/ A^\ De bodemgesteldheid van de aanpassingsinrichting ADE. ' 2 Mi 200J. Resultaten van eenbodemgeografisch onderzoek. H. Rosing

Vergelijkbare documenten
2 De verbreiding van veengronden

Nominatie voor de meest kenmerkende bodems van Noordwest-Overijssel: Madeveengronden en Meerveengronden

Bodemkundig-hydrologisch onderzoek voor de waardebepaling van de gronden in het blok Luddeweer-Overschild van de herinrichting Midden-Groningen

Actualisatie areaal en ligging van de veengronden in Rijnland

NIEUWE BODEMKAART VEENGEBIEDEN PROVINCIE UTRECHT, SCHAAL 1:25.000

Toelichting Bodemkaart Veengebieden provincie Utrecht, schaal 1:25.000

Van Bodemkaart tot. Ruilklassenkaart

BIJLAGE 5 Aanhangsels bi.j rapport nr. 872

De bodemgesteldheid van bosreservaten in Nederland

Aanvullend bodemonderzoek veenputten Appel, Nijkerk

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

Bijlage 1: Kaarten Toelichtingen op de Kaarten

Stichting voor Bodemkartering ~ Q\jW Staringgebouw ç'î AR'

BODEMONDERZOEK GROEI- LOCATIE GLASTUINBOUW KLEINE HEITRAK, ASTEN

Nieuwe vijver aan de Groen van Prinstererlaan.

ACHTERGRONDDOCUMENT. Ontwikkelingsvisie en Beheerplan voor de landgoederen Nieuw- en Oud Amelisweerd en Rhijnauwen. Juni 2008

4 Archeologisch onderzoek

Actualisatie areaal en ligging van de veengronden in Rijnland

TOELICHTING OP DE raatwfc V- 1 -'

Bijlage 11 bij toelichting Bestemmingsplan Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug, Voorhout

Zuidrand Bijlage 1: bodem en geologie

BODEMKUNDIG ADVIES AANGAANDE TUINAANLEG EN DROOG LEGGING VAN HET BOUWTERREIN VOOR "HET PARKHUIS" TE DUBBELDAM

'5 ) l^ßk. Bodemgesteldheid en morfografie van het militair oefenterrein Oirschot. H. Kleijer. Rapport 151. DLO-STARING CENTRUM, Wageningen, 1991

SAMENVATTING GEOLOGIE / BODEM - BODEMKWALITEIT

2 Bemesting Meststoffen Soorten meststoffen Grondonderzoek Mestwetgeving 49

Bodemonderzoek op locaties Pilot OMAB

Handleiding bodemgeografisch onderzoek

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

DE BODEMGESTELDHEID VAN HET RUILVERKAVELINGS GEHEED TIETJERKSTERADEEL Deel II (Aanhangsels) dienst h'ruïomjjk ge^ïsd vco? ontwikkcïinij en behaer

Vragen over landschappen die we gaan behandelen

Blad 7 Groningen Uitgave. Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Stichting voor Bodemkartering

- 9 SEP De kartering van de grondwaterklassenkaart voor de herclassificatie van het Waterschap de Dommel en de Zandleij. H. Kleijer.

DE BODEMGESTELDHEID VAN HET 't>roefterke:dt CALLAMBOOG 1 '

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst)

RECREATIESCHAP RQTTEMEKEN - PLAN LAGE BERGSE BOS. Bodemkundig onderzoek in verband met de geschiktheid van de voorkomende sedimenten als ophoogspecie

Martens Aannemingsbedrijf bv t.a.v. de heer M. Martens Postbus AB Lekkerkerk.

Blad j8 Oost Roermond Uitgave Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Stichting voor Bodemkartering

Wijziging Regeling herverkaveling

Veenactualisatie Bodemkaart van Nederland Digitale Bodemkartering

Bodemkaart van. Nederland. Blad )i West Utrecht Uitgave. Schaal i:jo ooo. Stichting voor Bodemkartering

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

De bodemgesteldheid van bosreservaten in Nederland

DE BODEMGESTEIDHE ID VAN HET TOEKOMSTIGE RECREATIE GEBIED "HET LAGE BERGSE BOS" (Recreatieschap Rottemeren)

DE BODEMGESTELDHEID EN DE VERBETERINGS MOGELIJKHEDEN VAN EEN SPORTVEID TE HORST

Aanvulling. Dictaat Inleiding Bodem. Voor versie Bodem en Water 1 (LAD-10806) Bodem en Water II (AEW-21306) Oktober 2010.

Quickscan Archeologie Waterkanten, Lisse

BIBLIOTHEEK STARINGGEBOU'.V

Perceelonderzoek Gerven. Perceel: G66. Datum onderzoek: en Ligging:

TOEMAAKDEKKEN IN HET OUDE RIJNGEBIED

Blad )i Oost Utrecht Uitgave Bodemkaart van. Schaal i:joooo. Nederland. Stichting voor Bodemkartering

percelen cultuurgrond

Rapport. wonen limburg. BP Aan de Kreppel (fase 2) te Heythuysen. Vooronderzoek conform NEN 5725

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

DE BODEMGESTELDHEID VAN DE IN AANLEG ZIJNDE ZAADTUIN VOOR PINUS SILVESTRIS TE GRUBBENVORST

IJstijden. Blauw = tussenijstijd Rose = ijstijd

De Bodemkaart van Nederland digitaal

Geohydrologische situatie Burg. Slompweg

Projectnummer: D Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam

De bodemgesteldheid van bosreservaten in Nederland

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4

F. te Riet Liendenhof HB Amsterdam

RAAP België - Rapport 027 Rupelmonde Kleine Gaanweg, aanleg visvijver (gemeente Kruibeke)

AL TERRA, Wageningen Universiteit & Research ccntre Omgevingswetenschappen Ccntmm Water & Klimaat Team Integraal Waterbelzeer

Grondsoort en grondprijs

Mts. Slingerland-Van Beijnum Middenpolderweg LB Streefkerk

Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel)

Kaart 1 Overzichtskaart. Legenda. Duurswold. Veenkoloniën. Hunze. Drentse Aa. Peilbesluit Paterswolde en stad Groningen

Rapport. vooronderzoek Langstraat 77 te Hegelsom PG Veghel. Langstraat 77 te Hegelsom B1390

Onderzoeksopdracht. Bodem en grondstaal

Blad Goedereede Blad 42 Oost (Goereese deel) Bodemkaart van. Schaal i.-joooo. Nederland. Uitgave 1967 Stichting voor Bodemkartering

Inrichtingsplan Sarsven en de Banen

Bodemkundig-hydrologisch onderzoek van de deelgebieden Scheerwolde en Oldemarkt in het strategisch groenproject Noordwest-Overijssel

DE BODEMGESTELDHEID VAN HET TERREIN 'AAROEVER' TE ALPHEN A/D RIJN. Met een advies voor de aanleg van een gezinscamping

Onderwaterdrains in het veenweidegebied

Advies Bouwlocatie Oranjestraat te Tubbergen, gem. Tubbergen

MONITORING GRONDWATERSTANDEN 3E OOSTERPARKSTRAAT EN VROLIKSTRAAT TE AMSTERDAM

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Bodemkaart van Nederland. Schaal 1: Algemene begrippen. en indelingen. 4e UITGAVE. Staring Centrum

Instructie en werkbladen veldpracticum perceelvariatie

Bepaling Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand Natuurbegraafplaats te Rooth (Maasbree)

Inhoudsopgave. Bijlagen en Figuren. Behorende bij het Woordenboek van de NVLB. Nederlandse Vereniging van Leveranciers van Bouwgrondstoffen

Bodemkaart van. Nederland. B lade West Leeuwarden Blad 6 Oost Leeuwarden Bladen 2 West en Oost (vaste land) Schaal i:jo o oo

Hierbij doen wij u de resultaten toekomen van het nader bodemonderzoek op het sportpark De Koepel te Vught.

WATERSCHAP DE EEM Profielbeschrijving bij

Bodemkundig/hydrologisch onderzoek op twee toekomstige natuurbegraafplaatsen in Schaijk en Berlicum H.R.J. Vroon en F. Brouwer

DE BODEMGESTELDHEID VAN HET RUILVERKAVELINGSGEBIED "DE STELLE"

DE BODEMGESTELDHEID Y AN BEN GEDEELTE Vffl DE WGHTPOLDER (GELEGEW IN DE GEMEENTEN BREDA EN TETERINGEN)

Nationaal Hydrologisch Instrumentarium - NHI

Rapport. Venderstraat 5 te Haler B1416. Bergs Advies BV Leveroyseweg 9A 6093 NE Heythuysen dhr. N. Maes. Definitief

Actualisatie van de bodemkaart

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Figuur 4.1 Stroomschema archeologie gemeente Terneuzen

Blad j West Harlingen Blad / Oost Harlingen. Bodemkaart van. Schaal i:jo ooo. Nederland. Uitgave 1976 Stichting voor Bodemkartering

Hierbij zenden wij u de rapportage betreffende een project aan het Oppad te Oud-Loosdrecht.

