DE BELGISCHE DAGBLADPERS IN TRANSITIE



Vergelijkbare documenten
Voorwoord 11. Deel I: Analyse van de Belgische dagbladmarkt: trends en uitdagingen 15

Inhoudsopgave. Voorwoord 5. Inleiding 11

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

Tijd van burgers en stoommachines De sociale kwestie.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 6

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

Eindexamen maatschappijleer vwo I

Inhoud. Figuren, tabellen, grafieken & kaarten 13 Woord vooraf 15. Hoofdstuk I Vrijheid van het parlementslid versus partijdiscipline 19

Standaard Eurobarometer 84. Die publieke opinie in de Europese Unie

Geschiedenis en Staatsinrichting TL Bohemen, Houtrust, Kijkduin

DE DEMOCRATIE-INDEX GROEP 1: Hebben alle partijen min of meer gelijke kansen in de campagneperiode?

Carla du Pree. Johan Huizinga en de bezeten wereld. De rol van publieke intellectueel tussen twee wereldoorlogen ISVW UITGEVERS

Vacature: volkspartij

Inhoud. Inleiding DEEL I HOOFDSTUK 1 EEN HISTORISCHE TERUGBLIK: VAN HET ANCIEN RÉGIME

Nieuwsmonitor 6 in de media

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming H9 en H10

Plaatsingslijst van het archief van Binnemans Roger ( ) (S/1993/507) Josée De Clerck. Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis 199.

Voorwoord 9. Inleiding 11

Geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl)

Inhoud. Deel 1 Politiek liberalisme, neutraliteit en de scheiding tussen kerk en staat

Tijd van jagers en boeren? 3000 v. Chr. Prehistorie. Kenmerkende aspecten. Begrippen

SO 2 Tijdvak I AVONDMAVO Staat en Natie. Dit SO bestaat uit 37 vragen. 29 openvragen en 8 meerkeuze vragen.

Bij deze opgave horen de teksten 6 en 7 en de figuren 1 tot en met 3 uit het bronnenboekje.

2,1: Nederlands-Indië, 19 e eeuw

4 Opvattingen over kerk en godsdienst 1

Geschiedenis en Staatsinrichting TL Bohemen, Houtrust, Kijkduin

Democratie in tijden van populisme en technocratie. Prof. Stefan Rummens ID dagen beweging.net 12 okt 2017

Geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl)

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl I

Introductie. 1. Uw persoonlijke situatie. Voorbeeldvragenlijst COB-kwartaalenquête 2011

Paperopdracht, Architectuurtheorie, deel 2 Tendensen en vertogen

De evolutie van het ledenaantal van de politieke partijen in Vlaanderen,

Nederlandse Samenvatting

Examen VMBO-GL en TL 2006

F r a n c i s c u s. v a n. Leven met aandacht. w e g D e. Erfgoed Congregatie Zusters Franciscanessen van Oirschot

Eindexamen maatschappijleer havo 2007-I

De evolutie van het ledenaantal van de politieke partijen in Vlaanderen,

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl)

Observatiefiche zaal 1

Karel Poma: Het is nu aan de jongere generaties!

Journal of Practicing Journalism. Research

Leopold III capituleert op eigen houtje Krijgsgevangen in België Leopoldisten: vooral Vlamingen en katholieken Anti-Leopoldisten: Walen en liberalen

Van Waarde(n) HUB 28 november 2015, Miranda Meijerman

1 De zuil in diskrediet

Opgave 1 Jeugdwerkloosheid in Europa

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2016-I

1. WAT VOORAFGING HET CONGRES VAN WENEN BESLISSINGEN GEVOLGEN BELANG VAN HET CONGRES VAN WENEN...

AANTEKENINGEN WAAROM WERD GOD EEN MENS?

1. Verdeel de klas in 8 groepen van 3 à 4 leerlingen. 3 liberalen, 3 confessionelen en 2 socialisten.

Kerk-staat verhoudingen in verandering. James Kennedy Amsterdam, 29 november 2017

HULDE MINISTER VAN STAAT LEO TINDEMANS HEIST-OP-DEN-BERG

Standaard Eurobarometer 80. DE PUBLIEKE OPINIE IN DE EUROPESE UNIE Najaar 2013 NATIONAAL RAPPORT BELGIË

GESCHIEDENIS LES 2 STAP VOOR STAP VOORUIT

Een democratie is een staatsvorm waarbij de bevolking direct of indirect invloed uitoefent op de politieke besluitvorming.

dat organisaties als Sharia4Belgium en steekpartijen in metrostations die vooroordelen in de hand werken.

Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking

Repetitie Hoofdstuk 11. Punten delen door 60 x

Samenvatting Geschiedenis Module 5

GESCHIEDENIS VOOR VMBO BOVENBOUW 3 VMBO KGT-EDITIE WERKBOEK

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1

Verhaal van verandering

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 3

Tekst herdenking Brabantse gesneuvelden: Wie de ogen sluit voor het verleden, is blind voor de toekomst

Inhoudsopgave Politiek en politieke wetenschap Staat en macht Breuklijnen en ideologieën

Instructie: Landenspel light

Bijlage VMBO-KB. geschiedenis en staatsinrichting CSE KB. tijdvak 2. Bronnenboekje. KB-0125-a-12-2-b

Ontmoetingskerk Laren NH 1 mei Johannes 14

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Voorstel van resolutie. betreffende de invoering van een nieuw onderwijsvak rond burgerschap, filosofie en levensbeschouwing

GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING CSE KB

Inleiding. A. analyse per programma

Beginselen van de politieke partijen die in 2006 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd waren

De activiteit in het Brussels Parlement voorbereiden of verwerken in de klas? Niet verplicht, wel leuk!

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

Mantelzorg, waar ligt de grens?

De klassieke tijdlijn

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl II

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

Werkstuk Geschiedenis Nederland in de 19e eeuw

1 Les 1: Algemene inleiding

1. Met andere ogen. Wetenschap en levensbeschouwing. De wereld achter de feiten

Inhoudstafel. WOORD VOORAF... i LICENTIAATSVERHANDELINGEN

x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling

Groep 2: De symbolen van België. Bron 2.1. De naam België/Belgique: (uit: Dossier De Belgische Revolutie, 1, De Standaard, p. 2)

GROTE-LIJN-OVERZICHT VAN TIJDVAKKEN BEHANDELD IN LEERJAAR 1

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 t/m 4

Samenvatting Maatschappijleer Politiek

6,4. Praktische-opdracht door een scholier 2064 woorden 24 juni keer beoordeeld. Maatschappijleer

De staat van de Vlaamse nieuwsmedia. Vier jaar onderzoek van het Steunpunt Media Stefaan Walgrave en Julie De Smedt

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen. tijdvak 2 dinsdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage

De Sovjet-Unie (9.3) Tijd van wereldoorlogen De Sovjet Unie.

