WAT IS HET EFFECT VAN DE CAMPAGNE LICHTER WERK(T) OP HET GEBRUIK VAN HULPMIDDELEN IN DE BOUW?

Vergelijkbare documenten
GEZOND HANDMATIG KNIPPEN VAN BETONSTAAL. Opstellen van criteria op basis van krachtmetingen

Optimale gewichten van blokken voor metselen en lijmen in de bouw

Fysieke belasting in arbocatalogi 25 september 2008

Watskeburt: lasten verlicht?

KWALITEIT ARBODIENSTVERLENING BOUW VERGELIJKING ONDERZOEKSRESULTATEN 2002 EN

KWALITEIT ARBODIENSTVERLENING BOUW 2010 CONCEPTRAPPORT. Auteur: K. Afrian, MSc, Economisch Instituut voor de Bouw

Taakroulatie in de bouw

Een verkenning van activiteiten / houdingen van zandcementdekvloerenleggers tijdens het mechanisch afreien

ANALYSE ITEMS DUURZAME INZETBAARHEID PAGO BOUWNIJVERHEID

Stappenplan invoering hulpmiddelen ter verlichting van fysieke belasting

Arbovriendelijk werken met gipsplaten. Best Practice methode

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Plafond- en wandmonteur

Het effect van een schouderbeschermer op schouderklachten en productiviteit van steigerbouwers

Fysieke belasting in de bouw. Veilig en gezond werken

Arbouw staat voor gezond en veilig werken in de bouwnijverheid en richt zich op

Betonstaalvlechter. Het belangrijkste bouwwerk ben je zelf. Alles wat je moet weten over gezond en veilig vlechten. Informatie voor de werknemer

Monitor arbeidsongevallen in de bouw 2015

Inventarisatie behoeften van

Factoren die kunnen en willen doorwerken tot 65 beïnvloeden

Glaszetter. Het belangrijkste bouwwerk ben je zelf. Alles wat je moet weten over gezond en veilig glaszetten. Informatie voor de werknemer

Steigerbouwer. Het belangrijkste bouwwerk ben je zelf. Alles wat je moet weten over gezond en veilig steigerbouwen. Informatie voor de werknemer

Project Fysieke Belasting in de Bouw drs. Leo de Jong MAO Projectleider Bouw

Geschikt of ongeschikt?

WERKNEMERS EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID

Monitor arbeidsongevallen in de bouw 2016

Straatmaker. Het belangrijkste bouwwerk ben je zelf. Alles wat je moet weten over gezond en veilig straten. Informatie voor de werknemer

Gipsblokkensteller. Het belangrijkste bouwwerk ben je zelf. Alles wat je moet weten over het gezond en veilig stellen van gipsblokken

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

Blokkensteller ruwbouw

Arbocatalogus pkgv-industrie Fysieke belasting

Subsidiënt: Ministerie van VWS. Zorgverleners werken liever met interne oproepkrachten dan met personeel van buitenaf

Tillen. Tips voor werknemers voor veilig tillen

Verticaal transport en opslag gipsplaten is een must

Bevraging Management. De Vlaamse overheid. Resultaten

EFFECTIVITEIT VAN ARBOMAATREGELEN

Monitor arbeidsongevallen in de bouw November 2014

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie

Onderzoek Zondagopenstelling Gemeente Borger-Odoorn

ARBOUWVRAGENBLOK WERKNEMERS Auteur: F.J. Jansen, Economisch Instituut voor de Bouw

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Het belang van begeleiding

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg

Werkbelevingsonderzoek 2013

Project Arbouw voorlichting preventie valgevaar rolsteigers, ladders en trappen

KOZIJNEN STELLEN. Stelt u de gezondheid. Arbouw voor gezond en veilig werken

Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [ ]

Werkdruk in het onderwijs

Sandwichgeneratie in de gemeente Haaren

Duurzame Re-integratie

MONITOR ARBEIDSONGEVALLEN IN DE BOUW 2011

Globale beoordeling fysieke belasting bij particulier verhuisvervoer

Straatintimidatie Amsterdam. Factsheet Onderzoek, Informatie en Statistiek

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY

Op weg naar een ambulante methode voor het meten van rugbelasting op de werkplek

CHAPTER. Samenvatting

Beschrijving van de verhuistaken Tillen - dragen Trekken - duwen Werkhoudingen Repeterende bewegingen 1. Goederen verplaatsen

Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Arbeidsbelasting van zandcementdekvloerenleggers tijdens het werken met twee verschillende mechanische reien. juni 2014

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels

Coffeeshop in de buurt

De ontwikkeling en evaluatie van het zes stappenplan voor bedrijfsartsen

De Tabakswet. Rapport. Onderzoek naar hinder en schadelijkheid van passief roken, houding t.a.v. en steun voor rookverboden Cyrille Koolhaas

Zwaar werk lichter maken: een hele klus Preventie van beroepsziekten bij bewegingsapparaat en psyche

Opzet en uitvoering onderzoek 'Motie Straus'

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016

Onderwerp Bijlagen Doorkiesnummer Ergonomisch onderzoek Rapportage

Wat vinden bedrijven?

Effect van werkstijl op het onderhouden van RSI-klachten in een veranderende werkomgeving

Rapportage Onderzoek buitenles

16. Statistische analyse Meldpunt

MONITOR ARBEIDSONGEVALLEN IN DE BOUW Auteur: K. Afrian, MSc, Economisch Instituut voor de Bouw. Bestelcode: ISBN:

Onderzoek Passend Onderwijs

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Gedragscode Defensie. Draagvlakmeting. Ministerie van Defensie. Defensie Personele Diensten Gedragswetenschappen

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Toezichthouders in de wijk

Fysiek Functioneel Belastbaarheidonderzoek

Signaleren, diagnosticeren, melden en preventie van beroepsziekten: het zes-stappenplan voor bedrijfsartsen. Toelichting en checklists per stap

Hoge werktevredenheid geen garantie voor doorwerken tot pensioen

trntrtrtr V td L O\'ERLASTMETINGEN IN DE GRAVII\TNESTEEG EN OMGEVING

Agressie en geweld Onderzoeksresultaten poll

Betonstorter / gietbouwer

Burgerpanel Horst aan de Maas - Meting 3

Metaalbewerker / bankwerker

Monitor werkdruk in de kraamzorg 2018

Monitor naleving rookvrije werkplek 2006

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

Pilot Mag het een tasje minder zijn? Consumentenonderzoek. Rapportage van de peiling onder inwoners van Deventer, Tilburg en Zoetermeer,

In dit nummer. April Van de redactie

Invoering van de meldcode in de jeugdzorg

Monitoring gebruikerstevredenheid invoering 130 km/h

Psychische gezondheid en de Wet Medische Keuringen. Willemijn Roozendaal (VU)

Mate van tevredenheid van deelnemers aan de training in de cursuskalender

Vloerenlegger. Het belangrijkste bouwwerk ben je zelf. Alles wat je moet weten over gezond en veilig vloeren leggen. Informatie voor de werknemer

Rapportage Onderzoek betaaltermijnen en betaalgedrag MKB Uitgevoerd door Direct Research In opdracht van Betaalme.