Stichting voor Bodemkartering Wageningen Staringgebouw Lawickse Allee 136 Tel.:

Bureau voor Archeologie Rapport De Limiet 19-23, Vianen, gemeente Vianen: een booronderzoek

BODEMOPBOUW EN INFILTRATIECAPACITEIT VLASSTRAAT/BRIMWEG, SOMEREN

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Transcriptie:

/ A^\ De bodemgesteldheid van de aanpassingsinrichting ADE Resultaten van eenbodemgeografisch onderzoek H. Rosing ' 2 Mi 0J SCRapp.r.0 l()\l5t Alterra,ResearchInstituut voor degroene Ruimte,Wageningen,00

REFERAAT Rosing, H., F. Brouwer en M. Pleijter, 999. De bodemgesteldheid van de aanpassingsinrichting ADE. Wageningen, Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte. SC-rapport 0. 76 blz. 4 fig.: 2 tab.; ref. Het gebied van de aanpassingsinrichting Ade bestaat voor ca. 2/ van de oppervlakte cultuurgronden uit bovenlandgronden en voor het overige deel uit droogmakerijgronden. Het gehele gebied raakte in het begin van het Holoceen bedekt met veen (Basisveen), waarop later door verdere stijging van de zeespiegel zavel en klei (Afzettingen van Calais) tot afzetting kwam. Nadat zich langs de kust een min of meer gesloten systeem van strandwallen had ontwikkeld, nam de invloed van de zee af en werden de omstandigheden voor de vorming van veen weer gunstig. Tot aan het eind van het Subboreaal kon zich een dik veenpakket ontwikkelen. Hierna was de zeespiegel weer zover gestegen dat weer zavel en klei tot afzetting kwam (Afzettingen van Duinkerke). Het bovenland werd nu met een dunne laag zavel of klei overdekt, waarbij het materiaal voornamelijk via voormalige veenstroompjes werd aangevoerd. De dikste kleipakketten worden in en langs deze stroompjes aangetroffen. In de droogmakerijen heeft de zee waarschijnlijk minder invloed gehad. Hier ontstond ten slotte veenmosveen, dat later voor de turfbereiding werd gebruikt. Ter plaatse ontstonden plassen, die aan het eind van de e en het begin van de 9 e eeuw zijn drooggemalen. Bijna overal bestaat de uit een toemaakdek, waardoor de gronden een eerdlaag hebben gekregen. De grootste oppervlakte, zowel in het bovenland als in de droogmakerijen, bestaan uit koopveengronden, weideveengronden, liedeerdgronden en leekvwoudeerdgronden. De fluctuatie van het grondwater is gering vanwege de goede polderpeilbeheersing. Trefwoorden: bodemkartering, bodemkunde, geologie, grondwatertrap ISSN 0927-4499 Dit rapport kunt u bestellen door NLG 2,00 over te maken op banknummer 6 54 62 ten namevanalterra,wageningen, onder vermelding vanrapport 0.Dit bedrag is inclusief BTW en verzendkosten. 00 Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Postbus 47, NL-60 AA Wageningen. Tel.: (07) 4740;fax: (07) 49000; e-mail: postkamer@alterra.wag-ur.nl Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Alterra. Alterra aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. Alterra isde fusie tussen het Instituut voor Bos-en Natuuronderzoek (IBN) en het Staring Centrum, Instituut voor Onderzoek van het Landelijk Gebied (SC). De fusie is ingegaan op januari 00. Projectnummer 00-5 [SC-Rapport 0/HM/2-00]

Inhoud Woordvooraf 7 Samenvatting 9 Inleiding. Doelenopzetvanhetbodemgeografisch onderzoek.2 Overzichtvanrapportenkaarten 2 2 Fysiografie 5 2. Liggingen oppervlakte 5 2.2 Geogenese 5 2. Organischeafzettingen inplassen (meermolm) 2.4 Menselijke invloed Bodemgeografisch onderzoekendigitaleverwerking/manipulatievan bodemkundigegegevens 2. Methodevanhetbodemgeografisch onderzoek 2.2 Toetsingaanmeetresultaten 2. Indelingvandegronden 2.4 Indelingvan hetgrondwaterstandsverloop 24.5 Opzetvandelegenda 24.6 Bodemgeschiktheid 27.7 Digitaleverwerking/manipulatievanbodemkundigegegevens 27 4 Bodemgesteldheid;beschrijving vandebodemkaartendeboorpuntenkaart 29 4. Algemeen 29 4.2 Deeenhedenvandebovenlandgronden 29 4.2. Veengronden 29 4.2.. Koopveengronden 4.2..2 Weideveengronden 4.2.. Vlierveengronden 4.2.2 Moerigegronden 4 4.2.2. Broekeerdgronden 4 4.2.2.2 Plaseerdgronden 4.2. Zeekleigronden 6 4.2.. Liedeerdgronden 6 4.2..2 Tochteerdgronden 4.2.. Leek-/woudeerdgronden 9 4.2..4 Poldervaaggronden 4.2.4 Dikkeeerdgronden 4 4.2.5 Zandgronden 42 4. Deeenhedenvande droogmakerijgronden 4 4.. Veengronden 4 4... Koopveengronden 4 4...2 Weideveengronden 46 4..2 Moerigegronden 46 4..2. Broekeerdgronden 46

4..2.2 Plaseerdgronden 4 4.. Zeekleigronden 49 4... Liedeerdgronden 49 4...2 Tochteerdgronden 4... Leek-/woudeerdgronden 5 4...4 Poldervaaggronden 5 4..4 Dikke eerdgronden 5 4.4 Beschrijving van de toevoegingen en overige onderscheidingen 54 4.4. Toevoegingen voor de code 54 4.4.2 Toevoegingen achter de code 4.4. Vergravingen 56 4.4.4 Overige onderscheidingen 57 4.5 Boorpuntenkaart 5 5 Hydrologie; resultaten en conclusies van grondwaterstandsberekeningen en een beschrijving van de grondwatertrappenkaart 59 5. Inleiding 59 5.2 Methode van het hydrologisch onderzoek 59 5. Beschrijving van de grondwatertrappenkaart 6 Literatuur Aanhangsels Grondmonsteranalyses 67 2 Oppervlakte (ha en %) van de eenheden op de bodemkaart en de grondwatertrappenkaart (kaart en 2) 69 Vergelijking codering legenda-eenheden van deze bodemkaart met die van de Bodemkaart van Nederland, schaal : 000

Woord vooraf Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, heeft in opdracht van de Dienst Landelijk Gebied in de provincie Zuid Holland de bodemgesteldheid van de aanpassingsinrichting Ade in kaart gebracht. Het bodemgeografisch onderzoek hiervoor isuitgevoerd indeperiode juli tot december 999. Aan het bodemgeografisch onderzoek werkten mee: O.H. Boersma, Ing. W.J.M, de Groot, Ing. F. Brouwer, Ing. M. Pleijter, Ing. H. Rosing, G.H. Stoffelsen en Ing. H.R.J.Vroon. De dagelijkse leiding van het onderzoek was in handen van Ing. H. Rosing. Ir. J.L. Tersteeg, hoofd van de sectie Veldbodemkunde, was belast met de organisatorische leiding. Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, is de grondeigenaren en/of grondgebruikers in het inrichtingsgebied erkentelijk voor het verlenen van toestemming voor het betreden van hun landerijen. Onze bijzondere dank gaat uit naar het bestuur van de Vereniging Agrarisch Natuurbeheer Ade voor hun bemiddeling bij enkele probleemgevallen. SC-rapport0 O999 O 7

