4de cursorische periode. 3de cursorische periode

Vergelijkbare documenten
4de cursorische periode

Vroeger kan ik nu zien

Verkenning van het thema

4de cursorische periode

EINDTERMEN en ONTWIKKELINGSDOELEN Zoektocht in het Maascentrum. A. Eindtermen voor het basisonderwijs vanaf 01/09/2010

Piramide 4: muzische vorming

GENTMOMENTEN. lessenreeks n.a.v. de stadsklassen 21 tot 23 april 2009

1.1. Kennis en inzicht in verband met het historisch referentiekader

Schuilt er een onderzoeker in jou?

Domein mens: gezondheid welbevinden 21 De leerlingen herkennen en benoemen het gevoel van behagen en onbehagen. x

Piramide 4: muzische vorming

Parallellen tussen de peilingtoetsen en de OVSG-toets. Walter Dons Pedagogisch adviseur

eindtermen basisonderwijs

3de cursorische periode. 2de cursorische periode

Eerste graad A-stroom

SOCIALE VAARDIGHEDEN: contactsleutels

VEILIG DE WERELD ROND EVALUATIEFORMULIER

EINDTERMEN Bosbiotoopstudie

Piramide 4: muzische vorming

Dienst Curriculum en vorming Jan Tilley 1

Realiseren van VOET in Geschiedenis: leren leren I II III Leren leren

Activiteit 1. Zevenmijlslaarzen. Oriëntatie op thema 5. Verkenning van het thema. Onderwerp

Mensen bouwen, besturen en beschermen

EINDTERMENTABEL OVERZICHT. Flos en Bros werkboekjes. x x. x x x x x. x x x. Werkboekje blz e Leerjaar 6 e Leerjaar

x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x

Creepy Griezelbeesten. Handleiding en leerdoelen - 2de graad

Het kameleongedicht Spreektechnische oefeningen

Actualisering leerplan eerste graad - Deel getallenleer: vraagstukken Bijlage p. 1. Bijlagen

Aanbod natuur & avontuur en de eindtermen: informatie voor leerkrachten

DOELSTELLINGEN BUURT IN ZICHT

Evalueren van attitudes, vaardigheden en kennis in Veilig de wereld rond

Pedagogische Begeleidingsdienst Basisonderwijs GO! wereldoriëntatie

Lokaliseren situeren van plaatsen op een landkaart (in een beperkt of ruim kader).

Wereldoriëntatie. Beginsituatie: Leerlingen hebben verschillende technische beroepen besproken of hebben een bezoek gebracht aan de

Lesvoorbereiding: Kapper en schoonheidsspecialist (beroepen: kapper en schoonheidsspecialist)

WISKUNDIGE TAALVAARDIGHEDEN

Taalvaardigheid Preventie en remediëring. -betrokkenheid verhogende werkvormen creëren -een maximale -herformuleren de lln het probleem

Deze les voor Saved by the bell (lager onderwijs) voldoet aan meerdere eindtermen. Een aantal eindtermen zijn gebundeld in onderstaande lijst.

HOUT EN BOUW. Activerende werkvormen? De leraar doet er toe.

14 01 Versie 1 C3 Leren leren Tekst 3/1 Competentiematrix Observatie en evaluatie schema Deze competentiematrix werd ontwikkeld in samenwerking met

3de cursorische periode. 2de cursorische periode

Boer in Beeld Ontwikkelingsdoelen voor type 1

Klas in bedrijf. Werkbladen. Belang logistiek voor bedrijf. Peter Hantson. Opleiding secundair onderwijs Vakgroep Techniek (TE)

De Oude Kaasmakerij. Algemeen

Leerlijn Blits groep 5

Leerlijn ICT VIJFDE LEERJAAR 1 Kennismaken - aanzetten - occasioneel opbouwen - regelmatig VERWERVEN - systematisch herhalen - verdiepen - verbreden -

Secundair onderwijs - Tweede graad ASO/KSO/TSO - Natuurwetenschappen - Vakgebonden eindtermen

Boer in Beeld Ontwikkelingsdoelen voor type 8

1.a. De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid ICT te gebruiken om hen te ondersteunen bij het leren.

OBSERVATIELIJST van de MUZISCHE ONTWIKKELING Van kleuters IN 5 CATEGORIEËN

Drents Archief. Het meisje met de hoepel. Groep 2 Thema-overzicht

Overzicht van het project

Je beschrijving was vrij kort en niet echt interessant. Je neemt voor de hand liggende voorbeelden.

Korte inhoud van de thema s

Leerstofoverzicht Lezen in beeld

Leerplan OVSG. Verbondenheid door middel van rituelen tijdens speciale gelegenheden. Jenthé Adriaens, Elise Buts & Sharis Vertommen

LANDSEXAMEN MAVO

Onderwijskundige doelen

Toetstermen en taxonomiecodes

Leerplan VVKBaO. Verbondenheid door middel van rituelen tijdens speciale gelegenheden. Jenthé Adriaens, Elise Buts & Sharis Vertommen

Lesvoorbereiding: Grafische sector (beroep: drukker)

Lichamelijke opvoeding Motorische competenties. LA-MC-BAL De leerlingen worden zich bewust van nauwkeurige kleinmotorische vaardigheden.

Klas in bedrijf. Werkbladen. Bedrijf en logistiek proces - 3. Talenten en beroepen: logistiek. Peter Hantson

Eindtermen: Activiteiten + 6 jaar The Outsider Vlaamse Ardennen

Workshop. Het museum. Opzet: Aan de hand van een plan de maquette van het museum in elkaar knutselen.

Vakoverschrijdende eindtermen die van toepassing zijn tijdens de klimaatexcursie

Lesonderwerpen Excursie-items Kennismaking, overzicht leerstof en afspraken

Lesvoorbereiding: Printmedia (beroep: drukker)

Muiswerk Studievaardigheid richt zich op de belangrijkste deelvaardigheden die nodig zijn voor studievaardigheid.

Aanbod natuur & avontuur en de eindtermen: informatie voor leerkrachten

Creepy Griezelbeesten. Handleiding en leerdoelen - 3de graad

Leerdoelen en kerndoelen

1.De leerlingen kunnen losse gegevens verwerven en gebruiken door ze betekenis te geven en te memoriseren.

Creativiteit, kun je dat afdwingen?

a. vakgebonden eindtermen p. 2 b. leerplandoelstelllingen in het vrij onderwijs (VSKO) p. 3

SPELFICHE: WAT WORD IK?