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Transcriptie:

Arbouw is hét kennis- en service-instituut op het gebied van arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid. Arbouw biedt praktische informatie, instrumenten en richtlijnen op basis van onderzoek naar arbovriendelijke werkmethoden, risico s, ongevallen en beroepsziekten. Arbouw organiseert ook de uitvoering van het cao-pakket preventiezorg. Dit alles met het doel de gezondheid, veiligheid en duurzame inzetbaarheid van werknemers in de bouw te verbeteren en het ziekteverzuim te verminderen. In het bestuur zijn vertegenwoordigd: Bouwend Nederland, FOSAG, NOA, FNV Bouw en CNV Vakmensen. Stichting Arbouw 2013. Alle rechten voorbehouden. De producten, informatie, tekst, afbeeldingen, foto s, illustraties, lay-out, grafische vormgeving, technische voorzieningen en overige werken van Stichting Arbouw ( de werken ), waarin substantieel is geïnvesteerd, zijn beschermd onder de Auteurswet, de Benelux Merkenwet, de Databankenwet en andere toepasselijke wet- en regelgeving. Behoudens wettelijke uitzonderingen mag niets daarvan worden verveelvoudigd, aan derden ter beschikking gesteld of openbaar gemaakt, zonder voorafgaande toestemming van Stichting Arbouw. Het bekijken van de werken en het maken van kopieën voor eigen individueel gebruik is toegestaan voorzover binnen de toepasselijke wet- en regelgeving aangegeven grenzen. De woord- en beeldmerken op de werken zijn van Stichting Arbouw en/of haar licentiegever(s). Het is niet toegestaan één of meerdere van deze merken en logo s te gebruiken zonder voorafgaande toestemming van Stichting Arbouw of betrokken licentiegever(s). Stichting Arbouw is niet aansprakelijk voor (de inhoud van) haar (informatie) producten, software daaronder mede begrepen, noch voor het (her) gebruik daarvan door derden.

WAT IS HET EFFECT VAN DE CAMPAGNE LICHTER WERK(T) OP HET GEBRUIK VAN HULPMIDDELEN IN DE BOUW? Auteurs: drs. Julitta Boschman 1 dr. Henk van der Molen 1,2,* prof. dr. Monique Frings-Dresen 1 1 Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid, Academisch Medisch Centrum, Universiteit van Amsterdam 2 Arbouw, Harderwijk * Contactpersoon: Henk van der Molen, Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid, Academisch Medisch Centrum, Postbus 22660, 1100 DD Amsterdam h.f.vandermolen@amc.uva.nl tel. 020-566 7857 Bestelcode: ARB00009686 Rapportnummer: 13-167 ISBN: 9789490943295 Harderwijk, juli 2013

2

INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING... 5 1 INLEIDING... 8 1.1 Achtergrond... 8 1.2 Doel- en vraagstellingen... 9 2 METHODE... 10 2.1 Studieopzet en deelnemers... 10 2.2 Vragenlijsten... 11 2.3 Analyse van de gegevens... 11 2.4 Uitkomstmaten... 12 3 RESULTATEN... 14 3.1 Populatie... 14 3.2 Taakeisen en werkvermogen... 14 3.3 Gebruik ergonomische hulpmiddelen na de campagneperiode... 15 3.4 Klachten aan het bewegingsapparaat... 19 3.5 Effect van een toename van het gebruik van hulpmiddelen... 21 3.6 De impact van de campagne Lichter Werk(t)... 22 4 CONCLUSIES... 25 5 REFERENTIES... 26 BIJLAGE 1... 27 Taakeisen... 27 Werkvermogen... 28 Veranderingen in het gebruik van hulpmiddelen per beroep... 29 Klachten aan het bewegingsapparaat en werk... 38 BIJLAGE 2 VRAGENLIJSTEN 2013... 40 Vragenlijst lichamelijke belasting betonstaalverwerkers... 40 Vragenlijst lichamelijke belasting glaszetters... 45 Vragenlijst lichamelijke belasting metselaars... 49 Vragenlijst lichamelijke belasting natuursteenbewerkers... 53 Vragenlijst lichamelijke belasting plafond- en wandmonteurs... 57 Vragenlijst lichamelijke belasting steigerbouwers... 61 Vragenlijst lichamelijke belasting straatmakers... 65 Vragenlijst lichamelijke belasting stukadoors... 69 Vragenlijst lichamelijke belasting timmerlieden... 73 3

4

SAMENVATTING Achtergrond en vraagstellingen Werkgevers- en werknemers in de bouwnijverheid hebben afgesproken om het gebruik van arbovriendelijke werkmethoden te bevorderen. Daarom werd van 2011 tot 2013 de landelijke campagne Lichter Werk(t) uitgevoerd. De campagne richtte zich primair op de volgende negen beroepsgroepen: betonstaalwerkers, glaszetters, metselaars, natuursteenbewerkers, plafond- en wandmonteurs, steigerbouwers, straatmakers, stukadoors en timmerlieden. Het doel van dit vragenlijstonderzoek is om door middel van een basismeting (najaar 2010) 1 en eindmeting (voorjaar 2013) een verandering over de tijd in het gebruik van hulpmiddelen en klachten aan het bewegingsapparaat in kaart te brengen. Tevens wordt geëvalueerd in hoeverre de campagneactiviteiten bekend zijn bij de werknemers en of de werknemers voldoende kennis hebben van gebruik van hulpmiddelen. De vraagstellingen luiden als volgt: 1. Is het gebruik van ergonomische hulpmiddelen tijdens de campagneperiode bij de negen bouwberoepen toegenomen? Wat zijn eventuele belemmeringen en bevorderende factoren voor het gebruiken van hulpmiddelen? 2. Is tijdens de campagneperiode bij werknemers in de negen bouwberoepen het vóórkomen van klachten aan het bewegingsapparaat afgenomen? 3. Is er een relatie tussen de toename in het gebruik van ergonomische maatregelen en de afname van klachten aan het bewegingsapparaat? 4. In hoeverre zijn de campagneactiviteiten van Lichter Werk(t) bekend bij de werknemers en hebben de werknemers kennis van hulpmiddelen? Welke acties zijn volgens de werknemers nodig om hulpmiddelen in te gaan zetten? Methode In 2013 bleek 27% van de werknemers die meededen aan het vragenlijstonderzoek in 2010, niet meer werkzaam te zijn in de bouwnijverheid. Het verzoek aan 1130 werknemers om in 2013 opnieuw een vragenlijst in te vullen leverde 713 reacties (response van 63%). De vragenlijsten bevatten vragen over persoonsgegevens, ergonomische hulpmiddelen, het vóórkomen van klachten aan het bewegingsapparaat en anno 2013 vier extra vragen naar de bekendheid met Lichter Werk(t), kennis van hulpmiddelen, acties om hulpmiddelen in te gaan zetten en bevorderende factoren voor het gebruik van hulpmiddelen. 5

