - M.C. Mostert Individuele voorlichting over veilig vrijen aan mannen met homoseksuele contacten bij hepatitis B vaccinatie - M.E.G. Wolfers Is de vaccinatie van risicogroepen tegen hepatitis B kosteneffectief? - G.A. de Wit SAMENWERKING IN DE EERSTE LIJN 2 Voorzitters: dr. Hans Fiolet en drs. Bart van Straaten Regionale ondersteuningsorganisaties en preventie Sinds medio 2005 zijn er in het hele land regionale ondersteuningsorganisaties (ROS) werkzaam. De ROS en bieden eerstelijnsbreed ondersteuning; aan huisartsen, fysiotherapie, verloskunde, GGZ en dergelijke. Daarbij houden de ROS en de samenhang in de regio in het oog. In deze workshop wordt inzicht gegeven in de werkwijze en rol van de ROS in de eerste lijn. Er wordt ingegaan op de vraag op welke wijze de ROS en effectief samenwerking en integratie in de eerstelijns gezondheidszorg kunnen bewerkstelligen. De workshop wordt georganiseerd door Stichting Robuust. GEZONDHEIDSVERSCHILLEN 1 Voorzitter: Anja Koornstra Trends in etnische gezondheidsverschillen in de stad Utrecht, 1995-2003 - K. Haks Invloed van cultuur op intentie tot condoomgebruik bij Antilliaanse en Arubaanse immigranten in Rotterdam - A.G. van Dorst Effecten van preventieve huisbezoeken door verpleegkundigen bij kwetsbare thuiswonende ouderen, een RCT - H.P.J. van Hout Sterfte in steden en op het platteland: wie loopt het hoogste risico? - C. van Hooijdonk BOUWEN EN GEZONDHEID Voorzitter: drs. Frits Coumans De Sterrenmethode is een instrument waarmee voor een plan- of bouwproject ambities kunnen worden bepaald voor duurzaam en gezond bouwen. Betrokken partijen (opdrachtgever, architect, adviseurs, bewoners/gebruikers e.a.) komen aan de hand van de methode tot een overzichtelijke selectie uit alle denkbare milieuen gezondheidskwaliteiten van de gebouwde omgeving. De resultaten geven richting aan de ontwikkeling van het programma van eisen. Mieke Weterings, adviseur duurzaam en gezond bouwen, GGD Rotterdam e.o. geeft een toelichting op de Sterrenmethode. In de workshop doorlopen de deelnemers het keuzeproces van de Sterrenmethode in verkorte vorm, waarbij enkele fictieve projecten in de sfeer van wonen, zorg en onderwijs als basis worden genomen. Zo kunt u bepalen of de methode aanbevelenswaardig is voor bouwprojecten in uw werkgebied. OVERGEWICHT EN GEZONDHEID Voorzitter: prof.dr. Henk Rengelink Realfit: Een cursus voor jongeren met overgewicht - J. Aerdts Borstvoeding en dieet voor kinderen op 7-jarige leeftijd - S. Scholtens Borstvoeding en overgewicht tot op 14-jarige leeftijd bij Terneuzen Onderzoek naar Preventie (TOP) - M.L.A. de Kroon Resultaten van een experimenteel onderzoek naar de Balansdag interventie van het Voedingscentrum - B.M. Wammes E-HEALTH Voorzitter: drs. Heleen Riper Leefstijladvies-op-maat via internet: een jaar lange monitoring van de implementatie - A. Oenema Planmatige ontwikkeling en implementatie van HIV-preventie via internet voor MSN die gebruik maken van chatsites - P.B.A. Harterink Cyberpesten: Who cares - P.H.G. Lamberts -- Homohep.nl: homomannen werven voor gratis hepatitis B vaccinatie via internet - M.L.A. Heijnen tsg jaargang 84 / 2006 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid 2006 - pagina 8

12 en 13 april : sessie 3 Sessie 3: 10.45 12.05 uur JEUGD EN GEZONDHEID 2 Voorzitter: prof.dr. Guus Schrijvers Rechtstreeks verwijzen van de JGZ naar de 2e lijn - E. Buiting Opvoedingsondersteuning ter preventie van gedragsproblemen bij kinderen - I.M. de Graaf Preventieprogramma druktemakers 0-12 jaar, een ketenbenadering, in de regio Achterhoek/de Liemers - M.A.J.C. Moerkens Evaluatie landelijke implementatie JGZ-standaard Opsporing Visuele Stoornissen 0-19 - M.A.H. Fleuren STANDAARDEN, PROTOCOLLEN EN SCREENING Voorzitter: prof.dr. Henk Garretsen Risicofactoren voor gehoorverlies bij ernstig te vroeg geboren kinderen; zes jaar neonatale gehoorscreening in hoogrisico kinderen - E.T.M. Hille Gezichtspunten van (aanstaande) ouders op de wenselijkheid van uitbreiding van neonatale screening - E.J. Hosli Een protocol voor de eerste opvang van slachtoffers van aanranding of verkrachting - W.T.M. van Berlo Prioritering en ontwikkeling van de JGZ-standaarden - M. Kamphuis INFECTIEZIEKTEN 3 Voorzitter: dr. Fons Bovens De GGD Zuid-Limburg werkt op het gebied van infectieziekteonderzoek samen met de afdeling Medische Microbiologie van het Academisch Ziekenhuis/Universiteit Maastricht in het Maastrichts Infectieziekten Centrum (MINC). Dankzij deze samenwerking leiden vraagstellingen vanuit de praktijk tot wetenschappelijk onderzoek. In de workshop worden de resultaten van vier onderzoeken gepresenteerd. Tijdens de workshop wordt met de zaal vanuit de gepresenteerde resultaten de vertaling terug naar de praktijk bediscussieerd. De vraag is steeds Wat zijn de implicaties voor het werk van de GGD. De vier onderwerpen zijn: Beroepsrisico van cytomegalovirus (CMV) bij kinderdagverblijfleidsters; Seroprevalentie en incidentie van parvovirus B19 in kinderdagverblijfleidsters; Erythromycine resistentie in de commensale keelflora van asielzoekers; Prevalentie van MRSA in de bevolking. SAMENWERKING IN DE TWEEDE LIJN Voorzitter: prof.dr. Niek Klazinga Integratie van curatie en preventie vanuit de 2e lijn Door het toenemend aantal chronisch zieken stijgt de noodzaak om ook vanuit het ziekenhuis een bijdrage te leveren aan preventie. In de workshop wordt ingegaan op de leefstijladvisering voor cardiale en vasculaire patiënten. Het inhoudelijk en integrale kader wordt geschetst door prof.dr. A.P.M. Gorgels, transmuraal cardioloog Academisch Ziekenhuis Maastricht. Tevens wordt door ir. M. Jansen, ingegaan op de praktijkervaringen, geïnitieerd vanuit Hartslag. Ir. P van Wezel schetst de randvoorwaarden voor structurele samenwerking op basis van het concept Health promoting hospitals. In de discussie wordt ingegaan op de rol van de GGD en die van het ziekenhuis. LOKAAL EN REGIONAAL BELEID 2 Voorzitter: drs. Jacques Drewes Twente in balans: een integrale aanpak van overgewicht bij de Twentse jeugd - L.M. Bruin-Claus Wijkgerichte gezondheidsbevordering in Utrecht : focus op samenwerking met Utrechters van Marokkaanse en Turkse afkomst - G.H. de Geus Wijkgericht werken: en nu aan de slag met WIJKSLAG - J.J.M. ten Dam Evaluatie van het project Gezonde leefgewoonten Westerpark - H. Dijkshoorn Valpreventie in de praktijk - M. Lugtenberg WERK IN UITVOERING!: OVERSTIJGENDE THEMA S 1 Voorzitter: dr. Jacomine Ravensbergen Wat moet of kun je doen als jouw project goede resultaten heeft laten zien? Hoe breng je de resultaten onder de aandacht van de (juiste) beslissers? Wie wil je enthousiast maken voor je project? En hoe krijg je ze zover om het project voort te zetten of zelfs te implementeren? Op wie kun je een beroep doen? Wie is waarvoor verantwoordelijk? Aan de hand van een aantal concrete voorbeelden gaan we, samen met personen die hun sporen binnen de OGZ al verdiend hebben, werken aan de antwoorden. Deze workshop is voor en door trekkers van innovatieve projecten, GGD-medewerkers, gemeentelijke beleidsmedewerkers, vertegenwoordigers van lokale overheden en GBI s en anderen die worstelen met dezelfde vraag als uit de titel. GEZONDHEID EN VERSLAVING Voorzitter: dr. Dike van de Mheen Onlangs is het Partnership Vroegsignalering Alcohol (PVA) gelanceerd. Het partnership wordt door het ministerie van VWS gefinancierd en heeft als taak de implementatie van vroegsignalering en kortdurende interventies voor probleemdrinkers te verbeteren en te stimuleren in verschillende segmenten van de zorg. Het PVA is een samenwerkingsverband tussen het NIGZ, NHG, CBO, UMC St. Radboud (WOK) en het Trimbos-instituut. Het PVA wil: Bewustwording creëren voor de risico s van probleemdrinken bij probleemdrinkers en professionals in de zorg; Eenheid creëren in het aanbod van vroegsignalering en kortdurende interventies voor probleemdrinkers; Toepassing van vroegsignalering en kortdurende interventies stimuleren in diverse geledingen van de zorg; Structurele inbedding in de zorg van vroegsignalering en hulp voor probleemdrinken. Het PVA komt in het voorjaar van 2006 met een Actieplan Vroegsignalering Alcohol. Tijdens de workshop presenteert het partnership dit actieplan (Trimbos-instituut). Vervolgens wordt tsg jaargang 84 / 2006 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid 2006 - pagina 9