OPDRACHT 1 Jaarwerk maken over landen

Leerlijn leren leren. 4 Leerlijn leren leren. 1 Strategieën om kennis op te bouwen en problemen op te lossen

2 DE BASIS VOOR WERELD RIËNTATIE

Kunst en cultuur (PO-havo/vwo)

FRUIT VAN BIJ ONS! LEKKER BEZIG. Kort lesoverzicht

Wereldoriëntatie. Beginsituatie: Leerlingen hebben verschillende technische beroepen besproken of hebben een bezoek gebracht aan de

Bedrijf en effecten - 3 Talenten en beroepen

DE BAAN OP! Een interessant bedrijf kiezen. Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

maandag - dinsdag - woensdag of woensdag - donderdag - vrijdag Groep van ±25 leerlingen

1. Wereldoriëntatie - Natuur

Overzicht rapportmodule

ATTITUDINALE DOELEN VOOR DE KLEUTERSCHOOL Klas : Schooljaar : Thema's I II III trimester

Onderwerp: Eindtoetsen 6de leerjaar (OVSG-toetsen) woensdag 22 mei 2018

Evalueren Inleiding projectdoelstelling Evalueren is geen doel op zich TIPS! vakgroep leerlijn leerlingen en ouder(s)

Werken aan meer kwaliteit in onderwijs

I = Richtsnoer WO II NATUUR Leerlijn 1 ALGEMENE VAARDIGHEDEN: 6

Limburg tussen staf en troon 1000 jaar graafschap Loon Les 5 Over Duitse ridders en Alden Biesen

3 LEERPLANDOELEN. De katholieke basisschool stelt zich als algemeen streefdoel voor mediaopvoeding:

Profielen. Inhoud. 1. Het profielwerkstuk. Stappenplan, tips en ideeën Profielwerkstuk

CURIEUZE NEUZEN WERKBOEK

Eindtermen: Activiteiten + 10 jaar The Outsider Vlaamse Ardennen

A. MISSIE MEDIATRAINING B. VISIE MEDIATRAINING. GO! middenschool MIRA Loystraat Hamme

Activiteit Doel Beschrijving doel Planning Uitvoering. De kinderen: - geven gericht antwoord op vragen. - breiden hun woordenschat uit.

Transcriptie:

28 weken 3 Het jaarschema van het vierde leerjaar met de volgorde van de thema s en de cursorische periodes TWEEDE TRIMESTER (SEMESTER) DERDE TRIMESTER EERSTE TRIMESTER (SEMESTER) TIMING 1 week Thema 12 2 weken Thema 11 2 weken Thema 10 2 weken 1 week Thema 9 2 weken Thema 8 2 weken Thema 7 2 weken 1 week Thema 6 2 weken Thema 5 2 weken Thema 4 2 weken 1 week Thema 3 2 weken Thema 2 2 weken Thema 1 2 weken 4de cursorische periode Eén kopen, vijf gratis Het leven is mooi Van producent tot consument In vuur en vlam 3de cursorische periode Proeven van proefjes Ik wil koning worden 2de cursorische periode Het staat in de krant Vrije tijd = drukke tijd Werken noemt men een job 1ste cursorische periode Dieren passen zich aan Waar ik woon, waar anderen wonen Welkom THEMATISCH WERKEN oriëntatie op het thema oriëntatie op het thema oriëntatie op het thema oriëntatie op het thema oriëntatie op het thema oriëntatie op het thema oriëntatie op het thema oriëntatie op het thema oriëntatie op het thema oriëntatie op het thema oriëntatie op het thema oriëntatie op het thema 4de cursorische periode activiteiten activiteiten activiteiten activiteiten activiteiten activiteiten activiteiten activiteiten activiteiten activiteiten activiteiten activiteiten synthese - kennen - kunnen - zijn synthese - kennen - kunnen - zijn synthese - kennen - kunnen - zijn synthese - kennen - kunnen - zijn synthese - kennen - kunnen - zijn synthese - kennen - kunnen - zijn synthese - kennen - kunnen - zijn synthese - kennen - kunnen - zijn synthese - kennen - kunnen - zijn synthese - kennen - kunnen - zijn synthese - kennen - kunnen - zijn synthese - kennen - kunnen - zijn aanbod - muzische vorming - praktische verkeersopvoeding aanbod - muzische vorming - praktische verkeersopvoeding aanbod - muzische vorming - praktische verkeersopvoeding 3de cursorische periode aanbod - muzische vorming - praktische verkeersopvoeding aanbod - muzische vorming - praktische verkeersopvoeding aanbod - muzische vorming - praktische verkeersopvoeding 2de cursorische periode aanbod - muzische vorming - praktische verkeersopvoeding aanbod - muzische vorming - praktische verkeersopvoeding aanbod - muzische vorming - praktische verkeersopvoeding 1ste cursorische periode aanbod - muzische vorming - praktische verkeersopvoeding aanbod - muzische vorming - praktische verkeersopvoeding aanbod - muzische vorming - praktische verkeersopvoeding CURSORISCH De cursorische periodes waarin specifieke elementen aan Het boekje Voor altijd met een selectie De instrumenten voor de WERKEN bod komen uit de domeinen: van: evaluatie van: - natuur - tijd - te verwerven begrippen - kennis - technologie - ruimte - te verwerven vaardigheden - vaardigheden - mens en uit uit - attitudes (en zelfbeeld) - maatschappij - verkeer - de syntheses van het thematisch werken - muzische opvoeding - de cursorische periodes

Thema 1 Welkom Activiteit 1 Welkommiddag: op onze gezondheid! Doelen 1 De kinderen kennen de verwachtingen van hun nieuwe leerkracht en kunnen die illustreren. 2 De kinderen kunnen hun verwachtingen en gevoelens over het nieuwe schooljaar verwoorden. 3 De kinderen kunnen afspraken in een kring- of klassengesprek eerbiedigen. 4 De kinderen kunnen voor een beperkte doe-opdracht in groep samenwerken. 5 De kinderen durven hun gevoelens in groep verwoorden. 6 De kinderen voelen zich welkom in hun nieuwe klas. Activiteit 2 Je naam: een hele geschiedenis! Doelen 1 De kinderen weten en kunnen verklaren dat een voornaam vrij wordt gekozen, terwijl een familienaam wordt doorgegeven. 2 De kinderen kunnen op hun niveau een eenvoudige historiek van de naamgeving beschrijven. 3 De kinderen kunnen met voorbeelden uit hun omgeving illustreren dat de keuze van een voornaam trendgevoelig is. 4 De kinderen kunnen op hun niveau verklaren waarom sommige familienamen dreigen uit te sterven, terwijl andere zo vaak voorkomen. 5 De kinderen kunnen tabellen en staafdiagrammen correct interpreteren. 6 De kinderen kunnen in een kleine enquête bij hun ouders enkele gegevens over hun voor- en familienaam verzamelen. 7 De kinderen kunnen hun eigen voorkeur met betrekking tot naamgeving kenbaar maken. 8 De kinderen tonen zich bereid elkaar met de correcte voornaam aan te spreken.