Verandering in de frequentie van het gemengde huwelijk

Jonge reporters in het Federaal Parlement

Model Redactiestatuut

VAKFICHE EXAMENCOMMISSIE SECUNDAIR ONDERWIJS

Transcriptie:

KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT SOCIALE WETENSCHAPPEN OPLEIDING POLITIEKE WETENSCHAPPEN DE BELGISCHE DAGBLADPERS IN TRANSITIE De Vlaamse socialistische dagbladpers in de jaren 70 Promotor : Prof. Dr. E. GERARD Verslaggever : Prof. Dr. K. ROE VERHANDELING aangeboden tot het verkrijgen van de graad van Licentiaat in de Politieke Wetenschappen door Fien VANDENHEEDE academiejaar 2005-2006

Inhoud Lijst van tabellen iv Lijst van figuren v Lijst van afkortingen vi Voorwoord vii Inleiding 1 DEEL I: TRANSITIE VAN DE DAGBLADPERS VANAF DE JAREN ZESTIG 3 1. Pers en verzuiling 3 1.0. Inleiding 3 1.1. Theoretische paradigma s omtrent de media in de maatschappij 4 1.2. Organisatie van de Belgische samenleving 6 1.2.1. Verzuiling 6 1.2.2. Ontzuiling 8 1.3. Organisatie van de Belgische pers 10 1.3.1. Historiek 11 1.3.2. Verzuiling en ontzuiling in de dagbladpers 12 1.3.3. Verschuiving van de rol van de pers 16 1.3.4. Verschuiving van de plaats van de journalist 18 1.4. Besluit 21 2. Pers en concentratie 23 2.0. Inleiding 23 2.1. Concentratie en pluralisme in theorie 24 2.1.1. Perspluraliteit en pluriformiteit 24 2.1.2. Persconcentratie 25 2.1.3. Persvrijheid 29 2.1.4. Band tussen de drie begrippen 31 2.2. Concentratie en pluralisme in de Belgische naoorlogse pers 33 2.2.1. Van opiniepers naar informatieve pers 33 2.2.2. Kosten- en inkomstenstructuur van Belgische dagbladen 35 2.2.2.1. Uitgaven 35 2.2.2.2. Inkomsten 37 2.2.3. Concentratie in een stroomversnelling 39 i

2.2.3.1. De oorzaken 39 2.2.3.2. De gevolgen 40 2.2.4. Onrechtstreekse en rechtstreekse overheidsubsidies 42 2.3. Besluit 44 DEEL II: DE VLAAMSE SOCIALISTISCHE DAGBLADPERS 45 3. De Vlaamse socialistische opiniepers 47 3.0.Inleiding 47 3.1. Historische evolutie van Vooruit en Volksgazet 48 3.1.1. Gent 48 3.1.2. Antwerpen 50 3.2.Eigendomsstructuur van Vooruit en Volksgazet en de relatie tussen de redactie en de eigenaars 51 3.2.1. Vooruit 52 3.2.2. Volksgazet 55 3.3.Redactionele lijn van Vooruit en Volksgazet 57 3.3.1. Inhoudelijk 57 3.3.2. Stijl en vorm 58 3.4.Lezerspubliek van Vooruit en Volksgazet 60 3.5.Ontzuiling en concentratie in de Vlaamse socialistische opiniepers 62 3.6.Het einde van de Vlaamse socialistische opiniepers 65 3.6.1. Volksgazet overkop 65 3.6.2. Vooruit op losse schroeven 67 3.7.Besluit 68 4. Het Vlaams progressief maatschappelijk project : De Morgen 70 4.0. Inleiding 70 4.1. Oprichting van een nieuwe krant: De Morgen 71 4.1.1. Eigendomsstructuur van De Morgen en de relatie tussen de redactie en de eigenaars 74 4.1.2. Redactionele lijn van De Morgen 75 4.1.2.1. Inhoudelijk 76 4.1.2.2. Stijl en vorm 77 4.1.3. Lezerspubliek van De Morgen 78 4.2. De Morgen kon het niet waarmaken 79 4.2.1. Signaal vanuit de lezers 79 ii

4.2.2. Financiële put 80 4.2.3. Vertroebelde relaties 80 4.3. Het onvermijdelijke faillissement in zicht 82 4.4. Het faillissement maar niet het einde 84 4.5. Alle politieke banden doorgeknipt: De Morgen bij de groep Hoste- Van Thillo 85 4.6. Besluit 86 Besluit 88 Referenties 92 iii

Lijst van tabellen Tabel 1. Concentratiebeweging in de Belgische dagbladpers 1950-2000 40 Tabel 2. Overzicht van directie- en redactiehoofd bij Vooruit 1884-1986 53 Tabel 3. Overzicht van directie- en redactiehoofd bij Volksgazet 1914-1978 55 Tabel 4. Verhouding van het aantal kopers van socialistische kranten tot het aantal socialistische kiezers 1905-1981 61 Tabel 5. Oplagepercentage per opinierichting in België 1960-1999 62 iv

Lijst van figuren Figuur 1. Drie vormen van concentratie in de pers in relatie 27 Figuur 2. Oorzaken van concentratie in de pers 29 Figuur 3. Relatie tussen presconcentratie, perspluriformiteit en persvrijheid 33 Figuur 4. Oplage van de Belgische pers 1958-1999 45 Figuur 5. Oplagecijfers van Volksgazet 1955-1977 65 Figuur 6. Oplagecijfers van Vooruit 1950-1978 68 Figuur 7. Oplagecijfers van De Morgen 1980-1999 79 Figuur 8. Meningsverschillen binnen en tussen redactie en partij omtrent De Morgen 82 v

Lijst van afkortingen ABVV Algemeen Belgisch Vakverbond Amsab-ISG Amsab Instituut voor de Sociale Geschiedenis 1 BSP Belgische Socialistische Partij BWP Belgische Werklieden Partij CVP Christelijke Volkspartij NV Naamloze Vennootschap NVSM Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten PSB Parti Socialiste Belge SGA Socialistische Gemeenschappelijke Actie SM Samenwerkende Maatschappij SP Socialistische Partij 1 Tot 1999 stond A.M.S.A.B. voor Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging vi

Voorwoord Deze eindverhandeling betekent meteen ook de afsluiting van een jarenlange academische vorming. Daarom wil ik graag enkele mensen bedanken die hiertoe hebben bijgedragen. Mijn dank gaat in de eerste plaats uit naar mijn promotor, Prof. Dr. E. Gerard om mijn eindverhandeling te begeleiden en naar Prof. Dr. K. Roe die de taak van verslaggever op zich wilde nemen. Mijn oprechte dank gaat ook uit naar Dr. K. Van Nieuwenhuyse die mij steeds heeft bijgestaan met kritische opmerkingen en hulpvaardige antwoorden. Ik dank ook mijn vrienden thuis en in Leuven die altijd klaar stonden om mij aan te moedigen en om op tijd voor ontspanning te zorgen en mijn ouders die mij de kans hebben gegeven deze opleiding te vervolledigen. Tot slot wil ik een bijzonder dankwoordje richten tot Karel Van Miert die als vooraanstaande getuige mij een interview heeft toegestaan. vii

Inleiding De motivering voor het schrijven van deze eindverhandeling komt voort uit een diepgaande interesse voor de Belgische politiek en maatschappijordening in de 20 ste eeuw. Deze interesse werd opgewekt gedurende een jarenlange opleiding politieke wetenschappen. Een aantal ontwikkelingen zoals de industrialisering, de verstedelijking, de opkomst van massapartijen enz brachten zowel zichtbare als ondergrondse ingrijpende veranderingen tot stand in de samenleving. Op de één of andere manier waren deze evoluties met elkaar verbonden. Dit alles resulteerde midden 20 ste eeuw in België in een intens verzuilde samenleving. Precies rond deze periode begonnen deze standvastige structuren langzamerhand af te brokkelen, wat een boeiend onderzoeksdomein oplevert. Een tweede domein van interesse betrof de manier waarop de politieke bewegingen communiceerden met hun achterban. De harde, strijdvaardige taal en de ongenuanceerde slogans en tekeningen wekten een bijzondere fascinatie. Ook de dagbladpers was een belangrijk communicatiemiddel ten aanzien van het volk. Over de media en de dagbladpers in het bijzonder werd al heel veel gepubliceerd. Deze eindverhandeling probeert deze dagbladpers vanuit een politicologisch perspectief te analyseren. Wij zullen, eerder dan bepaalde aspecten van de dagbladpers uiteen te zetten, pogen om aan de hand van relevante theorieën uit de politieke wetenschap een verfrissende en verduidelijkende kijk op de geschreven pers te genereren. Wij zullen proberen na te gaan in hoeverre de dagbladpers in relatie stond met de maatschappelijke en politieke wereld en hoe die relatie geëvolueerd is in het licht van de naoorlogse ontplooiingen. Vanuit die motivering hebben wij gekozen om de moeilijke overgang van de verzuilde socialistische dagbladpers naar de meer onafhankelijke krant De Morgen te bestuderen. Dit was een overgang die zich volstrekte in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw. Wij hebben in deze eindverhandeling twee delen aangebracht. Een eerste deel betreft de transitie van de dagbladpers in het algemeen. Een tweede deel zoomt dan in op de socialistische dagbladpers in Vlaanderen. In het eerste deel lichten we de grote begrippen toe en kaderen we deze in de Belgische situatie. In het eerste hoofdstuk proberen we een antwoord te vinden op de vragen wat verzuiling precies is of was en wat deze maatschappijordening betekend 1

