Samenvatting Maatschappijleer Massamedia

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1: Massamedia

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1

Communicatiestoornis: als er op de informatie die overgebracht wordt, niet correct gereageerd wordt.

6,3. Wat is Communicatie?? Massacommunicatie. Vier functies. Samenvatting door een scholier 1286 woorden 1 april 2004.

Samenvatting door een scholier 1671 woorden 26 februari keer beoordeeld. Maatschappijleer. Hoofdstuk 1: massamedia

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia

6,2. Communicatie: Verschillende vormen van communicatie: Massacommunicatie: Verschillende kenmerken van massamedia:

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 (Massamedia)

Samenvatting Maatschappijleer Communicatie

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia

Samenvatting Maatschappijleer H1 tot en met h 4.5

5, Communicatie. 1.2 Massacommunicatie. 2.1 Algemene functies. Samenvatting door een scholier 2999 woorden 5 februari 2008.

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia (2) - H1 t/m H3

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 t/m 10

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Hoofdstuk 1 t/m 3

Werkstuk Maatschappijleer TV geweld

Massamedia. Leertekst. Maatschappijkunde.nl

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia

Cultuur: Datgene wat is aangeleerd, alle normen en waarden en andere kenmerken dat men als zelfsprekend beschouwd.

5,7. Samenvatting door D. 959 woorden 31 mei keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

- Er zijn veel soorten communicatie, denk maar eens aan een telefoongesprek, brief, quiz op tv en ook onze manier van kleden.

Begrippenlijst Maatschappijwetenschappen Hoofdstuk 1 + 2

7,8. - Cultuurkenmerken: o Kennis o Opvattingen o Sport o Symbolen o Feestdagen. Samenvatting door een scholier 2443 woorden 26 april 2002

Samenvatting door S woorden 9 mei keer beoordeeld. Maatschappijwetenschappen

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Hoofdstuk 1 t/m 3

6,8. Samenvatting door een scholier 1375 woorden 26 maart keer beoordeeld. Maatschappijleer

7,1. Samenvatting door een scholier 3733 woorden 19 november keer beoordeeld. Maatschappijleer. Hoofdstuk 1:

5.7. Werkstuk door een scholier 3127 woorden 11 april keer beoordeeld. Maatschappijleer. Inhoudsopgave

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia

Samenvatting Maatschappijleer blz Massamedia

7,5. Samenvatting door een scholier 1790 woorden 19 maart keer beoordeeld. Maatschappijleer

6,8. Samenvatting door een scholier 1566 woorden 3 november keer beoordeeld. Maatschappijleer

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia

6.4. Samenvatting door Een scholier 1781 woorden 11 maart keer beoordeeld. Maatschappijleer

5, soorten cultuur. 1.3 Verschillende subculturen. 1.5 Socialisatie en sociale controle

Samenvatting door een scholier 1726 woorden 29 maart keer beoordeeld. Maatschappijleer

6,6. De katholieke zuil. De protestantse zuil. Werkstuk door een scholier 1340 woorden 20 februari keer beoordeeld. Geschiedenis.

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk Massamedia

Samenvatting door een scholier 1773 woorden 15 november keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer.

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia (Essener)

8,1. Samenvatting door een scholier 1179 woorden 31 januari keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia

9.1. Interdependenties; onderlinge afhankelijkheid 4 soorten; Goffman theorie; 3 dimensies in cultuuruitingen

8,6. Samenvatting door een scholier 2566 woorden 23 april keer beoordeeld. Maatschappijleer. Samenvatting hoofdstuk 1 t/m 4. Hoofdstuk 1.

1.1 Cultuur. 1.2 Soorten cultuur. 1.3 Verschillende subculturen. 1.4 De multiculturele samenleving

Samenvatting Maatschappijleer massamedia, politieke besluitvorming, criminaliteit

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia (69 tm 118)

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Hoofdstuk 1 t/m 8

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia

7,5. Paragraaf 1 Socialisatie en Cultuur. Samenvatting door een scholier 1147 woorden 2 mei keer beoordeeld. Maatschappijleer MASSAMEDIA

Analyse Maatschappelijk Vraagstuk

Boekverslag door C woorden 27 november keer beoordeeld. Maatschappijleer. 1 - Communicatie, informatie en massacommunicatie

7,3. Begrippenlijst door een scholier 1702 woorden 12 februari keer beoordeeld. Maatschappijleer

Samenvatting door L woorden 12 november keer beoordeeld. Maatschappijwetenschappen

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia

Culturen verschillen per plaats, tijd en groep. Dat wat gepast en ongepast is, verschilt per generatie en per samenleving.