Activiteit 3 Terugblikken en vooruitkijken Doelen 1 De kinderen kunnen hun eigen vakantieherinneringen vlot verwoorden en luisteren naar het verhaal van anderen. Activiteit 4 2 De kinderen kunnen de belangrijke kaders voor tijd (eeuwband) en ruimte (gemeentekaart en windroos) van het vorige schooljaar vlot hanteren in diverse toepassingen. 3 De kinderen kunnen de klasactiviteiten in een weekschema invullen. 4 De kinderen kunnen na onderling overleg een themaboek en een jaarfries samenstellen en de bedoeling ervan illustreren. 5 De kinderen kunnen in een kring- of klassengesprek de afspraken naleven. 6 De kinderen kunnen genieten van het eigen vormgevingsproces en van het beeldend werk van klasgenoten. Veilig naar en op school Doelen 1 De kinderen kennen enkele tips omtrent veiligheid - op de speelplaats - op het parkeerterrein - met de fiets - te voet - met de auto en kunnen die verwoorden. 2 De kinderen kunnen voor elke gegeven spel- en verkeerssituatie zelfstandig een veiligheidsbevorderende tip aanreiken. 3 De kinderen kunnen voor elke gegeven spel- en verkeerssituatie aangeven waaraan zijzelf specifiek aandacht zouden schenken en zijn bereid dat ook werkelijk te doen.

Activiteit 5 We maken afspraken Doelen 1 De kinderen kunnen vanuit een bespreking en een evaluatie van de klasafspraken van vorig schooljaar een aangepast klasreglement voor dit schooljaar samenstellen. 2 De kinderen kunnen de afspraken in het schoolreglement verklaren en verantwoorden. 3 De kinderen zijn bereid om de afspraken in het klas- en schoolreglement na te leven. Activiteit 6 Een aangekondigde evacuatieoefening Doelen 1 De kinderen kennen de afspraken inzake evacuatie en passen die vlot toe. 2 De teamleden en/of personeelsleden kennen hun specifieke taak bij evacuatie en voeren die correct uit. 3 De kinderen, leerkrachten en het personeel verlaten het schoolgebouw in de kortst mogelijke tijd en verzamelen op een veilige plaats. 4 De verzamelverantwoordelijken bekomen door controle de zekerheid dat niemand in het schoolgebouw is achtergebleven. 5 De verzamelverantwoordelijken verhinderen dat iemand naar het gebouw terugkeert of de verzamelplaats verlaat. 6 De betrokkenen evalueren de oefening en passen indien nodig de procedure aan.

Activiteit 7 Syntheseactiviteit thema 1 Doelen 1 De kinderen kunnen enkele begrippen, inzichten en vaardigheden, aangebracht en geoefend in het voorbije thema, gebruiken, herhalen en/of toepassen in gewijzigde of andere contexten. 2 De kinderen kunnen daarbij in een gegeven lijst van mogelijkheden aanduiden wat zij in die opdrachten hebben geleerd. 3 De kinderen kunnen met een vastgelegde kleurencode aanduiden van welke orde een doelstelling/leerinhoud uit het voorbije thema is. 4 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al dan niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dat op een specifieke fiche vast. Thema 2 Waar ik woon, waar anderen wonen Oriëntatie op thema 2 Verkenning van het thema Doelen 1 De kinderen kennen vooraf de belangrijkste onderwerpen en doelen van dit thema. 2 De kinderen kunnen elementen van voorkennis gebruiken bij het verwerken van enkele oriënterende opdrachten over het komende thema. 3 De kinderen kunnen op hun niveau zelfstandig materiaal verzamelen en selecteren dat volgens hen verwijst naar de eigen provincie. 4 De kinderen kunnen zelfstandig een thematafel vulling geven.

Activiteit 1 Onze gemeente Doelen 1 De kinderen weten dat ons land verdeeld is in gemeenten en kunnen dat illustreren met voorbeelden uit de eigen omgeving. 2 De kinderen kennen de begrippen gemeente, deelgemeente, fusiegemeente, kinderburgemeester, burgemeester, schepen, gemeenteraad, College van Burgemeester en Schepenen en kunnen die illustreren of verklaren. 3 De kinderen kunnen het bestuur van een gemeente in een schema voorstellen en dat toelichten. 4 De kinderen kunnen met voorbeelden aantonen dat de gemeente vele taken vervult. 5 De kinderen kunnen de functie van het gemeentehuis illustreren, eventueel met eigen voorbeelden. 6 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een afgelijnde opdracht afwerken. Activiteit 2 Steden en gemeenten hebben een verleden Doelen 1 De kinderen kennen enkele historische gebouwen, plaatsen, beelden, straten... in de eigen gemeente en kunnen die situeren in de tijd (vorige eeuw of vroeger) en in de ruimte (gemeentekaart). 2 De kinderen kunnen aan de hand van een gegeven lijst besluiten of hun gemeente in het verleden belangrijk was of niet. 3 De kinderen kennen de evolutie (3 stappen) van een historische stad en kunnen die met gegeven foto s, woordstroken en tekeningen in een schema opbouwen. 4 De kinderen weten of zij in een plattelandsgemeente, in een verstedelijkte gemeente of in een stad wonen, kunnen dat verklaren en enkele voor- en nadelen van hun woonplaats opnoemen. 5 De kinderen kunnen de belangrijke woorden in een tekst selecteren en hun selectie vergelijken met die op het knipblad. 6 De kinderen kunnen bepalen of zij alleen of met een partner een taak afwerken.

Activiteit 3 Wie woont er naast ons? Doelen 1 De kinderen kennen de begrippen provincie, provinciehoofdplaats, provincieraad, Bestendige Deputatie en gouverneur en kunnen die op hun niveau verklaren. 2 De kinderen kunnen in een schema het bestuur van de provincie vergelijken met dat van de gemeente. 3 De kinderen kunnen enkele voorbeelden geven van initiatieven van de provincie in hun buurt. 4 De kinderen kunnen enkele gegevens en specifieke kenmerken van de provincie op een fiche verzamelen. 5 De kinderen kunnen de eigen gemeente, de aangrenzende gemeenten en de provinciehoofdplaats op de provinciekaart situeren. 6 De kinderen kunnen zich met behulp van de windroos op verschillende provinciekaarten situeren. 7 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een in tijd beperkte opdracht afwerken. Activiteit 4 Afval ophalen en selecteren in de gemeente Doelen 1 De kinderen kunnen de evolutie van de ophaling en de verwerking van afval in de gemeente reconstrueren. 2 De kinderen kunnen de gemeentelijke ophaalkalender correct interpreteren. 3 De kinderen kunnen de werking en de functie van gescheiden afvalinzameling en van het containerpark verwoorden en met gegeven woorden en tekeningen schematiseren.

