SEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE

Vergelijkbare documenten
Cursus Chemie 5-1. Hoofdstuk 5: KWANTITATIEVE ASPECTEN VAN CHEMISCHE REACTIES 1. BELANGRIJKE BEGRIPPEN Relatieve Atoommassa (A r)

Definitie. In deze workshop kijken we naar 3 begrippen. Massa, Volume en Mol. Laten we eerst eens kijken wat deze begrippen nu precies inhouden.

Hoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten

woensdag 14 december :06:43 Midden-Europese standaardtijd

Module 2 Chemische berekeningen Antwoorden

HOOFDSTUK 11. Kwantitatieve aspecten van reacties

Oplossingen oefeningenreeks 1

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

Ar(C) = 12,0 u / 1 u = 12,0 Voor berekeningen ronden we de atoommassa s meestal eerst af tot op 1 decimaal. Voorbeelden. H 1,0 u 1,0.

Curie Hoofdstuk 6 HAVO 4

INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 1: INLEIDING MOLECULEN EN ATOMEN

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Rekenen aan reacties. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Rekenen aan reacties 2. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

Rekenen aan reacties (de mol)

Weet je het nog? Welke bewerking moet in afbeelding 21.1 langs elke pijl staan?

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Chemisch rekenen, zo doe je dat!

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Chemie 4: Atoommodellen

Bereken de luchtdruk in bar op 3000 m hoogte in de Franse Alpen. De soortelijke massa van lucht is 1,2 kg/m³. De druk op zeeniveau bedraagt 1 bar.

toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing met een concentratie van 0,1 M?

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

Opgaven zuurgraad (ph) berekenen. ph = -log [H + ] poh = -log [OH - ] [H + ] = 10 -ph [OH - ] = 10 -poh. ph = 14 poh poh = 14 ph ph + poh = 14

SCHEIKUNDE KLAS 3 REACTIES SKILL TREE

Hoofdstuk 2: Kenmerken van reacties

Wet van Behoud van Massa

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.

Hoofdstuk 3-5. Reacties. Klas

OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN

Voorkennis chemie voor 1 Ba Geografie

Verbetering Chemie 1997 juli

Rekenen aan reacties 3. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

universele gasconstante: R = 8,314 J K -1 mol -1 Avogadroconstante: N A = 6,022 x mol -1 normomstandigheden:

SCHEIKUNDE VOOR BEGINNERS

Deze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden

3.7 Rekenen in de chemie extra oefening 4HAVO

Exact Periode 7 Radioactiviteit Druk

Toets02 Algemene en Anorganische Chemie. 30 oktober :00-15:30 uur Holiday Inn Hotel, Leiden

Gegeven is volgende niet-uitgebalanceerde reactievergelijking waarin X de formule van een verbinding voorstelt:

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media

Uitwerkingen van de opgaven uit: BASISCHEMIE voor het MLO ISBN , 3 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 10 Concentratie bladzijde 1

5-1 Moleculen en atomen

Rekenen aan reacties 4. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Hulp: kennisclips. Zelfstudieopdrachten voor volgende week

2 Concentratie in oplossingen

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

Samenvatting Chemie Overal 3 havo

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Aluminium reageert met zuurstof tot aluminiumoxide. Geeft het reactieschema van deze reactie.

Antwoorden. 3 Leg uit dat er in het zout twee soorten ijzerionen aanwezig moeten zijn.

Oefen opgaven rekenen 4 HAVO bladzijde 1

Mens erger je niet: chemistry edition


scheikunde vwo 2017-II

Basis chemie Chemie 6 (2u)

5 Water, het begrip ph

Atomen en elementen. Edelgasconfiguratie zouten en verbindingen. Inhaallessen Basis chemie 15/01/2012

KU Leuven Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen Faculteit Wetenschappen. Introductieweek Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen

Het is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4.

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

34 ste Vlaamse Chemie Olympiade

SCHEIKUNDE VWO 4 MOLBEREKENINGEN ANTW.

Atoommodel van Rutherford

Hoofdstuk 3: Zuren en basen

3. Welke van onderstaande formules geeft een zout aan? A. Al 2O 3 B. P 2O 3 C. C 2H 6 D. NH 3

Toets T1 Algemene en Anorganische Chemie. 02 oktober 2013

25 ste Vlaamse Chemie-Olympiade 2008

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2017

IPT toets , 10:45-12:30

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2018

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten

1.8 Stroomsterkte; geleiding.

Chemie (ph) bij het inkuilen Scheikunde klas V41a en V41b door Erik Held

Eén mol vrachtauto s wegen ook meer dan één mol zandkorrels en nemen ook veel meer ruimte in. Maar het aantal vrachtauto s in een mol is exact evengro

Metalen & opfris molberekeningen. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

Samenvatting Scheikunde H3 Door: Immanuel Bendahan

Toets 01 Algemene en Anorganische Chemie. 30 september 2015

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

In de natuur komen voor Cu en Cl respectievelijk de isotopen 63 Cu, 65 Cu en 35 Cl, 37 Cl voor.

OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN

4. In een bakje met natriumjodide-oplossing worden 2 loden elektroden gehangen. Deze twee elektroden worden aangesloten op een batterij.

Foutenberekeningen Allround-laboranten

29ste VLAAMSE CHEMIE OLYMPIADE EERSTE RONDE

S S. Errata Nova scheikunde uitwerkingen leerjaar 4 havo 140,71. Met dank aan Mariëlle Marsman, Mill-Hill College, Goirle. Hoofdstuk 1 Atoombouw

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

Scheikundige berekeningen rond bereidingen

Hoeveel deeltjes zijn aanwezig in één mol? Wat is de concentratie van een oplossing? molaire concentratie.

ßCalciumChloride oplossing

Algemene Scheikunde

Life Sciences. Werkboek Chemisch Rekenen & Zuren en basen

Wennen aan het idee dat je de eenheden eerst aanpast aan de nieuwe grootheid. Hier: eerst omrekenen naar gram en liter.

Schrap wat niet past: Een ionverbinding met grote roosterkrachten heeft een kleine/grote ionstraal en een kleine/grote ionlading.

4. Van twee stoffen is hieronder de structuurformule weergegeven.

Transcriptie:

SEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE 1

OVERZICHT 1. Basisgrootheden en eenheden 2. Berekening van het aantal mol 3. Berekening in niet-normale omstandigheden 4. Oplossingen 5. Berekeningen met reactievergelijkingen Hoofdstuk 3: oefeningen 2

BASISGROOTHEDEN EN EENHEDEN Herhaling Massa Mol Atoomniveau Absolute atoommassa m Relatieve atoommassa A r Opzoeken in tabellen Moleculeniveau Absolute moleculemassa m in kg, g of u geen eenheden in kg, g, u Relatieve moleculemassa M r Geen eenheden Optellen van absolute en relatieve atoommassa's u = 1,67.10-27 kg A M r r m m atoom u molecule 1 mol = 6,02 x 10 23 deeltjes = N A deeltjes met N A constante van Avogadro in mol -1 Molaire massa M = massa in g hoeveelheid in mol u 1 mol gas bij 0 C en 1,013 x 10 5 Pa 22,42 l = 0,02242 m³ 3

BASISGROOTHEDEN EN EENHEDEN: OEFENINGEN 1. Vul volgende tabel aan Grootheid Symbool Eenheden HCl NH + 4 Absolute deeltjesmassa m kg, g of u...?...? Relatieve deeltjesmassa A r, M r -...?...? Molaire massa/molmassa M g/mol...?...? Tip: voor ionmassa s neemt men de atoommassa s van de aanwezige atomen en houdt men GEEN rekening met de afgestane of opgenomen elektronen, omdat de massa van deze elektronen toch verwaarloosbaar is 4

BEREKENING VAN HET AANTAL MOL Aantal mol is de verhouding van de massa (in g) en de molaire massa (in g/mol) n massa van de stof molaire massa m M Aantal mol gas is de verhouding het volume gas (in l) en het molvolume (22,42 l/mol in n.o.) n volume gas molvolume V V M Aantal mol is de verhouding van het aantal deeltjes en de constante van Avogadro (6,02.10 23 1/mol) n aantal deeltjes constante van Avogadro N N A 5

BEREKENING VAN HET AANTAL MOL: OEFENINGEN 1. Vul volgende formules aan, vermeld de eenheden van de grootheden.... V N n M...... 2. Hoeveel mol NaCl is er aanwezig in 100 g NaCl? 3. Hoeveel mol O 2 is er aanwezig in 6 l O 2 onder normale omstandigheden? 4. Hoeveel mol is 20.10 20 moleculen water? 6

BEREKENINGEN IN NIET-NORMALE OMSTANDIGHEDEN Normale omstandigheden Temperatuur : 0 C (273,15 K) Druk: 101325 Pa = 1,01325 bar = 1 atm 1 mol gas 22,42 l Niet-normale omstandigheden: Universele gaswet p. V = n. R. T n: aantal mol R: universele gasconstante R = 8,31 J/(mol.K) T: temperatuur; [T] = K (kelvin) T (in K) = T (in C) + 273,15 V: volume; [V] = m³ V (in m³) = V (in l) / 1000 p: druk; [p] = Pa (pascal) p (in Pa) = p (in bar) x 100 000 7

BEREKENINGEN IN NIET-NORMALE OMSTANDIGHEDEN: OEFENINGEN 1. Hoeveel m³ is 10 l? 2. Hoeveel K is 20 C? 3. Hoeveel Pa is 2 bar? 4. Bereken het volume van 1 mol O 2 bij 0 C en 101300 Pa? 5. Vergelijk het volume 1 mol O 2 bij 20 C en 2 bar met dit van oefening 4? 6. Leid de universele gasconstante af als je weet dat 1 mol gas bij 0 C en 1,013 bar 22,42 l inneemt. 8

