Studiehandleiding Doelgroepen en Fenomenen in de Forensische Orthopedagogiek



Vergelijkbare documenten
Studiehandleiding Doelgroepen en Fenomenen in de Forensische Orthopedagogiek

Masterclass Forensische Orthopedagogiek (7014B458DT)

Studiehandleiding Taal en diversiteit

Studiehandleiding eigen vaardigheid basistoets Nederlands (studiegidsnr: 70710P06MY)

Studiehandleiding Forensische Orthopedagogiek (7014B413DT)

Diagnostiek Behandel Combinatie bij Ontwikkelings- en Opvoedingsproblemen (7014A421AT)

studiehandleiding Schoolorganisatie ( AT)

Studiehandleiding Testleer en Testgebruik (7013K400CY)

Studiehandleiding Gedragsproblemen en Jeugdzorg ( AY)

Studiehandleiding Sociale Pedagogiek ( AT)

Studiehandleiding Onderzoekspracticum (PW GY)

Studiehandleiding. Forensische Orthopedagogiek (7014B413DY) Masterjaar: Semester 1

Toetsplan Masteropleiding Midden-Oosten Studies

Studiehandleiding Beleid en organisatie van onderwijs en opvoeding ( AY)

Studiehandleiding Wetenschapsfilosofie ( DT)

Studiehandleiding Psychologie (70710P13AY) Semester 2, blok 5 en 6

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Studiehandleiding Grondslagen, methodologie en analyse van pedagogisch praktijkgericht onderzoek II (7014C445AY)

Studiehandleiding Beroepsvaardigheden 1

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Psychologie: ontwikkeling, persoonlijkheid en leren ( CT)

Psychische Stoornissen en Opvoeding (7014A422AY)

Universitaire Pabo van Amsterdam. Nieuwe Prinsengracht VZ Amsterdam.

Studiehandleiding Geschiedenis (studiegidsnr.: MY)

Studiehandleiding. Instructie en Leren ( AY) Bachelorjaar: 2 Cursusjaar: 2013/2014 Semester: 1, blok 2. Docent: dr. M.

Studiehandleiding Rekenen jaar 1 (studiegidsnr.: 70710P14LY) Universitaire Pabo van Amsterdam. Nieuwe Prinsengracht 130.

Studiehandleiding Inleiding Pedagogiek ( AY)

Studiehandleiding Inleiding Pedagogiek ( AY)

Studiehandleiding. Psychologie: ontwikkeling, persoonlijkheid en leren ( CY) Bachelorjaar 1 Cursusjaar: Semester: 2, blok 2 en 3

Programma van toetsing

Studiehandleiding Onderwijskunde, theorie en contexten I ( AY)

Studiehandleiding Geschiedenis van opvoeding en onderwijs ( AT)

Uitleg over de OER Alles wat iedere student moet weten over zijn of haar Onderwijs- en Examenregeling (OER)

Studiehandleiding Psychopathologie ( AT/7012S255ET)

Studiehandleiding Grondslagen, methodologie en analyse van pedagogisch praktijkgericht onderzoek I (7014C445DY)

Neerlandistiek CROHO 60849

Toetsplan Bacheloropleiding Kunsten, Cultuur en Media

Kinderen en jongeren actief in wetenschappelijk onderzoek

Morele Ontwikkeling en Behandeling (7012K441AY)

Studiehandleiding Cognitieve Ontwikkeling & Leerproblemen ( AT/7012S230ET)

Studiehandleiding Geschiedenis van opvoeding en onderwijs ( AY)

Studiehandleiding Gedragsproblemen en Jeugdzorg ( AT)

Studiehandleiding Interventie in de Orthopedagogiek (7014A400AT)

Midden-Oostenstudies CROHO 60842

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen College of Child Development and Education Graduate School of Child Development and Education

Programma van toetsing

Studiehandleiding Grondslagen, methodologie en analyse van pedagogisch praktijkgericht onderzoek I (7014C445DT)

Studiehandleiding Neurobiologische ontwikkeling

Studiehandleiding Forensische Orthopedagogiek & Recht (7014B474DT)

Studiehandleiding Beroepsvaardigheden 4 (70710P04MY)

Welkom bij de mastervoorlichting van Forensische orthopedagogiek. Mastertraject Pedagogische wetenschappen

DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR

Studiehandleiding Testconstructie en onderzoeksverslaglegging AY (Pedagogiek) DY ULP13 (UPVA)

Studiehandleiding Inleiding Pedagogiek (studiegidsnr: 70710P09AY)

De OER in gewoon Nederlands

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Algemene cultuurwetenschappen,

Studiehandleiding Schoolorganisatie ( AY)

BA 1 NTC Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4 vaktitel vakcode 7 collegewekeweken. tentamen. schriftelijk. schriftelijk. tentamen. tentamen.

Studiehandleiding Bachelorscriptie Pedagogische wetenschappen ( AY) 6EC

FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

Welkom bij de mastervoorlichting van Forensische orthopedagogiek. Mastertraject Pedagogische wetenschappen

Studiehandleiding Onderzoek(svoorstel) ( DY)

Studiehandleiding Psychotherapeutische stromingen ( DY)

Studiehandleiding Schoolorganisatie ( AY)

Bijlage Onderwijs- en Examenregeling (OER) Master Programma van Pedagogische Wetenschappen. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Studiehandleiding Interventie in de Orthopedagogiek (7014A400AY)

EXAMENREGELING TWEEDE JAAR PSYCHOLOGIE

Toetsplan Bachelor CIW

Studiehandleiding ONDERWIJSSOCIOLOGIE ( AT)

Faculteit der Geesteswetenschappen. Bachelor scriptiereglement voor de opleidingen: Nederlandse Taal en cultuur Taal en communicatie

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Spaanse taal en cultuur,

GROEPSDYNAMICA STUDIEHANDLEIDING

OER. Uitleg over de. Alles wat iedere student moet weten over zijn of haar Onderwijs- en Examenregeling (OER)

Faculteit der Geesteswetenschappen Cluster Filosofie. Bachelor scriptiereglement voor de opleiding: Wijsbegeerte