Activiteit 5 Leeruitstap naar het gemeentehuis en/of het containerpark Doelen 1 De kinderen kunnen levensechte waarnemingen en ervaringen koppelen aan reeds verworven begrippen of inzichten i.v.m. - de functie en werking van een gemeentehuis; - de functie en werking van een containerpark. 2 De kinderen kunnen tijdens een leeruitstap gericht waarnemen en durven toelichting vragen aan externe deskundigen. 3 De kinderen kunnen in voorbereiding op een leeruitstap de reisroute op een gemeentekaart aanduiden en vooraf zelf een vraag bedenken. 4 De kinderen kunnen zich tijdens een leeruitstap houden aan gemaakte afspraken. 5 De kinderen kunnen na een leeruitstap voor zichzelf en voor de groep evalueren of gemaakte afspraken werden nageleefd. Activiteit 6 Syntheseactiviteit thema 2 Doelen 1 De kinderen kunnen enkele begrippen, inzichten en vaardigheden, aangebracht en geoefend in het voorbije thema, gebruiken, herhalen en/of toepassen in gewijzigde of andere contexten. 2 De kinderen kunnen daarbij in een gegeven lijst van mogelijkheden aanduiden wat zij in die opdrachten hebben geleerd. 3 De kinderen kunnen met een vastgelegde kleurencode aanduiden van welke orde een doelstelling/leerinhoud uit het voorbije thema is. 4 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al dan niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dat op een specifieke fiche vast.

Thema 3 Dieren passen zich aan Oriëntatie op thema 3 Verkenning van het thema Doelen 1 De kinderen kennen vooraf de belangrijkste onderwerpen en doelen van dit thema. Activiteit 1 2 De kinderen kunnen bij een aantal foto s de associatie maken met hun gevoel van een veilig nest. 3 De kinderen kunnen zelfstandig een reden neerschrijven waarom ze eens verhuisden of waarom ze wel eens zouden willen verhuizen. 4 De kinderen kunnen hun voorkennis weergeven i.v.m. de ontwikkelingen van rups tot vlinder en van kikkerdril tot kikker. 5 De kinderen kunnen omschrijven hoe zij voor hun huisdieren zorgen. 6 De kinderen zijn gemotiveerd voor de activiteiten van dit thema. 7 De kinderen kunnen enkele opdrachten in overleg met een partner uitvoeren. Ik ben lekker (on)zichtbaar Doelen 1 De kinderen kunnen uit foto s en teksten afleiden hoe een natuurfotograaf zich gedraagt en over welke middelen hij beschikt. 2 De kinderen kunnen met eigen ervaringen en wat informatie aantonen dat bepaalde dieren zich verdedigen door zich aan hun omgeving aan te passen. 3 De kinderen kunnen een reeks uitspraken over de spanrups en de natuurfotograaf correct ordenen en rubriceren. 4 De kinderen kunnen uit een reeks middelen en materialen een keuze maken die past bij een natuurfotograaf en ze kunnen hun keuze verantwoorden. 5 De kinderen kunnen uit een reeks uitspraken deze aankruisen die passen bij een bepaald dier. 6 De kinderen kunnen uit een reeks foto s van dieren de passende foto selecteren die bij een reeks uitspraken past. 7 De kinderen kunnen aangeven hoe ze zich als fietser of voetganger duidelijk zichtbaar maken in het verkeer. 8 De kinderen kunnen in partnerwerk een aantal opdrachten uitvoeren. 9 De kinderen kunnen verwonderd zijn over de schoonheid van de natuur.

Activiteit 2 Een veilig nest Doelen 1 De kinderen kunnen verschillende functies van een woning opnoemen en beschrijven. 2 De kinderen kunnen uit eigen ervaring en uit informatie afleiden en besluiten dat niet iedereen over een degelijke woning beschikt. 3 De kinderen kunnen verschillende functies en kenmerken van een woning uit 1840 vergelijken met die van een woning vandaag. 4 De kinderen kunnen met voorbeelden aantonen dat er tussen mens en dier gelijkenissen en verschillen zijn bij het bouwen van een woonst of verblijf. 5 De kinderen kunnen een rooster met kenmerken van vogels en zoogdieren aanvullen. 6 De kinderen kunnen in partnerwerk een aantal opdrachten uitvoeren. Activiteit 3 Dieren verhuizen Doelen 1 De kinderen kunnen verschillende redenen bedenken waarom mensen verhuizen. 2 De kinderen kunnen een afgebakend deel informatie op hun eigen manier verwerken en aan de klas voorstellen. 3 De kinderen kunnen met voorbeelden aantonen dat, wanneer de omgeving verandert, de dieren zich aanpassen. 4 De kinderen kunnen het gedrag van dieren als reactie op weersveranderingen beschrijven en met voorbeelden illustreren. 5 De kinderen kunnen een schema met oorzaken en gevolgen aanvullen. 6 De kinderen kunnen de betekenis van trekvogel, standvogel, zwerfvogel, wintergast en zomergast opzoeken in het woordenboek en met een voorbeeld illustreren. 7 De kinderen kunnen samen met een partner of in groep een aantal opdrachten uitvoeren.

Activiteit 4 Snikheet en ijskoud Doelen 1 De kinderen kunnen met voorbeelden aantonen hoe ze zich beschermen tegen felle koude en hevige warmte. 2 De kinderen kunnen verbanden aangeven tussen bepaalde gedragingen van mensen en dieren, wanneer ze zich beschermen tegen hitte of koude. 3 De kinderen kunnen met voorbeelden illustreren hoe dieren zich gedragen in de verschillende seizoenen. 4 De kinderen kunnen de reacties van bepaalde dieren op felle koude en hevige warmte beschrijven. 5 De kinderen kunnen een tabel met oorzaken en gevolgen aanvullen. 6 De kinderen kunnen de verschillende stadia in de ontwikkeling van kikkerdril tot kikker en van ei tot vlinder chronologisch rangschikken. 7 De kinderen kunnen de betekenis van sommige woorden opzoeken in een woordenboek. 8 De kinderen kunnen genieten van de natuur. Activiteit 5 De mens steekt een handje toe Doelen 1 De kinderen kunnen met voorbeelden aantonen hoe de mens de overlevingskansen van dieren kan vergroten. 2 De kinderen kunnen de zorg voor hun huisdieren beschrijven. 3 De kinderen kunnen met voorbeelden illustreren wanneer dieren fokken in gevangenschap nuttig kan zijn. 4 De kinderen kunnen situaties met dieren beoordelen als goed of fout en hun oordeel verantwoorden. 5 De kinderen kunnen de nadelige gevolgen van sommige ingrepen van de mensen beoordelen en de slachtoffers opnoemen. 6 De kinderen kunnen respect tonen voor mensen die zich inzetten voor dieren. 7 De kinderen zijn bereid om hun gedrag tegenover dieren indien nodig aan te passen.