Resultaten Hulpmiddelen voor horizontaal (69%) en verticaal transport (71%) werden door meer werknemers gebruikt dan hulpmiddelen voor plaatsen en aanbrengen (54%). De meest genoemde reden voor het niet gebruiken van hulpmiddelen, is het niet aanwezig zijn van de hulpmiddelen. In totaal 34% van de werknemers ging over de tijdsperiode van twee jaar meer hulpmiddelen voor verticaal transport gebruiken; dit is significant verschillend van de 25% werknemers die minder hulpmiddelen voor verticaal transport gingen gebruiken. Respondenten noemen het vaakst dat het verlichten van het werk de belangrijkste reden is om hulpmiddelen te gebruiken. Hulpmiddelen voor horizontaal transport en plaatsen en aanbrengen van materialen werden niet vaker gebruikt. Metselaars (37-41%), betonstaalvlechters (51%) en plafond- en wandmonteurs (43%) rapporteerden vaker hulpmiddelen te gebruiken. In de andere beroepen waren geen veranderingen in het gebruik van hulpmiddelen. Regelmatige of langdurige klachten aan schouders, onderrug en knieën werden het vaakst (30-43%) gemeld door de werknemers. Klachten aan schouders namen af voor 28% van de werknemers. Er was na periode van twee jaar geen meetbaar effect van een toename van het gebruik van hulpmiddelen op afname van klachten aan schouders, onderrug en knieën. Het grootste deel van de respondenten (65%) gaf aan de Arbouw campagneactiviteiten Lichter Werk(t) te kennen en rapporteerde voldoende kennis van hulpmiddelen te hebben. Het merendeel van de werknemers (80%) gaf aan dat er acties nodig zijn om hulpmiddelen in te zetten. De meeste genoemde acties waren het geven van informatie over hulpmiddelen en het verbeteren van de ondersteuning door arbodienst of leidinggevende. 6

Conclusies Na de periode van twee jaar waarin de campagneactiviteiten Lichter Werk(t) werden uitgevoerd, is het gebruik van hulpmiddelen voor verticaal transport onder ruim een derde van de werknemers in de negen bouwberoepen toegenomen; een kwart van de werknemers ging minder gebruik maken van deze hulpmiddelen. Hulpmiddelen voor horizontaal transport en voor het plaatsen en aanbrengen werden niet vaker gebruikt. Regelmatige of langdurige klachten aan schouders, onderrug en knieën komen het vaakst voor onder de werknemers. Schouderklachten namen in de loop van twee jaar af. In de groep werknemers betrokken bij dit onderzoek, werden geen aanwijzingen gevonden dat een toename van het gebruik van hulpmiddelen over een periode van twee jaar resulteert in een afname van klachten aan schouders, onderrug of knieën. Het grootste deel van de respondenten geeft aan de Arbouw campagneactiviteiten Lichter Werk(t) te kennen en heeft voldoende kennis van hulpmiddelen om het werk lichter te maken. Wel geeft het merendeel van de werknemers aan dat er acties nodig zijn om hulpmiddelen in te zetten. De meeste genoemde acties zijn het geven van informatie over hulpmiddelen en het verbeteren van de ondersteuning door arbodienst of leidinggevende. 7

1 INLEIDING 1.1 Achtergrond In de bouwnijverheid is lichamelijke belasting in het werk een belangrijke oorzaak van arbeidsgebonden aandoeningen aan het bewegingsapparaat. Het toepassen van ergonomische maatregelen lijkt een goede strategie om de lichamelijke belasting in het werk te verminderen. Werkgevers- en werknemers in de bouwnijverheid hebben daarom afgesproken om het gebruik van arbovriendelijke werkmethoden te bevorderen. Van 2011 tot 2013 werd de landelijke campagne Lichter Werk(t) uitgevoerd. De campagne is gericht op bewustwording en gedragsverandering van werknemers en werkgevers ten aanzien van werkmethoden en het gebruik van mechanische hulpmiddelen. De campagne richtte zich primair op de volgende negen beroepsgroepen: betonstaalwerkers, glaszetters, metselaars, natuursteenbewerkers, plafond- en wandmonteurs, steigerbouwers, straatmakers, stukadoors en timmerlieden. Arbouw heeft gevraagd deze campagne te evalueren. Aan het Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid van het Academisch Medisch Centrum / Universiteit van Amsterdam is de opdracht gegeven om zowel een basismeting (2011) 1 als eindmeting (2013) uit te voeren. Op die manier kan een verandering over de tijd in het gebruik van hulpmiddelen en klachten aan het bewegingsapparaat in kaart gebracht worden. Tevens kan de impact van de campagne worden geëvalueerd. 8

1.2 Doel- en vraagstellingen Het doel van dit vragenlijstonderzoek met twee meetmomenten (in najaar 2010 en voorjaar 2013) is om te evalueren of ergonomische maatregelen vaker worden gebruikt, of het vóórkomen van klachten aan het bewegingsapparaat is afgenomen, en of er een effect is van het gebruik van ergonomische hulpmiddelen op afname van klachten aan het bewegingsapparaat bij de negen bouwberoepen: betonstaalwerkers, glaszetters, metselaars, natuursteenbewerkers, plafond- en wandmonteurs, steigerbouwers, straatmakers, stukadoors en timmerlieden. Tevens wordt onderzocht in hoeverre campagneactiviteiten van Lichter Werk(t) en de hulpmiddelen bekend zijn bij werknemers in de negen bouwberoepen en welke acties volgens de werknemers nodig zijn om ergonomische maatregelen in te gaan zetten. Om bovenstaande doelen te kunnen evalueren, zijn onderstaande vraagstellingen geformuleerd: 1. Is het gebruik van ergonomische hulpmiddelen tijdens de campagneperiode bij de negen bouwberoepen toegenomen? Wat zijn eventuele belemmeringen en bevorderende factoren voor het gebruiken van hulpmiddelen? 2. Is tijdens de campagneperiode bij werknemers in de negen bouwberoepen het vóórkomen van klachten aan het bewegingsapparaat afgenomen? 3. Is er een relatie tussen de toename in het gebruik van ergonomische maatregelen en de afname van klachten aan het bewegingsapparaat? 4. In hoeverre zijn de campagneactiviteiten van Lichter Werk(t) bekend bij de werknemers en hebben de werknemers kennis van hulpmiddelen? Welke acties zijn volgens de werknemers nodig om hulpmiddelen in te gaan zetten? 9

2 METHODE 2.1 Studieopzet en deelnemers Voor de basismeting in september/oktober 2010 werd een steekproef van 4500 werknemers getrokken uit het VISA bestand (Verrichtingen Informatie Systeem Arbouw), verdeeld over negen beroepsgroepen (500 per beroep). In totaal reageerden 1565 respondenten (35%). De bruikbare respons bedroeg 1551 respondenten. Van deze respondenten werd nagegaan of ze nog werkzaam waren in de bouw. In totaal 421 respondenten bleken niet meer te werken in de bouw waardoor het aantal deelnemers voor de herhaalde meting uitkwam op 1130 werknemers. Een herhaald metingen onderzoek binnen personen werd uitgevoerd in maart 2013 bij een groep van in totaal 1130 werknemers werkzaam in één van de negen bouwberoepen. Dezelfde mensen die in 2010 de basismeting hadden ingevuld, werden in 2013 gevraagd om dezelfde vragen nogmaals in te vullen evenals enkele nieuwe evaluatieve vragen. De gegevens van 2010 en 2013 werden aan elkaar gekoppeld. In maart 2013 werden 1130 vragenlijsten verzonden naar het huisadres van 107 betonstaalwerkers, 91 glaszetters, 170 metselaars, 108 natuursteenbewerkers, 132 plafond- en wandmonteurs, 110 steigerbouwers, 115 straatmakers, 97 stukadoors en 200 timmerlieden. Om deelname te stimuleren kreeg elke werknemer een kraslot meegezonden met de vragenlijst. Na twee weken werd een herinneringsbrief aan alle werknemers verzonden met als verzoek om de vragenlijst alsnog in te vullen en terug te sturen indien dit nog niet had plaatsgevonden. 10