heeft voor de Belgische dagbladpers. We onderzoeken ook de evolutie naar ontzuiling en weerom de weerslag daarvan op de dagbladpers. Om deze weerslag te beoordelen zullen we kijken naar de precieze rol van de pers en de plaats en taak van de journalist. In het tweede hoofdstuk behandelen we dan de algemene ontwikkelingen in het perslandschap op internationaal vlak, namelijk de concentratietendensen. Vooreerst zullen we een aantal begrippen moeten toelichten die in de literatuur omtrent deze ontwikkelingen vaak gehanteerd worden. Vervolgens gaan we zoals in het eerste hoofdstuk ook hier over tot een toepassing op de Belgische situatie. In het tweede deel gaan we over naar casestudy. We gaan dieper in op de dagbladpers van één specifieke ideologie namelijk de socialistische ideologie in Vlaanderen. We zullen een antwoord proberen te vinden op de vraag of de socialistische dagbladpers in Vlaanderen eveneens onderhevig was aan de algemene ontwikkelingen besproken in het eerste deel én of er eventueel specifieke aspecten meespeelden ten aanzien van net deze dagbladen. Ook dit deel is in twee hoofdstukken verdeeld met het tijdsaspect als motivatie. In het eerste hoofdstuk onderzoeken we Vooruit en Volksgazet, de twee belangrijkste Nederlandstalige socialistische kranten in België van de 20 ste eeuw. De theorie van het eerste deel zal tijdens de uiteenzetting de lezer goed helpen om de ontwikkelingen die Vooruit en Volksgazet hebben meegemaakt te kunnen kaderen. We zullen een duidelijker beeld van de oorzaken en aanleidingen van de ondergang van de socialistische opiniepers in Vlaanderen proberen te verschaffen. In het tweede hoofdstuk behandelen we dan de opvolger van Vooruit en Volksgazet: De Morgen. Na de bespreking van enkele kenmerken van dit dagblad zullen we de moeilijke situatie van de krant bespreken in het licht van de algemene tendensen uit deel 1. Ten slotte zullen we in ons besluit een samenvatting en conclusie formuleren betreffende de besproken ontwikkelingen. Voor deze eindverhandeling hebben we veelal gebruik gemaakt van de reeds bestaande literatuur over verzuiling, ontzuiling en de dagbladpers. We hebben deze informatie aangevuld met archiefmateriaal uit het Amsab-ISG. Daarnaast hebben we gebruik kunnen maken van de getuigenis van Karel Van Miert. We hebben ook getracht Paul Goossens te benaderen voor een interview maar dit is spijtig genoeg niet kunnen doorgaan. 2

DEEL I: TRANSITIE VAN DE DAGBLADPERS VANAF DE JAREN ZESTIG 1. Pers en verzuiling 1.0. Inleiding Tot in de jaren 80 was de Vlaamse dagbladpers sterk gepolitiseerd en verzuild. De Morgen, ontstaan uit Vooruit en Volksgazet, was eigendom van de socialistische beweging. Het Laatste Nieuws werd bestempeld als een krant met liberale signatuur en De Standaard werd gelinkt aan de partij van de christen-democraten, de toenmalige CVP. Na de Tweede Wereldoorlog en vooral vanaf de jaren 60 kende de samenleving enkele grondige wijzigingen in haar samenstelling en organisatievorm. Uiteraard hadden deze nieuwe ontwikkelingen ook hun uitwerking op de wijze waarop het Vlaamse dagbladwezen zijn positie en rol vervulde. In dit hoofdstuk bekijken we bij wijze van inleiding vooreerst een aantal theoretische paradigma s die in de literatuur gehanteerd worden om onze samenleving te begrijpen. Vervolgens gaan we na wat verzuiling precies is en betekend heeft in de Belgische samenleving. Daarna passen we deze tendensen toe op de organisatie en functie van de dagbladpers. Deze theoretische inzichten kunnen al een eerste verduidelijking betekenen van de moeilijke band tussen politiek en dagbladpers. 3

1.1. Theoretische paradigma s omtrent de media in de maatschappij Theoretische paradigma s zijn per definitie ideaaltypisch en komen zelden in hun zuivere vorm voor. Toch kan het zinvol zijn even stil te staan bij enkele theoretische kaders die gehanteerd worden om de ordening van de maatschappij en daarmee de houding van de dominante machten te begrijpen. Deze theoretische kaders impliceren namelijk ook een bepaalde visie op de media in het algemeen en de pers in het bijzonder. De rol van de geschreven pers en de ontwikkelingen die zij doormaakt kunnen bijgevolg vaak beter begrepen worden wanneer wij enig inzicht verworven hebben in deze theoretische kaders. Een eerste en meteen ook de meest gekende theorie is de traditionele liberaal pluralistische theorie. 2 In dit denkkader staan de individuele vrijheden centraal en speelt het marktmechanisme een belangrijke rol in het verzekeren van die individuele vrijheden. Met betrekking tot de pers speelt de verzekering van de persvrijheid een belangrijke rol. Volgens deze theorie moet de media een onvoorwaardelijke onafhankelijkheid bezitten ten opzichte van de politiek en de staat. Enkel de vrije markt is in staat om deze onafhankelijkheid te waarborgen. Alleen dan kan de pers haar functie ten volle uitvoeren, namelijk deze van waakhond van de democratie. De pers treedt hier op als Vierde Macht en moet een forumrol vervullen ten aanzien van het publiek. Hierbij is uiteraard de vrijheid van meningsuiting en opinievorming heel belangrijk. Enkel een onafhankelijke pers, ten volle onderhevig aan het vrije marktmechanisme kan zo het democratisch en pluralistisch gehalte van een samenleving bevorderen. Inzake overheidsbeleid heeft deze theorie tot gevolg dat dit zoveel mogelijk beperkt zal worden. De overheid mag zich niet mengen in aangelegenheden betreffende de media en de pers. Een tweede paradigma staat loodrecht tegenover dit liberaal pluralistische en wordt de kritische theorie genoemd. Zij vond haar oorsprong in het klassieke marxistische gedachtegoed waarbij de pers een instrument van controle moet zijn ten opzichte van politiek en samenleving en een ideologie-uitdragende rol moet spelen. 3 In haar uitwerking wordt deze mediatheorie echter vaak losgekoppeld van de 2 R. VAN GOMPEL, D. BILTEREYST, Crisis en Bloei van de Vierde Macht. De Naoorlogse Ontwikkeling van de Vlaamse Dagbladpers in J. VAN DEN BULCK (ed.) De Pers en haar vrijheid. The Millennium Conferences 1998. Brussel, Koning Boudewijnstichting, p. 1. 3 Ibid., p. 3. 4