12 en 13 april : sessie 3 het Rotterdamse project Zelfde gang, deurtje verder gepresenteerd (IVO, Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen & Verslaving). Hierin wordt een voorbeeld gegeven van een implementatieproject vroegsignalering en interventie bij alcoholproblematiek in de huisartspraktijk. In deze workshop willen we diverse instellingen en beroepsgroepen actief betrekken bij de plannen van het partnership. Hierdoor wordt de aanpak van probleemdrinken op de agenda gezet en de kans op structurele inbedding van vroege interventies voor probleemdrinkers vergroot. WERK IN UITVOERING!: OVERSTIJGENDE THEMA S 2 Voorzitter: drs. Jan Huurman Project Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid: Resultaten van de eerste twee jaar - E.F. Benedictus-Zoutman Indicatoren voor het toezicht op de openbare gezondheidszorg - S.A. Hulsbosch Arbocuratieve samenwerking: een toekomstperspectief - R.H. Bakker Van provinciale monitor tot landelijke politiek - C.M.L. Gielkens ACADEMISCHE WERKPLAATSEN Voorzitter: prof.dr. Ferd Sturmans De Raad voor Gezondheidsonderzoek heeft in 2000 de academische werkplaatsen genoemd als een belangrijke mogelijkheid om de versnipperde kennisinfrastructuur van het gezondheidsonderzoek en vooral de overdacht van kennis, te verbeteren. Veel gezondheidsonderzoek heeft een versnipperd karakter waarbij - als de onderzoeksprojecten zijn beëindigd - ook de samenwerking ophoudt. De RGO vond dat er een stevige impuls nodig was zodat de onderlinge samenwerking langduriger wordt en de overgedragen kennis in de praktijk beklijft. Het programma Academische Werkplaatsen van ZonMw stelt voor vier jaar in totaal veertien miljoen euro beschikbaar voor de oprichting van minimaal zeven Academische Werkplaatsen. Doel van een Academische Werkplaats is het bieden van een permanente structuur waarbinnen relevante problemen die de GGD in haar praktijk tegenkomt, worden vertaald in een wetenschappelijke vraagstelling. De kennis die uit het onderzoek komt, moet leiden tot in de praktijk bruikbare producten. De gehonoreerde werkplaatsen dienen zelf, na vier jaar subsidie, de samenwerking voort te zetten. Eind 2005 zijn er zes Academische Werkplaatsen gehonoreerd die zich in deze Kennisdesk presenteren. NIEUWE PUBLIEKE TAKEN VAN HET RIVM Zie bij beschrijving eerder. 12 en 13 april : sessie 4 Sessie 4: 13.30 14.50 uur ONDERWIJS Voorzitter: drs. Lineke Jonkers Het terrein van public health is volop in beweging. Er komt steeds meer aandacht voor gezondheidsbevordering en samenwerking tussen onderzoek, beleid en praktijk en academisering van de GGD-en. In deze workshop wordt ingegaan op de vraag of de bestaande public health opleidingen voldoende zijn afgestemd op de veranderende behoeften van het veld. Welke competenties en beroepsgroepen zijn er in het veld nodig? In Wageningen is recent een nieuwe sociaal-wetenschappelijke opleiding Gezondheid en Maatschappij van start gegaan die professionals opleidt om gezondheid vanuit een breder perspectief te bezien. De noodzaak en de inhoud ervan worden toegelicht. Daarnaast wordt ingegaan op een post-doctorale masterclass mede in het licht van de academisering van de GGD Zuid-Limburg. De discussie richt zich op de bijdrage vanuit de opleidingsinstituten aan zowel initiële als postdoctorale opleidingen, waarmee tevens voor de toekomst de kennis over de academische GGD-en kan worden gedeeld en verspreid naar de beroepspraktijk. KOSTEN EN GEZONDHEID 2 Voorzitter: dr. Ardine de Wit Omdat chronische ziekten een groot deel van de ziektelast in Nederland veroorzaken, gaat veel aandacht uit naar preventie. Wat is de relatieve gezondheidswinst die behaald kan worden met investeringen in preventie? Moeten we inzetten op tabaksontmoediging of juist op de preventie van obesitas? En zullen de zorgkosten eigenlijk wel dalen als iedereen zich gezond gaat gedragen? Deze en andere vragen kunnen onderzocht worden met het RIVM Chronische Ziekten Model (CZM). In deze workshop wordt een aantal kosteneffectiviteitanalyses van interventies gericht op het bevorderen van gezond gedrag, gepresenteerd waarvoor het CZM gebruikt is. Aan de hand van deze voorbeelden wordt gediscussieerd over methodologische problemen, zoals de vraag hoe om te gaan met kosten in gewonnen levensjaren. MIGRANTEN EN GEZONDHEID Voorzitter: dr. Karien Stronks Sigarayi birakiyoruz, bevorderen van niet - roken onder de Turkse bevolking: een community based interventie - C.A. van Veldhuizen Ramadan en medicijngebruik - T.W.A. Schoenmakers Voedingsinterventies: zijn ze voldoende afgestemd op jonge Turken en Marokkanen? - A.H. Palsma Kennis over en gebruik van foliumzuursupplementen in een multicultureel zwangerschapscohort: de rol van taalvaardigheid - M. van Eijsden tsg jaargang 84 / 2006 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid 2006 - pagina 10

12 en 13 april : sessie 4 GEZOND GEDRAG 3 Voorzitter: drs. Hans Saan De effectiviteit van vroege opsporing van taalontwikkelstoornissen op het consultatiebureau: taalvaardigheid op 8-jarige leeftijd - H.M.E. van Agt Parasuïcides in Den Haag; meldingen in de jaren 2000-2004 - I. Burger Vroegtijdige opsporing van psychosociale problemen door de jeugdgezondheidszorg - M. Jaspers Bewegen binnen het speciaal onderwijs; kansen en bedreigingen - S.I. de Vries WERK IN UITVOERING!: OVERSTIJGENDE THEMA S 3 Voorzitter: prof.dr. Hans van Oers Inzicht in overgewicht - C. Nijboer Effectievere gezondheidsbevordering bij GGD en, GGZ en Thuiszorg - A. Koornstra Koppeling curatie en preventie door middel van health counseling als onderdeel van de structurele ketenzorg - M.W.J. Jansen Risicoperceptie van infectieziekten en de ontwikkeling van een communicatieprotocol - O. de Zwart LOKAAL EN REGIONAAL BELEID 3 Voorzitter: drs. Trudy Prins Transmurale samenwerking in Midden-Brabant - F.P. Brouwers Tabakspreventie in het lokaal gezondheidsbeleid - M.A.M. de Beer Grensoverschrijdende samenwerking in de Euregio Maas- Rijn bij aanpak risicogedrag adolescenten - A.W. Houben De GGD Rotterdam en regie op de GGZ - H.F. van Driel OMGEVING EN GEZONDHEID Voorzitters: dr. Frank van Lenthe en prof.dr. Hans Brug In onderzoek naar de determinanten van en interventies gericht op lichamelijke activiteit en voeding, is steeds meer aandacht ontstaan voor de omgeving. In het afgelopen jaar heeft een team van onderzoekers van drie wetenschappelijke instituten (de Afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van het ErasmusMC in Rotterdam; de Capaciteitsgroep GVO van de Universiteit Maastricht; en de sector Volksgezondheid en Zorg van het RIVM) een serie systematische review studies uitgevoerd. Onderzocht zijn het belang van de omgeving als determinant van gezond gedrag en de mogelijkheden van omgevingsinterventies in de bevordering van gezond gedrag. Het doel van deze workshop is: een state-of the-art overzicht te geven van de bevindingen uit deze reviews gericht op lichamelijke activiteit en voeding, en de bevindingen te bespreken en te bediscussiëren ten aanzien van a) het belang en de mogelijkheden van beïnvloeding van de omgeving en b) de rol van gezondheidsdeskundigen hierbij. GEESTELIJKE VOLKSGEZONDHEID Voorzitter: drs. Heleen Riper Psychische stoornissen als angst en depressie komen veel voor en veroorzaken een grote ziektelast in de Nederlandse bevolking. Er ontstaat ook een steeds beter beeld van de risicofactoren en de risicogroepen. Tevens is er een toenemend arsenaal van veelbelovende en effectieve interventies die tot aantoonbare gezondheidswinst leiden. Het ziet er tevens naar uit dat preventie van depressie een van de speerpunten wordt van de nieuwe Preventienota. Tijdens deze workshop wordt een overzicht gegeven van de huidige stand van zaken met betrekking tot preventie van psychische stoornissen. Vervolgens zal discussie plaatsvinden over prioriteiten en mogelijkheden voor het vergroten van het bereik van preventie middels implementatie. tsg jaargang 84 / 2006 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid 2006 - pagina 11