2.2 Vragenlijsten Voor elke beroepsgroep werd een aparte vragenlijst opgesteld. Bij iedere vragenlijst werd uitgegaan van de vragenlijst zoals die was gebruikt bij de basismeting om een directe vergelijking tussen 2010 en 2013 mogelijk te maken. Vier nieuwe vragen werden toegevoegd betreffende de impact van de campagne Lichter Werk(t) (bekendheid met campagne, kennis van hulpmiddelen, acties om hulpmiddelen in te gaan zetten). Eén nieuwe vraag werd toegevoegd over de reden van gebruik van hulpmiddelen. De vragenlijsten bevatten vragen over: - Persoonsgegevens: vragen naar leeftijd, lengte, gewicht, beroepsjaren; - Werkvermogen: vragen naar algemeen en fysiek werkvermogen; - Taakeisen: vragen naar 14 belastende activiteiten; - Ergonomische werkmethoden en hulpmiddelen: vragen naar de frequentie van de toepassing van verschillende werkmethoden en hulpmiddelen en de redenen voor het niet gebruiken of juist wel gebruiken van de hulpmiddelen; - Klachten aan het bewegingsapparaat per lichaamsregio: vragen naar de frequentie en duur van klachten gedurende de zes maanden en week voorafgaand aan het invullen van de vragenlijst, en vragen naar de relatie met werk van de klachten (ontstaan door werk, verergerd door werk, beperkingen in werk); - Impact van de campagne Lichter Werk(t) : vragen naar de bekendheid met Lichter Werk(t), de kennis van hulpmiddelen en acties nodig om hulpmiddelen in te gaan zetten. 2.3 Analyse van de gegevens De antwoorden van de vragenlijsten werden ingevoerd in SPSS 19.0 en vervolgens werden invoerfouten en onmogelijke waarden gecorrigeerd. De statistische analyses werden uitgevoerd met de SPSS software. Als significantieniveau werd een p-waarde van 0,05 (tweezijdig) gekozen. Waar in dit rapport wordt gesproken van een toe- of afname dan werd een statistisch significant verschil gevonden; indien wordt gesproken van geen verschil dan werd er geen statistisch significant verschil gevonden. De gegevens werden voor de gehele populatie geanalyseerd en per beroepsgroep. De kenmerken van de populatie (leeftijd, lengte, gewicht, beroepsjaren, het vóórkomen van belastende taakeisen en werkvermogen) werden beschreven in termen van gemiddelden en standaarddeviaties. Het vóórkomen van belastende taakeisen werd per taakeis gedichotomiseerd in wel vóórkomen (regelmatig, vaak of bijna altijd) en niet vóórkomen (bijna nooit of af en toe). Het vóórkomen van belastende taakeisen werd op populatieniveau beschreven per taakeis en de verandering van 2013 ten opzichte van 2010. 11

Werkvermogen werd gedichotomiseerd in laag werkvermogen (een score van 5 of minder) en normaal werkvermogen (een score van 6 of hoger). De prevalentie van laag werkvermogen werd op populatieniveau beschreven voor zowel algemeen werkvermogen als lichamelijk werkvermogen en de verandering van 2013 ten opzichte van 2010. Een verandering in werkvermogen werd getoetst met de McNemar toets voor gepaarde data. Een verandering in werkvermogen werd op individueel niveau beschreven door het percentage respondenten uit te rekenen dat een lager (2 punten of meer) of hoger werkvermogen (2 punten of meer) rapporteerde, of geen verschil rapporteerde in werkvermogen. 2.4 Uitkomstmaten 1. Gebruik van ergonomische hulpmiddelen Het gebruik van ergonomische hulpmiddelen werd op populatieniveau beschreven door het percentage respondenten per antwoordcategorie (bijna nooit soms regelmatig vaak bijna altijd) te berekenen per categorie hulpmiddelen en de verandering van 2013 ten opzichte van 2010. Een verandering in het gebruik van ergonomische hulpmiddelen werd op individueel niveau beschreven door het percentage respondenten uit te rekenen dat minder of meer ergonomische hulpmiddelen is gaan gebruiken, of die geen verschil rapporteerden in het nietgebruiken van hulpmiddelen of juist het wel gebruiken van hulpmiddelen. Een verandering in het gebruik van hulpmiddelen werd getoetst met de Wilcoxon signed rank toets voor gepaarde data. De redenen voor het niet gebruiken of juist wel gebruiken van de hulpmiddelen in 2013 werden beschreven in termen van percentage respondenten. 2. Klachten aan het bewegingsapparaat Het vóórkomen van klachten aan het bewegingsapparaat gedurende de afgelopen zes maanden werd op populatieniveau beschreven door het percentage respondenten zonder klachten (antwoordcategorieën nee, nooit en enkele keer en met klachten (antwoordcategorieën regelmatig en langdurig ) in 2013; het verschil tussen 2010 en 2013 werd voor elke lichaamsregio berekend. Een verandering in klachten aan het bewegingsapparaat werd beschreven door het percentage respondenten uit te rekenen dat minder of meer klachten ging ervaren, of die geen verschil rapporteerden in het niet-ervaren van klachten of juist het wel ervaren van klachten. Een verandering in het vóórkomen van klachten werd getoetst met de McNemar toets voor gepaarde data. Het vóórkomen van klachten aan het bewegingsapparaat gedurende de afgelopen week werd beschreven door het percentage respondenten met klachten in 2013 en het verschil tussen 2010 en 2013 te berekenen voor elke lichaamsregio. 12

De relatie met werk van de klachten aan het bewegingsapparaat werd beschreven met het percentage respondenten per antwoordcategorie (nee - weet ik niet ja, gedeeltelijk ja, geheel niet van toepassing) op de volgende vragen: zijn de klachten ontstaan door uw werk, zijn de klachten erger geworden door uw werk en geven de klachten beperkingen in uw werk. 3. Relatie tussen gebruik van hulpmiddelen en afname van klachten aan het bewegingsapparaat Voor de vraag of er een relatie bestaat tussen een toename van het gebruik van ergonomische hulpmiddelen en een afname van klachten aan het bewegingsapparaat gedurende de afgelopen zes maanden werden deze variabelen gedichotomiseerd. Gebruik van ergonomische hulpmiddelen werd per hulpmiddel gedichotomiseerd in toename gebruik van hulpmiddel en geen toename gebruik van hulpmiddel. Verandering in klachten aan het bewegingsapparaat gedurende de afgelopen zes maanden werd gedichotomiseerd in geen afname van klachten en afname van klachten. Afname van klachten werd gedefinieerd als positief verschil tussen de gerapporteerde waarden in 2010 en 2013 ( antwoordcategorieën: bijna nooit (1) soms (2) regelmatig (3) vaak (4) bijna altijd (5)). Per hulpmiddel werden relatieve risico s (RR s) berekend voor afname van klachten voor de drie regio s waar de meeste klachten vóórkomen. Een RR <1 betekent een beschermend effect: meer gebruik van een ergonomisch hulpmiddel is gerelateerd aan een afname van klachten aan het bewegingsapparaat in deze populatie. Echter als RR=1 zich binnen het 95% betrouwbaarheidsinterval bevindt, dan is er geen significante relatie tussen het frequenter gebruik van een ergonomisch hulpmiddel en de afname van klachten. 4. Impact van de campagne Lichter Werk(t) De impact van de campagne Lichter Werk(t) werd beschreven met het percentage respondenten dat bevestigend antwoordde op de volgende vragen: bent u bekend met de Arbouw campagne Lichter Werk(t) en heeft u voldoende kennis van de hulpmiddelen die het werk verlichten. Verder werd op de vraag welke acties zijn nodig om hulpmiddelen in te zetten die het werk verlichten het percentage respondenten per antwoordcategorie (geen acties nodig informatie over hulpmiddelen training of scholing ondersteuning door arbodienst of leidinggevende ondersteuning door collega s anders) berekend. Suggesties voor andere acties konden de deelnemers zelf invullen. Deze suggesties werden verzameld, door de onderzoekers gegroepeerd en per onderwerp kwalitatief beschreven. 13