Samenvatting In opdracht van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) in de provincie Zuid-Holland te Voorburg heeft Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, de bodemgesteldheid van de aanpassingsinrichting Ade in kaart gebracht. De resultaten vandit onderzoek zijn vastgelegd in dit rapport en in een digitaal bestand. Het bodemgeografisch onderzoek werduitgevoerd in deperiode juli 999tot juni 00. Het doel van het onderzoek was de bodemgesteldheid van het gebied in kaart te brengen op schaal : 0 000. De resultaten van het onderzoek zullen in een later stadium gebruikt worden voor de planvorming en de uitvoering (o.a. de eerste schatting). Het onderzoeksgebied ligt in het noordwesten van de provincie Zuid-Holland en maakt deel uit van de gemeenten Alkemade,Jacobswoude, Leiderdorp en Warmond. De totale oppervlakte bedraagt 72 ha, waarvan 96 ha. wordt ingenomen door water,bebouwdeterreinen, dijken, wegen en dergelijke. Tijdens het bodemgeografisch onderzoek is van ca. boring per hectare een beschrijving gemaakt van de profielopbouw. De gronden zijn in het veld gedetermineerd volgens het Systeem van Bodemclassificatie voor Nederland (De Bakker en Schelling, 99). In de legenda zijn de gronden op het hoogste niveau ingedeeld in zand-, klei-, veen- en moerige gronden. Op het laagste niveau zijn bodemvorming en dikte, aard en textuur van de belangrijke indelingscriteria geweest. De schattingen van organische stof (humus) en textuur zijn getoetst met behulp van grondmonsteranalyseuitslagen. Het grondwaterstandsverloop is op de kaart aangegeven met grondwatertrappen, die het gemiddelde traject (GHG en GLG) vande grondwaterstanden weergeven. De schattingen van deghg englg zijn, voor zover dit mogelijk was,getoetst met behulp van grondwaterstandsmetingen in buizen enboorgaten. De afzettingen dieindit gebied aanof nabij het oppervlak voorkomen, dateren uithet Holoceen en bestaan uit veen, zavel en klei. De veenafzettingen behoren voor een klein gedeelte tot het Basisveen en voor het grootste deel tot het Hollandveen. De zavel- en kleiafzettingen, die in de verveende polders in het oosten van het gebied binnen, m - mv. voorkomen, worden tot de Afzettingen van Calais gerekend. In het overige deel van het gebied, het bovenland, behoren de zavel en klei tot de Afzettingen van Duinkerke. De zavel en klei zijn in het bovenland aangevoerd via allerlei geultjes, waarvan een groot deel waarschijnlijk vroegere veenstroompjes zijn geweest. In het algemeen werd een dunne kleilaag op het veen afgezet, maar langsde geulen kwamen dikkere zavel-enkleipakketten tot afzetting. In het bovenland vinden we daarom langs de geulen veel leek-/ woudeerdgronden, terwijl elders veel weideveen-enliedeerdgronden worden aangetroffen. In het afgezette materiaal hebben zich verschillende bodemvormende processen afgespeeld. De belangrijkste bodemvormende processen zijn omzettingsprocessen SC rapport 0 O 00 O 9

(o.a. rijping en humusvorming) en verplaatsingsprocessen ( o.a. gleyvorming en antropogene invloeden). In het oostelijk deel van het gebied waren de omstandigheden gunstig voor de turfwinning. Na de vervening bleven plassen over die aan het eind van de e en het begin van de 9 c eeuw werden drooggemalen. In deze droogmakerijen bleef een meermolmlaag over die soms direct op afzettingen van Calais rustte, maar vooral in de Veenderpolder nog op een restveenlaag lag. In deze polder en plaatselijk ook in andere droogmakerijen worden veel veengronden met klei in de ondergrond gevonden. Voorts worden in de droogmakerijen moerige gronden en kleiaronden aangetroffen. '& v Het belangrijkste antropogene verschijnsel is wel het voorkomen van een toemaakdek. Door het jarenlange gebruik van toemaak is vrijwel overal een humeuze tot humusrijke. donker gekleurde ontstaan. Op plaatsen waar meer moerig materiaal aan het oppervlak voorkwam, zijn door het gebruik van toemaak veelal moerige eerdlagen gevormd. De toemaakdekken worden vooral gekenmerkt door de aanwezigheid van relatief veel matig fijn zand. 'ö De resultaten van het onderzoek zijn weergegeven op de bodemkaart (kaart ). Behalve informatie over de profielopbouw zijn op deze kaart ook de grondwatertrappen aangegeven. Tevens is een aparte grondwatertrappenkaart vervaardigd (kaart 2). Op de boorpuntenkaart zijn plaats en nummer van alle beschreven boringen aangegeven (kaart ). Alle kaarten zijn op schaal :0 000. De bodem- en grondwatertrappenkaart. de boorgegevens en de gegevens per kaarteenheid zijn opgeslagen in het digitaal bestand. Er zijn in totaal 5 legendaeenheden onderscheiden. Van de belangrijkste eenheden is een profielschets in dit rapport opgenomen. In deze profielschetsen staan de dikte van de voorkomende bodemhorizonten en de textuur aangegeven. Er zijn 7 toevoegingen en 4 vegravingssymbolen gebruikt; zij geven kenmerken van de bodem aan die niet als indelingscriteria zijn gebruikt. Hoewel de fluctuatie van het grondwater gering is, zijn in het gebied grondwatertrappen onderscheiden. De natste gronden met Gt (w)ia en de drogere gronden met Gt Vlo en VIIo komen slechts over geringe oppervlakte voor. De grootste oppervlakten worden ingenomen door gronden met Gt Ha en IIb. De kleigonden langs de voormalige stroomgeultjes en in het noordelijke deel van de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder hebben veelal Gt Illb of IVu dankzij hun hogere ligging en/of betere ontwatering. Met Gt lila zijn enkele natte, maar ten opzichte van hun directe omgeving iets hoger gelegen terreingedeelten aangegeven. Tenslotte kan nog worden vermeld, dat de overige onderscheidingen bestaan uit bebouwing, wegen, campings, sportvelden, kassen,dijken, met renovatievuil opgehoogde terreinen, eendekooien, water, moeras en geen toestemming. 0 OSC-rapport 0 00

afzonderlijk weergeven. We hebben gestreefd kaartvlakken af te grenzen met een gemiddelde zuiverheid vantenminste % (Marsman endegruyter, 92). Kaartschaal en boringsdichtheid bepalen de hoeveelheid informatie op een kaart. Meer of minder gedetailleerde informatie wordt niet verkregen door de kaart te vergroten, zoals ten onrechte nogal eens wordt gedacht, maar alleen door een gedetailleerder onderzoek. Bij vergroting neemt de waarnemingsdichtheid per vierkante centimeter af, en daarmee de nauwkeurigheid van de vergrote kaart (Steur enwesterveld, 9). SC rapport 0 O 00 O

grondwaterstand gemeten. De puntsgewijs verzamelde gegevens en de waargenomen veld- en landschapskenmerken, alsmede de topografie, stelden ons in staat in het veld de verbreiding van de gronden in kaart te brengen. Methode, resultaten en conclusies van ons onderzoek zijn beschreven in het rapport en weergegeven op kaarten. Rapport en kaarten vormen een geheel en vullen elkaar aan. Het is daarom van belang rapport en kaarten gezamenlijk te raadplegen..2 Overzicht van rapport en kaarten In hoofdstuk 2 van dit rapport geven we in het kort informatie over de ligging van de aanpassingsinrichting Ade (2.). Vervolgens wordt kort ingegaan op een aantal aspecten die nauw samenhangen met de bodemgesteldheid: geogenese (2.2), organische afzettingen in plassen (2.), menselijke invloed (2.4). In hoofdstuk beschrijven we de methode van het bodemgeografisch onderzoek (.), de toetsing aan meetresultaten (.2), de indeling van de gronden (.), de indeling van het grondwaterstandsverloop (.4), de opzet van de legenda (.5), de bodemgeschiktheid (.6) en de digitale verwerking/manipulatie van bodemkundige gegevens (.7). Hoofdstuk 4 geeft een beschrijving van het onderzoek naar de bodemgesteldheid en het grondwaterstandsverloop. We vatten de resultaten van het onderzoek samen in de vorm van tabellen met gegevens per kaarteenheid en met profielschetsen van de belangrijkste kaarteenheden. Hoofdstuk 5 geeft de resultaten en conclusies van de grondwaterstandsmetingen en -berekeningen, alsmede een beschrijving van de grondwatertrappenkaart. In de aanhangsels zijn de volgende gegevens opgenomen:. de grondmonsteranalyses; 2. de oppervlakten van de legenda-eenheden van de bodem- en grondwatertrappenkaart; Bij het rapport behoren kaarten, schaal :0 000:. de bodemkaart, waarop de bodemgesteldheid tot, m - mv. is weergegeven; 2. de grondwatertrappenkaart, waarop het aspect grondwatertrappen van de bodemkaart apart is weergegeven;. de boorpuntenkaart met de ligging en nummering van de beschreven bodemprofïelmonsters. In de bijlage (rapport 57 van Brouwer, Ten Cate en Scholten, 996) wordt uitvoerig ingegaan op het bodemgeografisch onderzoek in landinrichtingsprojecten met name op bodemvorming, methoden en begrippen. In dit rapport wordt regelmatig naar deze bijlage verwezen. Binnen vrijwel ieder kaartvlak komen delen voor waarvan de profielopbouw en/of grondwatertrap afwijkt van de omschrijving die we in de legenda voor dit kaartvlak geven. Zulke delen noemen we onzuiverheden. We kunnen ze door hun geringe oppervlakte of door de grote variatie op korte afstand bij de gebruikte kaartschaal niet 2 OSC-rapport0 O00

afzonderlijk weergeven. We hebben gestreefd kaartvlakken af te grenzen met een gemiddelde zuiverheid van tenminste % (Marsman endegruyter, 92). Kaartschaal en boringsdichtheid bepalen de hoeveelheid informatie op een kaart. Meer of minder gedetailleerde informatie wordt niet verkregen door de kaart te vergroten, zoals ten onrechte nogal eens wordt gedacht, maar alleen door een gedetailleerder onderzoek. Bij vergroting neemt de waarnemingsdichtheid per vierkante centimeter af, en daarmee de nauwkeurigheid van de vergrote kaart (Steur en Westerveld, 9). SCrapport0 O00 O