klassieke marxistische filosofie en eerder politiek-economisch bekeken. 4 De kritische theorie is eigenlijk een paraplu van verscheidene theorieën maar toch hebben zij enkele kenmerken gemeenschappelijk. Allemaal kijken zij met kritische blik naar de ontwikkelingen in de industrie en de economie van moderne liberale maatschappijen. Het steeds belangrijker worden van rijkdom en kapitaal brengt tendensen van concentratie en ontzuiling met zich mee in de pers. Hierbij maken verdedigers van de kritische theorieën zich zorgen over het verlies van pluralisme en vertegenwoordiging van bepaalde minderheidsgroepen in de samenleving via de pers. Zij menen dat nét door die onderhevigheid aan de vrije liberale markt, de onafhankelijkheid van de pers als uiting van zo veel mogelijk meningen geschonden is. De geconcentreerde pers verkondigt uiteindelijk enkel nog de dominante opinie in de samenleving. Deze theorie zal paradoxaal genoeg, zo lijkt het althans - wél een rol toekennen aan de overheid, die toch een belangrijke drager van de dominante opinie in de samenleving is. Zij moet namelijk actief meewerken aan de uitbouw van een pluralistische pers die uiting kan geven aan zoveel mogelijk opinies in de samenleving. De overheid moet met andere woorden toekijken of alle meningen verkondigd worden en wanneer een krant van een bepaalde ideologie het financieel moeilijk krijgt zal het de taak van de overheid zijn deze te beschermen. Deze twee tegenpolen kunnen worden genuanceerd en verenigd in een zogenaamde derde weg, in de sociaal-democratische en culturalistische ideologie. 5 In deze denkwijze wordt een minder radicale, bemoederende rol voorzien voor de overheid aangaande de pers. De vrije markt wordt niet als oorzaak voor een verschraling van het perswezen aanzien zoals bij de kritische theorieën. Toch erkent men de negatieve bijwerkingen van die vrije markt en beseft men dat de pers niet aan zijn lot kan worden overgelaten in een kapitalistisch maatschappijmodel. De veelheid en verscheidenheid van meningen en opinies wordt zoveel mogelijk nagestreefd, met overheidstussenkomsten waar nodig, maar niet zo radicaal zoals in de kritische theorieën. 4 Ibid, p. 3. 5 Ibid., p. 5. 5

1.2. Organisatie van de Belgische samenleving 1.2.1. Verzuiling Luc Huyse omschrijft de term verzuiling als de vervlechting van levensbeschouwing met politiek, belangenbehartiging, ontspanning, cultuur en sport. 6 Dit is één van de vele definities die gehanteerd worden om deze specifieke maatschappijordening aan te duiden. 7 Verzuiling is een term die in de context van de Belgische naoorlogse politiek vaak in de mond wordt genomen. Er is echter geen consensus over wat de term inhoudt, specifiek betekent voor Vlaanderen en of er vandaag de dag nog sprake is van verzuiling. In België zijn er altijd drie conflict- of breuklijnen geweest: die tussen arbeid en kapitaal, tussen vrijzinnigen en katholieken en tussen de Nederlandstalige en de Franstalige bevolking. Het is vooral de confessionele breuklijn, namelijk de breuklijn tussen vrijzinnigen en katholieken, die in België een sterke invloed heeft gehad op de manier waarop de samenleving werd georganiseerd. Er ontstonden drie afzonderlijke levensbeschouwelijke blokken: een katholiek, een socialistisch en een liberaal blok. Deze drie groepen hadden eigen politieke partijen, dagbladen, mutualiteiten, scholen verenigingen, ziekenhuizen, vakbonden enzovoort. Later volgde ook de aanzet tot de vorming van een Vlaams-nationalistische zuil met een Vlaams-nationalistisch weekblad, ziekenfonds, partij, jeugdbeweging etc. Zuilen waren dus de exclusieve verbinding van alle gebeurtenissen, lidmaatschappen en betekenissen in een mensenleven met een bepaalde levensbeschouwing. Daarbij kunnen we ons de vraag stellen hoe we dan de socialistische zuil moeten omschrijven. De socialistische en liberale beweging waren immers beide niet-confessionele bewegingen. Huyse merkt hier echter op dat de socialistische zuil meer dan een beweging was. Het was een bijna op een religieuze manier beleefde leer en daarom ook heel sterk een levensbeschouwing. 8 Vooral rond de eeuwwisseling kenden de socialistische arbeiders een godsdienstige betekenis toe aan de Sovjet Unie bijvoorbeeld. 9 In de jaren 20 en 30 van de twintigste eeuw 6 L. HUYSE, De verzuiling voorbij, Leuven, Kritak, 1987, p.12 7 Andere belangrijke auteurs op dit gebied zijn o.a. S. HELLEMANS, Elementen voor een algemene theorie van verzuiling in Tijdschrift voor Sociologie, 6 (1985), 3, pp. 235-258. 8 L. HUYSE, o.c., p. 13. 9 Ibid., p. 14. 6

verminderden deze religieus georiënteerde gevoelens aanzienlijk, maar toch bleef het socialisme een levenswijze, een subcultuur als het ware. 10 Voor de mensen in de samenleving betekende de verzuiling een hele diepe inworteling in een bepaalde levensbeschouwing. Je werd in een zuil geboren en je kwam daar moeilijk van los; je leefde binnen een bepaalde zuil van de wieg tot het graf. Iemand die in de katholieke zuil geboren was, werd verondersteld naar een katholieke school te gaan, zich aan te sluiten bij een katholieke jeugdbeweging, lid te worden van de christelijke mutualiteiten en vakbond en te stemmen voor de CVP. Dit zelfgekozen isolement 11 had een aantal gevolgen 12. Vooreerst kende men andersdenkenden enkel uit de opiniebladen die, zoals we verder zullen uiteenzetten, niet de neutraliteit als voornaamste doel voor ogen hielden. Op die manier was het mogelijk dat er een stereotypering ontstond van de anderen waardoor zelfs op het eerste zicht onschadelijke conflicten sneller de mogelijkheid kenden om te escaleren. Een bijkomend gevolg was dat door deze heel duidelijk onderscheiden groepen er een grotere mobiliseerbaarheid heerste die conflicten ook intensiveerde. Met andere woorden, de Belgische samenleving was ten tijde van de verzuiling heel gevoelig voor levensbeschouwelijke conflicten en er was altijd een vrij groot risico voor polarisering van conflicten doordat de zuilen als centrifugale krachten werkten. 13 In de naoorlogse periode vonden er dan ook een aantal grote ideologische conflicten plaats zoals de Koningskwestie na WOII en de Schoolstrijd in de tweede helft van de jaren 50. De grote mate van verdeeldheid in de samenleving tussen de verschillende blokken dwong politici ertoe compromissen te sluiten en de conflicten op te lossen via de grote pacten van die tijd zoals het Schoolpact van 1958. Doordat geen enkel blok de absolute meerderheid bezat, met uitzondering van een homogene CVP-regering in 1950-54, moest er altijd op zoek gegaan worden naar een zeker machtsevenwicht tussen de drie levensbeschouwelijke groepen. Vanuit dit oogpunt kan aan de verzuiling dan ook een positief gevolg worden toegekend, namelijk dat ze zorgde voor een mate van stabiliteit in de samenleving. 14 Een stabiliteit met voortdurende angst voor escalatie van ideologische conflicten weliswaar. Men kan zich echter afvragen of dit positieve effect van de verzuiling, namelijk een vorm van 10 Ibid., p. 14. 11 Ibid., p. 14. 12 L. HUYSE, Machtsgroepen in de samenleving, Leuven, Davidsfonds Horizonreeks, 1973, p.9. 13 Ibid., p.14. 14 Ibid., p. 6. 7

