Nr. 1272/07 BESCHIKKING WET MILIEUBEHEER



Vergelijkbare documenten
Vergunning Wet milieubeheer

Beschikking Wet milieubeheer

MAATMERKVOORSCHRIFT WET MILIEUBEHEER

Eenheid Klant - Bouwen, Wonen & Ondernemen. Vormvrije Mer beoordeling

VOORSCHRIFTEN. behorende bij de veranderingsvergunning Wm

Kadastrale ligging: Mestbassins: Gem. Coevorden, Dalen Sectie H nr. 485

Melding Activiteitenbesluit milieubeheer

WET MILIEUBEHEER BESCHIKKING

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

MILIEUVOORSCHRIFTEN. 60 db(a) tussen en uur (nachtperiode);

Beschikking. Besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Achtkarspelen op de aanvraag van:

Ontwerp omgevingsvergunning UV

Melding Activiteitenbesluit milieubeheer

Wet van 5 oktober 2006, houdende regels inzake geurhinder vanwege tot veehouderijen behorende dierenverblijven (Wet geurhinder en veehouderij)

* UM * Melk- en fokveebedrijf Graumans

Wet milieubeheer. Besluit burgemeester en wethouders van Moerdijk. Datum 9 augustus 2004.

Memo. In afbeelding 1 is de herontwikkelingslocatie globaal aangegeven. EGD RM000888

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Melding Activiteitenbesluit milieubeheer

ONTWERP. Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer

Pagina 1 van 49 Registratienummer: Z / D

VOORSCHRIFTEN BEHORENDE BIJ DE MILIEUVERGUNNING VAN:

Omgevingsvergunning OV

Ontwerp omgevingsvergunning UV

Besluit Omgevingsvergunning

Wet milieubeheer. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Melding artikel ENCI te Maastricht. Zaaknummer:

ECLI:NL:RVS:2012:BV9444

Beoordeling omgevingsvergunning beperkte milieutoets

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. voor het milieuneutraal veranderen. Sappi Maastricht B.V.

Melding Activiteitenbesluit milieubeheer

Bijlage 2 Milieuneutraal veranderen

(ONTWERP) BESCHIKKING MAATWERKVOORSCHRIFTEN ACTIVITEITENBESLUIT MILIEUBEHEER

Vormvrije m.e.r. versie 30 november 2016

Ontwerp besluit UV

Gemeente Barneveld Raadhuisplein 2 tel: (0342) Postbus 63 fax: (0342) AB BARNEVELD

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

WET MILIEUBEHEER. Burgemeester en wethouders van W a g e n i n g e n ;


BESCHIKKING MAATWERKVOORSCHRIFTEN ACTIVITEITENBESLUIT MILIEUBEHEER

(ontwerp) MAATWERKBESLUIT. Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)

Definitieve beschikking

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking maatwerkvoorschriften

1 ALGEMEEN Algemeen BODEMBESCHERMING Voorzieningen en beheermaatregelen Nulsituatiebodemonderzoek 17

ONTWERPBESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Te verwachte ontwikkelingen Activiteitenbesluit Beste beschikbare technieken Naam document Jaartal

Gemeente Barneveld Raadhuisplein 2 tel: (0342) Postbus 63 fax: (0342) AB BARNEVELD

AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking maatwerkvoorschriften

ONTWERPBESCHIKKING. Omgevingsvergunning beperkte milieutoets. datum: 28 juni 2016 Gemeente Bronckhorst nr

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel: 2014/2

Milieu inventarisatie afdeling Milieu ten behoeve van plan- en projectadvisering. Datum: 4 november 2009

De intrekking heeft betrekking op 203 schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg (B1).

BIJLAGE HOOFDLIJNEN NIEUWE AMMONIAKWETGEVING

veranderen van milieu-inrichting Steenbergen, 28 maart 2013

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het ontwerpbesluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. Vos Zand en Grind BV te Ellertshaar

Pagina 1 van 50 Registratienummer: Z / D

ONTWERPBESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

II.O. Stichting Deventer Ziekenhuizen de directie Postbus GC Deventer. Deventer, Telefoon Faxnummer Bijlage(n)

Besluit omgevingsvergunning beperkte milieutoets Rits Scooters T.a.v. mevr. R. Imanse Hugo de Vriesstraat CT Nieuw Vennep

Omgevingsvergunning OV

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WM VOOR H. SMIT V.O.F. SCHROOT- EN METAALHANDEL TE BORGER

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

ODMH Omgevingsdienst Midden-Holland

Agrarische inrichtingen en het Activiteitenbesluit. Paul Bodden Hekkelman Advocaten

(ONTWERP)BESCHIKKING AMBTSHALVE INTREKKING VOORSCHRIFTEN VAN DE OMGEVINGSVERGUNNING. Schipper Recycling B.V.

BIJLAGEN OBM Melkvee- en loonbedrijf De Molswaerd Heulenslag 36 A 2971 VG BLESKENSGRAAF. Projectleider Bouw Rundvee C. de Ruijter

OMGEVINGSVERGUNNING. het in gebruik nemen van een nieuwe voorbreker ter vervanging van de huidige. milieuneutraal veranderen van een inrichting

MAATWERKBESLUIT *D * D

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

tômgevingsd/msŕ jc Midden- ca Wts-t-Brabaat

De Marke III te Hengevelde

Aanmeldnotitie Besluit Mer

BESCHIKKING WET MILIEUBEHEER

Programma. Activiteitenbesluit. Introductie Activiteitenbesluit (landbouw) Inhoud. Landbouwbedrijven in het Activiteitenbesluit

de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, verweerder.

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WET MILIEUBEHEER VOOR NV AREA REINIGING TE HOOGEVEEN

Gemeente Barneveld Raadhuisplein 2 tel: (0342) Postbus 63 fax: (0342) AB BARNEVELD

Ontwerpbesluit omgevingsvergunning ingevolge artikel 2.30 en 2.31 Wabo:

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

stortontheffing artikel WET MILIEUBEHEER

Besluit omgevingsvergunning milieu. Aanvraagnummer: Aanvrager: Servauto Nederland B.V. Dhr. M. Haas Postbus BC Den Haag

in in ii mi ii mm ii ii

Agrarische inrichtingen en het Activiteitenbesluit. Paul Bodden Hekkelman Advocaten N.V.