Lezingen: abstracts 12 en 13 april Realfit: een cursus voor jongeren met overgewicht J. Aerdts, P.H.G. Lamberts GGD Zuid-Limburg, Geleen E-mail: j.aerdts@swmggd.nl Inleiding: In Nederland is één op de acht kinderen te zwaar. Overgewicht wordt momenteel gezien als een van de grootste gezondheidsrisico s. Gelukkig worden er veel initiatieven ontplooid om de problemen aan te pakken, zo ook in Zuid-Limburg. GGD Zuid Limburg, Thuiszorg en Huis voor de Sport Limburg hebben het initiatief genomen de cursus Realfit op te zetten voor jongeren van 13 t/m 18 jaar met overgewicht. Onderzoek: De eerste proefcursus bestond uit twaalf sportsessies onder begeleiding van een deskundige sportinstructeur en drie lessen over gezonde voeding door een diëtiste, met daarbij persoonlijke begeleiding en meerdere ouderbijeenkomsten. Echter vanuit de praktijk en de literatuur ontstond de indruk dat de psychologische component van het hebben van overgewicht onderbelicht was. In februari 2004 is een onderzoek gestart i.s.m. de Universiteit Maastricht en de Universiteit Utrecht. Er starten nieuwe cursussen onder verschillende onderzoekscondities: een wachtlijstcontrolegroep (geen interventie), de standaardgroep (alleen bewegen en voeding), de psychologiegroep (naast bewegen en voeding ook psychologiesessies volgens principes van de cognitieve gedragstherapie) en de communicatiegroep (naast bewegen en voeding ook sessies gericht op communicatie). Daarnaast vonden in alle groepen drie ouderavonden plaats. Om de verschillende programma s met elkaar en met de controlegroep te kunnen vergelijken werden een voor- en nameting verricht. Bij deze gelegenheden werden lichamelijke variabelen gemeten zoals lengte, gewicht en vetpercentage maar ook vragenlijsten afgenomen met betrekking tot beweging, voeding, negatief denken, eetpathologie, zelfwaardering, etc. Het resultaat van het onderzoek was duidelijk: de psychologiegroep week op de meeste van bovengenoemde variabelen in positieve zin af van de overige groepen. Met name op de variabelen overgewicht, vetpercentage en negatief denken waren positieve verschillen te zien. Een jaar na de start van de cursussen is een folluw-up meting verricht, waaruit bleek dat de geboekte resultaten grotendeels waren behouden. Noodzaak van een multidisciplinaire aanpak: Op basis van de resultaten uit het onderzoek is gekozen voor een optimale interventiemix, waarin zowel de componenten voeding, beweging als gedragsverandering d.m.v. cognitieve gedragstherapie een plek hebben. Ouders worden zoveel mogelijk betrokken bij de cursus. Om de cursus overdraagbaar te maken is een handboek Realfit samengesteld. De effectiviteit van vroege opsporing van taalontwikkelingsstoornissen op het consultatiebureau: taalvaardigheid op 8- jarige leeftijd H.M.E. van Agt, 1 J.G. de Ridder, 2 H.A. van der Stege, 3 L.T.M. Verhoeven, 4 H.J. de Koning 1 1 ErasmusMC, Rotterdam 2 Ned. St. Dove en Slechthorende Kind, Amsterdam 3 Nederlanse Stichting voor het Dove en Sl, Amsterdam 4 Radboud Universiteit, Nijmegen E-mail: h.vanagt@erasmusmc.nl Achtergrond: Een normaal verlopende taalontwikkeling is essentieel voor de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. Niet op tijd ontdekte taalstoornissen waarbij behandeling noodzakelijk is kunnen leiden tot problemen op latere leeftijd, waaronder slechte schoolprestaties of gedragsproblemen. Er bestaan effectieve behandelingen voor verschillende onderliggende oorzaken van een taalontwikkelingsprobleem. Daarom is vroegtijdige opsporing van taalontwikkelingsstoornissen door middel van een effectief screeningsinstrument belangrijk. Doelstelling: Nagegaan wordt of het opsporen van taalontwikkelingsstoornissen op 2-jarige leeftijd door middel van het VTO-taal signaleringsinstrument en een daaraan gekoppeld traject van multidisciplinaire diagnostiek effectief is. Methoden: Het betreft een gerandomiseerd onderzoek onder ruim 10.000 peuters die in zorg waren bij consultatiebureaus in 6 regio s in Nederland. Consultatiebureau artsen werden willekeurig verdeeld in studieartsen die de specifieke screening aanboden, en een controlegroep, waarin de taalontwikkeling van de kinderen op de gangbare manier werd gevolgd. De belangrijkste uitkomstmaten waren schoolvoortgang en taalvaardigheid op 8-jarige leeftijd, gemeten aan de hand van: type onderwijs (speciaal of regulier onderwijs), doublures, en uitslagen van een aantal Cito-toetsen voor mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid. Hiervoor werden schriftelijke vragenlijsten naar de ouders en de leerkrachten gestuurd. Resultaten: In totaal gaven de ouders van 6051 kinderen toestemming om de school te benaderen. De ouders van 4735 kinderen vulden de vragenlijst in en de leerkrachten van 4771 kinderen vulden de vragenlijst in en/of leverden de scores op de gevraagde Cito-toetsen. Op 8-jarige leeftijd bleek 3,3% van de kinderen op het speciaal onderwijs te zitten. Er waren significant minder kinderen op het speciaal onderwijs in de interventiegroep (2,7%) dan in de controlegroep (4,1%) (P=0,003). Het percentage doublures vanwege taalproblemen was in de interventiegroep hoger (6,1%) dan in de controlegroep (4,1%) (P=0,035). Het percentage kinderen met het laagste niveau voor mondelinge taalvaardigheid was kleiner bij de gescreende kinderen dan bij de niet gescreende kinderen (7% versus 12%) (P=0,000). Conclusies: Vroegtijdige opsporing van taalontwikkelingsstoornissen op peuterleeftijd door middel van het VTO-taal signaleringsinstrument is geassocieerd met een reductie in de verwijzing naar het speciaal onderwijs van 30%, en heeft als gevolg, dat kinderen op schoolleeftijd minder problemen met mondelinge taalvaardigheid hebben. Implementatie van deze screening op landelijke schaal zou kunnen worden aanbevolen. tsg jaargang 84 / 2006 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid 2006 - pagina 12

Lezingen: abstracts 12 en 13 april De medische kosten van obesitas en roken P.H.M. van Baal, T.L. Feenstra, J.J. Polder, H.C. Boshuizen, R.T. Hoogenveen RIVM, Bilthoven E-mail: pieter.van.baal@rivm.nl Achtergrond: Medische kosten van ongezond gedrag spelen een belangrijke rol in de discussie omtrent het zogenaamde recht op ongezond leven. Echter, schattingen van de omvang van medische kosten die kunnen worden toegewezen aan ongezond gedrag zijn vaak cross-sectioneel en negeren daardoor de medische kosten van ziekten die optreden als gevolg van veranderingen in leefstijl. Doel en methode: Met het RIVM Chronische Ziekten Model (CZM) hebben we de medische kosten van drie cohorten vergeleken: mensen met obesitas, rokers en mensen met een gezonde leefstijl. Medische kosten zijn geschat door prevalentiecijfers voor diverse chronische ziekten uit het CZM te combineren met de gemiddelde kosten per ziektegeval. Resultaten: Medische kosten per persoon zijn op alle leeftijden het laagst voor gezonde mensen. Tot de leeftijd van 65 jaar zijn de medische kosten voor mensen met obesitas het hoogst. Op hogere leeftijden, zijn rokers het duurst. Omdat medische kosten toenemen met de leeftijd en de levensverwachting het hoogst is voor gezonde mensen, zijn de lifetime kosten van gezonde mensen het hoogst. Voor rokers zijn de lifetime kosten het laagst. Als we het verschil in levensverwachting relateren aan het verschil in medische kosten zijn de medische kosten per gewonnen levensjaar van interventies gericht op preventie van roken hoger dan die van interventies gericht op preventie van obesitas. Conclusie: De meeste gezondheidswinst valt te behalen door preventie van roken. Als we eventuele kosten van preventieve interventies buiten beschouwing laten, is de goedkoopste gezondheidswinst te behalen door preventie van obesitas. Lichamelijke (in)activiteit en overgewicht bij kinderen uit stadswijken I. Bakker, S.I. de Vries, K. van Overbeek, M. Hopman-Rock TNO Kwaliteit van Leven, Leiden E-mail: i.bakker@pg.tno.nl Achtergrond: Steeds meer kinderen in Nederland zijn te dik door een verstoorde energiebalans: het energieverbruik is te laag ten opzichte van de energie-inname. Er is sprake van een toenemende lichamelijk inactieve leefstijl: kinderen kijken meer televisie, zitten veel achter de computer en worden vaker met de auto naar school gebracht. Bovendien bestaat de indruk, dat er steeds minder buiten wordt gespeeld, mede doordat de buitenspeelmogelijkheden steeds schaarser worden. Doel: TNO Kwaliteit van Leven heeft met financiering van de Ministeries van VWS en VROM onderzocht of er een cross-sectioneel verband bestaat tussen kenmerken van de gebouwde omgeving en de lichamelijke (in)activiteit van kinderen in Nederlandse stadswijken. Tien stadswijken zijn onderzocht: vijf stadsvernieuwingswijken uit het dossier 50-wijkenaanpak van het Ministerie van VROM en vijf vergelijkbare controlewijken. Ruim 1200 kinderen uit groep 3 t/m 7 van twintig reguliere basisscholen hebben tussen oktober 2004 en januari 2005 deelgenomen aan het onderzoek. Methoden: Om de prevalentie van overgewicht en obesitas te bepalen, is bij alle kinderen de lichaamslengte en het lichaamsgewicht gemeten. De kinderen hebben samen met hun ouders gedurende een week een beweegdagboekje bijgehouden. Een aantal kinderen heeft daarnaast ook een beweegmeter gedragen. De energie-inname van de kinderen is gemeten met behulp van een voedselfrequentievragenlijst. De kenmerken van de gebouwde omgeving van de tien stadswijken zijn door twee observatoren in kaart gebracht met behulp van een checklist. Tevens is een aantal kringgesprekken met kinderen en ouders gehouden om een indruk te krijgen van hun wensen en behoeften