afgesproken stabiliteit, wel kon opwegen tegen de nadelen zoals de vele geheime onderhandelingen tussen politieke partijen waar de burger geen enkele inspraak of stem in had. 15 1.2.2. Ontzuiling De term ontzuiling wordt vaak gebruikt om een tendens aan te duiden van lossere banden in de samenleving. De mechanismen die ervoor zorgden dat mensen bij een bepaalde bevolkingsgroep hoorden werden steeds minder sterk. De breuklijnen in de samenlevingen brokkelden langzaamaan af. Het onderscheid tussen de kapitaalbezitters en de arbeiders brokkelde af met de opkomst van een grotere middenklasse. Het onderscheid tussen gelovigen en niet-gelovigen brokkelde af door de grotere openheid en ontspannenheid vanuit de Kerk zelf, tot uiting gebracht in het Tweede Vaticaans Concilie. Deze gedempte breuklijnen veroorzaakten dan ook minder hevige ideologische conflicten. Mensen stonden veel meer open voor de andere, er kwam een einde aan de jarenlange hokjesmentaliteit. 16 Op maatschappelijk vlak waren er een aantal evoluties die deze tendens in de hand werkten. Ten eerste zorgde de hogere scholingsgraad ervoor dat mensen kritischer werden ten opzichte van de maatschappelijke evoluties en zich niet meer zomaar lieten meeslepen in hun ideologie. Ook het individualisme dat door een algemeen grotere welvaart opdook speelde hierin vermoedelijk een rol. Ten tweede waaide er een nieuwe wind door de Kerk met het Vaticaans Concilie begin de jaren zestig. 17 De Kerk projecteerde zo haar open en verdraagzame houding op haar gelovigen. Men kon dus niet meer spreken van hele sterke levensbeschouwelijke scheidingslijnen. Vooral na het Schoolpact van 1958 verzwakte die levensbeschouwelijke identificatie aanzienlijk. Zuilen werden meer machtsapparatuur waarvan de ideologische onderbouw veelal verdwenen was. 18 Dit had ook te maken met de steeds belangrijkere en sterkere positie van de politieke 15 Ibid., p. 32. Voor een meer uitgebreidere literatuur over deze soorten besluitvorming zie W. DEWACHTER, De mythe van de parlementaire democratie, Leuven, Acco, 2001, 475p. 16 K. VANNIEUWENHUYSE, De klauw van een papieren leeuw : een politieke geschiedenis van de krant De Standaard 1947-1976, Leuven, Acco, 2005, p. 179. 17 Ibid., p. 179. 18 L. HUYSE, Machtsgroepen in de samenleving, Leuven, p. 16. 8

partij in het levensbeschouwelijke netwerk of de zuil. De politieke partij werd op de duur eerder een koepelorganisatie doordat zij centraal in de zuil stond en de verzuiling naar de basis toe bewerkstelligde. 19 De ironie van de zaak is dat met het opduiken van de term verzuiling in de 2 e helft van de jaren vijftig er in feite al niet langer sprake was van echte levensbeschouwelijke verdeling van de bevolking in 3 strikt gescheiden groepen. 20 Over het antwoord op de vraag of we vanaf de jaren 60 nog kunnen spreken van een verzuilde samenleving, daarover zijn niet alle academici het eens. Volgens Huyse is er alleszins sprake van een dalend streven naar zelfisolement van de verschillende, niet meer zo levensbeschouwelijk georiënteerde groepen. 21 De oorzaken daarvan zijn te situeren vanaf de jaren zestig, wanneer de kerkelijkheid een algemeen dalende trend vertoont. Ook de gemiddelde sociale welvaart ging erop vooruit waardoor de arbeiders minder sterk het samenhorigheidsgevoel van onderdrukking voelden en uitten. 22 Toch zijn academici zoals Billiet het er niet mee eens dat we in een volledig ontzuilde samenleving leven. Volgens Billiet zijn er nog steeds subculturele verschillen tussen bepaalde groepen in de samenleving. De monopoliedrang van zuilen is duidelijk een negatief element maar volgens Billiet kan verzuiling als een soort van verticaal pluralisme niet zomaar afgeschreven worden. 23 Huyse vindt dat er te weinig bewijzen zijn om te spreken van subculturen vandaag de dag. Mensen kiezen een bepaalde vereniging, school of organisatie niet langer uit levensbeschouwelijk oogpunt. 24 Vanaf de jaren zestig laait het debat over verzuiling en identiteit dus hoog op. Er vinden merkwaardige verschuivingen plaats. In 1965 zullen de CVP jongeren zelfs toenadering zoeken tot de socialisten. Dit wijst erop dat er heel veel veranderd was in de partijen en organisaties in die periode. Ook in de mentaliteit van de politici en het publiek heerste er een grotere openheid. De frontmentaliteit, zoals Huyse die noemt, brokkelde af. 25 Ook de opkomst van de audiovisuele media ging het gezichtsveld verder verbreden. 19 Ibid., p. 15. 20 L. HUYSE, De verzuiling voorbij, p. 11. 21 Ibid., p. 17. 22 Ibid., p. 35. 23 Werken van Billiet zijn o.a. Ondanks beperkt zicht, Brussel, VUBPress, 1991, 203p., Zuilvorming, verzuiling én pluralisme in Vlaanderen: een conceptuele en empirische verkenning in Onze Alma Mater, 41 (1987), 4, pp. 237-259. 24 L. HUYSE, De verzuiling voorbij, p. 38. 25 Ibid., p. 41. 9

De paradoxale organisatievorm die hieruit voortvloeide was er één die nog de secundaire kenmerken van verzuiling bevatte maar niet meer de primaire kenmerken 26, de echte bestaansredenen, namelijk het zelfgekozen isolement en de grote levensbeschouwelijke scheiding. Deze organisaties noemt Huyse politieke concerns of netwerken die samenhang vertonen door een bepaalde opvatting over de maatschappij en door structurele banden tussen de verschillende organisaties. 27 Veel levensbeschouwelijke idealen zaten daar echter niet meer achter. Deze netwerken maakten aanspraak op bepaalde groepen en organisaties in de samenleving zonder dat deze nog echt spontaan gemobiliseerd waren in een bepaalde ideologie. Terwijl de naoorlogse verzuiling een te verklaren reflex van de samenleving was waar de oude bindingen waren weggevallen en de verdeeldheid heel groot was, lijkt deze machtsverwerving van de netwerken vanaf de jaren zestig minder legitimiteit te verdienen. Volgens Huyse produceert deze hedendaagse verzuiling enkel een verstening van de samenleving. 28 1.3. Organisatie van de Belgische pers Om de werking en kenmerken van de geschreven pers en andere massamedia goed te begrijpen moeten we vooral kijken naar het karakter van de maatschappij in haar geheel. De dagbladpers is namelijk een onderdeel van de maatschappij en staat volgens aanhangers van de kritische theorie er zelfs grotendeels ten dienste van. We moeten dus vooreerst de socio-politieke, socio-economische en socio-culturele kenmerken van een samenleving begrijpen. 29 In ieder land heeft de pers immers een specifieke structuur en verschijningsvorm in wisselwerking met politieke, sociologische en psychologische kenmerken van de samenleving. De pers kan dus als het ware als een beeld of een afspiegeling van een samenleving gezien worden. 30 Dit betekent dat elke verandering in de maatschappij zich al gauw zal gaan 26 Ibid., p. 44. 27 Ibid., p. 50. 28 Ibid., p. 81. 29 M. ROOIJ, Kranten: dagbladpers en maatschappij, Amsterdam, Wetenschappelijke uitgeverij, 1974, p. 13. 30 Ibid., p. 23. 10

weerspiegelen in de pers want een pers los van een maatschappelijke context is ondenkbaar. 31 De socio-politieke kenmerken kwamen in een vorig stuk al aan bod. Doordat de samenleving op zo een intense manier verzuild was spreekt het voor zich dat ook de massamedia, in die tijd voornamelijk de dagbladen, ook gekoppeld werden aan een bepaalde levensbeschouwing. Ook de socio-economische omstandigheden waren van belang voor het perslandschap. De breuklijn tussen arbeid en kapitaal of tussen de lagere en de hogere klasse uitte zich namelijk in het krantenaanbod. Dit was voornamelijk het geval voor de katholieke zuil, waar Het Volk een krant voor de arbeiders was terwijl de (klein)burgerij De Standaard had. Bij de socialistische dagbladpers was dit niet het geval, wat dan ook voor spanningen zou gaan zorgen binnen de redactie over het te bereiken lezerspubliek. De socio-culturele kenmerken of de communautaire verdeling van de Belgische samenleving had ook gevolgen voor het perslandschap. Vlaanderen was tot midden 19 e eeuw overwegend ongeletterd en er economisch minder goed aan toe dan Wallonië. De Franse taal werd dominant en als eenheidstaal gehanteerd als natievormend element in de jonge Belgische staat. Daardoor ontstonden er vooral Franstalige dagbladen bij de opkomst van de massapers in België. 1.3.1. Historiek Persvrijheid was één van de strijdpunten op het programma van de Belgische Revolutie in 1830-1831. Ook een aantal journalisten speelde daarom een vooraanstaande rol in deze liberale revolutie. 32 Ondanks de grondwettelijke persvrijheid werd de groei van de dagbladpers aanvankelijk nog belemmerd door het dagbladzegel dat de dagbladen veel te duur maakte voor de grote massa. Na de afschaffing ervan, in 1848, was het nog steeds moeilijk in het arme, ongeletterde Vlaanderen om een Nederlandstalige dagbladpers op te bouwen. Dit had nog steeds 31 Ibid., p. 26. 32 E. DE BENS, De pers in België. Het verhaal van de Belgische dagbladpers. Gisteren, vandaag en morgen, Tielt, Lannoo, 2001, p.24. 11