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia

Socialisatie en Cultuur

Massamedia hoofdstuk 6 t/m 8

5,8. Opdracht door een scholier 1842 woorden 11 november keer beoordeeld. Maatschappijleer. Module 1: Massamedia

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia, politiek en beleid

Samenvatting Maatschappijleer Overzicht

Eindexamen maatschappijleer vwo I

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia H1-H11

7,5. Samenvatting door een scholier 3125 woorden 15 maart keer beoordeeld. Maatschappijleer

Antwoorden Maatschappijleer Hoofdstuk 1 Massamedia

Eindexamen maatschappijleer 2 vmbo gl/tl II

Bij de zender BNN is dit de jeugd die zich in bijvoorbeeld humor en avontuur interesseert.

8, Cultuur. 1.2 Soorten cultuur. Samenvatting door een scholier 2540 woorden 19 juni keer beoordeeld.

Massamedia. Hoofdstuk 8

Socialisatie en cultuur

Cultuurkenmerken: normen, waarden, kennis, gewoonten, opvattingen, kunst, sport, symbolen en feestdagen.

SOCIALISATIE EN CULTUUR

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Massamedia

7,7. Samenvatting door een scholier 8256 woorden 15 mei keer beoordeeld. Maatschappijleer. Samenvatting Massamedia. Hoofdstuk 1.

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia

Samenvatting Maatschappijwetenschappen (korte) samenvatting maatschappijwetenschappen domein massamedia

Samenvatting MAW Massa Media H1.1 t/m 5.1

Referentiekader de verzameling van al je persoonlijke waarden, normen, standpunten, kennis en ervaringen.

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia

4,7. Samenvatting door een scholier 2918 woorden 3 januari keer beoordeeld

Mediabeleid in Nederland

Samenvatting door V woorden 13 april keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

4,9. Spreekbeurt door een scholier 4592 woorden 26 oktober keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer.

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 en 2

Eindexamen maatschappijleer havo 2007-I

De Schuivende Achterban van de Nederlandse Publieke Omroep

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia

H1: Communicatie en massamedia

5,9 SOORTEN COMMUNICATIE MASSAMEDIA. Samenvatting door een scholier 5787 woorden 28 maart keer beoordeeld.

Eindexamen maatschappijleer 2 vmbo gl/tl II

Samenvatting Maatschappijleer Thema's Maatschappijleer: Inleiding 1 (Het doel van maatschappijleer) en 2 (Kennis van zaken)

Hoofdstuk 1: Communicatie en massamedia

6,3. Opdracht door een scholier 1131 woorden 24 oktober keer beoordeeld. Maatschappijleer. De kleur van de publieke omroepen.

Transcriptie:

Samenvatting Maatschappijleer Massamedia Samenvatting door een scholier 1808 woorden 18 januari 2006 4 2 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Delphi Communicatie: het proces waarbij een zender, bedoeld of onbedoeld, een boodschap overbrengt aan een ontvanger. (3 verschillende groepen te onderscheiden): -met of zonder hulpmiddel/medium -met of zonder taal (verbaal/non-verbaal) -met of zonder directe reactie/feedback (meer-/eenzijdig) Verschillen in vormen van wisselwerking tussen zender en ontvanger: -Face-to-face. Directe reactie: (feedback) is mogelijk en zender en ontvanger kunnen van functie wisselen. -Zender en ontvanger maken gebruik van een communicatiemiddel. Feedback is mogelijk (telefoon) of niet (brief). -De zender richt zich op een groot, meestal betrekkelijk anoniem publiek. Soms is reactie mogelijk (lezing), meestal niet (radio/tv). *communicatiestoornis=de informatie van de boodschap wordt niet correct opgevat en daardoor kunnen lastige situaties ontstaan. *medium=technisch hulpmiddel om de communicatie goed te laten verlopen. 1. gedrukte media=> kranten en tijdschriften 2. audio-visuele media=> radio, tv en internet *massacommunicatie=vorm van communicatie waarbij de zender mbv technische hulpmiddelen in staat is om grote aantallen mensen te bereiken. (de hulpmiddelen worden media genoemd) *4 kenmerken van de massamedia 1. de geboden informatie is openbaar en voor iedereen toegankelijk. 2. de informatie is bedoeld voor een groot heterogeen en anoniem publiek 3. de relatie tussen de zender en de ontvanger is van onpersoonlijke aard 4. de communicatie verloopt eenzijdig. directe feedback is onmogelijk. 2. Functies van de massamedia: * 4 (algemene) functies van de massamedia 1. nieuwsfunctie : informatie overbrengen 2. amusementsfunctie 3. educatieve functie 4. opiniërende functie : Media waarin meningen worden gegeven (discussieprogramma s) -vooral tv programma's bevatten een mengeling van deze functies. * 5 (politieke) functies van de massamedia: Pagina 1 van 5