omtrent het beweegvriendelijk (her)inrichten van hun stadswijk. Resultaten: In de onderzochte stadswijken voldoet 3% van de kinderen aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Daarnaast is het percentage te dikke kinderen in deze stadswijken (31%) hoger dan gemiddeld in Nederland (±15%). Verder blijkt dat hoe meer sportvelden, laagbouw, woonerven en woongebieden met autoluwe zones, groen, water en gegroepeerde parkeerplaatsen en hoe minder hondenpoep en druk en zwaar verkeer in de wijk, des te actiever de kinderen. Tot slot: Het onderzoek biedt stedenbouwkundigen en beleidsmedewerkers handvatten voor het beweegvriendelijk (her)inrichten van stadswijken voor kinderen. Na herinrichting van de vijf stadsvernieuwingswijken zal een nameting plaatsvinden. Arbocuratieve samenwerking: een toekomstperspectief R.H. Bakker, 1 B. Krol, 1 J.W.J. van der Gulden, 2 J.W. Groothoff 1 1 Rijksuniversiteit Groningen, Groningen 2 Sociale Geneeskunde, UMC St Radbout, Nijmegen E-mail: r.h.bakker@med.umcg.nl Uit de literatuur is bekend dat de samenwerking tussen huis- en bedrijfsartsen nog steeds te wensen overlaat, ondanks de vele projecten die er landelijk hebben gelopen om deze samenwerking te stimuleren. In deze presentatie, die als een samenvatting kan worden beschouwd van het proefschrift over de samenwerking tussen huis- en bedrijfsartsen dat R.H. Bakker op 5 oktober jl. verdedigde, worden de oorzaken voor deze uitblijvende samenwerking besproken vanuit een maatschappelijk kader. Gesteld wordt dat door de voortdurende ontwikkelingen binnen vooral de bedrijfsgeneeskundige sector en de sociale wetgeving er onvoldoende stabiliteit bestaat om samenwerking gestalte te geven. Deze ontwikkelingen worden beknopt geschetst. Vervolgens worden de resultaten van een landenvergelijkingsstudie gepresenteerd, waarin de taken van de bedrijfsarts in Nederland, Duitsland, Finland en de Verenigde Staten onderwerp van studie waren. Hieruit komt duidelijk naar voren dat er alleen in Nederland zo n sterke wissel wordt getrokken op arbocuratieve samenwerking om integratie van sociale zekerheid en zorg te bewerkstelligen. In de andere bestudeerde landen is tsg jaargang 84 / 2006 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid 2006 - pagina 13

Lezingen: abstracts 12 en 13 april deze integratie veel meer in het gezondheidszorgsysteem verankerd, zodat samenwerking althans voor het bewerkstelligen van integrale zorg van minder groot belang is dan in Nederland. Tevens wordt er een blik in de toekomst geworpen: welke ontwikkelingen zijn er op korte termijn te verwachten binnen de bedrijfsgeneeskundige sector? Is er reden om aan te nemen dat de bedrijfsgeneeskundige markt stabieler zal worden? Tenslotte wordt een conclusie getrokken over de haalbaarheid van arbocuratieve samenwerking in de nabije toekomst en over alternatieve trajecten die tot een integratie van sociale zekerheid en zorg kunnen leiden. Naar een betere schatting van de kosten van preventie E.W. de Bekker-Grob, W.J. Meerding Erasmus MC, Rotterdam E-mail: e.debekker@erasmusmc.nl Introductie: Het aandeel van preventie in de zorgkosten wordt in Nederland geschat tussen de 4,0 en 6,0%. Echter in deze schattingen zijn vele preventiemaatregelen, die plaatsvinden binnen dan wel buiten de zorgsector, niet meegenomen. Wij hebben informatie verzameld over de uitgaven aan preventieve maatregelen binnen en buiten de gezondheidszorg in Nederland. Methode: Literatuur en beleidsrapporten werden doorzocht en experts werden geconsulteerd om preventieve activiteiten met een duidelijk gezondheidskenmerk dan wel met een gemengd karakter te identificeren. Wij hebben gebruik gemaakt van verschillende financiële statistieken, zoals jaarrapporten, brancherapporten en nationale rekeningen, om de jaarlijkse uitgaven aan deze activiteiten te kwantificeren. De uitgaven aan preventiemaatregelen werden uitgesplitst naar sectoren, risicofactoren, diagnosegroepen, leeftijd en geslacht. Hierbij werd gebruikt gemaakt van PARs (population attributive risks) en voor de hand liggende verdeelsleutels. Kosten werden berekend vanuit een maatschappelijk perspectief, inclusief particuliere uitgaven. Resultaten: De jaarlijkse uitgaven aan preventie binnen de gezondheidszorg zijn 2,3 miljard euro (4% van het zorgbudget) en 10,3 miljard euro buiten de gezondheidszorg. Hiervan wordt 3,7% uitgegeven aan gezondheidsbevordering, 14,4% aan ziektepreventie (bv. screening en vaccinatie) en 81,9% aan gezondheidsbescherming. Afvalverwijdering en luchtkwaliteitmaatregelen ter bevordering van de gezondheid waren de grootste uitgavenposten, respectievelijk 4,2 en 1,6 miljard euro. Daarentegen werd maar 0,02 miljard euro uitgegeven aan rookpreventie. Conclusie/Discussie: De totale uitgaven aan preventie zijn 5,5 maal hoger dan normaal gerapporteerd wordt. Gegevens over handhaving van verkeersregels door de politie en consumentenuitgaven aan een aantal relevante beschermingsproducten ontbreken nog. Een uitgebreid overzicht van alle gezondheidsgerelateerde preventie activiteiten is essentieel voor de ontwikkeling van (intersectoraal) gezondheidsbeleid en planning van de gezondheidszorg. Project Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid: resultaten van de eerste twee jaar E.F. Benedictus-Zoutman, 1 J. Worp, 2 M. de Vries 1 1 GGD Nederland, Utrecht 2 GGD Amsterdam, Amsterdam E-mail: ebenedictus@ggd.nl Technische hygiënezorg vormt een belangrijk onderdeel van infectieziektebestrijding. Er bleken tussen GGD en grote verschillen te bestaan in de uitvoering van deze zorg. GGD Nederland heeft daarom in 2003 het Project Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (LCHV) gestart met een subsidie van het Fond OGZ. Het project heeft tot doel de professionals binnen de GGD en te ondersteunen om zo bij te dragen aan de kwaliteit van technische hygiënezorg en veiligheid. Binnen het project is een ondersteuningsstructuur ingericht bij GGD Amsterdam. Deze ondersteuningsstructuur heeft een groot aantal producten en diensten ontwikkeld, waaronder: Er zijn richtlijnen ontwikkeld waarin is vastgelegd op welk niveau hygiënemaatregelen moet worden uitgevoerd in verschillende typen organisaties. Er is een groot aantal instrumenten ontwikkeld op basis waarvan GGD en zorg kunnen leveren. Er is een telefonische helpdesk geopend. Er worden scholingsbijeenkomsten georganiseerd. Er is een instrument ontwikkeld waarmee GGD en prioriteiten kunnen stellen. Er is een overlegstructuur opgezet waardoor alle GGD en en andere deskundigen meepraten over de inhoud van de richtlijnen en het beleid van het LCHV. Van een zeer beperkte ondersteuning is het project in een zeer korte periode gekomen tot een professionele ondersteuning die de kwaliteit van zorg zeer ten goede komt. Het succes van het project blijkt uit de reacties van belanghebbenden. Bij aanvang van het project gaven VWS, de VNG, de IGZ en de LVSV reeds aan het initiatief te ondersteunen. Uit een tussentijdse evaluatie in 2005 bleek dat zowel de GGD en als de overige belanghebbenden denken dat het LCHV de kwaliteit van technische hygiënezorg verbetert en zorgt voor een vermindering van het vóórkomen van infectieziekten. Ook externe partijen hebben belangstelling getoond voor de dienstverlening van het LCHV. Dit heeft geleid tot opdrachten voor het ontwikkelen van instrumenten die een totale omvang hebben van nog eens 40% van de projectsubsidie. Het Ministerie van VWS heeft het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) opgericht om de infectieziektebestrijding in Nederland te versterken. De ondersteuning op het terrein van infectieziektepreventie die vanuit het LCHV geboden wordt past hier goed in. Het CIb heeft daarom aangegeven het LCHV binnen het CIb op te willen nemen. tsg jaargang 84 / 2006 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid 2006 - pagina 14