te maken met de dominantie van de Franse taal in België en Vlaanderen. Daar kwam verandering in meer naar het einde toe van de 19 e eeuw. 33 Vooral tussen 1870 en 1914 kende de geschreven pers een enorme expansie. Deze periode wordt ook wel als de belle époque van de pers aangeduid. 34 In de 19 e eeuw vond de industriële omwenteling plaats die voor nieuwe mogelijkheden zorgde voor de pers. Er waren ten eerste een aantal technische uitvindingen zoals bijvoorbeeld de drukpers en nieuwe telecommunicatiemogelijkheden om het nieuws snel te verzamelen en verspreiden. Ten tweede waren er een aantal ontwikkelingen in de samenleving zoals de uitbreiding van de schoolplicht waardoor het analfabetisme drastisch daalde, de uitbreiding van het kiesrecht waardoor de groep van politieke bewuste burgers steeg en de verstedelijking. Deze factoren zorgden er allemaal samen voor dat er een groter potentieel leespubliek werd gecreëerd. 35 Bovendien zorgde de opgang van de Vlaamse Beweging en haar verschijning op de politieke scène voor de noodzaak van Vlaamse kranten. 1.3.2. Verzuiling en ontzuiling in de dagbladpers Van meet af aan was deze snel gegroeide goedkope massapers in België een politieke pers waarbij de verschillende dagbladen konden worden gekoppeld aan een bepaalde ideologie. Zij leunden aan bij een bepaalde politieke opinierichting of waren zelfs soms rechtstreeks verbonden aan een politieke partij. België kende vanaf het einde van de 19 e eeuw dus al onmiddellijk een katholieke, een liberale en een socialistische pers. 36 Deze verzuilde pers wordt ook vaak aangeduid met de term opiniepers. Aan het einde van de 19 e eeuw ontstonden de katholiek gezinde dagbladen De Gentenaar, De Landwacht, Het Volk, Gazet van Antwerpen en Het Nieuws van den Dag aan Nederlandstalige zijde. Voor de Franstalige katholieken was dit La Libre Belgique. De liberale titels die ook rond de eeuwwisseling ontstonden waren Het Laatste Nieuws in Brussel, De Nieuwe Gazet in Antwerpen en La Dernière Heure. Socialistische kranten waren niet alleen socialistisch gezind maar daarenboven 33 Ibid., p.30-31. 34 T. LUYKX, Evolutie van de communicatiemedia, Brussel, Elsevier Sequoia, 1978, p. 275. 35 Ibid., p. 249. 36 Ibid., pp. 302-308. 12

eigendom van de socialistische partij en financieel afhankelijk. De Vooruit was de Nederlandstalige socialistische spreekbuis en aan de overkant van de taalgrens was dit Le Peuple. Twee grote Franstalige dagbladen, Le Soir en La Meuse profileerden zich van meet af aan als neutrale dagbladen. 37 De katholiek georiënteerde krant De Standaard, gericht tot de meer intellectuele katholiek, Volksgazet een socialistisch dagblad in Antwerpen, Vers l Avenir en Het Belang van Limburg zagen het licht pas in de eerste helft van de 20 ste eeuw. 38 De Tweede Wereldoorlog betekende een scharniermoment voor de dagbladpers in België. Alles moest heropgebouwd worden in Europa, ook de dagbladsector. Op het einde van de jaren 50 vond er een eerste concentratiebeweging plaats in de dagbladwereld. Kranten verdwenen of versmolten met elkaar. Doch dit betekende niet het einde van de gekleurde dagbladpers. De dagbladen moesten worden gereorganiseerd maar vertoonden nog steeds dezelfde kenmerken als de pers van het ancien régime, vooral dan de sterke politiek-ideologische verankering. 39 Er had zich een concentratiebeweging voorgedaan maar die had enkel de verzuiling van de pers nog versterkt en bijvoorbeeld het al sterke katholieke dagbladenbastion nog verstevigd. Het waren vooral de socialistische kranten die een heel sterke partijpolitieke druk kenden. Een toepasselijk voorbeeld is de Volksgazet in de tijd dat Jos Van Eynde hoofdredacteur was. 40 Berichten die geen BSP-stempel bezaten, werden gewoonweg niet gepubliceerd. 41 Deze controle door de organen van de beweging was minder expliciet aanwezig in de katholieke of liberale pers maar toch waren er sterke banden tussen pers en politiek. Vooral op het einde van de jaren 60 onderging de Belgische pers met daarbij dus ook de Nederlandstalige dagbladscène langzaamaan grondige wijzingen. Ten eerste waren er een aantal maatschappelijke tendensen die de dagbladpers dwongen tot aanpassing. Zoals reeds gezegd had zich een vorm van ontzuiling ingezet. Mensen onderhielden steeds lossere banden met hun klasse of ideologische stroming. Mensen stonden kritischer tegenover ontwikkelingen in politiek en maatschappij en wensten bijgevolg niet langer een ideologisch onkritische krant te 37 E. DE BENS, o.c., p. 33. 38 Ibid., p. 35. 39 VAN GOMPEL, R. & BILTEREYST, D., l.c., p. 10. 40 Jos Van Eynde (1907-1992) was hoofdredacteur van Volksgazet na WOII tot 1977. Hij was ook voorzitter van de Antwerpse BSP afdeling en later ondervoorzitter van de BSP van 1971 tot 1975. 41 H. VERSTRAETEN, Pers en macht: een dossier over de geschreven pers in België, Leuven, Kritak, 1980, p.74. 13

lezen maar een krant die correcte en objectieve informatie verschafte zodat de lezer zelf een opinie kon vormen. Ook de minder strenge houding van de Kerk was een maatschappelijke tendens die de levensbeschouwelijke breuklijn afzwakte. Ten tweede waren er een aantal verschuivingen gaande in de politieke sfeer. Er was niet meer één grote winnaar bij de verkiezingen door de versnippering van de politieke partijen. De electorale verhoudingen werden dus grondig dooreen geschud: de drie traditionele partijen werden gesplitst, verloren een aanzienlijk deel van hun achterban en vele nieuwe partijen doken op. Doordat het electoraat meer en meer gefragmenteerd geraakte door het grotere aanbod van politieke partijen kon een krant zich niet meer permitteren om zich tot het kiezerspubliek van slechts één partij te richten. Dit kiezerspubliek werd namelijk veel beperkter en dus was het voor een krant financieel en economisch niet langer rendabel en houdbaar om zich enkel op een bepaald segment van die lezersmarkt te focussen. De oplage zou te laag zijn en de kosten te hoog. Bovendien begonnen partijen zich als gevolg steeds meer te richten tot alle bevolkingsgroepen, over de sociaal-economische, confessionele en communautaire breuklijnen heen. 42 De kranten moesten zich handhaven in deze gewijzigde situatie, de interne pluriformiteit van de krant moest dus omhoog. Een derde oorzaak van de hervormingen in de dagbladsector waren economisch en financieel van aard. Heel wat kranten kwamen in financiële problemen. De kosten om een krant te maken kende een algemene stijging vanaf de jaren 60. Dit kwam door een sterke stijging van de papierprijs met het hoogtepunt in de jaren 70. De kosten van de lonen van het toenemend aantal journalisten kenden ook een sterke stijging. 43 Nog een bijkomende kost was de modernere technische ontwikkelingen waar de dagbladpers moest mee in investeren zoals de grote drukpersen en de computer. Kranten moesten hun verkoopprijs opdrijven om nog uit de kosten te geraken. Dit zorgde voor dalende verkoopcijfers voor de meeste kranten. Ook de economische crisis van de jaren 70 speelde hierin een rol. De kosten om een krant te maken stegen en de inkomsten daalden. De slechte krantenverkoop was echter slechts één element van de dalende inkomsten. Door de jaren heen was de dagbladpers voor haar inkomsten meer en meer afhankelijk geworden van de reclame en advertenties. Die kleine markt bleek stilaan verzadigd in België, mede doordat de nieuwe media een groot deel van die advertentie-inkomsten van de 42 E. WITTE, Media en politiek. Een inleiding tot de literatuur., Brussel, VUBPress, 1991, p. 125. 43 E. DE BENS, o.c., p. 109. 14