1. woordvoerders- spreekbuisfunctie: de massamedia verwoord bestaande standpunten van de maatschappij (zodat de politiek actie kan ondernemen.) 2. informatieve functie: de politieke beslissingen worden dmv de massamedia kenbaar gemaakt aan de burgers. 3. commentaarfunctie: de massamedia geeft kritiek/commentaar op politieke beslissingen. 4. onderzoeksfunctie: journalisten onderzoeken achtergronden en dingen die spelen in de politiek die eigenlijk niet aan het licht zouden mogen komen. 5. controlerende functie: de resultaten van een beleid worden gecontroleerd en bekritiseerd door de massamedia. Verschil massamedia en massacommunicatie is: massacommunicatie maakt gebruik van massamedia, dit is een hulpmiddel. 3. Invloed van de massamedia: * 4 invloeden van de massamedia: 1. selectieve perceptietheorie: mensen selecteren hun waarnemingen zo dat die passen bij hun normen en opvattingen. informatie die daar niet bij past wordt niet/ minder goed of vervormd opgenomen. Referentiekader: datgene wat je al weet, met inbegrip van eerder aangeleerde waarden en normen. 2. agendatheorie: de media bepaald waar de aandacht naar toegaat en bepaald ook het standpunt van de ontvanger. 3. injectienaaldtheorie: mens=passieve spons die alles opneemt wat de massamedia publiceert en aanvaard deze kritiekloos. (daardoor indoctrinatie&manipulatie waar bij de massamedia als propagandamachine wordt gebruikt) 4. multi-step-flowtheorie: aanhaaktheorie: men haakt aan. luistert naar meningen van deskundigen en aanvaard die informatie zonder deze te bekritiseren. 3 soorten opinieleiders: -diegenen die met bepaalde waarden worden geassocieerd. Kerkleiders bijvoorbeeld. -diegenen die zeer deskundig worden geacht op een bepaald terrein, de experts. -diegenen die een strategische positie bekleden en op het terrein van de informatie in kwestie een machtspositie hebben. Als iemands mening rechtstreeks door de opinieleiders wordt beïnvloed, is er sprake van een two-stepflow, maar meestal is het ingewikkelder en gaat het om meer dan twee stappen. Informatie wordt immers door meerdere massamedia aangeboden. Rangschik de vier theorieën van meeste invloed naar minste invloed: 1. injectienaaldtheorie 2. multi-step-flowtheorie 3. agendatheorie 4. selectieve perceptietheorie *reclametrucs: 1. bekend persoon 2. wetenschappelijke termen 3. termen uit andere talen 4. bep. sfeer aan een product koppelen 5. in spelen op de spec. gevoelens van de consument 6. muziek 7. inspelen op trends 8. gericht benaderen van een bep. Doelgroep 9. humor 10.consument aan het woord laten * waarden=opvattingen over goed/kwaad,mooi/lelijk enz. normen=gedragsregels gebaseerd op waarden Pagina 2 van 5