klei dikwijls veen gevormd. Met behulp van deze veenlagen worden de Afzettingen van Calais in vier fasen onderscheiden (tabel ; naar Zagwijn, 9). In de droogmakerijen liggen deze afzettingen aan of nabij het oppervlak. De zandige afzettingen uit deze periode zijn in hoofdzaak gesedimenteerd in de vorm van strandwallen, ongeveer evenwijdig aan de kustlijn. De strandwal van Warmond en Sassenheim ligt juist ten westen van de aanpassingsinrichting Ade. Het recreatiegebied 't Joppe is ontstaan door zandwinning op de flanken van deze strandwal. In de Zwanburgerpolder is op enkele plaatsen zand aangetroffen op ongeveer twee meter diepte. Toen de strandwallen omstreeks 400 jaar geleden hun meest oostelijke positie hadden bereikt, ontstond een stabiele begrenzing van het achterliggende waddengebied. Er kwam een einde aan de afzetting van mariene sedimenten en de omstandigheden werden weer gunstig voor de vorming van veen. In het gebied achter de strandwallen ontstond op grote schaal veen (Hollandveen). Als gevolg van verschillen in milieuomstandigheden en de daarmee samenhangende vegetatieverschillen zijn verschillende soorten veen ontstaan. Binnen de invloedssfeer van de Rijn (nu Oude Rijn), die toen een typische getijderivier was, wordt dan ook bosveen of eutroof broekveen aangetroffen. Verder van de rivier af werd het milieu gaandeweg voedselarmer en ontstond voornamelijk rietveen, rietzeggeveen of zeggeveen. Door nog verdere verarming ontstond vooral ter plaatse van de huidige droogmakerijen tenslotte veenmosveen met wollegras en heide. Dit veen is echter later op grote schaal afgegraven voor de turfbereiding. Aan het eind van het Subboreaal werd in het mondingsgebied van de Rijn door het opdringen van de zee de veengroei onderbroken. Er werd opnieuw zavel en klei afgezet (Afzettingen van Duinkerke). Ook deze afzettingen zijn ontstaan tijdens enkele fasen, waarin de activiteit van de zee groter was dan in tussenliggende perioden. Daardoor zijn vier afzettingsfasen (zie tabel ) onderscheiden die zijn onderbroken door veenlaagjes of begroeiingshorizonten (laklagen). Aanvankelijk was de zee-invloed in dit gebied nog vrij gering en drong het zeewater via bestaande veenstroompjes het gebied binnen. In latere fasen, vooral tijdens de laatste fase, nam de zee-invloed in het gebied toe en werd in en langs de geulen zavel en klei afgezet. De smalle oeverwallen langs de geulen bestaan overwegend uit zavel en soms uit lichte klei, terwijl in de geulen op verschillende plaatsen een zware kleitussenlaag wordt aangetroffen. Op de lager gelegen gedeelten in de geulen heeft zich veen kunnen ontwikkelen. In het zuidwesten van de Hoogmadesche Polder, de Piestpolder en de Polder Waterloos zijn nog duidelijke geulenpatronen aanwezig. Verder van de geulen af kwam vooral zware en plaatselijk zeer zware klei tot afzetting. De tot ca. cm dikke, zware kleilaag wordt met name in de Zwanburgerpolder, de Polder Waterloos, de Zweilanderpolder en de Polder Boterhuis onder de (toemaakdek) aangetroffen. Omstreeks 0 jaar geleden verzandde de Rijnmonding bij Katwijk en kwam een einde aan de mariene sedimentatie in dit gebied. 6 O SC-rapport 0 O 00

Tabel Stratigrafie van Je beschreven a/zettingen _ï a %%%Â zeezand,zavelen klei [.' '* ;.*' ] duin- enstrandzand * * vervening, bedijking,drooglegging SC rapport 0 O 00 O 7

Bodemgeografisch onderzoek en digitale verwerking/manipulatie van bodemkundige gegevens. Methodevanhetbodemgeografisch onderzoek Hetbodemgeografisch onderzoek isuitgevoerd indeperiode juli tot november 999. Bij het onderzoek in het veld zijn met een handgrondboor en een veenguts boringen verricht tot meestal, m - mv. De gemiddelde dichtheid van de profielbeschrijvingen is ca. boring per ha. De gronden zijn per boorpunt gedetermineerd volgens het systeem van Bodemclassificatie voor Nederland van De Bakker en Schelling (99).Indebijlage (rapport 57van Brouwer,Ten Cate en Scholten 996, par. 2.) wordt uitvoerig ingegaan op het classificatiesysteem, de differentiërende kenmerken en indelingen. Van 5 grondboringen is een eenvoudige profielschets gemaakt en in een veldcomputer geregistreerd. In verband met de variatie in bodemopbouw, zijn bovendien een aantal profielmonsters als tussenwaarnemingen (tussenboringen) genomen die niet zijn geregistreerd. De gegevens van de bodemprofielmonsters, de zogenaamde boorstaten, zijn opgeslagen in een computerbestand dat alleen aan de opdrachtgever is verstrekt. Plaats en nummer van de beschreven boringen zijn weergegeven op5veldkaarten en deboorpuntenkaart (kaart ). Verschillen en overeenkomsten in de bodemgesteldheid gaan dikwijls samen met zichtbare verschillen en overeenkomsten in het landschap.dit komt omdat de bodem en het landschap vaak onder dezelfde omstandigheden zijn ontstaan. Met behulp van deze zogenaamde patronen in het landschap is het mogelijk om vanuit één of meerdere boorpunten een vlak op de bodemkaart vast te leggen. Door menselijke activiteiten zijn deze patronen opveelplaatsen verstoord. Bij het vervaardigen van de bodemkaart is tevens gebruik gemaakt van de bodemkaart van Nederland, schaal : 000. Hoewel het de bodemkundige situatie weergeeft van enkele decennia geleden, zijn de hoofdpatronen van de bodem nog voor een belangrijk deel aanwezig. Ook oude topografische kaarten bevatten aanwijzingen overde samenhang van bodempatroon, bodemgebruik,perceelsvormen andere landschappelijke aspecten. Daarom zijn ook deze kaarten bij het onderzoek gebruikt. SCrapport0 O00 O2

In het onderzoeksgebied komen hoofdzakelijk veengronden, moerige gronden en kleigronden voor, terwijl ook een zeer geringe oppervlakte zandgronden en dikke eerdgronden zijn aangetroffen. De veengronden worden, geologisch gezien, tot het Hollandveen gerekend, terwijl de kleigronden geologisch totde Afzettingen van Calais en Duinkerkeworden gerekend. De zandgronden in het gebied zijn ontstaan doordat op de moerige ondergrond een minstens cm dikke laag zand is aangebracht. 't)"" De gronden zijn voorts ingedeeld naar de aard, dikte en/of de textuur van de, de dikte van het minerale pakket en de aard van de veenondergrond. Een aantal bodemkundige kenmerken, zoals bijvoorbeeld een moerige laag of een kleilaag in de ondergrond, is door middel van een toevoeging aangegeven..4 Indeling van het grondwaterstandsverloop Voor een beschrijving van de indeling van het grondwaterstandsverloop in grondwatertrappen verwijzen we naar de bijlage (Brouwer, Ten Cate en Scholten, 996, par. 2.4)..5 Opzet van de legenda Bij het indelen van de gronden is gebruik gemaakt van een zogenaamde beschrijvende legenda. Deze legenda is een systematisch overzicht van alle voorkomende onderscheidingen en kent de volgende onderdelen: legenda-eenheden; toevoegingen; vergravingen; overige onderscheidingen; grondwatertrappen. Voor algemene informatie over de begrippen legenda-eenheid, toevoeging, vergraving en grondwatertrap of combinaties daarvan wordt verwezen naar de bijlage (Brouwer, Ten Cate en Scholten, 996, par. 2.5). De hoofdindeling van de legenda is naar regionaal aansprekende fysiografische eenheden, namelijk Bovenlandgronden en Droogmakerijgronden. Verder is onderscheid gemaakt naar grondsoorten, waarin de volgende indeling is gebruikt: veengronden (..V..); moerige gronden (..W..); zeekleigronden (..M..); dikke eerdgronden (..E..); zandgronden (..Z..). 24 O SC-rapport 0 O 00