3 RESULTATEN 3.1 Populatie In 2010 stuurden 1551 respondenten een vragenlijst die geschikt was voor de analyse terug. In 2013 waren 421 personen niet meer werkzaam in de bouw, met pensioen, overleden of om andere redenen niet meer te benaderen bij de follow-up meting. In totaal werden 1130 personen benaderd voor deelname aan het follow-up onderzoek. De response was 65% (730/1130). In totaal 713 personen stuurden een bruikbare follow-up vragenlijst terug (63%). De resultaten beschreven in dit rapport gaan over die 713 personen (tabel 1). Het aantal respondenten kan per analyse verschillen, door ontbrekende of foutief ingevulde waarden. Tabel 1. Algemene persoonsgegevens van de respondenten die zowel in 2010 als in 2013 deelnamen aan het onderzoek. Leeftijd (jaren, sd) Lengte (cm, sd) Gewicht (kg, sd) Beroepsjaren (jaren, sd) Totale populatie (n=711) 50 (9,1) 180 (8,0) 85 (11,3) 29 (11,6) Betonstaalwerkers (n=68) 52 (7,5) 176 (6,3) 84 (12,1) 30 (11,3) Glaszetters (n=54) 53 (8,1) 181 (7,2) 87 (12,7) 31 (8,6) Metselaars (n=129) 53 (7,1) 179 (6,3) 83 (10,1) 36 (8,3) Natuursteenbewerkers (n=66) 49 (7,2) 180 (7,5) 84 (11,6) 22 (12,4) Steigerbouwers (n=59) 46 (10,6) 179 (6,7) 84 (11,4) 21 (10,9) Straatmakers (n=87) 49 (9,7) 179 (13,1) 86 (12,3) 31 (11,3) Stukadoors (47) 45 (12,7) 179 (7,1) 84 (9,7) 24 (13,4) Timmerlieden (n=121) 50 (9,2) 180 (6,8) 84 (10,9) 33 (9,9) Plafond- en wandmonteurs (n=77) 49 (8,1) 182 (7,4) 88 (11,3) 23 (9,0) 3.2 Taakeisen en werkvermogen Meer dan 80% van de respondenten rapporteerde in 2013 dat herhaalde armhandbewegingen, langdurig staan, knielen of hurken en werken met gebogen of gedraaide rug regelmatig, vaak of (bijna) altijd voorkomt. De toe- en afname van het vóórkomen van deze belastende taakeisen ten opzichte van 2010 varieert van 0 tot 2% (zie bijlage, tabel B1). Driekwart van de respondenten rapporteerde in zowel 2010 als in 2013 te beschikken over voldoende algemeen en fysiek werkvermogen. In totaal 9% van de respondenten rapporteerde een laag algemeen werkvermogen, en 13% een laag fysiek werkvermogen. Echter, het percentage respondenten dat in zowel 2010 als in 2013 een laag werkvermogen rapporteerde, bedroeg 2-4% (zie bijlage, tabel B2). 14

3.3 Gebruik ergonomische hulpmiddelen na de campagneperiode Op baseline gaven 21 respondenten (3%) aan dat zij (bijna) nooit enig hulpmiddel gebruiken. Op follow-up gaven 26 respondenten (4%) aan dat zij (bijna) nooit enig hulpmiddel gebruiken. Bij de follow-up in 2013 is volgens 42 tot 62% van deze respondenten, afhankelijk van het type hulpmiddel, het niet aanwezig zijn van de hulpmiddelen de belangrijkste belemmering voor gebruik van de hulpmiddelen. In tabel 2 is het percentage respondenten dat in 2013 gebruik maakte van mechanische of machinale hulpmiddelen bij horizontaal transport, verticaal transport en het plaatsen en aanbrengen van materialen, weergegeven. Daarnaast is de verandering in deze populatie ten opzichte van 2010 weergegeven. In 2013 geeft 19-24% van de respondenten aan (bijna) altijd ergonomische hulpmiddelen te gebruiken, afhankelijk van het type hulpmiddel. Hulpmiddelen voor horizontaal en verticaal transport worden door 12-16% van de respondenten nooit gebruikt, tegen 27% voor de hulpmiddelen voor plaatsen en aanbrengen. De meeste respondenten (54-71%) die hulpmiddelen gebruiken geven aan dat het verlichten van het werk de belangrijke reden is om de hulpmiddelen te gebruiken. Dit geldt voor alle hulpmiddelen. Daarnaast worden ook het handiger en sneller werken (24-38%) als voordelen genoemd van het gebruik van de hulpmiddelen. In tabel 3 zijn de veranderingen in het gebruik van hulpmiddelen op individueel niveau weergegeven. In totaal rapporteert een kwart van de respondenten dat zij minder hulpmiddelen zijn gaan gebruiken, ongeacht het type hulpmiddel. Voor 29 tot 34% van de respondenten geldt dat zij aangeven meer gebruik zijn gaan maken van hulpmiddelen. Voor de hulpmiddelen tijdens verticaal transport is dit verschil ten opzichte van 2010 ook statistisch significant. In totaal ging 34% van de respondenten meer gebruik maken van hulpmiddelen, tegen 25% die minder gebruik gingen maken van hulpmiddelen tijdens verticaal transport. In tabel B3 t/m B11 (zie bijlage) zijn de veranderingen op individueel niveau per beroepsgroep en per hulpmiddel weergegeven. Metselaars zijn meer gebruik gaan maken van hulpmiddelen om op de juist werkhoogte te werken: 37-41% geeft aan frequenter hulpmiddelen te gebruiken om stenen, blokken, lijm en specie opgehoogd neer te zetten. De helft van de betonstaalverwerkers geeft aan meer gebruik te maken hulpmiddelen bij het plaatsen van matten en staven. Plafond- en wandmonteurs (43%) zijn vaker gebruik gaan maken van hulpmiddelen voor horizontaal transport. 15

In alle beroepen wordt als belangrijke reden voor het gebruik van de hulpmiddelen werkt lichter genoemd. Plafond- en wandmonteurs (62-63%) geven bovendien aan dat het werk ook sneller gaat als er hulpmiddelen worden gebruik voor horizontaal en verticaal transport. Voor de meerderheid van de straatmakers (60%) is verplichting van het gebruik van hulpmiddelen bij het straten en vleien de belangrijkste reden om hulpmiddelen in te zetten. 16