socialisatie=overdracht van waarden en normen. de massamedia (vooral de tv) zijn bronnen van socialisatie en als zodanig beïnvloeden ze hun publiek. * agressief gedrag=bewust schade toebrengen aan anderen of aan zaken die anderen toebehoren. * 3 meningen over de relatie tussen tv-geweld&agressief gedrag: 1. reductiethese: Agressie kun je ook beschouwen als stoom afblazen, als je dat eenmaal hebt gedaan, dan si daarna de bereidheid tot agressief gedrag sterk afgenomen. Deze verklaring wordt ook wel de catharsishypothese genoemd. 2. geen-effecthese: (britse socioloog halloran) televisie geweld is als oorzaak van agressief gedrag geen factor van betekenis bij deze visie. 3. stimulatiethese: Bij de Elementaire activatiehypothese speelt de fysiologische activering, die bij de kijker wordt opgeroepen door opwindende geweldfilms, een belangrijke rol. Agressiestimulerende, emotionele opwinding. De Twee-factorentheorie: is eigenlijk een model dat de hierboven theorie aanvult. Onderscheidt 2 factoren, namelijk de fysiologische activatie en mogelijkheid tot agressie. Geweldscènes stimuleren alleen agressie als beide factoren aanwezig zijn. Van belang is of degene die bloot staat aan geweldscènes al agressieve gevoelens heeft naar personen en objecten in zijn directe omgeving en ook de mogelijkheid heeft die agressie te uiten. Volgens de associatiethese van Berkowitz speelt de inhoud van de film een relevante rol. Een film stimuleert agressie, wanneer aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet er een aanleiding zijn en ten tweede moet de kijker een verband zien tussen het filmgeweld enerzijds en het doelwit van zijn agressie anderzijds. Is dat verband in de beleving van de kijker aanwezig dan neemt de kans toe dat hij in vergelijkbare situaties agressief gedrag vertoont. De desensitisatiethese vindt zijn oorsprong in de studie van angsten en fobieën. Bij herhaaldelijke confrontatie met geweld op tv, wordt de emotionele reactie op geweldbeelden minder sterk: de angst daarvoor neemt af en men wordt er minder gevoelig voor. Met andere woorden, de emotionele barrière die agressief gedrag verhindert, verdwijnt. Enerzijds kan het verdwijnen van die barrière agressief gedrag stimuleren, anderzijds kan het kijkers ongevoeliger maken voor de impact van geweldscènes en juist minder stimuleren tot agressief gedrag. De aanstekelijkheidthese van Wiegman spreekt van gedragsbesmetting: Wanneer kinderen geboeid naar televisie kijken, uitsluitend oog hebben voor de film en het geweld in de film voldoende aanwezig is, zou de tv onbewust zeer aanstekelijk werken. Deze wetenschapper heeft aangetoond dat een geweldfilm de interne agressie kan versterken zonder dat die zich direct zal uiten. De observationele leertheorie van Bandura: mensen leren uit het gedrag van anderen en dat imiteren. Deze theorie verklaart waarom geweldfilms invloed hebben op attitudes en het beeld dat men van de werkelijkheid heeft. Deze hypothese stelt dat agressie een vorm van gedrag is, die net als de meeste andere gedragingen, aangeleerd wordt. Deels leer je dat door anderen te observeren. Daarbij kijk je bewust en onbewust naar de consequenties van gedrag. Gedrag van anderen dat bestraft wordt, zul je eerder achterwege laten. Inderdaad blijkt uit onderzoek dat het veel uitmaakt of in geweldsscènes sprake is van bestraffing van agressie of niet. In het eerste geval wordt dat niet of minder nagevolgd dan in het tweede. * hoe realistischer het geweld wordt vertoond hoe groter de kans op imitatie. Pagina 3 van 5