4 Bodemgesteldheid; beschrijving van de bodemkaart en de boorpuntenkaart 4. Algemeen De bodemgesteldheid van het gebied is weergegeven op de bodemkaart, schaal : 0000 (kaart ).Deze kaart geeft informatie over de onderscheiden bodemeenheden en het grondwaterstandsverloop, maar is alleen naar de bodemeenheden ingekleurd. Daarnaast iser een grondwatertrappenkaart, schaal : 0 000, gemaakt met dezelfde informatie, maar nu alleen ingekleurd naar de grondwatertrappen (kaart 2). De legenda'svan beide kaarten zijn op de kaarten weergegeven. Voor een nadere verklaring of definiëring van de gebruikte terminologie verwijzen we naar de bijlage (Brouwer, Ten Cate en Scholten, 996,hoofdstuk 5). We hebben in dit gebied onderscheid gemaakt tussen bovenlandgronden (par. 4.2) en droogmakerij gronden (par. 4.). In deze paragrafen beschrijven we alleen de belangrijkste kenmerken van de gronden. De toevoegingen, vergravingen en overige onderscheidingen beschrijven we in paragraaf 4.4. In paragraaf 4.5 bespreken we tenslotte inhetkort de boorpuntenkaart. Aanhangsel 2geeft een overzicht van de oppervlakteverdelingen van de eenheden op de bodem-en grondwatertrappenkaart. Voor een vergelijking van de codering van de legenda-eenheden opde bodemkaart van de aanpassingsinrichting Ade, schaal :0 000 (kaart ), metdievan debodemkaart vannederland, schaal : 000, verwijzen wenaaraanhangsel. 4.2 De eenheden van de bovenlandgronden Met 'bovenland' wordt het gebied aangeduid, dat niet door veenafgraving voor de turfwinning is aangetast. In het bovenland is het polderpeil relatief hoog. Het gebied wordt gekenmerkt door lange en vaak smalle percelen, die van elkaar gescheiden worden door brede sloten. Hierdoor zijn sommige percelen moeilijk te bereiken. In het bovenland worden veengronden, moerige gronden, zeekleigronden, dikke eerdgronden enzandgronden onderscheiden. 4.2. Veengronden De veengronden in het bovenland beslaan een oppervlakte van 75 ha.deze gronden bestaan tussen 0 en m - mv. voor meer dan de helft uit moerig materiaal. De is op een enkele uitzondering na ontstaan door opbrengen van toemaak. Toemaak bestaat uit een mengsel van porri (afvalproduct van de bloembollenteelt), stalmest enbagger. Een toemaakdek is te herkennen aan bijmenging van zandkorrels en vaak ook van rode baksteenresten. Het opbrengen van de toemaak gebeurde SCrapport0 O00 O29

perceelsgewijs, waardoor de dikte van het dek van perceel tot perceel en zelfs binnen één perceel kan variëren. Onder het toemaakdek komt een laag verweerd veen voor. Ook hierin zijn op veel plaatsen zandkorrels te herkennen. De zandkorrels zijn in deze laag terechtgekomen door biologische activiteit en/of door diepere grondbewerking. De veengronden zijn naar de aard van de te onderscheiden in: koopveengronden; weideveengronden; vlierveengronden. 4.2.. Koopveengronden Koopveengronden zijn veengronden met een kleiige moerige eerdlaag. De moerige eerdlaag is meestal ontstaan door het opbrengen van toemaak. Koopveengronden vormen waarschijnlijk de hoogste gedeelten van het oorspronkelijke veenlandschap. Hier had de zee weinig invloed en kon daardoor minder sediment afzetten. Ze liggen vooral in de omgeving van Hoogmade en Rijpwetering, in de Aderpolder en op het eiland ten noorden van de Kaspolder. Kleinere oppervlakten worden aangetroffen in de Kaagerpolder, de Tuinder- of Kogjespolder en de Lakerpolder. Bij een deel van de koopveengronden in de Aderpolder en de Lakerpolder ontbreekt het toemaakdek en is de kleiige, moerige eerdlaag ontstaan door veraarding van de. Overigens komt het lutumgehalte van deze en overeen met die van de koopveengronden met een toemaakdek, maar is het organische-stofgehalte duidelijk hoger. Mogelijk is dit ook de reden voor het ontbreken van toemaak, omdat verschraling van de hier niet nodig was. Het veraardingsproces is vermoedelijk voor een deel het gevolg van vertrapping door vee, waardoor het kleiige veen langzamerhand onherkenbaar raakte. De onverweerde ondergrond kan bestaan uit rietveen en/of zeggerietveen (..Vr), zeggeveen, rietzeggeveen en/of mesotroof broekveen (..Vc), bosveen en/of eutroof broekveen (..Vb) of verslagen en/of onherkeenbaar veen (..Vd). In de nabijheid van de, met klei opgevulde, veenstroompjes komt in de ondergrond (riet-)zeggeveen en rietveen voor, waarbij rietveen het dichtst bij de geulen voorkomt. Ten noorden van Hoogmade komt bij de koopveengronden op uitgebreide schaal eutroof broekveen en bosveen in de ondergrond voor. Naar het noorden en westen toe verandert de veensoort in overwegend zeggeveen of rietzeggeveen, waarin vaak ook enige houtresten voorkomen. In de Aderpolder en in de omgeving van Hoogmade wordt plaatselijk verslagen veen in de ondergrond aangetroffen. Ten noordwesten van Hoogmade ligt een kleine oppervlakte waar het veen binnen, m - mv. overgaat in ongerijpte klei. Deze klei wordt tot de Afzettingen van Calais gerekend. O SC-rapport 0 O 00

Kaarteenheid hvc/k-ia hvr-ia ohvb-iia ohvb/e-iia ohvb-üb ohvb/f-iib ohvb-ivu ohvc-ia ohvc-üa ohvc-üb ohvd-üa ohvd/f-nb ohvr-wia ohvr-iia ohvk-nb (ha) 0.7 0, 24, 0,9 6,6, 0,6,4,5,9 0,4,5,9 0,6 GHG (cm-mv.) 5 0 5 5 0 5 GLG (cm - mv 5 Oppervlakte Bewortelbare diepte.) Dikte 0 0 5 5 Organ. stof Lutumgehalte 6 2 7 5 4 4 6 2 6 24 7 4 Tabel 2b Pro Horizont fielschets van kaarteenheid Org. stoi ohvb/e-iia Textuur Kalk-klasse Omschrij ving Code Diepte Lu tum <%) M (um) laa/cg lcw lcu lcrl lcr2 0- - - -00 00-22 2 27 Deze profielschets komt overeen met boringnummer 59004 toemaakdek, venigeklei veraard, zwart, kleiig veen eutroof broekveen met herkenbare gereduceerd, eutroof broek veen gereduceerd bosveen plantenresten Tabel 2c Profielschets van kaarteenheid ohvc-üa Horizont Org. stof Textuur Kalk-klasse Omschrijving Code Diepte (cm- mv.) Lu turn M (um) laa lacg lcw lcr 0- - - - 6 2 Deze profielschets komt overeen met boringnummer 09 toemaakdek, venige klei venige klei (bijna humusrijk) veraard, zwart, veen gereduceerd zeggeveen met enige houtresten 4.2..2 Weideveengronden Weideveengronden zijn veengronden met een kleidek, waarin een minerale eerdlaag is ontwikkeld. De minerale eerdlaag is overwegend ontstaan door het opbrengen van niet moerige toemaak. Een geringe oppervlakte van de weideveengronden in de Kooipolder en in de Tuinder- of Kogjespolder heeft geen toemaak in de. De bestaat bij de gronden met een toemaakdek vooral uit humusrijke, lichte of zware zavel. Bij de gronden zonder toemaakdek is de duidelijk zwaarderenbestaat meestal uit humusrijke, lichte ofzware klei. SC rapport 0 O 00 O

Weideveengronden komen verspreid in het bovenland voor. Ze vormen min of meer het overgangsgebied tussen de koop veengronden en de liedeerdgronden. De zee had hier voldoende invloed om een dun laagje klei op het veen af te zetten. Deze kleilaag is op veel plaatsen intensief met het, later opgebrachte, toemaakdek gemengd. Het humusgehalte is hierdoor minder hoog dan bij de hiervoor beschreven koopveengronden. De opbouw van de veenondergrond vertoont grote overeenkomsten met die van de koopveengronden. Tussen Hoogmade en Rijpwetering en in de Buurterpolder wordt eutroof broekveen of bosveen (..Vb) aangetroffen. De nabijheid van de aanvoerbasis van marien materiaal (de Rijn) stond hier borg voor een rijker milieu, waarin het eutrofe brok veen of het bosveen zich goed kon ontwikkelen. In een iets armer milieu ontstond voornamelijk zegge veen of rietzeggeveen (..Vc). Deze weideveengronden liggen over aanzienlijke oppervlakten verspreid door het gebied. Langs de Oude Ade ten zuiden van Spijkerboor, in de Lakerpolder en vooral in de Tuinder- of Kogjespolder bestaat de veenondergrond uit rietveen (..Vr). Een verslagen veenondergrond (..Vd) komt voor ten westen van Hoogmade. Ten noordwesten van Hoogmade en ten westen van Spijkerboor wordt bij een geringe oppervlakte van deze gronden binnen, m - mv. ongerijpte klei van de Afzettingen van Calais aangetroffen (..Vk). (ha) (cm-mv.) GLG Tabel a Gegevens per kuarteenhcid van de wc ideveeng ronden Kaarteenheid Oppervlakte GHG Bewortelbare diepte Dikte Organ. stof Lutumgehalte pvc-ia pvc-wia pvr-wia pvr-ia opvb-iia opvh-iib opvb/e-iib opvb/f-iib opvb-iiib opvc-ia opvc-wia opvc-ila opvc/k-iia opvc/e-ha opvc-üb opvc/k-üb opvc/k/e-iib opvc/e-ltb opvc/f-iib opvc-iiib opvd-na opvd-nb opvd-ivu opvr-ia opvr-wia opvr-iia opvr-iib opvk-iia opvk-iib i 9 5.9.5 6.6 54,2 7,6.4.2 29, 4.,5 2 0.9 2,9 2.6. 5 4.5. 2 4.5 0..6 22.9.,2.,9 5 0 0 0 5 0 5 0 5 0 0 0 5 5 95 05 0 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 2 2 5 5 0 0 0 0 0 5 5 0 0 5 0 0 5 0 0 0 0 0 0 5 5 0 5 0 5 4 6 4 4 6 6 4 4 4 26 26 4 4 6 6 6 6 6 24 6 22 2 22 6 4 2 2 O SC-rapport 0 00