Tabel 2. Werkmethode / hulpmiddel Percentage respondenten dat in 2013 gebruik maakt van mechanische of machinale hulpmiddelen bij horizontaal transport, verticaal transport en het plaatsen en aanbrengen van materialen en de verandering ten opzichte van 2010. (follow-up respons, n=713). De redenen voor het niet-gebruiken of wel gebruiken van de hulpmiddelen zijn weergegeven. Hulpmiddelen horizontaal transport (n=655) (Bijna) nooit Af en toe Regelmatig 17 Vaak (Bijna) altijd 16 (+5%) 16(-7%) 23 (-2%) 23 (-2%) 23 (+6%) Niet mee bekend 18 37 Handig Onhandig 11 38 Gaat sneller Kost te veel tijd 18 5 Betere kwaliteit Te duur 16 73 Werkt lichter Niet aanwezig 65 21 Is verplicht Hulpmiddelen verticaal transport (n=425) 12 (+2%) 18 (-6%) 23 (-5%) 24 (+1%) 24 (+8%) Niet mee bekend 19 33 Handig Onhandig 17 33 Gaat sneller Kost te veel tijd 14 6 Betere kwaliteit Te duur 14 69 Werkt lichter Niet aanwezig 59 21 Is verplicht Hulpmiddelen bij plaatsen en aanbrengen (n=659) 27 (+1%) 20 (-3%) 16 (-3%) 19 (+0%) 19 (+5%) Niet mee bekend 23 34 Handig Onhandig 17 24 Gaat sneller Kost te veel tijd 10 8 Betere kwaliteit Te duur 14 55 Werkt lichter Niet aanwezig 63 16 Is verplicht

Tabel 3. Verandering in gebruik van mechanische of machinale hulpmiddelen bij horizontaal transport, verticaal transport en het plaatsen en aanbrengen van materialen (percentage respondenten). Werksituatie waarin hulpmiddel Minder Frequentie Geen verandering Frequen Geen verandering Frequen Meer Frequen p-waarde wordt gebruikt gebruik geen gebruik -tie wel gebruik -tie gebruik -tie Horizontaal transport (n=656) 27% 174 15% 98 29% 193 29% 191 0.14 Verticaal transport* (n=419) Plaatsen en aanbrengen (n=649) * statistisch significant verschil, p<0.05. 25% 104 12% 48 29% 123 34% 144 0.00 24% 157 24% 158 23% 147 29% 187 0.18 18

3.4 Klachten aan het bewegingsapparaat In tabel 4 is het percentage respondenten dat in 2013 regelmatige of langdurige klachten aan het bewegingsapparaat gedurende de afgelopen 6 maanden rapporteerde, weergegeven. Daarnaast is de verandering in deze populatie ten opzichte van 2010 weergegeven. Regelmatige of langdurige klachten aan de schouder, onderrug en knieën komen het meest voor (30-43%). Tabel 4. Percentage respondenten dat in 2013 regelmatige of langdurige klachten aan het bewegingsapparaat rapporteerde gedurende de afgelopen 6 maanden en de verandering ten opzichte van 2010. Lichaamsregio Klachten 2013 Nek (n=633) 23 (+3%) Schouders (n=661) 31 (+5%) Bovenrug (n=620) 10 (+0%) Onderrug (n=681) 43 (+3%) Ellebogen (n=644) 15 (+0%) Polsen/handen (n=666) 18 (+0%) Heupen/dijen (n=651) 16 (+1%) Knieën (n=676) 31 (+3%) Enkels/voeten (n=649) 14 (+0%) In tabel 5 zijn de veranderingen in de gerapporteerde klachten op individueel niveau weergegeven. Voor vrijwel alle lichaamsregio s verschilt het percentage werknemers dat minder klachten rapporteert, niet van het percentage werknemers dat meer klachten rapporteert. Alleen voor de lichaamsregio schouder rapporteren de werknemers (28%) statistisch significant minder klachten gerapporteerd in 2013 ten opzichte van 2010. 19

Tabel 5. Verandering in klachten (zes-maandsprevalentie) per lichaamsregio (percentage respondenten). Lichaamsregio Minder klachten Meer klachten Nek (n=633) Schouders (n=638)* Bovenrug (n=573) Onderrug (n=664) Ellebogen (n=613) Polsen/handen (n=627) Heupen/dijen (n=613) Knieën (n=649) Geen verandering geen klachten Geen verandering wel klachten p- waarde 21 52 10 17 0.10 28 43 12 17 0.02 17 61 2 20 0.91 24 30 21 25 0.37 17 60 6 18 0.92 24 50 7 19 0.69 21 57 6 16 0.60 25 41 14 21 0.12 Enkels/voeten (n=619) 18 57 5 20 1.00 * statistisch significant verschil, p<0.05. In tabel 6 is het percentage respondenten dat in 2013 klachten aan het bewegingsapparaat gedurende de afgelopen week rapporteerde, weergegeven. Daarnaast is de verandering in deze populatie ten opzichte van 2010 weergegeven. Het percentage respondenten dat klachten gedurende de afgelopen week heeft ervaren is 9-47%, afhankelijk van de lichaamsregio. Klachten aan de onderrug, knieën en schouders gedurende de afgelopen week komen het meeste voor onder de werknemers (30-47%). 20

Tabel 6. Percentage respondenten dat in 2013 rapporteerde klachten aan het bewegingsapparaat te hebben gehad gedurende de afgelopen week en de verandering ten opzichte van 2010. Lichaamsregio Klachten % Nek (n=670) 23 (+0%) Schouders (n=673) 30 (+4%) Bovenrug (n=655) 9 (-1%) Onderrug (n=677) 47 (-3%) Ellebogen (n=660) 16 (-1%) Polsen/handen (n=670) 19 (-2%) Heupen/dijen (n=660) 17 (+1%) Knieën (n=675) 32 (+0%) Enkels/voeten (n=661) 16 (+0%) In 2013 rapporteerde 69% van de ondervraagden dat de klachten aan het bewegingsapparaat gedeeltelijk of geheel waren ontstaan door het werk. Het grootste deel van de werknemers schrijft het ontstaan van de klachten in het geheel toe aan werk, met uitzondering van de natuursteenbewerkers en timmerlieden. (zie bijlage, tabel B12). In totaal 51% van deze respondenten geeft aan dat de klachten zijn verergerd door het werk. Het grootste deel van de glaszetters (26%), steigerbouwers (30%) en stukadoors (27%) met klachten geeft aan dat het verergeren van de klachten in het geheel is toe te schrijven aan werk (zie bijlage, tabel B13). De helft van de respondenten met klachten geeft aan dat hun klachten beperkingen geven tijdens het uitvoeren van hun werk. In alle beroepen geven de meeste respondenten (35-48%) aan dat zij gedeeltelijk worden beperkt in hun werk door de klachten (zie bijlage, tabel B14). 3.5 Effect van een toename van het gebruik van hulpmiddelen Voor alle hulpmiddelen blijkt dat de proportie werknemers die een toename van het gebruik van hulpmiddelen en een afname van klachten rapporteert, vrijwel gelijk is (rondom 30%) aan de proportie werknemers die geen toename van het gebruik van hulpmiddelen rapporteert, maar wel een afname van klachten. Bijvoorbeeld: van de 172 mensen die een toename van het gebruik van hulpmiddelen voor horizontaal transport rapporteerde, rapporteerde 51 mensen een afname van hun schouderklachten (30%), tegenover 113 werknemers die een afname van schouderklachten rapporteerde, maar geen toename van gebruik van hulpmiddelen voor horizontaal transport (27% van in totaal 421 werknemers). 21