JAAR 1 semester 1 Blok 1 Blok 2. (her)toetsing Griekse grammatica en

Studiehandleiding Propedeuse POWL en UPvA Argumentatieleer hoorcolleges & werkgroepen /practica v1.1

Korte omschrijving van de cursussen in het mastertraject Opvoedingsondersteuning

Inleiding 2. Het toelatingsexamen 3. NVO examen 5. Het schakelprogramma 6. INHOLLAND met doorstroomminor 8. Studeren in deeltijd 9

Studiehandleiding beeldende vorming 2

Studiehandleiding Ba-scriptie Kunsten, Cultuur en Media

BEOORDELINGSFORMULIER STAGES BACHELOR NIVEAU 3

Toetsplan Bacheloropleiding Informatiekunde

Studiewijzer. Bachelor Informatica. Inleiding Programmeren Studiejaar en semester: jaar 1, semester 1 (blok 1)

Inleiding 2. Het toelatingsexamen 3. NVO-examen 5. Het Pre-masterprogramma 6. Studeren in deeltijd 8

10 Masteropleiding Filosofie & Maatschappij

Postmaster opleiding diagnostiek en behandeling (SG)LVB

Bachelorproject (15 EC), BSK. Docent: MSc, Drs. C. Nagtegaal

Universitaire Pabo van Amsterdam Studiehandleiding CE RF Cultuureducatie en Erfgoed

Studiehandleiding. Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging

MAAK KENNIS MET CRIMINOLOGIE FACULTEIT DER RECHTSGELEERDHEID PROF.DR.MR. WIM HUISMAN

Studiehandleiding Seksuele Opvoeding in Maatschappelijke Context 7012K443AY

Regels en Richtlijnen voor de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie, College Sociale Wetenschappen

Studiehandleiding Beleid en organisatie van onderwijs en opvoeding ( AT)

EXAMENREGELING TWEEDE JAAR PSYCHOLOGIE

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Duitse taal en cultuur,

Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte

Studiehandleiding Curriculum Studies ( AY)

Beoordelingskader Pilot Bijzonder Kenmerk Ondernemen

Onderwijs- en Examenregeling (OER) Masterprogramma van Onderwijskunde. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Transcriptie:

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Graduate School of Child Development and Education Nieuwe Prinsengracht 130 1018 VZ Amsterdam infopow@uva.nl Studiehandleiding Doelgroepen en Fenomenen in de Forensische Orthopedagogiek (7014B463DT) Master Forensische Orthopedagogiek 2012-2013 Semester 1 coördinator/contactdocent (h.e.creemers@uva.nl) uitvoerende docenten Marita van Langen Xavier Moonen Geert Jan Stams Eveline van Vugt Peer van der Helm en gastdocenten Amsterdam, oktober 2012 1

1. Deelname aan het onderwijs en tentamen Deelname onderwijs/tentamen Om deel te kunnen nemen aan het onderwijs en/of eerste afsluitingsgelegenheid (tentamen) in deze module moet je je binnen de voorgeschreven periode aanmelden conform de door de onderwijsbureau voorgeschreven procedure. Bij niet-tijdige aanmelding en/of onjuiste inschrijving kan deelname aan het onderwijs/tentamen op praktische gronden worden geweigerd. Zie voor de aanmeldingsprocedure www.student.uva.nl/pw of /owk. Deelname herkansing Als je wilt deelnemen aan de herkansing dien je je minimaal 8 dagen voor de herkansing aan te melden via Student Self Service (SIS). Aanmelden kan nadat de uitslagen van de eerste afsluitingsgelegenheid bekend zijn gemaakt. Indien de aanmelding niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden, kan deelname aan de herkansing op praktische gronden worden geweigerd, of kan het werk niet worden nagekeken en/of beoordeeld. 2. Inleiding Introductie module Als forensisch orthopedagoog krijg je in de beroepspraktijk te maken met bepaalde specifieke doelgroepen en fenomenen. Het is van belang dat je als deskundige kennis hebt over kenmerken en risicofactoren die specifiek zijn voor deze doelgroep. Daarnaast is het belangrijk dat je op basis van deze kennis inzicht hebt in (potentieel) effectieve preventie- of interventieprogramma s en adequate beleidsmaatregelen voor deze doelgroep. Het doel van de bijeenkomsten is het verwerven van kennis en inzicht in de aard, omvang en kenmerken van deze doelgroepen en probleemsituaties en -gedragingen. Vragen die aan de orde komen zijn onder andere: verschillen de risico- en beschermende factoren van deze doelgroepen van die van andere groepen (bijv. jongens, adolescenten, jeugdigen met een normaal tot hoog IQ) en zijn speciale preventie- of interventieprogramma s nodig om criminaliteit of recidive te voorkomen. In aansluiting hierop gaan we in discussies tijdens de colleges/werkgroepen na of er voor deze groepen en fenomenen specifiek beleid noodzakelijk is. Doel en plaats van de module in het studieprogramma De cursus behoort tot het verplichte deel van het masterprogramma van Forensische Orthopedagogiek en geeft meer inzicht in de heterogeniteit van de hulpvragen en probleemsituaties die behandeld worden binnen de Forensische Orthopedagogiek. Daarnaast geeft de cursus meer inzicht in specifieke kenmerken en risicofactoren per doelgroep of probleemgedrag, welke implicaties kunnen hebben voor preventie/interventie en beleid. Deze inzichten zijn van groot belang voor de uiteindelijke beroepsbeoefening. Doelgroep en voor welke categorie studenten de module ook relevant zou kunnen zijn De cursus is in eerste instantie ontwikkeld voor masterstudenten forensische orthopedagogiek, maar zou ook interessant kunnen zijn voor studenten die gerelateerde masters volgen (bijvoorbeeld bij criminologie, ontwikkelingspsychologie, jeugdrecht of andere masterprogramma s bij pedagogiek zoals opvoedings- en ontwikkelingsproblemen). Relevantie van de module met betrekking tot de beroeps- en wetenschapsbeoefening - Zie doel en plaats van de module in het studieprogramma - 2