BEREKENINGEN IN NIET-NORMALE OMSTANDIGHEDEN: OEFENINGEN 7. Waar of niet waar? 1. Bij stijgende temperatuur en gelijkblijvende druk neemt het gas minder volume in. 2. Bij stijgende druk en gelijkblijvende temperatuur neemt een gas minder volume in. 3. Wanneer een gas bij gelijkblijvende druk compacter gemaakt wordt, neemt de temperatuur van het gas toe. 9

OPLOSSINGEN Hoeveelheid opgeloste stof (in mol) per liter oplossing = Molaire concentratie (molariteit) Concentratie c = n/v (in mol/l) n = aantal mol (in mol) V = volume oplossing (in l) Voorbeelden van oplossingen Suiker in water Zout in water... 10

OPLOSSINGEN: OEFENINGEN 1. Wat is de molaire concentratie van: 1. 1,00 mol NaOH in 5,000 l water (H 2 O). 2. 12,04 x 10 24 moleculen NaCl in 1 l water (H 2 O). 11

BEREKENINGEN MET REACTIEVERGELIJKINGEN Reactievergelijking Verhouding waarin de deeltjes met elkaar reageren of gevormd worden Voorbeeld Zn + 2 HCl ZnCl 2 + H 2 Hoeveel gram HCl is er nodig om 5,000 g zink volledig te laten weg reageren? 12

BEREKENINGEN MET REACTIEVERGELIJKINGEN Reactievergelijking Verhouding waarin de deeltjes met elkaar reageren of gevormd worden Voorbeeld Zn + 2 HCl ZnCl 2 + H 2 1 mol 2 mol 1 mol 1 mol 65,5 g 73 g 136,5 g 2 g of 22,42 l Hoeveel g HCl is er nodig om 5 g zink volledig te laten weg reageren? x 5 65.5 x 5 65.5 5 g 5,6 g 13

BEREKENINGEN MET REACTIEVERGELIJKINGEN: OEFENINGEN 1. Bereken hoeveel g er respectievelijk aan koolstof (C) en zuurstof (O 2 ) nodig is om 44 g CO 2 te vormen. Tip: Noteer eerst de stoichiometrische reactievergelijking en vervolgens met hoeveel mol 44 g CO 2 overeenstemt. 14

HERHALINGSOEFENINGEN VRAAG 1: Wat is de massa in g van 2,5 mol aluminium? VRAAG 2: Hoeveel mol zit er in 454 g zwavel? VRAAG 3: Wat is de massa (in g) van 1. 5,00 mol O 2 2. 2,000 mol NaOH 3. 3,0 mol NO 2 15

HERHALINGSOEFENINGEN VRAAG 3: Hoeveelheid stof Een regendruppel bevat ongeveer 0,05 g water en dus Hoeveel moleculen water? Hoeveel atomen O? VRAAG 4: Hoeveelheid stof Vinylchloride CH 2 CHCl (chlooretheen) vormt de basis van verschillende belangrijke plastics (PVC = polyvinylchloride) en vezels A. Bepaal de molaire massa van vinylchloride. B. Hoeveel g koolstof zitten er in 454 g vinylchloride? 16

HERHALINGSOEFENINGEN Los de volgende oefeningen op. 1. Begin met 1, 3, 7, 9, 13, 14 2. (indien niet gespecifieerd, gassen onder normale omstandigheden) 1. Wat is de massa van 5 mol water? 2. Hoeveel mol NaCl is er aanwezig in 100 g NaCl? 3. Hoeveel mol O 2 is er aanwezig in 6 liter O 2? 4. Welk volume neemt 2 mol N 2 in? 5. Hoeveel mol is 20.10 20 moleculen water? 6. Hoeveel moleculen zijn er aanwezig in 30 mol zwavelzuur? 7. Hoeveel gram is 3,00 liter CO? 8. Wat is het volume van 3 g O 2? 17

HERHALINGSOEFENINGEN 9. Hoeveel deeltjes zijn er in 3,000 g HCl aanwezig? 10. Wat is de massa van 12,04. 10 23 moleculen water? 11. Hoeveel moleculen zijn er in 10 liter N 2 aanwezig? 12. Wat is het volume van 12,04.10 23 moleculen zuurstof? 13. Een ballon met zuurstofgas gevuld, heeft een volume van 20 liter. Wat is het volume van de ballon bij 35 C en 150 000 Pa? 14. Wat is het volume van 50 g stikstofgas bij 250 C en 100 000 Pa? 15. Bereken de dichtheid (in g/l) van N 2. 16. Men lost 80 g NaOH op in 4,0 liter water. Bereken de molaire concentratie van NaOH in de oplossing. 18