Activiteit 6 Syntheseactiviteit thema 3 Doelen 1 De kinderen kunnen enkele begrippen, inzichten en vaardigheden, aangebracht en geoefend in het voorbije thema, gebruiken, herhalen en/of toepassen in gewijzigde of andere contexten. 2 De kinderen kunnen daarbij in een gegeven lijst van mogelijkheden aanduiden wat zij in die opdrachten hebben geleerd. 3 De kinderen kunnen met een vastgelegde kleurencode aanduiden van welke orde een doelstelling/leerinhoud uit het voorbije thema is. 4 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al of niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dat op een specifieke fiche vast. 1ste cursorische periode Activiteit 1 Van eeuw- naar eeuwenband Doelen 1 De kinderen kunnen jaartallen uit een stamboom aanduiden en situeren op een eeuwband. 2 De kinderen kunnen grootouders en overgrootouders situeren en aanduiden op een eeuwband. 3 De kinderen kunnen opgegeven jaartallen situeren in de passende eeuw. 4 De kinderen kunnen het eerste en laatste jaartal van een bepaalde eeuw opnoemen. 5 De kinderen kunnen jaartallen uit een bepaalde eeuw opnoemen. 6 De kinderen kunnen jaartallen uit het begin, het midden en het einde van een bepaalde eeuw opnoemen. 7 De kinderen kunnen met een partner een taak afwerken.

Activiteit 2 Ik wil gezien worden Doelen 1 De kinderen kennen de verplichte onderdelen van een fiets die de zichtbaarheid vergroten en kunnen die op een fiets aanduiden. 2 De kinderen kennen allerlei reflecterend materiaal en kunnen dit bij een voetganger of een fietser passend aanbrengen. 3 De kinderen kunnen in een opgegeven reeks de ontbrekende gegevens i.v.m. zichtbaarheid aanvullen. 4 De kinderen kunnen foto s i.v.m. zichtbaarheid beoordelen. 5 De kinderen kunnen met een partner een taak afwerken. Activiteit 3 Onze provincie in hokjes Doelen 1 De kinderen kennen de eigen provinciehoofdplaats. 2 De kinderen kunnen op basis van een zelf getekend rooster (matrix) de coördinaten van gemeenten op de provinciekaart opgeven. 3 De kinderen kunnen vlot een legende, een rooster (matrix) en een alfabetische namenlijst met coördinaten (register) hanteren om gemeenten en andere geografische gegevens te situeren op de eigen provinciekaart. 4 De kinderen kunnen binnen de eigen provincie met behulp van de windroos gemeenten situeren. 5 De kinderen verkennen in een extra taak de kaart van Vlaanderen. 6 De kinderen kunnen in groep een taak afwerken en afspraken maken over de taakverdeling.

Activiteit 4 Klussen voor de wintervogels Doelen 1 De kinderen kunnen verklaren hoe winterblijvers worden geholpen door een nestkastje en een vetbol. 2 De kinderen kunnen, met of zonder de hulp van volwassenen, een nestkastje timmeren volgens een stappenplan. 3 De kinderen kunnen aan de hand van een stappenplan een vetbol maken. 4 De kinderen kunnen materialen en grondstoffen correct en veilig bedienen en/of verwerken. 5 De kinderen zijn bereid om na een knutseltaak op te ruimen. 6 De kinderen kunnen na een knutseltaak verwoorden wat goed en wat minder goed ging en hieruit enkele conclusies voor een volgende taak formuleren. Activiteit 5 Syntheseactiviteit 1ste cursorische periode Doelen 1 De kinderen kunnen de functie en werkzaamheden van enkele personen in de gemeente opzoeken in het infoboek en dat noteren. Ze kunnen ook opgeven waar ze deze gegevens vonden. 2 De kinderen kunnen uit een reeks mogelijkheden de passende aankruisen i.v.m. wat ze geleerd hebben bij de eerste doelstelling. 3 De kinderen kunnen voor twee vaardigheden opzoeken waar in het werkboek ze die hebben geoefend. Ze kunnen dit werkblad opgeven. 4 De kinderen kunnen uit een reeks vaardigheden die aankruisen die ze hebben toegepast tijdens doelstelling drie. 5 De kinderen kunnen met een vastgelegde kleurencode aanduiden van welke orde een doelstelling/leerinhoud uit het voorbije thema is. 6 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al of niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dat op een specifieke fiche vast.

Thema 4 Werken noemt men een job Oriëntatie op thema 4 Verkenning van het thema Doelen 1 De kinderen kunnen een kwartet vormen dat bestaat uit een beroep, een grondstof, een product en het gebouw waar gewerkt wordt. 2 De kinderen kunnen beroepen, producten, grondstoffen en gebouwen benoemen en beschrijven. 3 De kinderen kunnen met een partner overleggen. 4 De kinderen kunnen hun partnerwerk evalueren. 5 De kinderen kunnen hun eigen voorkeur of afkeur voor bepaalde beroepen verwoorden en motiveren. Activiteit 1 Hier wordt gewerkt: een geschikte plaats Doelen 1 De kinderen kunnen de inplanting van gebouwen en bedrijven beschrijven en interpreteren. 2 De kinderen kunnen op een kaart van hun regio of buurt allerlei werksituaties situeren en daarbij enkele vaststellingen noteren. 3 De kinderen kunnen het verband leggen tussen soorten bedrijven en soorten beroepen. 4 De kinderen kunnen bij gegeven foto s het beroep van de persoon noteren, de materialen en processen die bij dit beroep horen neerschrijven en de foto s koppelen aan afbeeldingen vangebouwen (bedrijven). 5 De kinderen kunnen uit een aantal verklaringen deze selecteren die passen bij bepaalde gebouwen. 6 De kinderen kunnen verantwoorden waarom ze graag/niet graag op een bepaalde plaats wonen. 7 De kinderen kunnen voor elk criterium bij de inplanting van een nieuw schoolgebouw een waardering geven van 1 tot en met 4. 8 De kinderen kunnen in groep een opdracht correct en volledig uitvoeren. 9 De kinderen kunnen hun groepswerk en de samenwerking beoordelen.