3. Voorkennis en aansluiting met andere modulen Zie OER hoofdstuk 2 voor vereiste voorkennis om de module te mogen volgen. De inhoud van deze module kan als voorkennis dienen voor de eindscriptie. 4. Leerdoelen (en aansluiting bij eindtermen master PW) Kennis en inzicht: De aard, omvang en kenmerken van de doelgroepen beschrijven (PW: 1). Specifieke theorieën die betrekking hebben op de doelgroepen beschrijven (PW:1). Herkennen van risico- en protectieve factoren de doelgroepen (PW: 1). Toepassen kennis en inzicht: Belangrijke theorieën voor de verklaring van criminaliteit toepassen op de doelgroepen (PW:3). Kiezen en beargumenteren van preventie- en interventieactiviteiten voor de doelgroepen (PW: 2, 3). Beoordelen en verantwoord inschatten van de effectiviteit van preventie- en interventieactiviteiten (PW:3). Een beredeneerde mening geven over een beleidsvoorstel m.b.t. de doelgroepen (PW: 3). 5. Inhoud Deze module is gericht op specifieke doelgroepen en probleemsituaties en gedragingen die voorkomen binnen het terrein van de forensische orthopedagogiek. We besteden aandacht aan bepaalde groepen delinquente jongeren zoals delinquente meisjes, delinquente jongeren van allochtone afkomst en licht verstandelijk beperkte jongeren die met criminaliteit in aanraking (dreigen te) komen. Daarnaast richt de module zich op groepen en fenomenen, waarbij het delicttype of de frequentie centraal staat, zoals zedendelinquenten, jeugdigen die veroordeeld zijn voor moord of doodslag, veelplegers en loverboyproblematiek. Tot slot komen situaties rondom delictgedrag aan bod, zoals het gebruik van drugs en alcohol in relatie tot delictgedrag. We besteden niet alleen aandacht aan strafrechtelijke zaken, ook civielrechtelijke situaties komen aan bod zoals in de colleges over jongeren met een licht verstandelijke beperking en over tienermoeders. 6. Literatuur De verplichte literatuur die dient te worden bestudeerd bestaat uit wetenschappelijke artikelen en boekhoofdstukken. Op pagina 6-9 van deze handleiding staat vermeld welke literatuur verplicht is. Ook wordt hier aanvullende literatuur genoemd die gelezen kan worden ter verdieping. Alle artikelen en hoofdstukken zullen op blackboard worden geplaatst. 7. Onderwijsvormen Verdeling studiebelasting (3-punts module = 84 uur) Colleges: 5 x 2.25 uur + 1 uur introcollege = 12 uur Opdrachten (5 x discussievragen en 1 x presentatie): 5 x 1 uur + 1 x 2 uur = 7 uur Werkgroepen: 5 x 1 uur = 5 uur Tentamen: 1 x3 uur = 3 uur Literatuurstudie: ongeveer 340 pagina s, gemiddeld 6 pagina s per uur (OER-artikel 3.4) = 57 uur 3

De hoorcolleges zijn gericht op de wetenschappelijke kennis over prevalentie, risico- en protectieve factoren, specifieke kenmerken en problemen van een doelgroep (twee per keer). Afhankelijk van de doelgroep zal daarnaast worden ingegaan op behandelmethoden en beleidsimplicaties. De studenten kunnen tijdens of na de colleges vragen stellen aan de docenten. De colleges worden niet gestreamd. Van de studenten wordt verwacht dat de opgegeven literatuur bestudeerd is vóór de aanvang van elk hoorcollege en dat de discussievragen behorende bij het college schriftelijk zijn beantwoord. Deze discussievragen, en eventueel bijbehorende stukken, worden minimaal een week voor het college op blackboard gezet. De schriftelijke uitwerking van de discussievragen (2 per keer) omvat maximaal één pagina A4 (getypt) en dient uiterlijk bij aanvang van het college ingeleverd te worden via blackboard. Aan de beantwoording van de discussievragen dient te zijn voldaan, maar dit onderdeel telt niet mee in de bepaling van het eindcijfer. Vanaf week 45 zullen op donderdagmiddagen werkgroepen plaatsvinden die worden ingevuld met presentaties door studenten en met discussie. Hierbij ligt de nadruk op beleids- en behandelimplicaties. In de werkgroepen zal wekelijks een tweetal discussievragen worden besproken, over de thema s die de dag ervoor zijn behandeld in het college en in de bijbehorende literatuur. Elke werkgroep wordt voorbereid door twee groepjes studenten die een mondelinge voordracht geven van ieder één discussievraag. Zie bijlage 3 voor richtlijnen voor een goede presentatie en discussie. De cursus zal worden afgesloten met een tentamen bestaande uit open vragen. Je kunt tijdens het verloop van de cursus alle benodigde informatie op blackboard vinden. Op blackboard vind je onder Studenten POW ook de cursusevaluaties van afgelopen jaar. Je kunt hierin lezen welke cursusaanpassingen plaatsvinden naar aanleiding van de evaluaties door de studenten en de docent(en). 4