Voorschriften baggerdepot Polsbroek Noord

OMGEVINGSVERGUNNING *D * D

Onderwerp: Verordening geurhinder en veehouderij 2017 gemeente Sint-Michielsgestel

Melding Activiteitenbesluit milieubeheer

De inrichting is gelegen aan de Graanweg 17 te Moerdijk, kadastraal bekend Klundert, sectie C, nummer 1995.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

TEERDE STATEN VAN GELDERLAND. Ingevolge artikel 8.24 Wet milieubeheer 1 FEITEN

Akoestisch onderzoek Industrielawaai Bestemmingsplan Voorofsche Zoom te Boskoop

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken en bijlagen deel uitmaken van de vergunning.

Pluimveehouderij Bouma

BESLUIT. Omgevingsvergunning (intrekking op verzoek) datum: Gemeente Bronckhorst nr

OMGEVINGSVERGUNNING *D * D

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond; Collegevoorstel

Directie Dienstverlening Vergunningen en Voorzieningen

Transcriptie:

Nr. 1272/07 BESCHIKKING WET MILIEUBEHEER Op 28 februari 2007 is een aanvraag om vergunning ingevolge de Wet milieubeheer ingekomen van J.F.M. Oortveld, Stillewaldweg 1 te Loerbeek. Voor een inrichting voor het houden van paarden en honden, waarvoor al eerder een milieuvergunning is verleend, wordt een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning (revisievergunning) gevraagd in verband met het veranderen van de inrichting. De inrichting is gelegen aan de Stillewaldweg 1 te Loerbeek, kadastraal bekend gemeente Bergh, sectie L, nummer 237. Burgemeester en wethouders van Montferland verlenen een revisievergunning op grond van het bepaalde in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer aan J.F.M. Oortveld, Stillewaldweg 1 te Loerbeek, naar aanleiding van het op 28 februari 2007 ontvangen verzoek (ingeboekt onder nr. 1272). De aanvraag heeft betrekking op de volgende verandering: - In plaats van het bouwen van een nieuwe loods wordt de bestaande voormalige vleesvarkensstal verbouwd tot oefenruimte, loopstal en hooi- en stro-opslag. I. Aanvraag De op 28 februari 2007 ingediende aanvraag bestaat uit de volgende bescheiden: - Aanvraagformulier (getekend 26 februari 2007); - Overzichtstekening van het gehele bedrijf (schaal 1:200); - Renvooilijst d.d. 23 februari 2007(3 pagina s). Activiteiten De hoofdactiviteit waarvoor de vergunning wordt aangevraagd bestaat uit: - Het fokken en trainen van paarden; - Het houden van honden ten behoeve van het fokken van puppy s. Het betreft een inrichting als bedoeld in Bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Op grond van de door de aanvrager verstrekte informatie valt de inrichting binnen de volgende categorieën: - categorie 1.1.a. en b. (gezamenlijk elektromotorisch vermogen van meer dan 1,5 kw, verbrandingsmotoren met een gezamenlijk vermogen van meer dan 1,5 kw); - categorie 7.1.a. (het opslaan of overslaan van meer dan 10 m 3 dierlijke meststoffen); - categorie 8.1.a. (het houden van dieren); - categorie 9.1.e. (opslaan van voedingsmiddelen voor dieren). Bevoegdheid Op grond van bijlage I van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer zijn burgemeester en wethouders van Montferland bevoegd gezag.

Eerder verleende vergunning Wet milieubeheer: Op 7 maart 2006 is een revisievergunning op grond van art. 8.4 Wet milieubeheer (nr. MMV107/06) verleend voor het houden van 15 volwassen paarden, 5 paarden in opfok en 12 honden (excl. puppy s). De vergunning is vanaf 19 april 2006 onherroepelijk. De inrichting is niet conform de milieuvergunning opgericht en in werking gebracht. De nieuw te bouwen loods is niet gebouwd. Ook is hiervoor geen bouwvergunning verleend. Daarmee is de vergunning op grond van artikel 20.8 1 van de Wet milieubeheer niet in werking getreden. Vergund recht Omdat de milieuvergunning van 7 maart 2006 niet in werking is getreden wordt teruggevallen op de voorliggende milieuvergunning van 1 juni 1993 en de melding verandering inrichting van 4 juni 1998. Hierdoor geldt voor het bedrijf het volgende vergunde recht: 775 vleesvarkens, 4 paarden en 12 honden. Coördinatie Voor de verandering moet een bouwvergunning worden aangevraagd. De coördinatieregels uit de Woningwet en de Wet milieubeheer zijn daarom van toepassing. Op dit moment is een vooroverleg ingediend. Afstemming met deze procedure kan niet plaatsvinden. Inwerkingtreding vergunning (art. 20.8 Wm) Deze vergunning treedt direct in werking nadat op onderhavige aanvraag is besloten, aangezien de verandering niet is aan te merken als oprichten in de zin van de Woningwet. Bestemmingsplan Het inrichtingsterrein is gelegen in het buitengebied van de gemeente Montferland (voorheen gemeente Bergh) en is agrarisch bestemd op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan buitengebied. In de directe omgeving van de inrichting zijn geen wezenlijke bestemmingsveranderingen te verwachten. Het in werking zijn van de inrichting waarvoor de vergunning wordt gevraagd, verdraagt zich met de in het ter plaatse geldende bestemmingsplan vastgelegde milieuhygiënische randvoorwaarden. Procedure De aanvraag is getoetst op ontvankelijkheid. Hierbij is gebleken dat de aanvraag ontvankelijk is. De aanvraag voldoet hiermee aan de eisen uit de van toepassing zijnde artikelen uit hoofdstuk 5 gegevensverstrekking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer is de Algemene wet bestuursrecht mede van toepassing op de totstandkoming, bekendmaking en mededeling van de beschikking op een aanvraag om een milieuvergunning. Aangezien de aanvraag is ingekomen op 28 februari 2007 dient de procedure conform hoofdstuk 13 van de Wet milieubeheer en Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht te worden gevolgd zoals die gelden vanaf 1 juli 2005. II. Beoordeling aanvraag Algemeen 1 Op grond van artikel 20.8 van de Wet milieubeheer treedt een milieuvergunning die betrekking heeft op het oprichten of veranderen van een inrichting, dat tevens is aan te merken als bouwen in de zin van de Woningwet, niet eerder in werking dan nadat de betrokken bouwvergunning is verleend.