dagbladen opslokten. 44 Deze financiële moeilijkheden zorgden ervoor dat kranten soms niet meer rendabel en dus genoodzaakt waren om samen te werken om die vele kosten te kunnen dragen. Het werd voor de dagbladensector dan ook een woelige periode met faillissementen en overnames of algemeen een tendens van persconcentratie. 45 Het was vooral de socialistische pers die het diepst zonk in Vlaanderen. Vooruit en Volksgazet zagen hun oplagecijfers op korte tijd enorm dalen. Ten vierde waren er de talrijke buitenlandse voorbeelden van vernieuwde krantenbedrijven. Niet alleen in België, maar ook elders in West-Europa maakte de dagbladpers een identiteitscrisis door. In gans West-Europa verdwenen partijkranten in de jaren 60-70. 46 Een vijfde oorzaak was de opkomst van de nieuwe media, de radio en televisie. De televisie presenteerde altijd het nieuwste nieuws op een bondige en visuele manier. De populariteit van de audiovisuele media had ook te maken met het feit dat zij zich tot een onbepaald publiek richtten terwijl de dagbladen enkel een specifieke groep aanspraken. 47 Ook de kranten zelf begonnen te streven naar een betere kwaliteit en er kwam een nieuwe generatie van jonge journalisten die het anders wou aanpakken. Al deze elementen dwongen de pers ertoe zich te heroriënteren en zich aan te passen. Een onvolledige en subjectieve berichtgeving was niet langer aan de orde. Er had zich vanaf de Tweede Wereldoorlog immers een enorme informatie-explosie aangekondigd. 48 De opiniepers die ontstaan was op het einde van de 19 e eeuw kon hier niet mee omgaan zoals de lezer het wou. Niet anders dan de politieke partijen moesten ook de dagbladen zich aanpassen aan allerlei ontwikkelen om hun voortbestaan te garanderen. Een heuse heroriëntering bleek onvermijdelijk. Het is duidelijk dat de taak van de krant als ideologie-uitdrager niet meer zal kunnen worden vereenzelvigd met het principe van pluralisme vanaf de jaren 60. Vóór de jaren 60 werd een partijdige pers als een garantie gezien voor pluralisme in de dagbladwereld. Meer en meer kritiek werd geuit op deze pluralistische pers als 44 K. VAN NIEUWENHUYSE, De Belgische dagbladpers na de Tweede Wereldoorlog, Paper gepresenteerd in het college Geschiedenis van België, Leuven, KUL, p. 1. 45 Ibid., p. 1. 46 E. DE BENS, o.c., p. 326. 47 M. ROOIJ, o.c., p. 36. 48 Ibid., p. 32-33. 15

de waakhond van de democratie, zoals de kritische theorie haar functie beschrijft. Dit pluralisme bleek immers veelal een weerspiegeling te zijn van de gevestigde belangen, een pluralisme van de sterke opinies. 49 1.3.3. Verschuiving van de rol van de pers Voor we zullen overgaan tot een nader onderzoek van de Nederlandstalige socialistische pers in Vlaanderen is het aangewezen om na te gaan in hoeverre de geschreven pers een bepaalde invloed kan uitoefenen op een maatschappij. Aan de éne kant is de pers een quasi afspiegeling van een samenlevingsvorm. We willen echter ook onderzoeken in welke mate er een wisselwerking optreedt van deze relatie tussen pers en samenleving. Er is veel geschreven over de invloed van de pers. Men houdt het erop dat de kranten de macht hebben de publieke opinie te vormen, het openbare beleid te maken, regeringen te scheppen en ten gronde te richten, oorlogen te ontketenen en de vrede te handhaven, de status quo te bewaren en de maatschappij te wijzigen. 50 Deze uitspraak van Childs kan heel sterk lijken, toch mogen we de kracht en rol van de dagbladpers niet onderschatten. Ook in België heeft het dagbladwezen een belangrijke rol gespeeld in het verzuilde politieke landschap. In het in machtsblokken gescheiden Belgische naoorlogse politieke landschap was het evident dat ook de pers in dit maatschappijmodel volgde. De rol van de pers bestond erin om de toenmalige maatschappelijke machtsverhoudingen te ondersteunen en zelfs soms te versterken. In die zin werd de dagbladpers de waakhond van de democratie genoemd. 51 Concreet betekende dit dat de verscheidene dagbladen elk hun eigen opinielijn uitdroegen naar hun lezers toe. Elke krant was overtuigd van haar grote gelijk, vandaar dus ook dat ze enkel haar eigen visie gaf. Vooral tussen de jaren 40 en de jaren 60 konden we spreken van een echte subjectieve strijdpers. Deze dagbladen waren dus alles behalve objectief in hun informatieoverdracht naar hun lezerspubliek. Een aantal kenmerken daarvan was dat informatie en commentaar 49 H. VERSTRAETEN, o.c., p. 67. 50 H.L. CHILDS, De publieke opinie, Utrecht-Antwerpen, Aula-boeken, 1968, p. 246. 51 H. VERSTRAETEN, o.c., p.7. 16

dikwijls door elkaar geschreven werden zodat de lezer moeilijk de feiten van de mening van de journalist en/of hoofdredacteur kon onderscheiden. Daarbij was de informatie die werd verstrekt veelal gekleurd. Slechts één bepaald standpunt werd meegegeven en andere meningen werden achtergehouden. 52 De verzuiling drong dus door tot in de berichtgeving van de dagbladen waarbij een dagblad zich niet enkel aansloot bij een stroming maar zich ook soms ging vereenzelvigen met een politieke partij. Vooral Volksgazet werd in die context vaak aangeduid als partijkrant van de socialistische partij te Antwerpen. Toch ontstonden ook daar soms onenigheden tussen de partij en de krant betreffende de standpunten van de krant. Nieuws over en standpunten van de eigen partij kwamen uiteraard veel uitvoeriger en duidelijker aan bod dan van de andere partijen. Daarenboven werden deze standpunten vaak vermengd met opinievorming en werden soms grove beledigingen geuit naar andere vreemde opinies. Van objectiviteit was dus helemaal geen sprake, integendeel. In die periode was er veelal sprake van doctrinaire journalistiek. Van de pers ging door haar opinievormende kracht een grote politieke invloed uit. Deze politieke invloed uitte zich op verscheidene manieren. Vooreerst via de berichtgeving zelf waarbij er al een selectie gemaakt werd van de nieuwsfeiten en bepaalde politici gemaakt en gekraakt konden worden. Naar aanloop van verkiezingen werd daarenboven vaak stemadvies meegegeven. Een tweede manier van beïnvloeding gebeurde meer buiten het gezichtsveld van het publiek, namelijk via de eigendomsstructuren van de kranten. Kranten waren niet zelden in handen van bepaalde families, politieke partijen of sociale organisaties. Kranten konden onderhuids ook vaak een invloed uitoefenen op regeringsprogramma s en het beleid van de regering. 53 De eerder genoemde oorzaken van de ontzuiling in de dagbladpers zorgde ervoor dat de krant zich anders ging profileren. Een krant ging zich meer richten op de feiten en meer volledige en objectieve informatie verschaffen. Hierbij werden in de berichtgeving feiten en commentaar duidelijker van elkaar gescheiden. Ondanks deze herprofilering bleef de concurrentie van radio en televisie. Deze nieuwe audiovisuele media konden namelijk veel sneller informatie verzamelen en verspreiden. Belangrijk nieuws werd altijd eerst via deze media uitgezonden zodat het voor kranten heel moeilijk werd om nog met een primeur voor de dag te komen. 52 K. VAN NIEUWENHUYSE, o.c., p.2. 53 Ibid., p. 4. 17