8. Rooster Wk Datum Tijd Bijeenkomst Docent 44 Wo 31/10/2012 13.30-14.30 introductie module, werkgroepen en opdrachten 45 Wo 07/11/2012 Do 08/11/2012 46 Wo 14/11/2012 Do 15/11/2012 47 Wo 21/11/2012 Do 22/11/2012 48 Wo 28/11/2012 Do 29/11/2012 49 Wo 05/12/2012 Do 06/12/2012 50 Wo 12/12/2012 13.30-14.30 14.45-15.45 13.00-14.00 14.00-15.00 13.30-14.30 14.45-15.45 13.00-14.00 14.00-15.00 13.30-14.30 14.45-15.45 13.00-14.00 14.00-15.00 13.30-14.30 14.45-15.45 13.00-14.00 14.00-15.00 13.30-14.30 14.45-15.45 13.00-14.00 14.00-15.00 10.00-13.00 1. Loverboys 2. Delinquente meisjes Werkgroepen 1 en 2 Werkgroep 3 1. Allochtone jongeren 2. Middelengebruik Werkgroepen 1 en 2 Werkgroep 3 1. Zedendelinquenten 2. Moord en Doodslag Werkgroepen 1 en 2 Werkgroep 3 1. Veelplegers 2. LVB 1 Werkgroepen 1 en 2 Werkgroep 3 1. LVB2 2. Tienermoeders Werkgroepen 1 en 2 Werkgroep 3 Tentamen Alfons Crijnen Anne-Marie Slotboom Marita van Langen Trees Pels Marita van Langen Eveline van Vugt Pauline Aarten Marita van Langen Peer vd Helm Xavier Moonen Marita van Langen Annematt Collot d Escury Geert Jan Stams Marita van Langen De locatie van het onderwijs vind je op http://rooster.uva.nl. Houd de website www.student.uva.nl/pw of www.student.uva.nl/owk in de gaten voor roosterwijzigingen. 5

College 1 7 november 1. Loverboys Alfons Crijnen Literatuur volgt via blackboard. 2. Meisjescriminaliteit en sekseverschillen in delinquentie Anne-Marie Slotboom (VU) Alhoewel meisjes en vrouwen minder delicten plegen dan jongens en mannen, blijkt uit onderzoek dat problemen bij meisjes en vrouwen vaak ernstiger of vrij specifiek zijn. Zo blijken meisjes die in aanraking komen met de politie of binnen de GGZ worden behandeld voor gedragsproblemen vaak ernstigere gedragsproblemen te hebben en daarnaast is er vaak ook sprake van internaliserende problemen (gender paradox). In het college zal in gegaan worden op de aard, omvang en ontwikkeling van criminaliteit bij meisjes en vrouwen en de noodzaak van sekse specifieke verklaringen voor het ontstaan van meisjescriminaliteit. Kroneman, L. M., Loeber, R., Hipwell, A. E., & Koot, H. M. (2009). Girls Disruptive Behavior and its Relationship to Family Functioning: A Review. Journal of Child and Family Studies, 18, 259 273. Wong, T. M. L., Slotboom, A., & Bijleveld, C. C. J. H. (2010). Risk factors of delinquency of adolescent and young adult females: A European review. European Journal of Criminology, 7, 266-284. Aanbevolen: Zahn, M. A., Day, J. C., Mihalic, S. F., & Tichavsky, L. (2009). Determining what works for girls in the juvenile justice system. A summary of evaluation evidence. Crime & Delinquency, 55, 266-293. College 2 14 november 1. Criminaliteit en overlast door allochtone jongeren Trees Pels (Verwey-Jonker Instituut/ VU) Jongens van Marokkaanse afkomst zijn oververtegenwoordigd wat betreft overlastgevend gedrag en in de criminaliteitsstatistieken. In het college ga ik in op de verschillende factoren die bijdragen aan het verhoogde risico op marginalisering, op het niveau van het individu, het gezin, de peergroup en de bredere omgeving. Daartoe refereer ik aan de beschikbare onderzoeksgegevens, zowel over marginaliserende jongeren als over de socialisatie en ontwikkeling van allochtone/marokkaanse jongeren in het algemeen. Pels, T. (2006). Respect van twee kanten. Socialisatie en lastig gedrag van Marokkaanse jongens. In T. Pels & W. Vollebergh (red.), Diversiteit in opvoeding en ontwikkeling: Een overzicht van recent onderzoek in Nederland (pp. 143-157). Amsterdam: Aksant. Pels, T. (2008). Deel IV. Aandachtspunten voor preventie van marginalisering van jongens van Marokkaanse afkomst. In D. Brons, N. Hilshorst & F. Willemse (red.), WODC Cahier 2008-4: Het kennisfundament t.b.v. de aanpak van criminele Marokkaanse jongeren (pp. 183-199). Den Haag: Ministerie van Justitie/WODC. Stevens, G. W. J. M., Vollebergh, W. A. M., Pels, T. & Crijnen, A. A. M. (2005). Predicting externalizing problems in Moroccan immigrant adolescents in the Netherlands. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 40, 571-579. Vandenbroucke, M., Braam, H., Pels, T., & Steketee, M. (2008). Gemeentelijk beleid voor Marokkaans-Nederlandse jongeren: Rapportage over de wenselijkheid van specifiek doelgroepbeleid. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. 6