De aanvraag is getoetst aan de kaders van de artikelen 8.8 tot en met 8.10 van de Wet milieubeheer. Mer/mer beoordeling Op 6 juli 1999 is het MER-Besluit in werking getreden (Staatsblad 224, 1999). In het MER-Besluit zijn voor verschillende diercategorieën drempelwaarden opgenomen voor het uitvoeren van een MER- Beoordelingsplicht. De aanvraag heeft geen betrekking op één van de diercategorieën, waardoor geen sprake is van een MER-Beoordelingsplicht. IPPC-richtlijn De Wav geeft aan dat indien een veehouderij binnen de zone van 250 meter van een kwetsbaar gebied is gelegen een vergunning voor het veranderen van een veehouderij dient te worden geweigerd, indien de veehouderij onder de reikwijdte van de Europese IPPC richtlijn valt en de toename van de ammoniakemissie uit de dierenverblijven door de uitbreiding een belangrijke toename van de verontreiniging veroorzaakt. Geen van de genoemde diercategorieën uit de IPPC-richtlijn worden binnen het bedrijf gehouden. De IPPC-richtlijn is niet van toepassing. Ammoniakemissie De Wet ammoniak en veehouderij (Wav) vormt het exclusieve beoordelingskader voor de nadelige effecten als gevolg van ammoniakemissie uit dierenverblijven, met uitzondering van directe ammoniakschade. De ammoniakemissie uit de dierenverblijven bedraagt op basis van de in de aanvraag opgegeven dieren en huisvestingssystemen 85,5 kg NH 3 per jaar. Ten opzichte van de geldende vergunning is dit een afname met 1809,5 kg NH 3 per jaar. Diercategorie Rav-nr* Aantal vergund Aantal aanvraag Factor kg NH 3 per dierplaats per jaar Emissie kg NH 3 per jaar vergund Emissie kg NH 3 per jaar aanvraag Volwassen paarden K1 4 15 5,0 20,0 75,0 Paarden in opfok K2-5 2,1-10,5 Vleesvarkens D3.4.1 750-2,5 1875,0 - Honden 12 12 (excl. pups) - - - Totaal 1895,0 85,5 *Rav = Regeling ammoniak en veehouderij Stcrt. 2002, 82, laatstelijk gewijzigd 8 december 2005, Stcrt. 2005, 237. Bijlage 1 laatst gewijzigd 25 september 2006, Stcrt 24 oktober 2006, nr. 207 / pag. 11. De aanvraag heeft betrekking op een uitbreiding van het aantal paarden en het beëindigen van de vleesvarkenshouderij. Op grond van artikel 6 lid 1 Wav wordt de vergunning voor een uitbreiding geweigerd indien een van de dierenverblijven is gelegen in een kwetsbaar gebied, dan wel in een zone van 250 meter rond een zodanig gebied. Dit is niet het geval. Het meest nabij gelegen kwetsbare gebied ligt op ongeveer 480 meter van de inrichting. Geurhinder

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Het betreft een landelijke wet. Voor de beoordelingsmethodiek van geur dient dan ook toetsing plaats te vinden aan de hand van deze wet in combinatie met de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv). Artikel 1 van de Wgv geeft aan wat onder een geurgevoelig object dient te worden verstaan. Uit artikel 3 volgt dat binnen de Wgv onderscheid wordt gemaakt in concentratiegebieden en nietconcentratiegebieden. Binnen die gebieden wordt weer onderscheid gemaakt in geurgevoelige objecten gelegen binnen de bebouwde kom en geurgevoelige objecten gelegen buiten de bebouwde kom. Voor de gemeente Montferland staat vast dat zij is gelegen in een concentratiegebied. Daarmee is artikel 3 lid 1 onder a. en b. van toepassing en blijft lid 1 onder c. en d. buiten beschouwing. Tevens geeft artikel 10 van de Wgv aan dat op basis van de in de Rgv voorgeschreven wijze wordt bepaald: - hoe de geurbelasting wordt bepaald; - de afstand tussen de veehouderij en het geurgevoelig object wordt gemeten. De afstanden worden gemeten vanaf de buitenzijde van het voor geurgevoelig object tot het geometrisch gemiddelde van de emissiepunten (art. 2, lid 3 Rgv). De geuremissie vanuit een veehouderij is de som van de verschillende diercategorieën, gehouden in de onderscheiden dierenverblijven, berekende aantallen odour units per seconde per dier (art. 2, lid 5). Het aantal odour units per seconde per dier van een diercategorie, is het aantal dieren van een diercategorie vermenigvuldigd met de voor de betreffende diercategorie in bijlage 1 van de Rgv opgenomen geuremissiefactor (art. 2 lid 6 Rgv). Bij het bepalen van de geuremissie van dierenverblijven wordt er onderscheid gemaakt in: 1. dieren waarvoor omrekeningsfactoren naar geureenheden zijn vastgesteld ten opzichte van geurgevoelige objecten (art. 3, lid 1 Wgv); 2. dieren waarvoor omrekeningsfactoren naar geureenheden zijn vastgesteld ten opzichte van woningen behorende bij andere veehouderijen of woningen die na 19 maart 2000 zijn opgehouden deel uit te maken van een veehouderij (art. 3, lid 2 Wgv); 3. dieren waarvoor geen omrekeningsfactoren zijn vastgesteld en waarvoor een vaste afstand geldt (art. 4 lid 1 Wgv ). 4. afstand tussen buitenzijde van een dierenverblijf en gevoelig object (art. 5 Wgv). 1. Dieren waarvoor omrekeningsfactoren zijn vastgesteld Binnen het bedrijf worden geen dieren gehouden waarvoor emissiefactoren zijn vastgesteld. 2. agrarische bedrijfswoningen of voormalige agrarische bedrijfswoningen van voor 19 maart 2000 Op grond van artikel 3 lid 2 van de Wgv dient voldaan te worden aan minimale afstandseisen ten opzichte van woningen behorende bij een andere veehouderij en woningen die op of na 19 maart 2000 hebben opgehouden deel uit te maken van een andere veehouderij. De afstanden zijn als volgt: Vereiste afstand (m 1 ) Werkelijke afstand (m 1 ) Stalnr. emissi epunt Geurgevoelig object Voldoet ja/nee Binnen bebouwde kom 100 - n.v.t. * n.v.t. Buiten bebouwde kom 50 148 box Doetinchemseweg 15 Loerbeek Ja * niet in directe invloedssfeer gelegen