Tabel b: Profielschets van kaarteenhcid opvb-ilb Horizont Org. stof Textuur Code Diepte (cm- mv.) Lutum laag 0-2 4 laa/cg - 2 2Cu - 2Cw - 2Cr - Dezeprofielschets komt overeen met boringnummer M (urn) Kalk-klasse Omschrijving toemaakdek, humusrijke, kalkloze, lichte zavel humusrijke, kalkloze, lichte zavel veraard, zwart, veen verweerd broekveen met herkenbare plantenresten gereduceerd, eutroof broekveen Tabel c: Profielschets van kaarteenhcid opvc-ila Horizont Code laagl laag2 2ACg Cw Crl Cr2 Diepte 0-5 5- - - -0 0- Org. stof 0 Textuur Lutum Deze profielschets komt overeen met boringnummer 6 22 5 M (Hm) Kalk-klasse Omschrijving toemaakdek, humusrijke, kalkloze, lichte zavel toemaakdek, humusrijke, kalkloze, zware zavel humeuze, kalkloze, zeer zware klei veraard, zwart, veen gereduceerd zeggeveen met houtresten gereduceerd zeggerietveen Tabel d: Horizont Profielschets van kaarteenheid opvr Org. stof -wla Textuur Kalk-klasse Omschrijving Code laag Diepte 0-5 7 Lutum 2 M (um) toemaakdek, humusrijke, kalkloze, lichte klei 2Cg 5-0 humeuze, kalkloze, zeer zware klei Cw - veraard, kleiig veen Cr - gereduceerd zeggerietveen Deze profielschets komt overeen met boringnummer 2 4.2. Vlierveengronden Vlierveengronden zijn veengronden zonder eerdlaag. Deze gronden komen alleen voor op het eiland de Oude Kooi,dat deels debestemming natuurgebied en deelseen recreatieve bestemming heeft. Het ontbreken van een eerdlaag is kenmerkend voor deze gronden enkan verklaard worden door het feit dat deze gronden nooit, intensief, vooragrarischedoeleinden in gebruikzijn geweest.hetzijn bovendien natte gronden, waardoorde slechts langzaam veraardt. Deondergrond van de vlierveengronden op de westelijke helft van het eiland bestaan uit rietveen (Vr),waarin behalve veel riet vaak ook houtresten worden gevonden. Op deoostelijke helft vanhet eiland vinden weindeondergrond verslagen veen dat vaak iets kleiig is (Vd). Op enkele plaatsen is dieper dan ca. m - mv. zeggeveen of zeggerietveen aangetroffen. SC rapport 0 O 00 O

Vd-wla Vr-wla (ha). 7.4 (cm- mv.) 0 0 Tabel 4a Gegevens per kaarteenheid van de \iict\eengronden Kaarteenheid Opperlakte GHG GLG Bewortelbare diepte Dikte boxengrond 5 Organ. stof <%) Lutumgehalte 27 Tabel 4b: Horizont Code lahg lcu lcgr lcrl lcr2 Pro tielschets van kaarteenheid Vr-wla Org. stof' Diepte <%) (cm- m\.) 0-0 0- - SO-0 0-0 Textuur Lutiim <%) M (urn) Kalk-klasse Omschrijving niet-veraard. kleiig veen kleiig veen venige klei met rietresten zeggerietveen zeggeveen Deze profielschets komt overeen met boringnummer 0 4.2.2 Moerige gronden Moerige gronden zijn klei- of zandgronden met een moerige of moerige tussenlaag. De moerige gronden hebben in het bovenland slechts een geringe verspreiding (9,6 ha). De moerige gronden zijn naar de aard van de ondergrond onderscheiden in: broekeerdgronden; plaseerdgronden. 4.2.2. Broekeerdgronden Broekeerdgronden zijn moerige gronden met een gerijpte klei- of een zandondergrond. In enkele voormalige geulen ten westen van Hoogmade worden ze in de laagste delen of op de flanken van deze geulen aangetroffen. Het zijn die gedeelten van de geul, waar na het einde van de opslibbingsfase de omstandigheden gunstig waren voor veengroei. De bestaat, net als bij de veengronden, veelal uit een toemaakdek. De ondergrond bestaat hier uit zavel of klei, waarvan het bovenste deel waarschijnlijk tot de Afzettingen van Duinkerke behoort. Er komen ook moerige gronden voor die ontstaan zijn door toedoen van de mens. In het oosten van de Aderpolder ligt een kleine oppervlakte van deze gronden, waar zich onder een kleiige, moerige leemarm, matig fijn zand met veel puinresten bevindt (legenda-eenheid hwz/g). In de Blauwe Polder is direct ten noorden van de autosnelweg A4 een kleine oppervlakte eerst gedeeltelijk afgegraven en vervolgens volgestort met renovatievuil. Daarna is dit overdekt met een ca. één meter dik pakket kleiig materiaal vermengd met wat veen. Deze gronden zijn met de legenda-eenheid pwg op de bodemkaart aangegeven en evenals de moerige gronden in de Aderpolder bovendien van een signatuur voorzien. 4 SC-rapport 0 00

Tabel 5a: Gegevens per kaarteenheid van de broekeerdgronden Kaarteenheid Opper vlakte GHG GLG pwg/h-viio opwg-iia hwz/gh-ia (ha) 2,4,9 0,4 0 5 Bewortelbare diepte Dikte 5 Organ. stof 5 0 Lutumgehalte 6 6 4 Tabel 5b: Profielschets van kaarteenheid pwg/h-viio Horizont Org. stof Textuur Kalk-klasse Omschrijving Code Diepte Lu turn M (cm- mv.) (urn) laag IA/C 2A/C Cg 0- - - - 7 6 6 24 ' 22 Deze profielschets komt overeen met boringnummer 5006 humeuze, kalkloze, lichte zavel humeuze, kalkloze. zware zavel kleiig veen humeuze, zware zavel Tabel 5c: Profielschets van kaarteenheid opwg-iia Horizont Code laag 2Cw Cgr Crl Cr2 Diepte 0- - - -0 0- Org. stof 2 Textuur Lu turn 4 Deze profielschets komt overeen met boringnummer 79 6 27 24 24 M (um) Kalk-klasse 2 Omschrijving toemaakdek, humusrijke, kalkloze, lichte zavel venige klei kalkloze, lichte klei kalkarme, zware zavel kalkrijke, zware zavel Tabel 5d: Profielschets van kaarteenheid hwz/gfi-la Horizont Org. stof Textuur Kalk-klasse Omschrijving Code Diepte Lu turn M (cm- mv.) (um) laa 2Aa Cgr Cr 4Cr 5Cr 0-5 5- - -00 00-5 5- Deze profielschets komt overeen met boringnummer 029 2 4 0 4 2 venige klei humusrijke, kalkloze lichte zavel humeus, matigfijn zand humusarm, matig fijn zand kalkrijke, bijna gerijpte, lichteklei humusarm, matig fijn zand 4.2.2.2 Plaseerdgronden Plaseerdgronden zijn moerige gronden met een minerale eerdlaag en een ongerijpte kleiondergrond.deze gronden liggen in het noordwesten van de Kooipolder en in het oostelijk deel van de Polder Waterloos op de flankenvan een oud geulsysteem. Hier heeft zich op de kleiafzettingen in deze geulen een dun pakket veen kunnen ontwikkelen alvorens een nieuwe fase van overslibbing aanbrak. Ten noordwesten van Hoogmade ligt een kleine oppervlakte in de bedding van een goed ontwikkelde geul. Waarschijnlijk is hier enige veengroei opgetreden nadat er omstreeks 0 een eindeaan demariene sedimentatie was gekomen. SC rapport 0 O 00 O