Lezingen: abstracts 12 en 13 april Een protocol voor de eerste opvang van slachtoffers van aanranding of verkrachting W.T.M. van Berlo, M. Höing Rutgers Nisso Groep, Utrecht E-mail: w.vanberlo@rng.nl Aanranding of verkrachting is voor het slachtoffer een diep ingrijpende gebeurtenis die grote emotionele en lichamelijke gevolgen kan hebben. Een slachtoffer kan na de gebeurtenis met verschillende instanties in aanraking komen, zoals de politie, de forensische geneeskunde, de GGD, Slachtofferhulp, maatschappelijk werk en de RIAGG. In Nederland is de afgelopen jaren bij veel hulpverleningsinstellingen aandacht besteed aan de verwerking van seksueel geweld en zijn zorgprogramma s voor slachtoffers ontwikkeld. Regelmatig signaleren hulpverleners echter dat vooral de eerste opvang versnipperd plaatsvindt of dat de kwaliteit ervan sterk afhankelijk is van de kennis en betrokkenheid van degene bij wie het slachtoffer terechtkomt. Voor jeugdige slachtoffers van seksueel geweld is de situatie mogelijk nog complexer. Uit onderzoek onder verkrachtingsslachtoffers is gebleken, dat een goed verlopende eerste opvang het ontstaan van ernstige posttraumatische stress in de eerste maanden na de verkrachting kan voorkomen (Ensink & Van Berlo, 1999). Kwalitatief goede, juridische, medische en psychosociale eerste opvang vereist dus een structurele aanpak. Met financiële steun van het Fonds OGZ hebben CASA Nederland en de Rutgers Nisso groep een protocol ontwikkeld om de eerste opvang van slachtoffers van een recente verkrachting of aanranding beter te laten verlopen. Daarvoor is eerst een inventarisatie gemaakt van de huidige medische en psychosociale opvang van slachtoffers in Rotterdam. Met het protocol Eerste opvang na aanranding of verkrachting werden de volgende doelen nagestreefd: Alle slachtoffers, ongeacht of zij wel of geen aangifte doen en ongeacht de instantie waartoe zij zich wenden, hebben toegang tot dezelfde informatie en krijgen dezelfde hulp. De geboden hulp verloopt in alle gevallen op dezelfde wijze, ongeacht waar het slachtoffer zich aanmeldt. Er is een duidelijker beeld welke instellingen betrokken kunnen zijn bij de opvang of hulpverlening, de gegevens van deze instellingen zijn voor alle betrokkenen snel beschikbaar. De instellingen die hebben meegewerkt aan het totstandkomen van het protocol werken beter met elkaar samen. In deze bijdrage wordt een overzicht gepresenteerd van het inventariserende onderzoek, en van het protocol. Prioriteiten bij gezondheidsbevordering en preventieactiviteiten in het voortgezet onderwijs N.M.W.M. Boot, M.T.W.M. Leurs, A.W. Houben GGD Zuid-Limburg, Geleen E-mail: N_Boot@zzl-ggd.nl Onderzoek (resultaten): In 2005 hebben in Zuid-Limburg ruim 350 docenten uit het voortgezet onderwijs (VO) deelgenomen aan de Quickscan Integrale Ketenzorg. Dit ging onder andere over de inzet van gezondheidsbevordering en preventie in het onderwijs en de door hen wenselijk geachte prioriteiten. Dit zelfde jaar hebben bijna 20.000 2e en 4e klas VO-leerlingen deelgenomen aan de Limburgse jeugdmonitor over leefstijl en gezondheid. De resultaten van beide onderzoeken worden door de scholen gebruikt om het schoolpreventiebeleid via de schoolslag-werkwijze op maat vorm te geven. Praktijk (ervaringen): In Zuid-Limburg begeleiden diverse schoolslag-adviseurs scholen bij het opstellen van schoolgezondheidsbeleid op maat. Het stellen van prioriteiten op basis van beschikbare onderzoeksgegevens en signalen vanuit de scholen vormt een belangrijk onderdeel in het schoolslag-stappenplan. De belangrijkste praktijkvragen bij het opstellen van schoolpreventiebeleid zijn: Wat hebben scholen nodig om een goede afweging te kunnen maken bij de prioriteitstelling? Wat zou leidend moeten zijn? De visie van docenten of de meningen/behoeften van de doelgroep zelf? Beleid (visie en ervaringen): Bovengenoemde praktijkvragen kunnen beantwoord worden door te onderzoeken in hoeverre de prioriteitenvisies van de docenten overeenkomen met de meningen/behoeften van de jongeren. Dit is gerealiseerd door een koppeling te maken tussen de epidemiologische gegevens van de provinciale jeugdmonitor (Jongerenonderzoek 2005) en de prioriteitstelling van docenten (Quickscan Integrale Ketenzorg). Er zal een vergelijking gepresenteerd worden tussen beide databronnen. Aan de orde zal komen of onderwijsprofessionals voldoende de gezondheidsrisico s bij jongeren inschatten en de mogelijkheden om jongeren extra te beschermen tegen de risico s in de samenleving. Of zien zij juist risico s die minder vaak door jongeren worden gerapporteerd dan op basis van hun preventieprioriteiten verwacht zou mogen worden. Transmurale samenwerking in Midden Brabant F.P. Brouwers District t Hooge Veer, Tilburg E-mail: F.Brouwers@amarant.nl Samenvatting: In deze scriptie worden de kansen en bedreigingen voor transmurale samenwerking in de regio Midden- Brabant beschreven. Een onderzoek in de regio naar de succesen faalfactoren in het licht van de toenemende concurrentie in de zorg vormt samen met literatuuronderzoek de basis voor deze beschrijving. In het onderzoek worden de ervaringen met transmurale samenwerking in Midden-Brabant belicht. Door analyse met behulp van een besturingstheorie en recent onderzoek over transmurale samenwerking worden succes- en faalfactoren benoemd. Bijzondere aandacht is hierbij uitgaan naar de invloed van marktwerking en concurrentie. Uitgebreid wordt stil gestaan bij de snel veranderende omgeving in de zorgsector en wat de mogelijke gevolgen hiervan zijn. Tot slot wordt beschreven wat de consequenties van deze ontwikkeling zijn voor de huidige en toekomstige vormgeving van het Zorgnetwerk Midden-Brabant en voor de transmurale samenwerking. tsg jaargang 84 / 2006 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid 2006 - pagina 15

Lezingen: abstracts 12 en 13 april Twente in balans: een intergrale aanpak van overgewicht bij de Twentse jeugd L.M. Bruin-Claus, 1 J.J. Lassche, 1 J. Smeijers, 1 M.F.R. Jokhorst, 1 F. Oosterveld 2 1 GGD Regio Twente, Enschede 2 Saxion Hogescholen, Enschede E-mail: l.bruin.ggd@regiotwente.nl Overgewicht neemt steeds grotere vormen aan, ook bij de Twentse jeugd. Dé oplossing voor dit probleem is niet zomaar gevonden, omdat de oorzaken voor het ontstaan en in stand houden verweven zitten in de maatschappij. Denk aan het drukke bestaan van ouders, het gemaksvoedsel of de sterke opkomst van de computer. Eén organisatie of gezondheidsstrijder alléén redt het niet om de omslag te maken! In Twente hebben daarom vele partijen, waaronder gemeenten en zorg- en preventie-instellingen de handen ineen geslagen. Onder de naam Twente in Balans wordt een nieuwe weg ingeslagen door vanuit een centrale spil een regionaal netwerk op te bouwen rondom het thema overgewicht. Zorg en preventie worden met elkaar in contact gebracht. Bestaande activiteiten worden geïnventariseerd en gecommuniceerd, er worden bruggen geslagen en witte vlekken gesignaleerd. Kortom: een integrale aanpak. Een tweede peiler van Twente in Balans is het beïnvloeden van omgevingsfactoren. De boodschap kan nog zo treffend en goed afgestemd zijn, maar wordt teniet gedaan wanneer de omgeving gezond gedrag frustreert. Als gezamenlijk front kunnen samenwerkende organisaties met gemeenten grip krijgen op de inrichting van de omgeving. De derde peiler is een lange adem. Een maatschappelijke omslag wordt niet zomaar bereikt. Dit vergt tijd en energie. Gemeenten zullen het thema moeten uittillen boven de gemeentelijke beleidscyclus en langer dan een paar jaar op de agenda moeten houden. Dit vraagt een continue, duurzame aandacht voor de integrale benadering. Zorgverzekeraars en organisaties moeten zorgen voor duurzaamheid door in bestaande activiteiten de thematiek in te bedden en verbindingen te zoeken. De aanpak is nieuw en veelomvattend; het is van belang hier inzicht in te verwerven. In 2004 en 2005 is gestart met de opbouw van het netwerk en zijn de eerste verkenningen gedaan, in 2006 wordt in zes Twentse gemeenten (proeftuinen) gestart met het in praktijk brengen van de integrale aanpak. Onderzoek moet inzicht geven in het effect van de aanpak en in de succesen faalfactoren in de verschillende proeftuinen. De bedoeling is om na 2,5 jaar ervaring in proeftuinen een methodiek ontwikkeld te hebben om overgewicht integraal aan te pakken met aandacht voor omgevingsfactoren en duurzaamheid. Rechtstreeks verwijzen van de JGZ naar de 2e lijn E. Buiting TNO Kwaliteit van leven, Leiden E-mail: e.buiting@hetnet.nl Sinds 27 juni 2005 wordt in Noordoost-Brabant rechtstreeks verwezen van de Jeugdgezondheidszorg naar de oogarts, radioloog/orthopeed en kinderarts. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een verwijsmethodiek die speciaal voor dit project ontwikkeld is door een landelijke expertgroep van o.a. een kinderarts, huisarts, ziektenkostenverzekeraar, JGZ-arts en sociaal verpleegkundige. In de methodiek is beschreven welke aandoeningen in aanmerking komen voor rechtstreekse verwijzing en onder welke voorwaarden -o.a. op het gebied van communicatie tussen betrokkenen- rechtstreekse verwijzing van de JGZ naar de 2e lijn kan plaatsvinden. Doel van pilot is om antwoord te krijgen op de volgende vragen; wat is het effect van rechtstreekse verwijzing van de JGZ naar de 2e lijn op: het aantal verwijzingen van de JGZ naar de 2e lijn, de periode tussen verwijzing en bezoek van ouders/kind aan de 2e lijn? de terugrapportage door de specialist aan de JGZ? de tevredenheid van ouders, huisartsen, JGZ-artsen en medisch specialisten over het verwijsproces en de samenwerking met de JGZ? de tijdsinvestering van JGZ-arts, huisarts en medisch specialist? Vóór aanvang van de pilot is via een vragenlijst een nulmeting gedaan bij 27 JGZ-artsen, 108 huisartsen, 41 medisch specialisten en 104 ouders in de pilotregio en in een controleregio. Bijna 70% van de JGZ-artsen en medisch specialisten heeft de vragenlijst geretourneerd. Bij de huisartsen was dit 54%. Bij ouders is de vragenlijst telefonisch afgenomen waarbij meer dan 90% van de geselecteerde ouders bereikt is. Medisch specialisten, huisartsen en ouders staan nagenoeg allen (zeer) positief tegenover rechtstreekse verwijzing door de JGZ-arts naar de 2e lijn. De meeste huisartsen zijn niet enthousiast, meer dan de helft staat (zeer) negatief tegenover rechtstreekse verwijzing door de JGZ-arts naar de medisch specialist. In maart 2006 vindt een nameting plaats, wederom bij ouders, huisarten, JGZ-artsen en medisch specialisten. Het project is eind juni 2006 afgerond Het project Rechtstreeks Verwijzen is tot stand gekomen dankzij een bijdrage van het Fonds OGZ. Parasuïcides in Den Haag; meldingen in de jaren 2000-2004 I. Burger, 1 A.M. van Hemert, 2 C.A. Bindraban, 1 J.W. Schudel, 1 B.J.C. Middelkoop 1 1 GGD Den Haag, Den Haag 2 Parnassia, Den Haag E-mail: i.burger@ocw.denhaag.nl Een bovengemiddeld voorkomen van (para)suïcide in groepen van de bevolking kan een signaal zijn voor psychisch onwelbevinden binnen een gemeenschap. In eerder onderzoek (1987 - medio 1994) had de GGD Den Haag verhoogde parasuïcidecijfers gevonden onder Surinaamse (in Den Haag: voornamelijk Hindostaanse) en in mindere mate onder Turkse jonge vrouwen. Naar aanleiding hiervan onderneemt de GGD Den Haag diverse initiatieven, gericht op het bevorderen van het welzijn van allochtone jonge vrouwen en van het gesprek over dit thema binnen de allochtone gemeenschappen. Recente gegevens over parasuïcide ontbraken. Daarom heeft tsg jaargang 84 / 2006 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid 2006 - pagina 16

Lezingen: abstracts 12 en 13 april de GGD Den Haag, in samenwerking met de ziekenhuizen en psycho-medisch centrum Parnassia, opnieuw een registratie opgezet van gevallen van parasuïcide, over de periode 1 januari 2002-1 januari 2005 (ziekenhuizen) respectievelijk 1 juli 2000-1 januari 2004 (Parnassia). Over de kalenderjaren 2002 en 2003 was de registratie dus compleet, althans voorzover mensen die een poging tot zelfdoding ondernamen, werden opgenomen in een ziekenhuis en/of werden gezien door de crisisdienst van Parnassia. Dit onderzoek bevestigde het beeld dat vrouwen vaker een poging tot zelfdoding ondernemen dan mannen. De hoogste incidentie (over 2002 en 2003) werd gevonden onder de Turkse jonge vrouwen: 5 per 1.000 15-19-jarige vrouwen per jaar en 7 per 1.000 20-24-jarige vrouwen per jaar. Onder de Surinaamse jonge vrouwen bedroeg de incidentie 4,5 per 1.000 15-24-jarige vrouwen per jaar. De incidentie voor hun Nederlandse leeftijdgenoten bedroeg ruim 2 per 1.000 vrouwen per jaar. De cijfers voor de Marokkaanse jonge vrouwen lagen daar onder. Over het algemeen wijst een ziekenhuisopname op een ernstiger afloop van een suïcidepoging. In een aparte analyse zijn Odds Ratio s berekend voor Turkse en Surinaamse jonge vrouwen (referentie: hun Nederlandse leeftijdgenoten), van alle ziekenhuisopnamen afzonderlijk en van alle crisisdienstcontacten afzonderlijk. Deze analyse vulde het bovenbeschreven beeld aan met enige nuanceringen. De bevindingen lijken te bevestigen dat Surinaamse en ook Turkse jonge vrouwen relatief vaak met ernstige psychische problemen te kampen hebben. De interpretatie vraagt echter nog wel nader onderzoek, zoals naar de vraag waarom Marokkaanse jonge vrouwen relatief weinig in de registratie voorkomen. Wijkgericht werken: en nu aan de slag met wijkslag J.J.M. ten Dam, I.D. Verdonk, R. Panis, J. Vervoordeeldonk NIGZ, Woerden E-mail: iverdonk@nigz.nl Inhoud: Veel gemeenten hebben een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid waarin wijkgericht werken aan gezondheidsachterstand genoemd wordt, maar vinden het moeilijk een vertaalslag naar de uitvoering te maken. In deze workshop presenteert het NIGZ wijkslag, een handleiding voor wijkgericht werken aan gezondheid in de vorm van een web-applicatie. Het is geschreven voor de ambtenaar volksgezondheid en voor de lokale gezondheidsbevorderaar. De handleiding volgt vijf fasen in wijkgericht werken in de vorm van een cyclus. De vijf fasen zijn: Verkennen, Organiseren, Uitvoeren, Evalueren en Verankeren. Voor deze fases zijn 22 actiepunten geformuleerd, bij elk actiepunt kan men een scala aan tips, producten en dienstverlening vinden. Aanvullend kan men ook zoeken op strategieën die door de verschillende fasen heen lopen, zoals: Intersectorale samenwerking, Beleidsmatige inbedding, Bevolkingsparticipatie, Effectieve interventies en het gebruik van Resultaatgericht onderzoek. Voor al deze strategieën zijn praktische instrumenten te downloaden. WijkSlag is met steun van het Fonds OGZ ontwikkeld in het project Gelijke gezondheid, het investeren waard. Onze samenwerkingspartners in dit project, uit Heerlen, Utrecht en Den Haag, zullen ter illustratie ook hun ervaring geven. Deelnemers van de workshop zullen op interactieve wijze oefenen met de webapplicatie. De deelnemers weten aan het eind van de workshop hoe ze in de wijkslag zelf kunnen gebruiken bij het verbeteren van de kwaliteit van het wijkgericht werken en hoe ze zelf een bijdrage kunnen leveren bij de verdere invulling van de wijkslag. Evaluatie van het project Gezonde leefgewoonten Westerpark H. Dijkshoorn, H. van t Riet, R.M.J. Corstjens GGD Amsterdam, Amsterdam E-mail: hdijkshoorn@ggd.amsterdam.nl Van 2003-2005 heeft de GGD Amsterdam het project Gezonde leefgewoonten Westerpark, een kwalitatief interventieonderzoek naar overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen uitgevoerd. Het project bood inzicht in de achtergrond van de hoge prevalentie van overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen en in de mogelijkheden om samen met de doelgroep interventies te ontwikkelen en uit te voeren. Het project hanteerde de community-aanpak met doelgroepparticipatie, intersectorale samenwerking en structurele inbedding als kernelementen. Het project kende vijf fasen: het opzetten van bestuurlijk draagvlak en een lokale projectgroep, probleemanalyse, interventieontwikkeling, implementatie van interventies en evaluatie. In de evaluatie werd het verloop van het project bestudeerd èn de effectiviteit van de interventies en van de community-aanpak. Daartoe zijn projectdocumenten bestudeerd en interviews gehouden. De evaluatie liet zien dat het creëren van bestuurlijk draagvlak tijdrovend is. Het delen van een gezamenlijk belang is een voorwaarde voor succes. In dit project was dat de aanpak: participatie van allochtone vrouwen. Het opzetten van de lokale projectgroep verliep moeizaam, maar de groep functioneerde geleidelijk beter. De probleemanalyse toonde aan dat de vrouwen overgewicht als probleem ervaren en leverde aangrijpingspunten voor interventies op en contacten met vrouwen en professionals. De vrouwen kozen in werkgroepbijeenkomsten zelf interventies (aerobicslessen en voedingsvoorlichting) en ontwikkelden en implementeerden deze samen met professionals. Het aantal deelnemers per aerobicsles varieerde van geen tot ruim twintig. De deelnemende vrouwen hadden weinig lichaamsbeweging in het dagelijks leven. De voedingsinterventie, bestaande uit een winkelrondleiding en twee kookbijeenkomsten, werd zeven keer georganiseerd en zorgde voor een gedragsverandering. Het project slaagde erin Turkse en Marokkaanse vrouwen te laten participeren bij het kiezen, ontwikkelen en uitvoeren van interventies. Het is arbeidsintensief om de participatie van de vrouwen vast te houden en om een brede groep vrouwen te bereiken. De samenwerking met uitvoerende professionals verliep voorspoedig. Zij investeerden veel tijd en ervaarden het als een gezamenlijk project. De samenwerking op beleidsniveau verliep moeizaam, maar resulteerde uiteindelijk in belangstelling om met de GGD te zorgen voor continuering van projectonderdelen. Eindconclusie is dat het mogelijk is om een community-project tsg jaargang 84 / 2006 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid 2006 - pagina 17