Er wordt voldaan aan de minimale afstandseisen. 3. Dieren waarvoor geen omrekeningsfactoren zijn vastgesteld Voor bepaalde categorieën dieren, zoals paarden, zijn in de Rgv geen omrekeningsfactoren opgenomen. Artikel 4, lid 1 van de Wgv geeft aan dat voor deze diercategorieën minimumafstanden gelden welke in bijlage 2 van de Rgv zijn aangegeven. De afstanden zijn als volgt: Vereiste afstand (m 1 ) Werkelijke afstand (m 1 ) Stalnr. emissi epunt Geurgevoelig object Voldoet Ja/nee Binnen bebouwde kom 100 - n.v.t. * n.v.t. Buiten bebouwde kom 50 60 box Stillewaldweg 4 te Loerbeek Ja * niet in directe invloedssfeer gelegen De vergunning kan met betrekking tot dieren waarvoor geen omrekeningsfactoren zijn vastgesteld, wel worden verleend. 4. Afstanden tussen buitenzijde dierenverblijven en buitenzijde gevoelig object Op grond van artikel 5 van de Wgv dient de afstand tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en een gevoelig object minimaal als volgt te bedragen: Vereiste afstand (m 1 ) Werkelijke afstand (m 1 ) Stalnr. gevel Geurgevoelig object Voldoet ja/nee Binnen bebouwde kom 50 - n.v.t. * n.v.t. Buiten bebouwde kom 25 60 box Stillewaldweg 4 te Loerbeek Ja * niet in directe invloedssfeer gelegen De vergunning kan op grond van artikel 5 Wgv verleend worden. Conclusie De onderhavige aanvraag kan op basis van de Wet geurhinder en veehouderij (met inachtneming van artikel 8.4, lid 3 Wm) verleend worden. Geluid De inrichting is gelegen in het landelijk gebied. De omgeving van het bedrijf wordt getypeerd door meerdere verspreid niet-agrarische bebouwing. De afstand tot de dichtstbijzijnde woning van derden bedraagt ongeveer 70 meter (Stillewaldweg 4) tot het middelpunt van de inrichting. Om de geluidgevoelige objecten in de directe omgeving van het bedrijf te beschermen, is het noodzakelijk geluidseisen te stellen aan het bedrijf. De voornaamste geluidsbronnen die geluidsoverlast zouden kunnen geven zijn onder meer: de aanen afvoerbewegingen ten behoeve van de rijlessen, het lossen van veevoer, het gebruik van de tractor en het ophalen van vaste mest en afval. De veranderingen binnen de inrichting die de aanleiding hebben gevormd voor de aanvraag om een revisievergunning hebben in positieve zin invloed op het geluidniveau binnen de inrichting. Ondanks dat het aantal personenauto s, dat per dag het bedrijf bezoekt, toeneemt ten opzichte van de milieuvergunning van 1 juni 1993 zal, door het omzetten van vleesvarkens naar paarden, de geluidbelasting naar de omgeving aanzienlijk afnemen. Voornamelijk het halen en brengen van varkens en het vullen van de voersilo s had een hoger geluidniveau tot gevolg.

Verder worden binnen de inrichting 12 honden gehouden voor het fokken van puppy s. Het meest nabij gelegen gevoelige object ligt op ongeveer 55 meter van de hondenuitloop. Deze uitloop zal drie keer per dag 15 minuten worden gebruikt voor het uitlaten van de honden. Over het algemeen wordt aangenomen dat honden ongeveer twintig seconden blaffen nadat ze buiten komen. Op basis van voornoemde argumenten en het feit dat geen sprake is van toename van het aantal honden ten opzichte van de vigerende vergunning, bestaat de verwachting dat gezien de korte blaftijd en de duur dat de dieren buiten aanwezig zijn, dit geen wezenlijke invloed zal hebben op het gemiddelde geluidniveau van het bedrijf. Op basis van voornoemde overwegingen is afgezien van het verlangen van een akoestisch onderzoek. Ter bescherming van de geluidgevoelige objecten in de nabijheid van de inrichting zijn voorschriften verbonden aan deze vergunning. Bij het opstellen van de voorschriften is rekening gehouden met het gestelde in de Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening en de geluidniveaukaart van de voormalige gemeente Bergh die op 6 april 2004 door het college van B&W van Bergh is vastgesteld. Wij hebben als uitgangspunt de in de handreiking opgenomen richtwaarden (40, 35 en 30 db(a)) voor het landelijk gebied aangehouden. Dit komt overeen met het referentieniveau voor de dagperiode dat voortvloeit uit de geluidniveaukaart. Uitgaande van het aantal en soort geluidbronnen en de afstand tot geluidgevoelige objecten is het aannemelijk dat de geluideisen van 40, 35 en 30 db(a) haalbaar zijn. Trillingen Het in werking zijn van de inrichting zal niet leiden tot trillingshinder. Verruimde reikwijdte De Wet milieubeheer heeft als doel de bescherming van het milieu. In artikel 1.1, lid 2 van de wet staat beschreven dat onder bescherming van het milieu moet worden verstaan de verbetering van het milieu, de zorg voor een doelmatig beheer van afvalstoffen of een doelmatig beheer van afvalwater, de zorg voor een zuinig verbruik van energie en grondstoffen, alsmede de zorg voor de beperking van de nadelige gevolgen voor het milieu van het verkeer van personen of goederen van en naar de inrichting. Hieronder wordt ingegaan op de van toepassing zijnde onderdelen: Energie In de vergunningaanvraag is aangegeven wat het verbruik is van elektriciteit. Daaruit blijkt dat het verbruik zich beneden de norm bevindt uit de Circulaire energie in de milieuvergunning. Het geschatte elektriciteitsverbruik na uitbreiding is ongeveer 5100 kwh. Hiermee bevindt het bedrijf zich ruim beneden de norm van 50.000 kwh die is gesteld in de circulaire. Op basis van deze constatering bestaat er voor ons geen aanleiding om van het bedrijf een energiebesparingsonderzoek te verlangen. Wel zijn er algemene voorschriften over preventie van het energieverbruik opgenomen. Water In de aanvraag is informatie opgenomen over het jaarlijks waterverbruik van de inrichting. Niet is vermeld welke maatregelen en inspanningen zijn getroffen ter beperking van het waterverbruik. Wij zijn echter van mening dat voor de uitgevoerde activiteiten geen besparingsmaatregelen redelijkerwijs mogelijk zijn. Bij het vormen van ons oordeel hebben wij gebruik gemaakt van de Handreiking Wegen naar preventie bij bedrijven (InfoMil, Den Haag, 2005) en bijbehorend werkboek. Gezien het geringe potentieel achten wij het niet noodzakelijk om voorschriften voor dit aspect op te nemen in de vergunning.