2. Middelengebruik en misbruik door jongeren In de loop van de adolescentie begint de overgrote meerderheid van de Nederlandse jeugd alcohol te drinken. In mindere mate gebeurt dit ook met drugs. De algemene stelregel is: hoe vroeger je met alcohol en drugs begint, hoe groter de kans op probleemgebruik en verslaving. In dit college worden de trends en patronen in middelengebruik en misbruik in Nederland besproken, met aandacht voor risicofactoren van problematisch middelengebruik. Ook wordt ingegaan op interventies bij jongeren met problematisch middelengebruik, en de effectiviteit daarvan. Hendriks, V., Van der Schee, E., & Blanken, P. (2012). Matching adolescents with a cannabis use disorder to multidimensional family therapy or cognitive behavioral therapy: Treatment effect moderators in a randomized controlled trial. Drug and Alcohol Dependence, 125, 119-126. Korf, D.J. (2008). Drank en drugs. In I. Weijers & C. Eliaerts (red.), Jeugdcriminologie. Achtergronden van jeugdcriminaliteit (pp. 237-259). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. College 3 21 november 1. Jeugdige zedendelinquenten - Eveline van Vugt We weten eigenlijk nog maar heel weinig over (dynamische) risico- en protectieve factoren behorend bij de geïdentificeerde subgroepen onder jeugdige zedendelinquenten. Dit heeft o.a. te maken foutieve veronderstellingen die lang in de praktijk gehandhaafd werden en een groot aantal methodologische problemen die zich bij zedenonderzoek voordoen. Tijdens dit college gaan we in op wat we op dit moment weten met betrekking tot risicofactoren voor jeugdige zedendelinquenten, korte en lange termijn recidive, en risico-taxatie instrumenten, en zullen we kijken hoe we problemen in zedenonderzoek kunnen oplossen. Als laatst zal worden ingegaan op een Amerikaanse beleidsaanpak om zedenrecidive te voorkomen. Seto, M. C., & Lalumiere, M. L. (2010). What is so special about male adolescent sexual offending? A review and test of explanations through meta-analysis. Psychological Bulletin, 136, 526-575. Aanbevolen: Letourneau, E. J., Bandyopadhyay, D., Armstrong, K. S., & Sinha, D. (2010). Do sex offender registration and notification requirements deter juvenile sex crimes? Criminal Justice and Behavior, 37, 553-569. Letourneau, E. J., & Miner, M. H. (2005). Juvenile sex offenders: A case against the legal and clinical status quo. Sexual Abuse: A Journal of Research and Treatment, 17, 293-312. 2. Moord en doodslag door jeugdigen Pauline Aarten (NSCR) In Nederland zijn van 1992 tot en met 2006 ongeveer 100 moorden gepleegd door jongeren in de leeftijd van 12 t/m 17 jaar. In het college zal worden ingegaan op de voorgeschiedenis van deze minderjarigen en welke risicofactoren mogelijk hebben bijgedragen aan het feit dat zij een moord hebben gepleegd. Ook wordt besproken op welke wijze hun zaak door justitie is afgehandeld en waar dit toe heeft geleid en of ze hierna hebben gerecidiveerd. Als laatste wordt stil gestaan bij de verschillen in voorgeschiedenis, het delict, afdoening en recidive tussen jongens en meisjes. Nieuwbeerta, P., Van der Laan, P. H., Konijnendijk, E., & Krammer, T. (2005). Minderjarigen en moord en doodslag. Een eerste verkenning van prevalentie, achtergronden en afhandeling. Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht, 68, 162-168. Vries, A., de & Liem, M. C. A. & Nieuwbeerta, P. (2010). Recidive van jongeren betrokken bij moord en doodslag. Mens & Maatschappij, 85, 213-240. 7

College 4 28 november 1. Jeugdige veelplegers in Nederland Peer van der Helm Jeugdige veelplegers (12-18+) zijn in Nederland verantwoordelijk voor veel criminaliteit en overlast. Om te begrijpen op welke wijze deze groep zich ontwikkelt is het vaak noodzakelijk om verder terug te kijken dan het twaalfde levensjaar. Een interactie tussen proximale factoren als opvoeding, omgeving en genetische aanleg (epigenetische mechanismen) kunnen een belangrijke rol spelen. Door middel van recent onderzoek naar Leidse en Goudse veelplegers willen we u kennis laten maken met enkele van deze jongens (en een meisje) en hun ontwikkeling beschrijven. We gaan in op interventies die zeker NIET werken voor deze groep en waarom risicofactoren en beschermende factoren soms een beperkte rol spelen. In college staat de discussie met u centraal over de vraag wat wel zou kunnen werken (zie de verplichte en aanbevolen literatuur). Bruinsma, G. J. N., & Weerman, F. M. (2007). Vernieuwingen in de verklarende jeugdcriminologie. Tijdschrift voor Criminologie, 49, 291-305. Van der Helm, G. H. P., Donker, A. G. M., & Van der Meer, T. (2008). Veel en vervelend maar niet verrot. Onderzoek naar Leidse jeugdige veelplegers. Leiden: Hogeschool Leiden. (www.hsleiden.nl) alleen de samenvatting en discussie. Aanbevolen: Loeber, R., Slot, N. W., Van der Laan, P. H., & Hoeve, M. (2008). Tomorrow's criminals: The development of child delinquency and effective interventions. Hampshire: Ashgate Publishing Ltd. 2. Jongeren met een licht verstandelijke beperking en probleemgedrag Xavier Moonen Er zijn proportioneel meer jongeren met een licht verstandelijke beperking opgenomen in de instellingen voor gesloten jeugdzorg en de justitiële jeugdinrichtingen dan jongeren zonder verstandelijke beperking. Ook stijgt jaarlijks het aantal jeugdigen dat een beroep doet op de orthopedagogische behandelinrichtingen. In dit college belichten we de achtergronden van deze specifieke doelgroep: aantallen, diagnostiek, kenmerkende problemen, risico- en beschermende factoren en specifieke hulpverleningsmodules. Daarnaast wordt het Nederlandse hulpverleningsstelsel besproken in relatie tot de doelgroep jeugdigen met een licht verstandelijke beperking. Moonen, X., de Wit, M., & Hoogeveen, M. (2011). Mensen met een licht verstandelijke beperking in aanraking met politie en justitie. Proces, tijdschrift voor strafrechtspleging, 5, 235-250. Lodewijks, H., & Wisselink, S. (2007). Behandeling van LVG jongeren met een strafrechtelijke maatregel. Onderzoek en Praktijk, 5, 4-14. Taylor, J. L., & Lindsay, W. R. (2010). Understanding and treating offenders with learning disabilities: A review of recent developments. Journal of Learning Disabilities and Offending Behaviour, 1, 5-16. Aanbevolen: Vermeulen, T., Jansen, M., & Feltzer, M. (2007). LVG: een lichte verstandelijke handicap met zware gevolgen: Een onderzoek naar de problematiek van licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen. Onderzoek en Praktijk, 5, 2, 4-14. 8