De van deze gronden bestaat uit humusrijke, lichte of soms zware zavel. Daaronder bevindt zich een sterk verweerde of soms veraarde veenlaag. De ondergrond bestaat overwegend uit kalkloze, lichte klei. Plaatselijk wordt op de flanken van de oude geulsystemen nog een laag Hollandveen in de ondergrond aangetroffen (toevoeging.../v). opwo-iia opwo/v-iia opwo/v-iib (ha) 2,5 (cm mv.) 5 5 GLG Tabel 6a: Gegevens per kaarieenheid van de plasecrdgronden Kaarteenheid Oppervlakte GHG Bewortelbare diepte Dikte 5 Organ. stof 0 5 0 Lutumgehalte 6 2 6 Tabel 6b: Profielschets van kaarteenheid opwo/v-iib Horizont Code laag laa/cg 2Cw Cg Cri 4Cr 5Cri Diepte 0- - - - -00 00- - Org. stof 9 S 7 4 Textuur Lu tum (<*) 7 Deze profielschets komt overeen met boringnummer 27 7 6 M (um) Kalk-klasse Omschrijving toemaakdek. humusrijke. kalkloze. lichte zavel humusrijke. kalkloze. lichte zavel veraard, zwart, veen humeuze. kalkloze. zware klei humusrijke. half gerijpte, kalkloze. lichte (siltige) klei gereduceerd, kleiig. bosveen humusrijke, half gerijpte, kalkloze. lichte klei 4.2. Zeekleigronden De zeekleigronden zijn naar de aard van de ondergrond en het al dan niet voorkomen van een minerale eerdlaag onderscheiden in: liedeerdgronden; tochteerdgronden; leek-/ woudeerdgronden; poldervaaggronden. 4.2.. Liedeerdgronden Liedeerdgronden zijn zeekleigronden met een minerale eerdlaag en een veenondergrond. Ze komen over grote oppervlakten in het bovenland voor. De eerdlaag wordt gevormd door een humusrijk toemaakdek, dat overwegend uit lichte zavel bestaat. In de Polder Boterhuis, de Roode Polder, de Hoogmadesche Polder en de Bospolder komen veel en van zware zavel voor, terwijl een klein deel van de liedeerdgronden in de Bospolder en in het aanliggende deel van de Hoogmadesche Polder een van lichte klei hebben. De gronden van de noordwestelijke landtong in de Lakerpolder hebben een van humeuze, zware klei zonder toemaakdek. Onder het toemaakdek komt met name in het 6 O SC-rapport 0 O 00

noordwestelijke gedeelte van het bovenland een humeuze, zware tot zeer zware kleilaag voor. In de Zwanburgerpolder bestaat deze laag vrijwel zonder uitzondering uit zeer zware klei. De ondergrond bestaat veelal uit rietzeggeveen of zeggeveen, maar kan, afhankelijk van de ligging ten opzichte van een voormalige geul, ook bestaan uit bosveen of mesotroof broekveen. Plaatselijk gaat het veen in de diepere ondergrond over in ongerijpte zeeklei (toevoeging.../k). Het gaat dan om kleiruggen diebehoren totdeafzettingen vancalais. De liedeerdgronden zijn onderverdeeld naar zwaarte van de in lichte zavel,zware zavel,lichtekleien zwareklei. Tabel 7a: Gegevens per ka Kaarteenheid opmvllc-iia opmv C/k-IIa opmvllc/e-da opmvllc/f-iia opmvl lc-nb opmvllc/k-nb opmvllc/e-nb opmvllc/f-iib opmvllc/h-iib opmvllc-nib opmvllc/e-nib opmvllc-ivu opmvllc/h-rvu opmvc-iia opmvc/k-ha opmvc/f-wiia opmvc-iib opmvc/k-iib opmvc/e-nt> opmvc/f-iib opmvc-fflb opmvc-rvu opmv5c-üb opmv5c/k-üb pmv7c-iia larteenheid van de Oppervlakte (ha) 247,, 4,5 2 2,2.9,9 7 2,7 6,7 2,,,4 77 4,,9,,4 0,5,2 6, 5,9,5 0, 0,5 (cm iedeerdgroi GHG -mv.) 5 5 5 5 5 0 0 5 iden GLG 5 90 95 00 5 00 Bewor telbare diepte 0 Dikte 5 5 5 Organ. stof <%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0. 0 0 0 5 0 0 0 0 0 5 0 0 0 0 0 0 Lutumgehalte 4 4 4 2 4 4 4 4 4 0 4 4 24 24 22 22 22 22 22 2 2 Tabel 7b: Profielschets van Horizont Code Diepte laa 0- laa/c - 2A/C - Cg - 4Cw - 4Cu -90 4Crl 90-4Cr2 - kaarteenheid opmvllc- Mb Org. stof 7 5 2 2 Textuur Lutum Deze profielschets komt overeen met boringnummer 0 9 4 M (um) Kalk-klasse Omschrijving toemaakdek, humusrijke, kalkloze, lichte zavel toemaakdek,humusrijke, kalkloze, lichte zavel humusarm, matig fijn zand, toemaak humusrijk, kalkloze, veraard, zwart, veen zwareklei mesotroof broekveen, met herkenbare plantenresten gereduceerd, eutroof broekveen gereduceerd, bosveen SCrapport 0 O 00 O 7

Tabel 7c: Profielschets van kaarteenheid opmvji C-IIa Horizont Code laag 2Cgl 2Cg2 Cw Cwr 4Cr 5Cr Diepte (cm - mv.l 0-~~ - - - -0 0- - Org. stof 0 7 5 Textuur Lu turn Deze profielschets komt overeen met boringnummer M (urn) Kalk-klasse Omschrijving toemaakdek, humusrijke, kalkloze, zware zavel humeuze. kalkloze, lichte klei humeuze. kalkloze. zware klei veraard, zwart, veen onherkenbaar, veraard, veen gereduceerd rietzeggeveen gereduceerd zeggerietveen Tabel 7d: Profielschets van kaarteenheid opm\olc-iib Horizont Org. stof Textuur Code Diepte (cm- mv.) Lu tum laag lcgl 0- - 0 2 4 lc g 2 2Cw 2Cr Cri - -0 0- - Deze profielschets komt overeen met boringnummer 6 4 2 M (pm) Kalk-klasse Omschrijving toemaakdek. humusrijke. kalkloze, lichte klei kalkloze, lichte klei kalkloze. zware klei veraard, zwart, veen gereduceerd bosveen half gerijpte, kalkloze. lichte klei Tabel 7e : Profielschets van kaarteenheid pmv7c-ila Horizont Code lahg lacg 2Cw 2Crl Diepte 0-5 5- - -90 Org. stof ~\2 2Cr2 90-0 Deze profielschets komt overeen met boringnummer 9 2 Textuur Lutum 52 M" (um) Kalk-klasse ~~l Omschrijving humusrijke, zware klei humusrijke. zware klei veraard, zwart, veen gereduceerd zeggerietveen gereduceerd rietzeggeveen 4.2..2 Tochteerdgronden Tochteerdgronden zijn zeekleigronden met een minerale eerdlaag en een ongerijpte kleiondergrond. Ze worden over geringe oppervlakten aangetroffen in de Kooipolder en in het oosten van de Buurserpolder. Op de overgang naar de ongerijpte klei ondergrond komt soms een moerige tussenlaag voor (toev.../w), terwijl in de diepere ondergrond veen kan voorkomen (toev.../v). Deze gronden maken deel uit van verlande geulsysytemen. Op grond van de zwaarte van de is onderscheid gemaakt in lichte en zware zavel. De van deze gronden is ontstaan door het gebruik van toemaak. Onder het toemaakdek wordt dikwijls een zware kleilaag aangetroffen. Omdat de ondergrond ongerijpt is en op korte afstand grote verschillen OSC-rapport0 O00

in profielopbouw voorkomen, wordt geen onderscheid gemaakt naar verschillen in profielverloop. (ha) opmoloc7w-iia.7 opmoloc-ilb 0,7 opmob/v-ha 2.2 (cm-mv.) 5 GLG cm-mv.) Tabel a: Gegevens per kaarteenheid van de lochteerdgronden Kaarteenheid Oppervlakte GHG Bewortelbare diepte Dikte 5 5 0 Organ. slof 0 0 5 Lulumgehalte 4 4 24 Tabel b: Profielschets van kaarteenheid opmoloc/w-ila Horizont Org. stof Code Diepte laa 2Cu Cg 4Cw 4Cu 4Cr 5Cri 0- - - - - - - 2 0.5 Textuur Lutum 9 Deze profielschets komt overeen met boringnummer 22 2 2 24 M (um) Kalkklasse Omschrijving toemaakdek, humusrijke, kalkloze, zeer lichte zavel toemaakdek, uiterst humusarm, kleiarm, matig fijn zand humeuze, kalkloze. zware klei veraard, zwart veen zeggerietveen met herkenbare plantenresten gereduceerd, kleiig rietveen humusarme, kalkhoudende, half gerijpte, zware zavel 4.2.. Leek-/ woudeerdgronden Leek-/ woudeerdgronden zijn zeekleigronden met een minerale eerdlaag en een gerijpte klei ondergrond. Deze gronden liggen verspreid door het gebied ter plaatse van de voormalige geulen. Op de oeverwallen van deze geulen worden meestal gronden aangetroffen die met de diepte afnemend van zwaarte zijn. In de verlande geulen zelf liggen gronden die homogeen van textuur zijn of waarin soms ook een zwaardere tussenlaag voorkomt. Verspreid in het gebied komt er tussen 0, en m - mv. een moerige laag voor (toev.../w), terwijl op de overgang naar de liedeerdgronden in de diepere ondergrond (> 0, m - mv.) veen wordt aangetroffen (toev.../v). Al deze verschillen in profielopbouw kunnen op zeer korte afstand voorkomen, want dikwijls zijn de geulsystemen niet breder dan "a 00 meter. Het wasdaarom niet mogelijk deze verschillen opde bodemkaartweer te geven,zodatwe geen onderscheid inprofielverloop hebben gemaakt. De leek-/ woudeerdgronden zijn alleen naar de zwaarte van de opgedeeld in lichte zavel, zware zavel en lichte klei. De bestaat vrijwel overal uit een humeus of humusrijk toemaakdek, behalve in een klein gebied ten oosten van Leiderdorp en langs de Achterwetering ten noorden van Hoogmade. SC rapport0 O00 O9