Vervoer De bedrijfsactiviteiten brengen geen noemenswaardige vervoersbewegingen met zich mee. De normen die hiervoor gehanteerd worden, worden bij lange na niet overschreden. Geconcludeerd kan worden dat het niet interessant is om in deze vergunning voorwaarden op te nemen ten aanzien van vervoersmanagement. Afval In het Landelijk Afvalbeheersplan (LAP) staat het beleid voor het beheer van alle afvalstoffen waarop de Wet milieubeheer van toepassing is. Het LAP geldt voor vier jaar (2002-2006) en geeft daarnaast een doorkijk tot 2012. Het LAP is sinds 3 maart 2003 in werking. In hoofdstuk 14 van het LAP is het beleid uitgewerkt voor afvalscheiding, waarbij paragraaf 14.4 specifiek ingaat op de afvalscheiding door bedrijven. Uitgangspunt is dat bedrijven verplicht zijn alle afvalstoffen te scheiden, gescheiden te houden en gescheiden af te geven, tenzij dat redelijkerwijs niet van hen kan worden gevergd. In de inrichting komen in beperkte mate afvalstoffen vrij. Aan de vergunning zijn algemene voorschriften verbonden ten aanzien van de opslag en afvoer van afvalstoffen. Veiligheid De aanvraag is beoordeeld door een medewerker brandpreventie. Uit de beoordeling is gebleken dat geen aanvullende eisen gesteld hoeven worden. Uit het oogpunt van brandveiligheid kan volstaan worden met de voorschriften behorende bij dit besluit. Best beschikbare technieken (BBT) Op grond van artikel 8.10 van de Wet milieubeheer wordt een vergunning in ieder geval geweigerd indien verlening daarvan niet kan worden bereikt dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. In de Regeling aanwijzing BBT-documenten is een opsomming gegeven van alle Europese en Nederlandse documenten waarin wordt beschreven wanneer een bepaalde installatie of activiteit voldoet aan BBT. Voor zover van toepassing is onderhavige aanvraag getoetst aan de in deze regeling genoemde documenten. Hierbij valt te denken aan de Circulaire energie in de milieuvergunning en de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming. In diezelfde regeling staat niets beschreven over documenten die iets zeggen over welke stalsystemen als BBT kunnen worden aangemerkt. Op 1 december 2005 is onder andere artikel 8.11 Wet milieubeheer gewijzigd. Op basis van artikel 3, lid 3 van de Wav en artikel 8.11 Wet milieubeheer moeten aanvullende eisen aan de staltechniek worden gesteld ter beperking van de ammoniakemissie uit dierverblijven. In het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu moeten op basis van genoemde artikelen aan de vergunning voorschriften worden verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk bij voorkeur bij de bron te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting tenminste voor de inrichting in aanmerking komende best beschikbare technieken (BBT) worden toegepast. Onder beste beschikbare technieken wordt verstaan: voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die kosten en baten in aanmerking genomen economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort, kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn. Sinds 1 februari 2006 kan, door wijziging van artikel 3, lid 3 van de Wav een vergunning

worden geweigerd als niet de beste beschikbare technieken worden toegepast om de uitstoot van ammoniak te beperken. De ammoniakemissie van de veehouderijen kan fors worden verminderd door dieren onder te brengen in emissiearme huisvestingssystemen. Om te bereiken dat dieren zoveel mogelijk in emissiearme stallen worden gehuisvest is op 8 december 2005 het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij genomen. In dit besluit wordt bepaald welke technieken mogen worden toegepast door middel van de vaststelling van een maximale emissiewaarde per diercategorie. Op 28 december 2005 is het besluit in het Staatsblad nr. 675 gepubliceerd. Het besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Tot die tijd zal het bevoegd gezag zelf moeten onderzoeken/motiveren of het stalsysteem voldoet aan BBT. Binnen het bedrijf wordt een diercategorie (paarden) gehouden waarvoor geen andere stalsystemen beschikbaar zijn dan het traditionele stalsysteem Daarmee voldoet het bedrijf aan BBT. Ongewoon voorval Als zich in de onderhavige inrichting een ongeval of een onvoorziene gebeurtenis voordoet willen wij wijzen op het volgende. In de Wm is een bijzondere zorgplicht opgenomen ingeval een ongeval plaatsvindt in de inrichting. De regeling wordt genoemd in Hoofdstuk 17 van de Wm en is in hoofdzaak bestemd voor degene die de inrichting drijft. Kort gezegd houdt de regeling in dat de houder van de inrichting voorzieningen moet treffen als zich een ongeval voordoet (in de wet spreekt men van ongewoon voorval ) om de nadelige gevolgen voor het milieu te beperken of ongedaan te maken. Daarnaast is de houder verplicht dit ongeval zo spoedig mogelijk aan het bevoegd gezag te melden en de noodzakelijke gegevens van het ongeval te verstrekken. Tot slot heeft het bevoegd gezag de plicht deze gegevens te verwerken. De Wm geeft een limitatieve opsomming van de gegevens die de houder moet verstrekken. Vanwege het feit dat deze regeling uitdrukkelijk is opgenomen in de Wm en tevens een directe werking heeft, is er in de onderhavige vergunning op dit punt niets opgenomen. Toekomstige ontwikkelingen Er zijn geen toekomstige ontwikkelingen te verwachten met betrekking tot de inrichting en het gebied waarin de inrichting is gelegen waarmee bij de beoordeling van deze aanvraag rekening moet worden gehouden. Voorschriften De eventuele nadelige gevolgen voor het milieu kunnen redelijkerwijs voldoende worden beperkt door de voorschriften behorende bij dit besluit. Naar aanleiding van de bekendmaking en publicatie van de ontwerpbeschikking zijn geen zienswijzen ingediend. III. Besluit Gelet op de Wet milieubeheer en de Algemene wet bestuursrecht besluiten burgemeester en wethouders van Montferland: 1. aan J.F.M. Oortveld de gevraagde revisievergunning te verlenen voor:

- Het fokken en trainen van paarden; - Het houden van honden ten behoeve van het fokken van puppy s, op het bedrijf gelegen aan de Stillewaldweg 1 te Loerbeek. 2. dat de volgende bescheiden deel uit maken van de vergunning: - Aanvraagformulier (getekend 26 februari 2007); - Overzichtstekening van het gehele bedrijf (schaal 1:200); - Renvooilijst d.d. 23 februari 2007(3 pagina s); - Situatieschets schaal 1:1000. 3. dat in de inrichting maximaal de volgende dieraantallen mogen worden gehouden: - 15 volwassen paarden (3 jaar en ouder, Rav categorie K 1, traditioneel); - 5 paarden in opfok (jonger dan 3 jaar, Rav categorie K 2, traditioneel); - 12 honden (excl. puppy s). 4. aan de vergunning de voorschriften en beperkingen te verbinden, zoals vermeld in de gewaarmerkte en de bij dit besluit behorende bijlage; s-heerenberg, 3 juli 2007 Burgemeester en wethouders van Montferland, namens dezen, Hoofd afdeling Bouwen en Milieu, drs. J.W.M. Theunissen Bijlage: voorschriften

VOORSCHRIFTEN behorende bij de beschikking MMV1272/07 betreffende J.F.M. Oortveld gelegen aan Stillewaldweg 1 7036 AC Loerbeek

INHOUD - BEGRIPPENLIJST 12 - VOORSCHRIFTEN 14-1. ALGEMEEN 14 Elektrische installatie 14-2. GELUID 14-3. BRANDPREVENTIE EN BRANDBESTRIJDING 15-4. AFVALSTOFFEN 15-5. BODEMBESCHERMING 15 Algemeen 15-6. HOUDEN VAN DIEREN 16 Opslag van voer 16 Mest, algemeen 16 Opslag van vaste mest op een mestplaat 16-7. VERWARMINGSINSTALLATIES NOMINALE BELASTING TOT 130 KW 16 Aardgasgestookt toestel 16-8. MILIEUZORG 17 Milieulogboek 17-9. ENERGIEBESPARING 17 Naam inrichting: J.F.M. Oortveld te Loerbeek (MMV1272/07)

BEGRIPPENLIJST BODEMBESCHERMENDE VOORZIENING Fysieke voorziening die de kans op emissies of imissies van bodembedreigende stoffen reduceert. CE-MERK Conformité Européene; Europees keurmerk betreffende veiligheidseisen. DIN Een door het Deutsches Institut für Normung e.v. (DIN) uitgegeven publicatie. GELUIDSNIVEAU IN db(a) Het niveau van het ter plaatse optredende geluid, uitgedrukt in db(a), overeenkomstig de NEN 10651 en de door de Internationale Electrotechnische Commissie (IEC) ter zake opgestelde regels, zoals neergelegd in de IEC-publicatie no. 651, uitgave 1979. GEVAARLIJKE STOFFEN Oxiderende stoffen, met uitzondering van organische peroxiden en nitraathoudende kunstmeststoffen, (licht) ontvlambare stoffen, (zeer) vergiftige stoffen, schadelijke stoffen, irriterende stoffen, sensibiliserende stoffen en corrosieve stoffen zoals gedefinieerd in het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten. LANGTIJDGEMIDDELD BEOORDELINGSNIVEAU (L Ar,LT ) Het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de afzonderlijke geluidsbijdragen tijdens de verschillende bedrijfstoestanden van de inrichting, alsmede het karakter van het geluid (impulsachtig, tonaal, muziek) en variaties van het immissieniveau als gevolg van verschillende weersomstandigheden (meteocorrectie), vastgesteld overeenkomstig de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai, 1999". MAXIMAAL GELUIDSNIVEAU (L Amax ) Maximaal geluidsniveau, gemeten in de meterstand "F" of "fast". MESTPLAAT Opslagplaats van vaste mest buiten de stal. NEN Een door het Nederlandse Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm. In deze beschikking wordt onder de genoemde norm verstaan de versie zoals deze ten tijde van het verlenen van deze vergunning, inclusief eventuele correctiebladen, van kracht is. NEN 1010 De Nederlandse norm NEN 1010, getiteld: "Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties". NEN 1078:2004 De Nederlandse norm NEN 1078:2004, getiteld: "Voorziening voor gas met een werkdruk van ten hoogste 500 mbar; Prestatie-eisen: Nieuwbouw". NEN 2559:2001/A2:2004 De Nederlandse norm NEN 2559:2001/A2:2004, getiteld: "Onderhoud van draagbare blustoestellen". NEN-EN Een door het Comitée Européen de Normalisation opgestelde en door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) als Nederlandse norm aanvaarde en uitgegeven norm. In deze beschikking wordt onder de genoemde norm verstaan de versie zoals deze ten Milieuvergunning nr. 1272/07 van J.F.M. Oortveld, Stillewaldweg 1 te Loerbeek 12

tijde van het verlenen van deze vergunning, inclusief eventuele correctiebladen, van kracht is. OPENBAAR RIOOL Gemeentelijke voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater. REFERENTIE(GELUIDS)NIVEAU De hoogste waarde van de onder a. en b. genoemde geluidsniveaus, bepaald overeenkomstig het "Besluit bepaling referentieniveau-periode" (Staatscourant 1982, nr. 162); a. het geluidsniveau, uitgedrukt in db(a), dat gemeten over een bepaalde periode gedurende 95% van de tijd wordt overschreden, exclusief de bijdrage van de inrichting zelf; b. het optredende equivalente geluidsniveau (LAeq), veroorzaakt door wegverkeerbronnen, minus 10 db(a), met dien verstande dat voor de nachtperiode van 23.00 tot 07.00 uur alleen wegverkeerbronnen in rekening mogen worden gebracht met een intensiteit van meer dan 500 motorvoertuigen gedurende die periode. REFERENTIEPERIODE Het tijdsbestek, waarbinnen een mestbassin of folieconstructie moet blijven voldoen aan de in de BRM gestelde eisen. REOB Regeling Erkend Onderhoudsbedrijf Blusmiddelen. WET BODEMBESCHERMING Wet van 3 juli 1986 (Staatsblad 1986, 374) houdende regelen inzake bescherming van de bodem. WONING Een gebouw of deel van een gebouw dat voor bewoning gebruikt wordt of daartoe is bestemd. Voor zover een DIN-, NVN-, NEN-, NEN-EN- of NEN-ISO-norm of CPR-richtlijn, waarnaar in een voorschrift verwezen wordt, betrekking heeft op de uitvoering van gebouwen, constructies, toestellen en apparaten, wordt bedoeld de voor de datum waarop deze vergunning van kracht is geworden, laatst uitgegeven norm of richtlijn met de daarop tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen, dan wel voorzover het op voornoemde datum reeds bestaande gebouwen, constructies, toestellen en apparaten betreft - de norm of richtlijn die bij de aanleg en/of installatie van die gebouwen, constructies, toestellen en apparaten is toegepast, tenzij in het voorschrift anders is bepaald. Besteladressen CPR-bladen zijn te verkrijgen bij: SDU Uitgeverij, Plantijnstraat, Afdeling Verkoop Arbeidsinspectie, K 2301, Postbus 20014, 2500 EA Den Haag, tel. 070-3789880.(www.sdu.nl) NVN-, NEN-, NEN-EN-, NEN-ISO-normen zijn te verkrijgen bij het NEN, Vlinderweg 6 te Delft, Postbus 5059, 2600 GB te Delft, tel. 015-2690390. (www.nen.nl) CUR/PBV-Aanbeveling 44 is te verkrijgen bij Stichting civieltechnisch centrum uitvoering, research en regelgeving/projectbureau Plan Bodembeschermende Voorzieningen, Postbus 420, 2800 AK Gouda, tel. 0182-540600, fax 0182-540601. (www.cur.nl) Milieuvergunning nr.1272/07 van J.F.M. Oortveld, Stillewaldweg 1 te Loerbeek 13