In tabel 7 is het effect van een toename van het gebruik van hulpmiddelen op afname van klachten aan het bewegingsapparaat per hulpmiddel en per lichaamsregio (schouder, onderrug, knieën) weergegeven. Voor geen van deze lichaamsregio s is een toename van het gebruik van hulpmiddelen gerelateerd aan een afname van klachten. Ook de tijdsperiode van twee jaar en het episodische karakter van klachten aan het bewegingsapparaat kunnen eraan hebben bijgedragen dat in deze populatie werknemers geen aanwijzingen zijn gevonden voor een effect van het gebruik van hulpmiddelen of een afname van klachten. Tabel 7. Effect van meer gebruik van hulpmiddelen op afname van klachten aan het bewegingsapparaat. Afname van klachten per regio Toename gebruik van hulpmiddel bij Schouder RR (95%CI) Onderrug RR (95%CI) Knieën RR (95%CI) Horizontaal transport (n=593-613) Verticaal transport (n=379-390) Plaatsen en aanbrengen (n=586-599) 0.9 (0.69-1.20) 1.4 (0.98-1.97) 1.4 (0.96-1.90) 0.9 (0.63-1.24) 1.3 (0.90-2.02) 1.1 (0.75-1.68) 0.9 (0.65-1.14) 0.9 (0.67-1.25) 1.2 (0.85-1.61) 3.6 De impact van de campagne Lichter Werk(t) Van de 704 respondenten, gaven 458 personen (65%) aan de Arbouw campagneactiviteiten Lichter Werk(t) te kennen, 246 personen (35%) zijn niet bekend met de campagne. Metselaars en straatmakers geven het vaakst aan de campagne te kennen (71% en 74%, respectievelijk). Steigerbouwers, natuursteenbewerkers en stukadoors geven daarentegen het minst vaak aan de campagne te kennen (47-54%) (tabel 8). Meer dan vier-vijfde van de respondenten (83%) geeft aan voldoende kennis te hebben van hulpmiddelen die het werk verlichten. Met name plafond- en wandmonteurs (90%) hebben voldoende kennis. De timmerlieden en betonstaalwerkers geven het minst vaak aan dat zij voldoende kennis hebben van hulpmiddelen (75%). Bijna 80% van de respondenten geeft aan dat er acties nodig zijn om hulpmiddelen in te gaan zetten. De meest genoemde acties zijn het geven van informatie over hulpmiddelen (36%) en het verbeteren van de ondersteuning door arbodienst of leidinggevende (33%). 22

De respondenten die aangeven dat zij andere acties nodig achten om hulpmiddelen in te gaan zetten, deden onder andere de volgende suggesties met betrekking tot werkgevers: - de werkgever ervan overtuigen dat het nodig is - de werkgever stimuleren om de hulpmiddelen aan te aanschaffen en ze aansporen tot het gebruik ervan - verplichten van de werkgever tot aanschaf - gebruik van de hulpmiddelen wettelijk vastleggen - tijd krijgen om de hulp middelen te gebruiken - werkgevers voorlichten - beschikbaar maken van hulpmiddelen Verder werd ook veelvuldig opgemerkt dat de kosten een belangrijke rol spelen en acties daarop gericht zouden kunnen worden: - kosten verlagen, kortingen geven - goedkoper maken van hulpmiddelen Andere acties gericht op het inzetten van hulpmiddelen die werden voorgesteld, zijn: - goed overleg plegen in de voorbereiding, tussen aannemers en uitvoerders en met architecten - hulpmiddelen kunnen proberen - aannemers attenderen op A-blad - documentatie van hulpmiddelen (folders) naar bedrijven sturen - de meterprijs verhogen - gemeenten verplichten machinaal te straten - controles intensiveren 23

Tabel 8. Impact campagne Percentage respondenten dat bekend is met de campagne en aangeeft of en welke acties er nodig zijn om hulpmiddelen in te gaan zetten, per beroepsgroep. Beroepsgroep Totale populatie Betonstaalwerkers Glaszetters Metselaars Natuursteenbewerkers Plafond- en wandmonteurs Steigerbouwers Straatmakers Stukadoors Timmerlieden Bekend met de campagne 65% (n=458) Voldoende kennis 83% (n=581) Acties Geen acties nodig 22% (n=160) Informatie over 36% hulpmiddelen (n=259) Training of 26% scholing (n=186) Ondersteuning 33% door arbodienst of (n=233) leidinggevende Ondersteuning 22% door collega s (n=158) Anders 12% (n=86) 67% (n=43) 75% (n=49) 27% (n=18) 29% (n=20) 22% (n=15) 34% (n=23) 19% (n=13) 10% (n=7) 69% (n=37) 83% (n=43) 21% (n=11) 46% (n=25) 26% (n=14) 28% (n=15) 20% (n=11) 15% (n=8) 71% (n=92) 84% (n=108) 20% (n=26) 36% (n=47) 26% (n=33) 31% (n=40) 20% (n=25) 9% (n=12) 54% (n=35) 86% (n=57) 35% (n=23) 24% (n=16) 20% (n=13) 27% (n=18) 14% (n=9) 15% (n=10) 66% (n=50) 90% (n=70) 19% (n=15) 39% (n=30) 23% (n=18) 32% (n=25) 35% (n=27) 17% (n=13) 47% (n=28) 80% (n=48) 18% (n=11) 35% (n=21) 30% (n=18) 38% (n=23) 27% (n=16) 15% (n=9) 74% (n=65) 86% (n=76) 22% (n=19) 38% (n=33) 26% (n=23) 39% (n=34) 23% (n=20) 13% (n=11) 54% (n=26) 82% (n=40) 25% (n=12) 39% (n=19) 14% (n=7) 33% (n=16) 22% (n=11) 12% (n=6) 68% (n=82) 75% (n=90) 21% (n=25) 40% (n=48) 37% (n=45) 32% (n=39) 22% (n=26) 8% (n=10) 24