Een ander sterk punt van deze media en vooral van televisie was de voordien ongekende directheid van de nieuwsfeiten. Aan de hand van geluid en beelden beleefden de mensen veel meer het nieuws dan via het lezen van een krantenbericht. 54 Toch heeft de geschreven pers zich kunnen blijven handhaven in het Belgisch medialandschap. De informatieve taak van een krant is blijven bestaan. 55 Luykx maakte een opsomming van een aantal sterke punten van de krant als informatieverschaffer: 56 Ten eerste is een krant minder beperkt in het geven van informatie en kan uitgebreidere commentaren geven bij de nieuwsfeiten; een radio- of televisiejournaal is te kort in tijd daarvoor. Ten tweede kan een krant meer gevarieerde nieuwsfeiten brengen. Een derde sterk punt is dat een krant meer aandacht kan besteden aan regionaal of lokaal nieuws. Ten vierde heeft een krant nog steeds de mogelijkheid om een bepaalde ideologie volgen of met andere woorden zijn opinievormende functie vervullen. Radio en tv worden zo breed uitgezonden dat zij zich aan de strikt neutrale feiten moeten houden. Ten vijfde kan een krant gelezen worden op het moment dat de lezer dat wenst, een televisiejournaal ligt meestal op een bepaald tijdstip vast. Een krant zal dus steeds een belangrijke positie op de mediamarkt vervullen doordat zij de nadruk kan leggen op achtergrondinformatie, duiding en context bij de neutrale nieuwsfeiten. 57 1.3.4. Verschuiving van de plaats van de journalist Als gevolg van de aanvankelijk sterke verbondenheid tussen politiek en dagbladpers nam de journalist een belangrijke positie in. Persvrijheid was onlosmakelijk verbonden met politieke loyaliteit. Dit wil zeggen dat de taak van de journalist er voornamelijk in bestond om een opinie uit te dragen. Dit werd als een evidentie beschouwd; als journalist kon je de keuze maken om voor een bepaalde krant te 54 T. LUYKX, o.c. p. 339. 55 M. ROOIJ, o.c., p. 27. 56 T. LUYKX, o.c., p. 338-339. 57 K. VAN NIEUWENHUYSE, o.c., p. 2. 18

schrijven. Eens je die keuze gemaakt had verkondigde je een bepaalde mening. 58 De taak van een journalist was dus niet in de eerste plaats om het lezerspubliek te informeren over bepaalde feiten maar eerder om hun de feiten en gebeurtenissen op een bepaalde manier uit te leggen die binnen de ideologische stroming van die krant paste. De informatieve functie was aanwezig maar de mobilisatiefunctie, waarbij journalisten het publiek probeerden te winnen voor bepaalde standpunten volgens de banden met een bepaalde ideologie, was dominant. 59 Niet ondanks maar dankzij de politieke gebondenheid werd persvrijheid als belangrijkste journalistieke waarde gezien in de periode van de subjectieve strijdpers. In ons modern paradigma zijn deze termen niet langer verenigbaar. Vroeger was deze verzuiling in de dagbladen net een garantie van het pluralisme en de persvrijheid. Het was in die periode ook niet uitzonderlijk dat de functie van journalist werd gecombineerd met een politiek mandaat. Zo was de CVP-senator Karel van Cauwelaert tot 1970 politiek redacteur én hoofdredacteur van Het Volk bijvoorbeeld. 60 Ook Jos Van Eynde was tegelijk hoofdredacteur van Volksgazet én BSP-parlementair en later voorzitter van de partij. De verbondenheid tussen pers en politiek ging dus soms heel ver en merkwaardig is dat deze gebondenheid toch niet als afhankelijkheid werd ervaren. De politieke partijen konden veelal hun zegje doen binnen de redactie van een krant, al was dit niet bij alle kranten zo: uitzonderingen waren bijvoorbeeld De Standaard en Le Soir. Bijkomend was het zo dat de politieke partijen een onmisbare bron van politieke informatie waren voor de journalist. Vriendschapsbanden tussen journalisten en politici waren bijgevolg niet zeldzaam en zelfs noodzakelijk om informatie te verkrijgen. 61 Dit is trouwens een probleem dat ook vandaag nog om de hoek komt kijken. Inmenging van de overheid daarentegen werd als een grote bedreiging voor de onafhankelijkheid van de krant ervaren. 62 Het doctrinair discours van de journalisten in de jaren vijftig was echter meer dan enkel het uitdragen van een mening in plaats van objectieve informatie. Het was bijkomend bijna een nobele daad van de journalist om de publieke opinie te maken, om het publiek te leiden. In die zin werd er een soort van opvoedende rol 58 N. BEYENS, Journalistiek, een vak apart. Journalistieke identiteit in de jaren vijftig in Bijdragen tot de eigentijdse geschiedenis, (2003), 12, p. 94. 59 E. WITTE, o.c., p. 146-147. 60 N. BEYENS, l.c., p. 93. 61 H. VERSTRAETEN, o.c., p. 79. 62 N. BEYENS, l.c.., p. 94. 19

toegekend aan journalisten. 63 Dit gebeurde soms erg expliciet. Zo was het Nieuwsblad duidelijk geconcipieerd als een middel tot volksverheffing ; de maatschappelijke relevantie stond toen een stuk hoger dan de emotionele relevantie die vandaag in een aantal kranten primeert. Het beroep van journalist en de pers in het algemeen genoot in die tijd een hoog aanzien. Dit hoog prestige kwam echter wel vanuit de pers zelf, die zichzelf de maatschappelijke taak aanmat de democratie te handhaven. Journalist zijn was bijna een roeping want het vergde enorm veel energie en opoffering. 64 Het beroep van journalist werd door de betrokkenen zelf veelal romantisch omschreven en getypeerd in die tijd. 65 Journalisten waren vaak echter minder trots op hun eigen geschrijf dan op het eindproduct waar de hele redactie aan meegewerkt had: de krant, hun project. Er was een groot gevoel van samenhorigheid op de redactie en journalisten onderschreven allen dezelfde ideologie en deelden een identiteit. 66 Ook de opvattingen over het beroep van journalist kenden enorme verschuivingen. De mobilisatiefunctie van de politieke journalist begon na de jaren zestig haar legitimiteit te verliezen naarmate de journalistieke sector meer professioneel werd. 67 Vanaf toen moest de journalist het recht van de bevolking op informatie als uitgangspunt nemen en objectieve en accurate informatie verschaffen die niet doordrongen was van persoonlijke commentaar. 68 Een journalist deed dat ook vaak automatisch. De nieuwe generatie journalisten van de jaren 70 en 80 wilden niet meer in de vroegere traditie blijven schrijven. Het spreekt voor zich dat deze evolutie niet van de ene dag op de andere plaatsvond. Geleidelijk aan werd het aandeel van neutrale berichtgeving groter. 69 Doordat de journalist minder als vertegenwoordiger van een politieke stroming moest fungeren werd hij tegelijk veel zelfstandiger. In die zin veranderde de opvatting over de autonomie van de journalist. Vanaf nu werd ook de binding met de partijpolitiek gezien als een bedreiging voor de onafhankelijkheid van de journalist 63 Ibid., p. 95. 64 Ibid., p. 100-102. 65 Ibid., p. 116. 66 Ibid., p. 118. 67 E. WITTE, o.c., p. 147. 68 M. ROOIJ, o.c., p. 20. 69 N. BEYENS, l.c., p. 96. 20