Lezingen: abstracts 12 en 13 april te organiseren over overgewicht gericht op Turkse en Marokkaanse vrouwen mits aan bepaalde randvoorwaarden is voldaan. Invloed van cultuur op intentie tot condoomgebruik bij Antilliaanse en Arubaanse immigranten in Rotterdam A.G. van Dorst, 1 P.L. Kocken, 1 H. Schaalma 2 1 TNO Kwaliteit van Leven, Leiden 2 Universiteit Maastricht, Maastricht E-mail: ag.vandorst@pg.tno.nl De prevalentie van SOA s en HIV is hoger bij Antillianen en Arubanen dan bij de algemene bevolking in Nederland. Ook is bekend dat onder Antilliaanse en Arubaanse meisjes meer tienerzwangerschappen en abortussen voorkomen. De belangrijkste reden voor deze verhoogde prevalenties is onbeschermde seks, en in het bijzonder inconsistent condoomgebruik. Algemene gedragsverklaringsmodellen zijn behulpzaam bij het verklaren van condoomgebruik in westerse populaties. Maar normen en gewoontes op gebied van seksualiteit zijn vaak cultuurspecifiek. Een meer antropologische benadering pleit er dan ook voor om cultuurspecifieke determinanten van gedrag in verklaringsmodellen op te nemen. De invloed van cultuurgebonden factoren op de intentie van Antillianen en Arubanen tot condoomgebruik bij een nieuwe seksuele partner is onderzocht. Het onderzoek vond plaats bij een steekproef (n=1.012) van Antilliaanse en Arubaanse inwoners van Rotterdam in de leeftijd van 15 tot 50 jaar. Er werden in totaal 346 Antilliaanse en Arubaanse respondenten geïnterviewd (respons 37,8%) door Antilliaanse en Arubaanse interviewers, die de respondenten thuis bezochten. Met gebruik van logistische regressie analyse blijkt dat de volgende factoren in een multivariaat model, significant geassocieerd zijn met intentie tot condoomgebruik bij een nieuwe seksuele partner: de perceptie van normatieve opvattingen, een ervaren taboe op het praten over seks in de Antilliaanse gemeenschap, machismo opvattingen over de vrouwenrol, geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. De relatie tussen de perceptie van normatieve opvattingen en intentie tot condoomgebruik bij een nieuwe seksuele partner is significant sterker bij respondenten met sterke machismo opvattingen over de vrouwenrol. Geconcludeerd kan worden dat cultuurgebonden factoren een belangrijke aanvulling zijn op de algemene determinanten van gedragsverandering, zoals attitudes, sociale invloed en eigen effectiviteit. Het verdient aanbeveling om in de toekomst rekening te houden met cultuur-gebonden opvattingen over seksualiteit bij onderzoek en interventies gericht op veilig vrijen bij minderheidspopulaties. De GGD Rotterdam en regie op de GGz H.F. van Driel, 1 A. Beek, 2 D. Theuvenet 3 1 GGD Rotterdam e.o., Rotterdam 2 Context, Rotterdam 3 RIAGG Rijnmond, Vlaardingen E-mail: vandrielh@ggd.rotterdam.nl De financiering van preventieve interventies in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGz) verandert als de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) in werking treedt. GGz-Preventie zal niet meer worden bekostigd vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Gemeenten krijgen via de WMO de taak om het aanbod van (GGz) preventie te organiseren. De GGD Rotterdam e.o. heeft de ambitie om regie te voeren over de gezondheidszorg. Op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGZ) hebben GGD Rotterdam e.o. en de Rotterdamse GGz-aanbieders Context (centrum voor GGzpreventie) en RIAGG Rijnmond een gezamenlijk belang in het ontwikkelen en uitvoeren van preventieactiviteiten. Dit is een voorbeeld van publiek-private samenwerking met non-profit zorginstellingen. Wij presenteren de wijze waarop deze samenwerking plaatsvindt. In 2005 is gestart met een onderzoek naar het bereik van interventies die zich richten op Rotterdammers met depressieve klachten. Beide GGz-organisaties geven inzicht in hun registratie van preventieve interventies, terwijl de GGD Rotterdam e.o. gedetailleerde gegevens aanlevert over de bevolkingsopbouw van Rotterdam en de psychische gezondheid haar inwoners, verkregen uit de gezondheidsenquête die de GGD in 2003 heeft uitgevoerd. Een eerste resultaat is dat in Rotterdam het preventie-aanbod op gebied van de OGZ kleiner is dan de depressieproblematiek Vanuit de gegevens over de psychische gezondheid van Rotterdammers worden namelijk groepen zichtbaar die, gegeven hun problematiek, beter kunnen worden bediend dan op dit moment gebeurd. Daarnaast blijkt het bereik van de interventies op deelgemeenteniveau sterk uiteen te lopen. We geven aan welke conclusies we trekken op basis van de bereikcijfers en hoe we samen met experts proberen de instroom in de preventieactiviteiten te vergroten. In de discussie gaan we nader in op de meerwaarde alsook op de belemmerende en bevorderende factoren van deze publiek-private samenwerking. Kennis over en gebruik van foliumzuursupplementen in een multicultureel zwangerschapscohort: de rol van taalvaardigheid M. van Eijsden, 1 M.F. van der Wal, 2 G.J. Bonsel 3 1 GGD Amsterdam / AMC-UvA, Amsterdam 2 GGD Amsterdam, Amsterdam 3 AMC-UvA, Amsterdam E-mail: mveijsden@ggd.amsterdam.nl Introductie: In verschillende Europese landen is aangetoond dat adequate prenatale zorg voor etnische minderheden niet vanzelfsprekend is. Een fundamentele factor in deze ongelijkheid zou taalvaardigheid kunnen zijn. Problemen met het spreken van de taal beïnvloedt 1) de manier waarop een zwangere actief tsg jaargang 84 / 2006 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid 2006 - pagina 18

Lezingen: abstracts 12 en 13 april én passief gezondheidsinformatie ontvangt, 2) hoe zij haar weg vindt binnen het gezondheidszorgsysteem en 3) hoe zij communiceert met de zorgverlener. Wij onderzochten de rol van taalvaardigheid bij de kennis over en gebruik van foliumzuursupplementen binnen een groot grootstedelijk multicultureel zwangerschapscohort. Methoden: Opzet: Prospectieve cohortstudie. Deelnemers: Amsterdamse zwangeren die verloskundige zorg ontvingen tussen januari 2003-maart 2004 (n=8050). Geboorteland definieerde etniciteit: Nederland, Suriname, Antillen, Turkije, Marokko, Ghana, ander niet-westers land en ander Westers land. Uitkomstmaten: Kennis over en gebruik van foliumzuur (FZ), en determinanten hiervan in de verschillende etnische groepen. Determinanten waren leeftijd, opleiding, pariteit, zwangerschapsintentie en Nederlandse taalvaardigheid. Statistische analyse: chi-kwadraat om groepen te vergelijken, gestratificeerde logistische regressie (forward stepwise) om significante determinanten per groep te bepalen. Resultaten: FZ gebruik was significant lager onder Ghanese, Marokkaanse, Turkse en overige niet-westerse vrouwen (21% tot 41%) dan onder Nederlandse (86%) en overige Westerse (78%) vrouwen. Het gebruik van Surinamese en Antilliaanse vrouwen lag daartussen (51% en 60%). Etnische verschillen in FZ kennis waren vergelijkbaar met bovengenoemde verschillen in gebruik. Kennis was de sterkste determinant van gebruik in alle etnische groepen (OR s tussen 10.9 en 42.0). Taalvaardigheid was de sterkste determinant van kennis in de niet-nederlands sprekende groepen (OR sgoede vs. slechte taalvaardigheid tussen 3.2 en 16.0). In de groep niet-westerse vrouwen bleek dat opleiding het effect van taal modificeerde. De kans op FZ kennis bij een goede taalvaardigheid en hoog opleidingsniveau was hier 20 keer groter dan de kans bij een goede taalvaardigheid maar laag opleidingsniveau. Conclusies: Het gebruik van foliumzuursupplementen is laag bij zwangere vrouwen geboren in niet-westerse landen. Dit reflecteert een gebrek aan kennis, wat verband houdt met de slechte taalvaardigheid van deze vrouwen. Niet alleen zijn interventies in de eigen taal nodig, maar ook meer algemene maatregelen. Een cursus Nederlands kan immigranten helpen zowel passief (via commercials e.d.) als actief (via zorgverleners) de relevante kennis te verwerven. Evaluatie landelijke implementatie JGZ-standaard Opsporing Visuele Stoornissen 0-19 M.A.H. Fleuren, M.L. Verlaan, P. van Dommelen TNO KWALITEIT VAN LEVEN, Leiden E-mail: MAH.Fleuren@pg.tno.nl Achtergrond. Vanaf 1998 wordt op aanwijzing van de Minister een 20-tal JGZ-standaarden ontwikkeld en geïmplementeerd. De landelijke implementatie gebeurt door een Samenwerkingsverband van de koepelorganisaties (GGD Nederland en Z-org) en beroepsverenigingen (AJN, LVW, LVSV en NVDA) binnen de jeugdgezondheidszorg en TNO Kwaliteit van Leven (penvoerder). Het doel van de landelijke implementatie is dat alle artsen, verpleegkundigen en doktersassistenten van thuiszorginstellingen, GGDen en Stichtingen MOA de JGZ-standaarden volledig en nauwkeurig gebruiken. Er vinden diverse implementatieactiviteiten op planmatige wijze plaats. Zo worden alle thuiszorginstellingen, GGDen en Stichtingen MOA gevraagd een implementatiecoördinator/stafmedewerker te benoemen die de invoering van de standaard in de eigen organisatie