VOORSCHRIFTEN 1. ALGEMEEN 1.1. De gehele inrichting, inclusief het buitenterrein, moet schoon en ordelijk worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren. 1.2. Het aantrekken van insecten, knaagdieren en ander ongedierte moet worden voorkomen. Zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven, moet doelmatige bestrijding van insecten, knaagdieren en ander ongedierte plaatsvinden. 1.3. De in de inrichting aangebrachte of gebezigde verlichting alsmede de uit te voeren werkzaamheden moeten zodanig zijn afgeschermd, dat geen directe lichtstraling op gevoelige objecten plaatsvindt die buiten de inrichting gelegen zijn. Elektrische installatie 1.4. De elektrische installatie moet voldoen aan de voorschriften, zoals aangegeven in de norm NEN 1010. 1.5. Wijzigingen, uitbreidingen en onderhoud van de elektrische installatie mogen uitsluitend worden uitgevoerd door een erkend installateur. 2. GELUID 2.1. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (L Ar,LT ), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en de daarin plaatsvindende activiteiten, mag ter plaatse van woningen van derden en andere geluidsgevoelige bestemmingen, niet meer bedragen dan: - 40 db(a) tussen 07.00 en 19.00 uur (dagperiode); - 35 db(a) tussen 19.00 en 23.00 uur (avondperiode); - 30 db(a) tussen 23.00 en 07.00 uur (nachtperiode). 2.2. Onverminderd het gestelde in voorschrift 2.1. mogen de maximale geluidsniveaus (L Amax ), voor zover deze een gevolg zijn van de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede van de in de inrichting verrichte werkzaamheden en de daarin plaatsvindende activiteiten, gemeten in de meterstand "fast", ter plaatse van woningen van derden en andere geluidsgevoelige bestemmingen, niet groter zijn dan: - 70 db(a) tussen 07.00 en 19.00 uur (dagperiode); - 65 db(a) tussen 19.00 en 23.00 uur (avondperiode); - 60 db(a) tussen 23.00 en 07.00 uur (nachtperiode). 2.4. De controle op, of berekening van de in de voorschriften 2.1. en 2.2. vastgelegde geluidsniveaus, moet geschieden overeenkomstig de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai", uitgave 1999. Ook de beoordeling van de meetresultaten moet overeenkomstig deze handleiding plaatsvinden. Beoordeling in de dagperiode vindt plaats op een hoogte van 1,5 meter, beoordeling in de avond- en nachtperiode vindt plaats op een hoogte van 5 meter. 2.5. Onverminderd het gestelde in de voorschriften 2.1. en 2.2. mogen radio's en andere geluids- of omroepinstallaties, inclusief die van auto's van bezoekers of bevoorradingsauto's, buiten de inrichting niet hoorbaar zijn. Milieuvergunning nr.1272/07 van J.F.M. Oortveld, Stillewaldweg 1 te Loerbeek 14

2.6. Gedurende het laden en lossen mogen de motoren van de voertuigen waarin wordt geladen of waaruit wordt gelost niet in werking zijn, tenzij dit noodzakelijk is ten behoeve van de laad- en losapparatuur. 2.7. In de inrichting mogen slechts motorvoertuigen en andere apparaten, machines of installaties met een (verbrandings)motor in werking zijn, die zijn voorzien van een doelmatige en in goede staat verkerende geluiddemper en uitlaatsysteem. 3. BRANDPREVENTIE EN BRANDBESTRIJDING 3.1. Teneinde een begin van brand effectief te kunnen bestrijden moeten minimaal de brandblusmiddelen aanwezig zijn, zoals op de bij de vergunning behorende tekening is aangegeven. 3.2. Brandblusmiddelen moeten steeds voor onmiddellijk gebruik beschikbaar zijn en onbelemmerd kunnen worden bereikt. 3.3. Draagbare blustoestellen moeten zijn voorzien van een rijkskeurmerk met rangnummer. Deze blustoestellen moeten jaarlijks door een REOB erkend deskundige worden gecontroleerd op hun deugdelijkheid. Van elke controle moet een aantekening worden gemaakt op een bij het apparaat ter inzage aanwezige registratiekaart of sticker. Het onderhoud moet overeenkomstig NEN 2559:2001/A2:2004 geschieden. 3.4. Indien een blusmiddel wordt afgekeurd dient het te worden verwijderd uit de inrichting en te worden vervangen door een nieuw blusmiddel met een gelijkwaardige capaciteit. 3.5. Het bedrijf met bijbehorend open terrein moet zodanig worden onderhouden, dat elk gebouw en het opslagterrein bij eventuele onregelmatigheden en bij calamiteiten onder alle omstandigheden bereikbaar is voor blusvoertuigen, alsmede voor voertuigen van hulpdiensten. 4. AFVALSTOFFEN 4.1. Het bewaren en het afvoeren van afvalstoffen moet op ordelijke en nette wijze geschieden. 4.2. Het bewaren en afvoeren van afvalstoffen moet zodanig geschieden dat zich geen afval in of buiten de inrichting kan verspreiden. 4.3. Afvalstoffen mogen niet in de inrichting, met inbegrip van het bij de inrichting behorende open terrein, worden verbrand. 4.4. Het in de inrichting vrijkomende bedrijfsafval moet worden bewaard in doelmatige, goed gesloten afvalcontainers. 4.5. Van afvalstoffen afkomstige geur mag zich niet buiten de inrichting verspreiden. 4.6. Gevaarlijke afvalstoffen moeten, in afwachting van vervoer uit de inrichting, gescheiden naar soort worden bewaard in goed gesloten doelmatige verpakking. In de inrichting ontstane gevaarlijke afvalstoffen mogen niet met andere categorieën gevaarlijke afvalstoffen of met andere stoffen worden vermengd of gemengd. 5. BODEMBESCHERMING Algemeen 5.1. Het is verboden vloeistoffen definitief in de bodem te brengen. Van dit verbod is uitgezonderd oppervlaktewater, hemelwater of drinkwater, waaraan geen Milieuvergunning nr.1272/07 van J.F.M. Oortveld, Stillewaldweg 1 te Loerbeek 15