opmnloc-iia opmnloc/v-iia opmnloc/v/f-iia opmnloc-iib opmnloc/v-iib opmnloc/v/e-iiia opmnloc-iiib opmnloc/v-iiib opmnloc/e-iiib opmnloc-ivu opmnloc/v-ivu opmnloc/v/h-ivu opmnloc/z/h-ivu pmnc/w-iib pmnc/e-nb opmnb-iia opmnb-iiia opmnc-iia opmnc/v-na opmnc-hb opmnc/v-iib opmnc/v-iiia opmnc-iiib opmnc/w-iiib opmnc/e-iiib opmnc-ivu opmnsoc-iiib opmnc-ivu opmnc/v-ivu (ha). 6. 0.6 7.5 5.6.4.4.5. 0. 2.6 0.9 0.9.9.5 5.. 4.4 4.5 4.6.2 0.9,2 2.6 4..5 4.5 0.6 woudeen/gronden GHG GLG 5 0 5 5 5 (cm - mv. ) 90 90 5 5 95 95 00 90 95 0 5 5 5 5 00 0 95 5 Tabel 9a: Gegevens per kaurteenhcid van de leek-/ Kaarteenheid Oppervlakte Bewortelbare diepte 95 0 5 5 5 Dikte 5 Organ. stof ( r /r) 0 0 5 0 0 0 0 0 0 0 0 2 0 0 0 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Lutumgehalte " 6 6 6 4 4 4 4 4 4 4 4 4 0 2 00 24 22 ->-> ">-> T) 22 22 26 26 26 Tabel 9b: Profielschets Horizont Code Diepte (cm -mv. laag 0-2Cgl - 2Cg2-2Cg - 2Cg4-95 2Cri 95- Deze profielschets komt 'an kaarteenheid Org. stof <%) 9 -> 0.5 opmnloc-lüb Textuur Lutum M (Mm) L5 2 overeen met boringnummer 0 Kalk-" klasse T" Omschrij ving toemaakc ek. humusrijke kalkloze. lichte zavel humusarme. kalkloze, zware klei kalkloze. zware klei kalkrijke. lichte klei kalkrijke. zware zavel kalkrijke half gerijpte, z warezavel -- 4.2..4 Poldervaaggronden Poldervaaggronden hebben in het gebied een geringe verbreiding. Ze worden alleen aangetroffen langs de Stroomsloot in de Roode Polder en in het zuidoosten van de Zwanburgerpolder. Het zijn zeekleigronden zonder een minerale eerdlaag en met een gerijpte kleiondergrond. Het betreft hier opgehoogde of verwerkte gronden. Opvallend is dat het opgebrachte materiaal in veel gevallen kalkrijk is, terwijl de liedeerdgronden kalkloos zijn. Evenals bij de leek-/ woudeerdgronden hebben we bij deze gronden geen onderscheid gemaakt in profiel verloop. De bestaat uit humeuze, zware zavel, waarin plaatselijk ook moerig materiaal voorkomt (zie tabel O SC-rapport 0 O 00

9b). Ook de opbouw van de ondergrond isalsgevolg van de ophoging of verwerking vaak nogal heterogeen van samenstelling. MnA/H-mb MnA/F-rVu MnA/H-VIo (ha) 0,6 0,,7 GLG 00 95 Tabel 0a: Gegevens per kaarteenheid van de poldervaaggrondcn Kaarteenheid Oppervlakte GHG Bewortelbare diepte 95 95 Dikte Organ. stof Lutumgehalte 24 24 24 Tabel 0b: Profielschets van kaarteenheid MnA/H-IIlb Horizont Org. stof Textuur Kalk-klasse Omschrijving Code Diepte Lu tum M (cm- mv.) (Hm) IA/ 2Cw/ Cg/ Cg Cr 0-0- 0- -00 00-0 2 Deze profielschets komt overeen met boringnummer. N.B.De (0 - ) is een menglaag bestaande uit componenten. Per definitie wordt deze tot de vaaggronden gerekend. 24 5 5 humusrijke, kalkrijke, zware zavel veraard, zwart, veen humusarme.kalkrijke, lichte zavel kalkrijke, lichte zavel bijna gerijpte, kalkrijke, lichte zavel 4.2.4 Dikke eerdgronden Tuineerdgronden zijn dikke eerdgronden met een minerale eerdlaag van tenminste cm dik. Zeworden over kleine oppervlakten aangetroffen in het zuidwesten van de Polder Boterhuis, in het westen van de Blauwe Polder, in het noorden van de Buurterpolder en het noordoosten van de Aderpolder. Deze gronden zijn ontstaan door ophoging met mineraal toemaakmateriaal, waardoor een van humeuze, lichte zavel is ontstaan. Door de ophoging met toemaak zijn de dikke eerdgronden in het veld duidelijk teherkennen door een hogere ligging.in de diepere ondergrond komt veen voor (toev.../v). De dikke eerdgronden zijn verder niet onderverdeeld. EKlOC/v-üb EK0C/v-rVu (ha) 0,7,7 GLG 00 Tabel a: Gegevens per kaarteenheid van de tuineerdgronden Kaarteenheid Oppervlakte GHG Bewortelbare diepte 90 Dikte Organ. stof 5 0 Lutumgehalte 2 2 SC rapport 0 O 00 O 4

Tabel IIb: Profielschets van kaaneenhcid Horizont Code Aag laag2 2Cgl 2Cg2 2Cg Cw Cgr Cr Diepte (cm - mv. ) 0- - - -5 5-90 90-95 95-05 05- Org. stof <%) 9 6 5 0 EKlOC/v-IVii Textuur Lutiim Deze profielschets komt overeen met boringnummer 6 5 22 M (um) Kalk-klasse Omschrijving toemaakdek. humusrijke. kalkloze, lichte zavel toemaakdek. humusrijke. kalkloze, lichte zavel humeuze. kalkloze. zware zavel humeuze. kalkloze. lichte klei humusrijke. kalkloze. lichte klei veraard, kleiig veen bosveen met herkenbare plantenresten gereduceerd bosveen 4.2.5 Zandgronden Zandgronden hebben in het bovenland slechts een geringe verbreiding. Ze worden op enkele plaatsen in het westen van de Kaagerpolder aangetroffen. Waarschijnlijk zijn het voormalige depots van toemaakmateriaal, dat van hieruit over het land werd verspreid. De bestaat uit een dek van humeus, matig fijn zand, dat ca. 0, m dik is. In de Tuinder- of Kogjespolder zijn de zandgronden vermoedelijk door ophoging met strandwalzand ontstaan. De is hier humusarm en onderscheid zich nauwelijks van het daaronder liggende, matig fijne zand. De zandgronden hebben derhalve een sterk antropogene herkomst. Het zandpakket is ca. 0, m dik. In de ondergrond komt onder een verslagen of sterk verweerde veenlaag dikwijls nog zeggeveen voor (toev.../v). Vanwege de geringe oppervlakte waarin deze gronden voorkomen zijn zowel de gronden met als zonder een minerale eerdlaag tot de gooreerdgronden gerekend. (ha) (cm -mv.) GLG (cm- mv.) Tabel 2a: Gegevens per kaaneenhcid van de goorcerdgronden Kaarteenheid Oppervlakte GHG Bewortelbare diepte Dikte pzn5/vh-iib 0 Organ. stof Lutumgehalte Tabel 2b Profielschets van kaarteenheid Horizont Code laa lcu 2Cw 2Cr Diepte (cm- mv.) 0- - -5 5-4 pzn5/vh-iib Lu turn Deze profielschets komt overeen met boringnummer 000 4 2 M (urn) Kalk-klasse Omschrijving humeus. matig fijn zand humusarm. matig fijn zand veraard, zwart, veen gereduceerd zeggeveen 42 O SC-rapport 0 00