Activiteit 2 Gezocht: m/v met talent Doelen 1 De kinderen kennen het onderscheid tussen werknemers en werkgevers. 2 De kinderen weten en kunnen met voorbeelden aantonen dat er gevaarlijke en ongezonde beroepen bestaan. 3 De kinderen weten dat sommige beroepen zware, andere lichte lichamelijke en geestelijke inspanningen vergen en kunnen dit met voorbeelden illustreren. 4 De kinderen weten dat bij sommige jobs verschillende werktijden voorkomen. 5 De kinderen kunnen beroepen van volwassenen op een eenvoudige wijze beschrijven. 6 De kinderen kunnen illustreren dat beroepen vaardigheden vereisen die niet noodzakelijk aan een geslacht gebonden zijn. 7 De kinderen weten dat er op dit ogenblik sommige beroepen vooral door mannen, en andere vooral door vrouwen worden uitgeoefend en kunnen dit op hun niveau verklaren. 8 De kinderen kunnen op hun niveau een aantal oorzaken en gevolgen van werkloosheid opnoemen. 9 De kinderen stellen vast dat we voor levensnoodzakelijke behoeften vaak afhankelijk zijn van andere mensen. 10 De kinderen kunnen de verantwoordelijkheid voor een groepstaak op zich nemen. 11 De kinderen kunnen in groep een opdracht correct en binnen een afgesproken tijd uitvoeren.

Activiteit 3 Enkele stappen in het verleden Doelen 1 De kinderen ontdekken de werktijden van kinderen uit verschillende eeuwen en kunnen dat op een daglijn voorstellen. Activiteit 4 2 De kinderen kunnen hun eigen situatie en daglijn vergelijken met die van kinderen uit andere eeuwen en op hun niveau enkele conclusies trekken. 3 De kinderen kunnen situaties en werkomstandigheden toewijzen aan een bepaalde eeuw. 4 De kinderen kunnen op hun niveau hun mening verwoorden over kinderarbeid. 5 De kinderen kunnen met een partner een opdracht uitvoeren. Een bezoek Doelen 1 De kinderen kunnen aan de hand van een fotoreportage met onderschriften een identiteitskaart van een bedrijf opstellen (facultatief). 2 De kinderen kunnen aan de hand van een voorbeeld zelf een identiteitskaart van het bezochte bedrijf opstellen. 3 De kinderen kunnen aan de hand van een invulblad de nodige gegevens over een bedrijf verzamelen. 4 De kinderen kunnen aan de hand van een identiteitskaart twee bedrijven vergelijken en de verschillen en gelijkenissen noteren en bespreken. 5 De kinderen kunnen en durven gerichte vragen stellen aan de gids van het bedrijf. 6 De kinderen kunnen verwoorden hoe ze zich moeten gedragen tijdens het bezoek en kunnen dit toepassen. 7 De kinderen kunnen op passende wijze en op hun niveau de gids bedanken voor de rondleiding. 8 De kinderen kunnen een fototoestel hanteren om een fotoverslag te maken van het bedrijfsbezoek. 9 De kinderen kunnen op hun niveau verwoorden wat zij interessant vonden. 10 De kinderen kunnen hun voorkeur of afkeer uiten voor een job uit het bedrijf en dit verantwoorden. 11 De kinderen kunnen in partnerwerk een taak uitvoeren en afwerken.

Activiteit 5 Syntheseactiviteit thema 4 Doelen 1 De kinderen kunnen enkele inzichten en vaardigheden, aangebracht en geoefend in het voorbije thema, herhalen en/of toepassen in gewijzigde of andere contexten. 2 De kinderen kunnen daarbij in een gegeven lijst van mogelijkheden aanduiden wat zij in die opdrachten hebben geleerd. 3 De kinderen kunnen met een vastgelegde kleurencode aanduiden van welke orde een doelstelling/leerinhoud uit het voorbije thema is. 4 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al of niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dat op een specifieke fiche vast. Thema 5 Vrije tijd, drukke tijd Oriëntatie op thema 5 Verkenning van het thema Doelen 1 De kinderen kunnen in een voortaak hun eigen vrijetijdsbesteding beschrijven. 2 De kinderen kunnen een kalender gebruiken om belangrijke gebeurtenissen uit hun eigen leven aan te duiden. 3 De kinderen weten dat er een ruim aanbod is aan vrijetijdsbesteding en kunnen dit illustreren met voorbeelden. 4 De kinderen kunnen gegevens van tabellen en grafieken aflezen en noteren. 5 De kinderen kunnen gegevens vergelijken en op hun niveau vaststellingen en conclusies formuleren. 6 De kinderen kunnen met een partner een opdracht uitvoeren. 7 De kinderen kunnen deze samenwerking beoordelen.

Activiteit 1 Doelen Ons plekje 1 De kinderen kunnen op een plattegrond van de eigen gemeente een weg aanduiden. 2 De kinderen kunnen op een plattegrond van de eigen gemeente bekende plaatsen situeren. 3 De kinderen kunnen een legende bij een plattegrond raadplegen. 4 De kinderen kunnen de begrippen wijk, dorp, gemeente en stad in een juiste context gebruiken. 5 De kinderen kunnen pictogrammen herkennen en toepassen in hun omgeving. 6 De kinderen kunnen nauwkeurig en gericht waarnemen in functie van gestelde vragen. 7 De kinderen kunnen uit een aantal vaststellingen op een speelplein conclusies trekken voor de gebruikers (veiligheid, leeftijdscategorie...). 8 De kinderen kunnen situaties die schadelijk zijn voor de gezondheid herkennen en verwoorden hoe ze elementaire hulp kunnen verlenen. 9 De kinderen kunnen wantoestanden ontdekken en die op hun niveau aanklagen. 10 De kinderen kunnen in groep samenwerken om een opdracht uit te voeren.