College 5 5 december 1. LVB Theory of mind van jongeren met een licht verstandelijke beperking - Annematt Collot d Escury (UvA, Ontwikkelingspsychologie) In dit college wordt dieper ingegaan op kwetsbaarheid ten aanzien van risicofactoren voor delinquent gedrag van jongeren met een licht verstandelijke beperking. Vooral risicofactoren en verklaringen voor delinquent gedrag die te maken hebben met de (sociaal) cognitieve vermogens van deze jongeren worden in dit college behandeld. Collot d Escury, A. M. (2007). Lopen jongeren met een lichte verstandelijke beperking meer kans om in aanraking te komen met justitie? Kind en Adolescent, 28, 197-214. Collot d Escury, A. M., Barnhard, S., & Hartsink, D. (2004) Sociale vaardigheden in perspectief: kunnen lvg-jongeren perspectief nemen? Onderzoek & Praktijk, 1, 22-31. Aanbevolen: Van der Molen, M. J., Van Luit, J. E. H., Jongmans, M. J., & Van der Molen, M.W. (2007). Verbal working memory in children with mild intellectual disabilities. Journal of Intellectual Disabilities Research, 51, 162-169. Van Lier, P. A. C., Vanner, B., & Vitaro, F. (2007). Onset of antisocial behavior, affiliation with deviant friends, and childhood maladjustment: A test of the childhood and adolescent-onset models. Development and Psychopathology, 19, 167 185. Collot d Escury, A. M. & Bogaard, M. (2007). Gehechtheid, een intern werkmodel dat werkt. Tijdschrift voor Kinder en Jeugdpsychotherapie, 34, 21-36. Dekker, M. C., Koot, H. M., Van der Ende, J., & Verhulst, F. C. (2002). Emotional and behavioral problems in children and adolescents with and without intellectual disability. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 43, 1087-1098. 2. Tienermoeders Geert Jan Stams Tienermoeders en hun kinderen vormen een bijzondere groep binnen het forensische werkveld. De hulpverlening vindt plaats in een vrijwillig kader, maar vaak met een dreiging van justitieel ingrijpen, of in een civielrechtelijk kader. In dit college bestuderen we vanuit het perspectief van de gehechtheidstheorie in hoeverre tienermoederschap een risico vormt voor jonge kinderen, waarbij aandacht wordt besteed aan mogelijk effectieve interventies. In het college wordt een meta-analyse gepresenteerd naar gehechtheid bij tienermoeders en hun kinderen, waaruit naar voren komt dat er een verhoogde kans is op onveilige (georganiseerde) en gedesorganiseerde gehechtheid. Voorts worden de resultaten besproken van een Nederlandse studie naar de identiteitsontwikkeling, de beleving van het ouderschap en opvoedingsvaardigheden van tienermoeders en de gehechtheid van hun kinderen. Tarabulsy, G. M., Pascuzzo, K., Moss, E., St-Laurent, D., Bernier, A., Cyr, C., & Dubois-Comtois, K. (2008). Attachment-based intervention for maltreating families. American Journal of Orthopsychiatry, 78, 322-332. Van Vugt, E., Deković, M., Stams, G.J., Colonnesi, C., Hoeve, M., Asscher, J., & Noom, M. (submitted for publication). Attachment in Adolescent Mothers and Their Children: A Meta- Analysis. 9

9. Van de student verwachte activiteiten Activiteiten: Bestuderen van de literatuur Opdrachten: voor elk college dient een opdracht (discussievraag) te worden gemaakt. Deze discussievragen worden minimaal een week voor het college op blackboard gezet, in het mapje Assignments. In deze map wordt ook een instructie geplaatst, die toegelicht wordt in het introductiecollege. De schriftelijke uitwerking van de discussievragen (2 per keer) dient uiterlijk bij aanvang van het college (woensdagen om 13.30 uur) ingeleverd te worden via hetzelfde mapje op blackboard. Actieve participatie werkgroepbijeenkomsten. Studenten zijn verplicht om tenminste 80% van de werkgroepbijeenkomsten bij te wonen (OER-artikel 4.3). 10. Beoordeling Voorafgaand aan elk college dient een opdracht (discussievraag) te worden gemaakt die uiterlijk voor aanvang van het college moet worden ingeleverd via het blackboard. Om de module af te ronden dienen alle opdrachten op tijd te zijn ingeleverd. De discussievragen zijn bedoeld ter voorbereiding van de colleges en werkgroepen, en als oefening voor het tentamen. De werkgroepen (80% aanwezigheidsverplichting) worden ingevuld rondom de discussievragen. Per werkgroep zijn er wekelijks twee groepjes studenten die zorg dragen voor een korte presentatie die betrekking heeft op de discussievraag, en vervolgens voor discussie met de gehele werkgroep over de discussievraag. Om de module af te ronden dient de student tijdens de collegereeks te hebben geparticipeerd in een presentatiegroepje. De toetsing vindt plaats door middel tentamen bestaande uit open vragen. Het eindcijfer van de cursus is gelijk aan het tentamencijfer. De toetsing vindt plaats op de volgende data: Tentamen: woensdag 12 december 2012 (10.00 13.00 uur) Herkansing: woensdag 30 januari 2013 (13.00 16.00 uur) In de Onderwijs- en Examenregeling (OER) vind je meer algemene informatie over toetsing, bijvoorbeeld over de voorwaarden om aan tentamens te mogen deelnemen, herkansingen en de geldigheidsduur van uitslagen. Zorg ervoor dat je van deze informatie op de hoogte bent! Je vindt de OER in de digitale studiegids, en op www.student.uva.nl/pw of www.student.uva.nl/owk onder Studiegids -> Studiegids POW 2012-2013. De OER bevat ook andere belangrijke informatie, zoals over volgordeverplichtingen, aanwezigheidsverplichtingen, keuzepunten en minoren. NB. In de OER is het volgende vastgelegd: 5.3.3. In geval van een paper, verslag, opdracht of scriptie, zoals beschreven in artikel 5.5, lid 3, is de herkansing in de vorm van revisie. 5.8.2. De eindbeoordeling van een onderdeel is voldoende bij een 5,5 of hoger. Eindbeoordelingen tussen 5,0 en 6,0 worden in de registratie afgerond op hele cijfers. 5.8.3. Bij deeltoetsingen wordt de eindbeoordeling bepaald op basis van een (gewogen) gemiddelde van de samenstellende delen. Daarbij worden geen minimumeisen gesteld aan het niveau waarop de afzonderlijk deeltoetsen worden afgesloten, tenzij deze voor aanvang van het onderdeel zijn goedgekeurd door de examencommissie en zijn opgenomen in de studiehandleiding. 5.9.5. Indien de afsluiting van een onderdeel bestaat uit meerdere tentamenvormen, worden deze afzonderlijk beoordeeld en bepalen deze deelresultaten tezamen het eindcijfer. 10