4. Welke media hebben de meeste invloed? * de krant= 1e massamedium de krant werd massamedium doordat: 1. de aanschaffing van de dagbladzegel zorgde dat de krant goedkoper werd en dus voor meer mensen toegankelijker. 2. nieuwe druktechnieken maakten de krant nog goedkoper. 3. reclame zorgde voor extra inkomsten dus nog goedkoper. 4.door de industrialisatie kwam massaproductie en die zorgde voor massaconsumptie. 5. de politieke emancipatie van de burgers zorgde voor een groeiende vraag naar informatie. *pluriformiteit=veelvormigheid pluriformiteit van de pers=verschillende kranten die vanuit hun eigen idee over de werkelijkheid berichten. *begin 20ste eeuw=> verzuiling: er kwamen 4 zuilen: 1. protestants-christelijk (: vpro/ncrv en de trouw) 2. katholiek (kro) 3. sociaal-democratisch (vara en de volkskrant, het parool) 4. liberaal (avro en het nrc-handelsblad) *2 tegenstellingen waardoor de verzuiling ontstond: 1.-zuiden=katholieken -noorden/westen=protestanten 2.-arbeiders -burgerij *middenin de jaren '60 ontstond de ontzuiling: 1. deconfessionalisering en ontkerkelijking==> mensen scheurden los van het geloof en de kerken en de zuilen daarmee verbonden waren. 2. doorbreking van autoritaire maatschappelijke structuren==> jongeren luisterden niet meer automatisch naar ouderen ze wilden hun eigen weg zoeken en niet alleen binnen de zuilen. * veranderingen/mede-oorzaken in de media van de ontzuiling: 1. radiopiraten op zee==> zonder enige band met de zuilen. 2. verschijnen van de Tros==> nieuw soort programma's vooral amusement en niet gebonden aan een zuil (vertrossing!) * vier verschillende soorten categorieën bij kranten: 1. landelijk of regionaal 2. ochtend of avondkrant 3. algemene krant=nieuws wordt onafhankelijk van een bep. politieke of religieuze richting gebracht. richting krant=nieuws wordt bewust vanuit een bep. richting gebracht. 4. populaire krant=nieuws wordt zo sensationeel mogelijk gebracht. kwaliteitskrant=nieuws wordt zakelijk gebracht en er is meer ruimte voor achtergrond informatie en verschillende meningen. *de richtingen van bep. kranten: 1. volkskrant: richting, kwaliteitskrant (soc.-dem.) 2. NRC-handelsblad: richting,kwaliteitskrant, avond (lib.) 3. Algemeen Dagblad (AD): algemeen, populaire krant Pagina 4 van 5

4. telgraaf: algemeen, populaire krant 5. het Parool: richting, kwaliteitskrant (soc.-dem.) 6. Nederlands Dagblad (ND): richting, kwaliteitskrant (orth.-chr.) 7. Trouw:richting, kwaliteitskrant (prot.) *persbureau nederland= ANP persbureaus buitenland= agence france press (frankrijk), reuter (engeland) en associated press (vs) *GPD = gemeenschappelijke persdienst: verzorgt voor enkele tientallen aangesloten regionale dagbladen veel landelijke en internationale verslaggeving. *selectiecriteria voor in de krant: nabijheid, actualiteit, uitzonderlijkheid. *deel van de inkomsten van de STER komen bij de verschillende kranten terecht, want de krant moet voor 3/4 leven van reclame inkomsten en aangezien die door de invoering van de STER op tv zijn teruggelopen zijn deze nodig om te overleven. *persconcentratie werd als een bedreiging van de pluriformiteit gezien. Om deze bedreiging het hoofd te bieden kwam een deel van de STER-opbrengsten ten goede aan de dagbladuitgevers. Het bedrijfsfonds voor de Pers verdeelt die opbrengsten. *weekbladen&andere tijdschriften (6 groepen): 1. opinie weekbladen => nieuws op een beschouwende wijze, vooral politiek&cultuur. (vb. vrij nederland, elsevier) 2. gezinsbladen (donald duck) 3. sensatiepers => amusement en verstrooiing (vb. weekend&prive) 4. wetenschappelijke bladen 5. populair-wetenschappelijke bladen 6. hobbybladen *1951 werd een begin gemaakt aan experimentele televisie-uitzendingen. *voorwaarden voor een publieke zendgemachtigde: 1. bep. culturele,maatschappelijke of geestelijke stroming en niet gericht op het maken van winst. 2. gevarieerd programma aanbod 3. tenminste 150000 leden *Leg het woord vertrossing uit: vervlakking en verschaling van programma aanbod op zenders. *wat zijn de 5 oudste omroepen + zuil: NCRV & VPRO= Protestants (NCRV strengere protestanten) KRO = katholiek VARA = socialisten AVRO = liberalen Open omroepbestel : 1969, verscheidenheid aan omroepen. Gevolgen zijn: strijd om kijkers (veel vermaak), vertrossing Duaal omroepbestel: 1992, publieke en commerciële zenders. Gevolgen: publieke omroepen hebben kijkers verloren. De overheid controleert de omroepen door het commissariaat voor de media. Waarom: omdat ze zo n impact op de mensen hebben. Noem 2 voordelen van het bestaan van de publieke omroepen: diversiteit, dingen waar ze geen geld aan verdienen toch uitzenden. Pagina 5 van 5