Activiteit 2 Doelen Welkom in de club 1 De kinderen weten dat er een ruim aanbod is van vrijetijdsbesteding en kunnen dit illustreren met voorbeelden. 2 De kinderen kunnen in een onderwijsleergesprek de diverse vormen van clubs, met lichamelijk passieve en actieve activiteiten, onderscheiden, onderzoeken en evalueren. 3 De kinderen kunnen de clubactiviteiten op een weekschema weergeven en vergelijken met hun eigen weekschema. 4 De kinderen kunnen verschillen en gelijkenissen tussen weekschema s van diverse clubs vergelijken en op hun niveau verklaren. 5 De kinderen weten dat in elke vereniging volwassenen en jongvolwassenen leiding geven en kunnen dit illustreren met voorbeelden. 6 De kinderen weten dat elke club specifieke regels heeft en kunnen er enkele aan clubs toewijzen. 7 De kinderen kunnen cijfergegevens over ledenaantallen vergelijken en op hun niveau conclusies formuleren. 8 De kinderen kunnen hun persoonlijke voorkeur uiten voor bepaalde activiteiten en clubs en kunnen dit op hun niveau argumenteren. 9 De kinderen kunnen verwoorden waarom ze al dan niet tevreden zijn met hun clublidmaatschap. 10 De kinderen kunnen met een partner een opdracht correct en binnen de afgesproken tijd afwerken.

Activiteit 3 Op stap met... Doelen 1 De kinderen kunnen de info individueel verwerken en er verslag over uitbrengen. 2 De kinderen kunnen feiten op een eeuwenband situeren. 3 De kinderen kunnen een aantal uitspraken over reizen en vrije tijd door de eeuwen heen beoordelen. 4 De kinderen kunnen voertuigen en hun gebruikers situeren op een eeuwenband. 5 De kinderen kunnen de leefwereld van diverse personages uit verschillende periodes herkennen en illustreren met voorbeelden. 6 De kinderen kunnen redenen om te reizen in diverse eeuwen verwoorden en illustreren met voorbeelden. 7 De kinderen kunnen op hun niveau verklaren waarom bepaalde redenen om te reizen geëvolueerd zijn en andere niet. 8 De kinderen kunnen een slot bedenken bij het verhaal uit de info. 9 De kinderen kunnen in partnerwerk een opdracht correct en binnen de afgesproken tijd afwerken.

Activiteit 4 Doelen Vlaanderen vakantieland 1 De kinderen kunnen plaatsen in Vlaanderen, waar bezienswaardigheden te vinden zijn, terugvinden op provinciekaarten. 2 De kinderen kunnen op hun niveau een indeling voorstellen van de diverse bezienswaardigheden. 3 De kinderen kunnen gebruik maken van een gridsysteem (matrix) om plaatsen te situeren en op te zoeken. 4 De kinderen kunnen gegevens uit een legende op een provinciekaart situeren. 5 De kinderen kunnen aan de hand van enkele vaststellingen op hun niveau een verklaring formuleren. 6 De kinderen kunnen een daguitstap in één provincie samenstellen en hun bestemmingen situeren op de provinciekaart. 7 De kinderen kunnen een dagindeling maken voor hun daguitstap. 8 De kinderen kunnen van een aantal bezienswaardigheden de aantrekkingskracht ontdekken en deze toewijzen aan interesses van zichzelf en anderen. 9 De kinderen kunnen de toeristische mogelijkheden van twee provincies vergelijken en daaruit op hun niveau enkele besluiten trekken. 10 De kinderen kunnen hun voorkeur voor bepaalde bezienswaardigheden uiten en verklaren. 11 De kinderen kunnen met een partner een opdracht correct uitvoeren. Activiteit 5 Syntheseactiviteit thema 5 Doelen 1 De kinderen kunnen enkele begrippen, inzichten en vaardigheden, aangebracht en geoefend in het voorbije thema, gebruiken, herhalen en/of toepassen in gewijzigde of andere contexten. 2 De kinderen kunnen daarbij in een gegeven lijst van mogelijkheden aanduiden wat zij in die opdrachten hebben geleerd. 3 De kinderen kunnen met een vastgelegde kleurencode aanduiden van welke orde een doelstelling/leerinhoud uit het voorbije thema is. 4 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al of niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dat op een specifieke fiche vast.

Thema 6 Het staat in de krant Oriëntatie op thema 6 Verkenning van het thema Doelen 1 De kinderen kennen vooraf de belangrijkste onderwerpen en doelen van dit thema. 2 De kinderen kunnen elementen van voorkennis activeren bij het verwerken van enkele oriënterende opdrachten over het komende thema. 3 De kinderen kunnen in een enquête in eigen huiskring enkele gegevens verzamelen voor het komende thema. 4 De kinderen kunnen aanduiden of zij antwoorden op basis van een gok of een informatiebron. Activiteit 1 Kranten en tijdschriften vergeleken Doelen 1 De kinderen kennen de begrippen dagblad, krant, tijdschrift, rubriek en artikel en kunnen deze op hun niveau verklaren en gebruiken in passende contexten. 2 De kinderen kennen bij benadering de prijs van een dagblad en kunnen op hun niveau verklaren dat die zonder reclame-inkomsten nog hoger zou zijn. 3 De kinderen weten dat er verschillende Vlaamse kranten en tijdschriften bestaan en kunnen enkele titels opnoemen. 4 De kinderen weten dat er verschillende krantenbijlagen en tijdschriften voor kinderen bestaan en kunnen hiervan voorbeelden geven. 5 De kinderen kunnen enkele verschillen tussen kranten/tijdschriften aangeven en op hun niveau verklaren dat dit o.m. beantwoordt aan de eisen van een verschillend lezerspubliek. 6 De kinderen kennen enkele rubrieken in een krant en kunnen daarvan voorbeelden ordenen. 7 De kinderen kunnen zelf opgetekende enquêtegegevens verzamelen en daar op hun niveau enkele besluiten bij formuleren. 8 De kinderen kunnen vlot overschakelen van klassikaal werk naar partnerwerk en omgekeerd.

Activiteit 2 Hoe maak je een krant? Doelen 1 De kinderen kennen de begrippen eindredacteur, hoofdredacteur, journalist, frontpagina, lay-out en primeur en kunnen deze op hun niveau verklaren. 2 De kinderen kunnen de weg van nieuws naar een krant in de bus reconstrueren door een aangeboden schema in te vullen. 3 De kinderen kunnen uit beperkte tekstgehelen de belangrijke woorden selecteren en passend markeren. 4 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een afgelijnde opdracht binnen een bepaalde tijd afwerken. Activiteit 3 Reclame, wat doe je ermee? Doelen 1 De kinderen weten dat reclame een vaste plaats en functie heeft verworven in de media en kunnen dit op hun niveau illustreren en verklaren. 2 De kinderen kunnen reclameboodschappen onderscheiden van andere informatie. 3 De kinderen weten dat reclamemakers verschillende middelen gebruiken om producten aantrekkelijk voor te stellen en kunnen deze verleidingstechnieken catalogiseren in een eigen en een aangeboden schema. 4 De kinderen kunnen op hun niveau verklaren dat reclame voor een product, dat product duurder maakt. 5 De kinderen beseffen dat reclame een invloed kan hebben op hun eigen gedrag en tonen zich bereid om dat te onderzoeken en er eventueel rekening mee te houden. 6 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een afgelijnde taak afwerken.