Deelresultaten zijn geldig gedurende één studiejaar. Uitzondering hierop zijn resultaten van schriftelijke deeltentamens, zoals beschreven in artikel 5.5, lid 3. Deelresultaten van schriftelijke tentamens vervallen indien bij de eerste tentamengelegenheid deze gezamenlijk een onvoldoende resultaat opleveren en het eindcijfer van het onderdeel onvoldoende is. De herkansing van deeltentamens in de vorm van schriftelijke tentamens is altijd overkoepelend; schriftelijke tentamens kunnen niet in delen worden herkanst. In uitzonderlijke gevallen kan een deelresultaat langer gehandhaafd blijven, mits dit vooraf door de examencommissie is goedgekeurd, in de studiehandleiding is opgenomen en een maximale duur betreft van hooguit een extra studiejaar. 11. Feedback Schriftelijke opdrachten Er zal op twee momenten algemene feedback worden gegeven op de discussievragen. De eerste keer is dit schriftelijk in week 47 (via blackboard). De tweede keer worden feedback en tips gegeven in de laatste werkgroepbijeenkomst. Presentaties De presentaties worden door de overige studenten in de werkgroep geobserveerd aan de hand van de checklist in bijlage 3. Het laatste deel van de werkgroepen wordt besteed aan het geven van feedback op de gehouden presentaties. Tentamens Nadat de tentamens zijn nagekeken kunnen studenten op een van te voren vastgesteld tijdstip, inzage krijgen in de feedback op het tentamen. Het tijdstip wordt nog bekend gemaakt. 12. Belangrijk Evaluatie van het onderwijs Docenten en het onderwijsinstituut hebben behoefte aan feedback van de studenten op de kwaliteit van het gegeven onderwijs. Waar nodig kan een betreffende module verbeterd worden voor de volgende groep studenten. Maar evalueren kan ook een goed leermoment zijn voor jou als student, omdat je zo extra nadenkt over je eigen leerproces en nagaat hoe je achteraf kijkt naar de inhoud van een module. Binnen de FMG wordt gewerkt met een vragenlijst die UvA-breed wordt toegepast. Bij het laatste college of na afloop van het tentamen zal je gevraagd worden deze vragenlijst in te vullen. Vul deze vragenlijst zo eerlijk mogelijk in, de resultaten ervan hebben geen consequenties voor de uitslag van het tentamen. Bovendien blijf je bij het invullen van de vragenlijst anoniem. Indien uit de resultaten van de vragenlijst blijkt dat toelichting nodig is op de evaluatie van de betreffende module, organiseert het Onderwijsinstituut een panelgesprek. Hiertoe worden een aantal studenten uitgenodigd en wordt samen met de docent en de onderwijsdirecteur of studieadviseur gesproken over het verloop en de inhoud van de betreffende module. Studenten kunnen indien gewenst ook zelf een panelgesprek aanvragen. Fraude Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van de student dat erop gericht is het vormen van een juist oordeel door de examinator omtrent kennis, inzicht en vaardigheden van de student geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Een voor iedereen duidelijk herkenbare vorm van fraude is bijv. het op enigerlei wijze spieken tijdens het tentamen. Een helaas vaak voorkomende vorm van fraude, die in de wetenschappelijke wereld zeer zwaar wordt aangerekend, is het plegen van plagiaat. 11

Plagiaat Een wetenschappelijke tekst moet controleerbaar zijn en daarom dien je gebruikte (internet)bronnen altijd vermelden in een zogenaamde bronvermelding. Als je een stuk tekst of tabel van iemand overneemt geef je precies aan wie de auteur is en waar je de tekst of tabel hebt gevonden. Doe je dat niet en wek je dus de indruk dat die tekst of die gegevens van jezelf zijn, dan wordt dat plagiaat genoemd. Het plegen van plagiaat in een paper of scriptie betekent altijd uitsluiting van de betreffende tentamen- of scriptiegelegenheid. Bovendien kan de examencommissie nog zwaardere straffen opleggen. Zorg dus dat je altijd goed je bronnen vermeldt en niet zomaar stukken tekst of gegevens van anderen overneemt. Zie ook Serviceplein voor studenten, Fraude- en plagiaatregeling, http://www.student.uva.nl/fraude-plagiaat/voorkomen.cfm, en OER bachelor- en masteropleiding Pedagogische wetenschappen en Onderwijskunde, artikel 5.14. Beroepsmogelijkheden Als je het niet eens bent met een beslissing van een examinator, is het verstandig om je eerst te wenden tot de Examencommissie POW met het verzoek om een uitspraak te doen over je eventuele klacht. Na die uitspraak kun je besluiten om binnen 4 weken beroep aan te tekenen bij de COBEX. Raadpleeg de studieadviseurs voor advies en de procedure. 12

Bijlage 1. Dublindescriptoren kennis en inzicht toepassen van kennis en inzicht oordeelsvorming communicatie leervaardigheden Bachelor Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen, functioneert doorgaans op een niveau met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op een dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten. Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan. Master Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor en deze te overtreffen en/of verdiepen, als mede een basis of kans bieden om een originele bijdrage te bieden aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband. Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende methodes toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige informatie en daarbij rekening te houden met sociaalmaatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten. Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter. 13