verontreinigende stoffen zijn toegevoegd, waarvan de concentratie verontreinigende stoffen niet door een bewerking van het water is toegenomen en waaraan geen warmte is toegevoegd. 5.2. Stoffen moeten zodanig worden bewaard en worden gebezigd dat geen verontreiniging van de bodem optreedt. 5.3. De vloer van de paardenwasplaats moet van zodanige omvang zijn dat al het gebruikte water en het vuil wordt opgevangen op de vloer. 5.4. Op de wasplaats mag alleen gebruik gemaakt worden van schoon water. Gebruik van schoonmaakmiddelen e.d. is niet toegestaan. 6. HOUDEN VAN DIEREN Opslag van voer 6.1. Het voer moet worden bewaard in uitsluitend voor dit doel gebezigde bewaarplaatsen, die rat- en muiswerend zijn ingericht. Mest, algemeen 6.2. Het terrein van de inrichting mag niet worden bevloeid of op een andere wijze van een laag mest of gier worden voorzien. Deze bepaling is niet van toepassing op het bemesten van grond volgens de normale bemestingspraktijk. 6.3. Bij verwijdering van mest en gier mag de omgeving niet worden verontreinigd. 6.4. Mest moet worden getransporteerd met behulp van daartoe geschikte transportmiddelen, die op correcte wijze zijn beladen. 6.5. Vaste mest moet worden getransporteerd met behulp van daartoe geschikte transportmiddelen, die op correcte wijze zijn beladen. Opslag van vaste mest op een mestplaat 6.6. De opslag van vaste mest buiten de stal moet geschieden op een mestplaat. De mestplaat moet mestdicht zijn en zijn voorzien van een opstaande rand of een gelijkwaardige voorziening. De stapeling van de mest op deze plaat moet zodanig geschieden dat uitzakkend mestvocht niet van de mestplaat kan vloeien. Dit vocht moet, voor zover van toepassing, door middel van een gesloten, mestdichte riolering, worden afgevoerd naar een mestdichte opslagruimte of opslagput. De opslagruimte moet van voldoende inhoud zijn om ook het hemelwater dat binnen de mestplaat valt te kunnen bergen. 7. VERWARMINGSINSTALLATIES MET NOMINALE BELASTING TOT 130 KW Aardgasgestookt toestel 7.1. Een aardgasgestookt toestel moet voldoen aan de CE-merk of GASKEURkeuringseisen, voorzover deze betrekking hebben op de beveiliging, de ontsteking en het ontwijken van gas en moet rechtmatig zijn voorzien van het CE-merk of GASKEUR-merk. 7.2. Een stooktoestel moet voor de ingebruikneming, alsmede na elke reparatie en wederafstelling van de installatie, aan de hand van de CE-merk of GASKEURkeuringseisen op goed en veilig functioneren worden gecontroleerd door het aardgasleverend bedrijf of een ander door het aardgasleverend bedrijf erkende deskundige. Milieuvergunning nr.1272/07 van J.F.M. Oortveld, Stillewaldweg 1 te Loerbeek 16

7.3. Een aardgasinstallatie als gedefinieerd in de norm NEN 1078:2004, alsmede de ruimte waarin deze installatie is opgesteld, moet voldoen aan de voorschriften gesteld in de norm NEN 1078:2004. 7.4. Een stook- of verwarmingsinstallatie moet zo vaak als voor de goede werking noodzakelijk is, worden onderhouden en afgesteld. Een verwarmingsinstallatie en een verbrandingsgasafvoersysteem moeten ten minste een maal per jaar worden gereinigd en beoordeeld op noodzakelijke afstelling, onderhoud en reparaties. 8. MILIEUZORG 8.1. Bij vervangingsinvesteringen van opstallen, installaties, apparatuur of bedrijfsinrichting dient vooraf vastgesteld te worden of de voorgenomen vervanging voldoende tegemoet komt aan milieu-aspecten zoals hoog rendement door beperkt energieverbruik, verantwoord materiaal gebruik, isolatie, herbruikbaarheid bij vervanging, alternatieve duurzame energievoorziening, beperkte stikstofoxiden emissie, etc. Milieulogboek 8.2. Er moet een milieulogboek worden bijgehouden, waarin vanaf het van kracht worden van de beschikking ten minste de volgende zaken worden opgenomen; - deze beschikking, alsmede overige relevante (milieu)vergunningen; - de resultaten van de in deze vergunning voorgeschreven keuringen en/of metingen en registraties; - de resultaten van de in deze vergunning voorgeschreven onderzoeken; - de bevindingen van alle inspecties die met betrekking tot de zorg voor het milieu van belang zijn; - datum, tijdstip en alle van belang zijnde gegevens (zoals tijdstip, tijdsduur, aard, hoeveelheid, oorzaak, plaats en windrichting) van voorgevallen incidenten die van invloed zijn op het milieu, met vermelding van de genomen maatregelen; 8.3. Het milieulogboek moet te allen tijde beschikbaar zijn voor inzage door een door het bevoegd gezag aangewezen toezichthoudend ambtenaar. 9. ENERGIEBESPARING 9.1. Ten einde inzicht te krijgen in het aardgas- en elektriciteitsverbruik en de variatie daarin om daarmee onnodig verbruik te voorkomen, moet in de inrichting een jaarlijkse registratie worden bijgehouden van: - het aardgasverbruik (of andere brandstoffen) in m 3 ; - het elektriciteitsverbruik in kwh. 9.2. De voornoemde registraties moeten worden opgenomen in het in voorschrift 8.2. bedoelde milieulogboek. Milieuvergunning nr.1272/07 van J.F.M. Oortveld, Stillewaldweg 1 te Loerbeek 17