Activiteit 4 Letterhistorie Doelen 1 De kinderen kunnen gegevens over de ontwikkeling van de postbedeling, de krant en de drukkunst situeren op een eeuwenband. 2 De kinderen kunnen deze gesitueerde gegevens correct interpreteren door conclusies te beoordelen als waar of onwaar of door ze te situeren in een bepaalde periode. 3 De kinderen zien in dat de evoluties in deze drie domeinen niet los staan van elkaar en van andere maatschappelijke ontwikkelingen en kunnen dat op hun niveau verwoorden. 4 De kinderen kunnen uit een beperkt tekstgeheel de belangrijke woorden selecteren. 5 De kinderen kunnen voor een afgelijnde taak samenwerken in groep. 6 De kinderen kunnen het groepswerk beoordelen en waarderen. Activiteit 5 We maken een krant Doelen 1 De kinderen kunnen eigen ideeën op een creatieve manier omzetten in woorden, tekeningen en/of foto s. 2 De kinderen kunnen in overleg met elkaar keuzes maken en een taakverdeling afspreken. 3 De kinderen kunnen in deelgroepen of in duo deelopdrachten afwerken en zo een gezamenlijk product (een klassenkrant) binnen een bepaalde tijd afleveren. 4 De kinderen kunnen leiding geven aan of krijgen van klasgenoten. 5 De kinderen kunnen al dan niet met de hulp van volwassenen apparaten (kopieermachine, fototoestel, pc...) vlot en correct gebruiken. 6 De kinderen kunnen de bijdrage van klasgenoten aan een gezamenlijk werkstuk objectief evalueren en waarderen. 7 De kinderen genieten ervan om een bijdrage te kunnen leveren aan een gezamenlijk werkstuk.

Activiteit 6 Syntheseactiviteit thema 6 Doelen 1 De kinderen kunnen enkele begrippen, inzichten en vaardigheden, aangebracht en geoefend in het voorbije thema, gebruiken, herhalen en/of toepassen in gewijzigde of andere contexten. 2 De kinderen kunnen daarbij in een gegeven lijst van mogelijkheden aanduiden wat zij in die opdrachten hebben geleerd. 3 De kinderen kunnen met een vastgelegde kleurencode aanduiden van welke orde een doelstelling/leerinhoud uit het voorbije thema is. 4 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al of niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dat op een specifieke fiche vast. 2de cursorische periode Activiteit 1 Nog verder in het verleden op de eeuwenband Doelen 1 De kinderen kunnen jaartallen in de passende eeuw voor of na Christus situeren op de eeuwenband. 2 De kinderen kunnen het eerste en het laatste jaartal van een bepaalde eeuw voor of na Christus opnoemen. 3 De kinderen kunnen bij historische informatie oorzaak en gevolg onderscheiden en met een paar voorbeelden aantonen. 4 De kinderen kunnen, na het lezen van een tekst met historische informatie, aangeven wat ze belangrijk vinden. 5 De kinderen kunnen een reeks gegevens rubriceren bij Rome toen en een grootstad nu en ze kunnen daarbij een conclusie formuleren. 6 De kinderen weten dat de eeuwenband een ordeningsmiddel is om historische gegevens te situeren en kunnen dit met voorbeelden illustreren. 7 De kinderen kunnen met een partner een taak afwerken. 8 De kinderen kunnen en durven in een klassengesprek hun mening kenbaar maken.

Activiteit 2 Fietsers, opgelet! Doelen 1 De kinderen kunnen uit eigen ervaringen vertellen waar ze moeten, waar ze mogen en waar ze niet mogen fietsen. 2 De kinderen kunnen hun eigen ervaringen i.v.m. fietsen vergelijken met de wettelijke verplichtingen en daaruit de passende conclusies trekken. 3 De kinderen kunnen bij een getekende verkeerssituatie opgeven wat mag en niet mag en ze kunnen daarbij de betekenis van de verkeersborden verklaren. 4 De kinderen kunnen uit drie mogelijke gedragingen bij een getekende verkeerssituatie het correcte verkeersgedrag aankruisen. 5 De kinderen kunnen enkele verkeersborden correct inkleuren en de betekenis van die verkeersborden geven. 6 De kinderen kunnen met een partner een taak afwerken. Activiteit 3 De Vlaamse provincies en de 19 Brusselse gemeenten in kaart gebracht Doelen 1 De kinderen weten dat de 19 Brusselse gemeenten niet tot een provincie behoren. 2 De kinderen kennen de vijf Vlaamse provincies en hun hoofdplaatsen en kunnen die situeren op een passende kaart. 3 De kinderen kunnen met behulp van een passende kaart vlot enkele zoekopdrachten over de Vlaamse provincies afwerken. 4 De kinderen kunnen op de kaart met de Vlaamse provincies vlot de windstreken situeren. 5 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een afgelijnde opdracht afwerken.

Activiteit 4 Twee dieren en planten vergeleken Doelen 1 De kinderen zien in dat je planten en dieren kunt beschrijven en ordenen door onderlinge gelijkenissen en verschillen aan te geven. 2 De kinderen kunnen dit illustreren door gegevens over uitzicht, voeding, biotoop, voortplanting en bijzonderheden van de egel, de grote bonte specht, de paardebloem en de beuk te ordenen in een gegeven tabel. 3 De kinderen tonen zich bereid om als huistaak aan de hand van een vragenschema een identiteitskaart op te stellen van een plant en/of een dier. 4 De kinderen kunnen bewondering opbrengen voor de natuur. Activiteit 5 Syntheseactiviteit 2de cursorische periode Doelen 1 De kinderen kunnen uit een opgegeven info drie belangrijke begrippen selecteren en hun betekenis opgeven. 2 De kinderen kunnen uit een reeks mogelijkheden de passende aankruisen i.v.m. wat ze hebben geleerd bij de eerste doelstelling. 3 De kinderen kunnen de vaardigheid die nodig is om een bepaalde opdracht uit te voeren, omschrijven. 4 De kinderen kunnen uit twee mogelijkheden de passende aankruisen i.v.m. wat ze geleerd hebben bij de derde doelstelling. 5 De kinderen kunnen met een vastgelegde kleurencode aanduiden van welke orde een doelstelling/leerinhoud uit het voorbije thema is. 6 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al of niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dat op een specifieke fiche vast.