coördineert en het proces controleert. Deze coördinatoren ontvangen daartoe een (implementatie)scholing. In 2003 is gestart met de implementatie van de JGZ-standaard Opsporing Visuele Stoornissen. De invoeringstrategieën grepen aan op de kritieke determinanten waarvan uit onderzoek was gebleken dat ze een rol speelden bij de verspreiding, adoptie, implementatie en continuering van het gebruik van de standaard. Het doel was dat in 2005 80% van de JGZ-medewerkers de Visusstandaard kende, 80% een positieve attitude had en 40% ten minste de helft van de kernrichtlijnen volgde. Methode. In de zomer van 2005 vond een effectevaluatie plaats naar de mate van verspreiding, adoptie en gebruik van de standaard. Er werd een vragenlijst gestuurd aan een aselecte steekproef van 699 artsen, verpleegkundigen en doktersassistenten, werkzaam bij thuiszorginstellingen GGDen en Stichtingen MOA (respons 62%). Er werden o.a. de kennisname van de standaard, de acceptatie, de eigen-effectiviteitsverwachting van de uitvoerenden m.b.t. het gebruik van de verschillende kernrichtlijnen, de uitkomstverwachtingen en sociale invloed gemeten. De samenstellers van de standaard benoemden de kernelementen uit de standaard die in ieder geval gevolgd moesten worden om visuele stoornissen op een effectieve manier te kunnen opsporen. Per kernelement werd gemeten in hoeverre dit werd uitgevoerd voor alle kinderen. Resultaten. De voorlopige resultaten laten zien dat 89% van de JGZ-medewerkers de standaard kent en 85% een positieve attitude heeft. Tijdens het congres worden de overige resultaten gepresenteerd. Gezond (venti-)leren op school!: verbetering binnenmilieu op basisscholen met ventilatieadvies-op-maat, een CO2-signaalmeter en een lespakket L.M.J. Geelen, A. van der Zijden Bureau Medische Milieukunde GGD en, Breda E-mail: l.geelen@ggdwestbrabant.nl Achtergrond: De kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen is vrijwel altijd (ver) beneden de maat. Dit leidt tot gezondheidsklachten, zoals geurhinder, oogirritatie, hoofdpijn, concentratieproblemen en vermoeidheid. Een van de belangrijkste oorzaken van een slecht binnenmilieu is gebrekkige ventilatie. In de praktijk geven milieugezondheidkundigen bij de GGD-en al op verzoek ventilatieadvies-op-maat aan scholen, maar na verloop van tijd blijken leraren het advies steeds minder in de praktijk te brengen. Daarom zijn vijf GGD en in Zuid-Nederland twee onderzoeken gestart met als doel om de effectiviteit vast te stellen van verschillende interventies om leraren beter te laten ventileren in de klas. Op deze manier kunnen de GGD en dan ook evidence based gaan werken. Methode: In 81 klassen van groep 4/5/6 van de basisschool tsg jaargang 84 / 2006 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid 2006 - pagina 19

Lezingen: abstracts 12 en 13 april zijn de volgende interventies onderzocht: 1 Ventilatieadvies-op-maat aan de leraar, toegespitst op de betreffende klas in het betreffende lokaal, 2 Ventilatieadvies-op-maat ondersteund met een afleesbare CO2-signaalmeter welke een signaal geeft als er onvoldoende geventileerd word. 3 Geen interventie in de controlegroep. 4 Parallel aan deze studie loopt een project, gesubsidieerd door Fonds OGZ, waarbij een lespakket in combinatie met het ventilatieadvies-op-maat als interventie wordt toegepast. In dit lespakket Buitenlucht, kom je binnen spelen? staat het opstellen van een ventilatieschema door en voor de leerlingen centraal. In het stookseizoen 2004-2005 is driemaal gedurende één week de CO2-concentratie gemeten. Eerst is de nulsituatie gemeten, vervolgens is interventie gepleegd waarna direct weer gemeten is. Tot slot is 6 weken na interventie gemeten om het effect op de langere termijn vast te stellen. Resultaten & Conclusie: Op korte termijn leidt de CO2-signaalmeter tot zeer grote significante verbetering in de binnenluchtkwaliteit. De CO2-signaalmeter en het lespakket leiden na zes weken nog steeds tot een significante verbetering. Het ventilatieadvies-op-maat leidt alleen op korte termijn tot een verbetering. Vanwege de goede resultaten van de CO2-signaalmeter en het lespakket, worden er nu activiteiten ingezet om deze middelen breder in Nederland te implementeren. Hoewel met de CO2-signaalmeter en het lespakket in combinatie met het ventilatieadvies-op-maat een grote verbetering behaald kan worden, is de binnenluchtkwaliteit vaak nog onvoldoende. Daarom zijn, naast gedragsverandering bij leraren, betere ventilatiefaciliteiten in schoolgebouwen noodzakelijk. Wijkgerichte gezondheidsbevordering in Utrecht: focus op samenwerking met Utrechters van Marokkaanse en Turkse afkomst G.H. de Geus, M.H. Borst, A.E.J. van Iersel, C.T.P. Gootzen GG&GD Utrecht, Utrecht E-mail: g.de.geus@utrecht.nl In Utrecht bestaat sinds 10 jaar wijkgezondheidswerk, eerst in 2 wijken, sinds 2005 in 4 wijken. In de afgelopen jaren is o.a. ervaring opgedaan met gezondheidsbevordering voor de grote groepen bewoners van Marokkaanse en Turkse afkomst. In een presentatie worden de keuzes belicht die gemaakt zijn in de verschillende wijken om deze bewoners te bereiken en vorm te geven aan participatie en samenwerking in de fases van wijkanalyse, themakeuze en uitvoering. Benadering van bewoners vindt afhankelijk van de wijksituatie plaats via actieve allochtone zelforganisaties, via het opbouw- en welzijnswerk en via de eerstelijns gezondheidszorg. Elk van deze benaderingswijze heeft eigen kenmerken, die van belang zijn voor gezondheidsbevordering. Per fase van planning volgt kort de ervaring met bewonersparticipatie: Wijkanalyse: deelname aan participatief onderzoek, wijkgespreksrondes. Themakeuze: ronde tafelgesprekken om tot prioriteitsstelling te komen. Met als resultaat wat betreft uitvoering: een duidelijke eigen inbreng van bewoners in het uiteindelijke aanbod, zowel qua inhoud als vorm. In de presentatie aandacht voor aspecten van wijkgericht werken die anders zijn dan een puur planmatige insteek: inspelen op mogelijkheden die zich opeens voordoen in een wijk, aansluiten bij agenda van anderen etc. Apart punt van aandacht vormt de wijze van sturing en regie in het werken met zelforganisaties en andere wijkorganisaties. Van provinciale monitor tot landelijke politiek C.M.L. Gielkens, G Jongmans-Liedekerken, K.J. Hajema GGD Zuid Limburg, Geleen E-mail: c.gielkens@swmggd.nl Inleiding: De GGD en in Limburg houden éénmaal in de vier jaar een Gezondheidsenquête onder de volwassen bevolking in de provincie. Het hoofddoel van deze monitor is het in kaart brengen van de gezondheid van de bevolking. De AWACS-kwestie heeft aangetoond dat dit instrument ook een belangrijke signaleringsfunctie heeft. Historie: De Limburgse Gezondheidsenquête is uitgevoerd in 1998 en in 2003. Tussentijds is er in 1999 een vliegtuigramp gebeurd met een AWACS-tankvliegtuig, vlak over de grens in Duitsland in de directe omgeving van een aantal gemeenten in Oostelijk Zuid-Limburg. Om duidelijkheid te krijgen in de gevolgen van de vliegtuigramp voor omwonenden heeft de GGD een jaar na de ramp een onderzoek verricht. Aangezien er drie maanden voor de ramp een gezondheidsenquête onder de bevolking was verricht, kon de gezondheids- en hindersituatie van voor de ramp vergeleken worden met die van een jaar erna. Na de peiling van 2003 was het mogelijk om te bestuderen of de toegenomen hinder na de ramp een blijvend karakter had. Gevolgen: Naar aanleiding van de resultaten van de peiling in 2003 heeft de GGD in een onderzoeksrapport vastgelegd dat er in de betreffende gemeenten sprake is van extreme hinder door vliegverkeer. De GGD achtte het noodzakelijk dat er door de verantwoordelijken actie ondernomen zou worden om deze extreme vorm van hinder, met mogelijke consequenties voor de gezondheid van de burgers te verminderen. Zowel de lokale, de provinciale als de landelijke overheid hebben de resultaten van het GGD-onderzoek serieus genomen. Zo heeft er naar aanleiding van de kwestie een algemeen overleg in de Tweede Kamer plaatsgevonden tussen de minister van VROM, de staatssecretarissen van defensie en van milieu en de kamerleden. Uit een herberekening van de GGD-resultaten door TNO is bovendien gebleken dat de geluidshinder door het AWACS-vliegverkeer in Oostelijk Zuid-Limburg grotere vormen lijkt aan te nemen dan de hinder rondom Schiphol. Aan de hand van dit voorbeeld willen wij aantonen dat milieuvragen in de Gezondheidsmonitor een bijdrage leveren aan het oplossen van medisch milieukundige casuïstiek en een belangrijk instrument is bij de advisering naar de overheden, van lokaal tot landelijk. tsg jaargang 84 / 2006 nummer 3 Nederlands Congres Volksgezondheid 2006 - pagina 20