Bijlage 2 Eindtermen van de opleiding, zoals beschreven in de OER OPLEIDING PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN Eindtermen Master Pedagogische Wetenschappen Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft grondige en specialistische kennis van en inzicht in: 1. theorieën en bevindingen én van methoden en technieken van de gekozen specialisatie alsmede van onderwerpen binnen of buiten die specialisatie die voor gebruik van genoemde theorieën en bevindingen van belang zijn; 2. de psychodiagnostiek en behandelingsmethoden, dan wel van de pedagogische probleemformulering en handelings- of interventiemethoden. Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat tot: 3. het toepassen van pedagogische kennis binnen een voor de pedagogisch relevant werkterrein en dit te relateren aan empirisch onderzoek en theoretische posities binnen de pedagogiek. Oordeelsvorming De afgestudeerde is in staat tot: 4. het hanteren van geavanceerde technieken voor pedagogisch onderzoek; 5. het zelfstandig opstellen en uitvoeren van een onderzoeks- of beïnvloedingsplan in verschillende fasen, zoals het verzamelen van relevante literatuur en het verzamelen, verwerken en interpreteren van gegevens; 6. het plannen, nemen van beslissingen en dragen van verantwoordelijkheid in de beroepssituatie. De afgestudeerde heeft: 7. specialistische vaardigheid op het gebied van psychodiagnostiek en behandeling dan wel van pedagogische probleemformulering en handelingstrategie of interventie; 8. specialistische vaardigheid op het gebied van gesprekvoering, observatie en rapportage; 9. inzicht in de consequenties van het eigen handelen voor anderen in de beroepssituatie; 10. besef van de ethische aspecten van de beroepsmatige omgang met anderen, zowel cliënten als proefpersonen, met inbegrip van de bredere consequenties van eigen onderzoeksresultaten en praktijkbeoefening; 11. besef van eigen beperkingen, d.w.z. op het juiste moment inroepen van deskundigheid van anderen en het zich op het juiste ogenblik onthouden van handelen. Communicatie De afgestudeerde heeft: 12. vaardigheid in het omgaan met anderen, het werken in teamverband. Leervaardigheden De afgestudeerde heeft: 13. bereidheid tot het herzien van eigen standpunten in de beroepssituatie. 14

Bijlage 3 Criteria voor een goede mondelinge presentatie In een goede presentatie worden het doel en het onderwerp helder aangeduid. Een goede presentatie heeft een structuur die herkenbaar en logisch is. In een goede presentatie voldoet de kern aan eisen van eenvoud en overzichtelijkheid. De inleiding en het slot van een goede presentatie bevatten de benodigde elementen. Een goede presentatie is een samenhangend geheel. Een goede presentatie is beknopt en helder en bevat geen overbodige uitweidingen. In een goede presentatie is de voordracht communicatief, duidelijk en aantrekkelijk: de spreker maakt (oog)contact met het publiek, spreekt voldoende luid en duidelijk, kiest en handhaaft een natuurlijke spreektrant en een rustig tempo. In een goede presentatie wordt adequaat gebruik gemaakt van relevant ondersteunend materiaal. Een goede presentatie voldoet aan de specifieke eisen die in de betreffende opdracht worden gesteld (bijvoorbeeld met betrekking tot de lengte van de presentatie of de elementen die specifiek vermeld dienen te worden. Criteria voor een goede discussie In een goede discussie worden het doel en het onderwerp helder afgebakend en bewaakt. Een goede discussie kent een ordelijk en doelgericht verloop. Een goede discussie mondt, afhankelijk van de doelstelling, uit in verbeterd begrip of een betere voorstelling, in een afgewogen en onderbouwd oordeel of in een gemotiveerd besluit. Een goede discussie wordt gekenmerkt door een open en coöperatieve sfeer, waarin alle deelnemers aan bod kunnen en waarin naar elkaar geluisterd wordt. Beoordelingsformulier discussieleider Introduceert onderwerp Stelt doel vast Stelt werkwijze voor Bewaakt doel en onderwerp Verdeelt beurten Moedigt aan Bewaakt deelname Bewaakt sfeer Vraagt verduidelijking Brengt informatie in Ordent bijdragen Markeert overgangen Formuleert kern bijdragen Formuleert conclusies Rond discussie af Bewaakt de tijd Verdeelt de tijd n.v.t. niet onvoldoende voldoende goed 15

Beoordelingsformulier discussiedeelnemer Levert relevante bijdragen Is beknopt Ondersteunt standpunten Voert bronnen aan Voert tegenargumenten aan Stelt vragen Vult informatie aan Luistert met aandacht Biedt ruimte aan anderen Is coöperatief Reageert op anderen n.v.t. niet onvoldoende voldoende goed Checklist Houden van een referaat Op de volgende pagina s staan drie korte checklists over de voorbereiding op het referaat, het referaat zelf en de evaluatie na afloop. Hiermee kan de student diagnosticeren wat haar sterke en zwakke punten zijn bij het houden van een referaat. Checklist 1: Wat is je oordeel over jouw voorbereiding? niet goed gemidd. goed Voorbereiding inhoud 1. Keuze van het onderwerp O O O 2. Werken aan inhoud referaat O O O 3. Logische opbouw referaat O O O 4. Schriftelijke voorbereiding, bv. keuze steekwoorden/volledige tekst O O O Voorbereiding presentatie 5. Schriftelijk materiaal, bv. goede aantekeningen + aanwijzingen O O O 6. Oefenen in referaat houden O O O Gang van zaken 7. Praktische punten voorbereiding O O O 8. Voorbereiding vragen + discussie O O O Checklist 2: Hoe heb je het referaat gehouden? 1. Hoe ging het vlak voor het referaat? (aanpak spanning en gepieker) O O O 2. Hoe ging het contact maken met het publiek? (bv. kijken) O O O 3. Hoe sprak je? (verstaanbaar, niet te snel, levendig, enz.) O O O 4. Hoe had je de inhoud voorbereid? O O O 5. Hoe ging alles bij elkaar genomen het houden van het referaat? O O O 6. Hoe was het publiek? O O O 7. Hoe ben je omgegaan met de spanning van de situatie? O O O 8. Hoe ben je omgegaan met eventuele tegenslagen? O O O Checklist 3: Hoe heb je de vragen en discussie aangepakt? 1. Tijd nemen voor vragen en discussie O O O 2. Stimuleren tot vragen stellen, e.d. O O O 3. Beantwoorden van vragen O O O 4. Stimuleren tot discussie O O O 5. Deelname aan de discussie O O O 6. Omgaan met bv. lastige vraag of publiek O O O 16