4 CONCLUSIES - Hulpmiddelen voor horizontaal en verticaal transport worden door respectievelijk 69% en 71% van de werknemers gebruikt, tegenover 54% van de populatie die hulpmiddelen voor plaatsen en aanbrengen van materialen gebruikt. De meest genoemde reden voor het niet gebruiken van hulpmiddelen, is het niet aanwezig zijn van de hulpmiddelen. - In totaal 34% van de werknemers maakt meer gebruik van hulpmiddelen voor verticaal transport in 2013 ten opzichte van 2010. Deze toename in gebruik is groter dan het percentage werknemers dat een afname van het gebruik van hulpmiddelen rapporteerde (25%). De toe- en afname in het gebruik van hulpmiddelen voor horizontaal transport en plaatsen en aanbrengen van materialen is niet statistisch significant verschillend. Respondenten noemen het vaakst dat het verlichten van het werk de belangrijkste reden is om hulpmiddelen te gebruiken. - Metselaars (37-41%) gebruiken in 2013 vaker hulpmiddelen om stenen, blokken, lijm en specie opgehoogd neer te zetten dan in 2010. In die tijdsperiode zijn betonstaalvlechters (51%) vaker hulpmiddelen bij het plaatsen van matten en staven gaan gebruiken en plafond- en wandmonteurs (43%) zijn vaker hulpmiddelen bij horizontaal transport gaan gebruiken. In de andere beroepen zijn geen veranderingen in het gebruik van hulpmiddelen waargenomen. - Regelmatige of langdurige klachten aan schouders, onderrug en knieën komen het vaakst voor bij de werknemers (30-43%). Klachten aan de schouders zijn afgenomen (voor 28% van de werknemers). Voor de overige regio s is er geen afname van de klachten over de tijd gevonden. - Er was over een periode van twee jaar geen meetbaar effect van een toename van het gebruik van hulpmiddelen op een afname van klachten aan schouders, onderrug en knieën. - Het grootste deel van de respondenten (65%) geeft aan de Arbouw campagneactiviteiten Lichter Werk(t) te kennen en 80% heeft voldoende kennis van hulpmiddelen om het werk lichter te maken. - Het merendeel van de werknemers (80%) geeft aan dat er acties nodig zijn om hulpmiddelen in te zetten. De meeste genoemde acties zijn het geven van informatie over hulpmiddelen en het verbeteren van de ondersteuning door arbodienst of leidinggevende. 25

5 REFERENTIES 1. van Holland, B.J., van der Molen, H.F., en Frings-Dresen, M.H.W. Campagne fysieke belasting in de bouw. Basismeting beïnvloeding en gevolgen van fysieke belasting. mei 2011. Arbouw, Harderwijk, rapportnummer: 11-150 26

BIJLAGE 1 Taakeisen Tabel B1. Percentage respondenten (n=713) dat in 2013 de taak-eis als frequent (regelmatig, vaak of bijna altijd) voorkomend rapporteerde en de verandering ten opzichte van 2010. Belastende taak-eis Totale populatie 1. Langdurig staan 84 (+1%) 2. Knielen of hurken 81 (-1%) 3. Herhaalde arm-hand bewegingen 94 (+0%) 4. Werken met gebogen of gedraaide rug 81 (-2%) 5. Tillen of dragen van zware lasten 77 (+2%) 6. Duwen of trekken van zware lasten 53 (+1%) 7. Werken met handen boven schouderhoogte 61 (+2%) 8. Werken met trillend handgereedschap 49 (+2%) 9. Ladders, trappen, steigers beklimmen 70 (+1%) 10. Op hoogte werken 56 (-2%) 11. Rijden op voertuigen of machines 23 (+1%) 12. Zitten in gedwongen houding 16 (+2%) 13. Lopen op zwaar terrein 37 (+1%) 14. Lichamelijk zwaar inspannend werken 74 (-1%) 27

Werkvermogen Tabel B2. Verandering in werkvermogen (percentage respondenten). Werkvermogen Lager werkvermogen Algemeen werkvermogen (n=683) Fysiek werkvermogen (n=680) Geen verandering laag werkvermogen Geen verandering voldoende werkvermogen Hoger werkvermogen 8 2 76 14 9 5 72 15 28

Veranderingen in het gebruik van hulpmiddelen per beroep Tabel B3. Veranderingen in het gebruik van mechanische of machinale hulpmiddelen onder natuursteenbewerkers. Werksituatie waarin hulpmiddel wordt gebruikt Minder gebruik Meer gebruik p-waarde Geen verandering geen gebruik Geen verandering wel gebruik Transport zware materialen (n=65) 26 2 45 28 0.59 Reden voor niet gebruiken (n=7) Reden voor gebruiken (n=58) Niet mee bekend 29 40 Handig Onhandig 0 22 Gaat sneller Kost te veel tijd 14 10 Betere kwaliteit Te duur 0 88 Werkt lichter Niet aanwezig 57 24 Is verplicht Plaatsen van zware materialen (n=62) 16 7 44 33 0.06 Reden voor niet gebruiken (n=7) Reden voor gebruiken (n=55) Niet mee bekend 29 36 Handig Onhandig 43 18 Gaat sneller Kost te veel tijd 14 13 Betere kwaliteit Te duur 0 91 Werkt lichter Niet aanwezig 29 0 Is verplicht Bewerken van materialen (n=63) 32 13 25 30 0.53 Reden voor niet gebruiken (n=20) Reden voor gebruiken (n=43) Niet mee bekend 30 56 Handig Onhandig 0 33 Gaat sneller Kost te veel tijd 5 12 Betere kwaliteit Te duur 10 79 Werkt lichter Niet aanwezig 60 14 Is verplicht * statistisch significant verschil, p<0.05. 29

Tabel B4. Veranderingen in het gebruik van mechanische of machinale hulpmiddelen onder metselaars. Werksituatie waarin hulpmiddel wordt gebruikt Minder gebruik Meer gebruik p-waarde Geen verandering geen gebruik Geen verandering wel gebruik Transport van metselmaterialen (n=118) 25 21 26 27 0.50 Reden voor niet gebruiken (n=28) Reden voor gebruiken (n=90) Niet mee bekend 18 48 Handig Onhandig 0 22 Gaat sneller Kost te veel tijd 0 8 Betere kwaliteit Te duur 14 91 Werkt lichter Niet aanwezig 79 27 Is verplicht Stenen en blokken opgehoogd (n=116)* 17 12 34 37 0.00 Reden voor niet gebruiken (n=16) Reden voor gebruiken (n=100) Niet mee bekend 19 40 Handig Onhandig 6 16 Gaat sneller Kost te veel tijd 44 7 Betere kwaliteit Te duur 19 81 Werkt lichter Niet aanwezig 63 17 Is verplicht Lijm en specie opgehoogd (n=115)* 16 12 31 41 0.00 Reden voor niet gebruiken (n=16) Reden voor gebruiken (n=99) Niet mee bekend 13 34 Handig Onhandig 6 51 Gaat sneller Kost te veel tijd 44 4 Betere kwaliteit Te duur 13 63 Werkt lichter Niet aanwezig 63 3 Is verplicht * statistisch significant verschil, p<0.05. 30

Tabel B5. Veranderingen in het gebruik van mechanische of machinale hulpmiddelen onder straatmakers. Werksituatie waarin hulpmiddel wordt gebruikt Minder gebruik Meer gebruik p-waarde Geen verandering geen gebruik Geen verandering wel gebruik Transport van straatmaterialen (n=82) 24 9 44 24 0.91 Reden voor niet Reden voor gebruiken (n=4) gebruiken (n=78) Niet mee bekend 25 35 Handig Onhandig 25 38 Gaat sneller Kost te veel tijd 50 4 Betere kwaliteit Te duur 25 68 Werkt lichter Niet aanwezig 50 41 Is verplicht Straten en vlijen (n=82) 21 28 16 35 0.13 Reden voor niet Reden voor gebruiken (n=19) gebruiken (n=63) Niet mee bekend 16 21 Handig Onhandig 16 16 Gaat sneller Kost te veel tijd 5 0 Betere kwaliteit Te duur 11 48 Werkt lichter Niet aanwezig 79 60 Is verplicht Plaatsen van trottoirbanden, putten en kolken (n=83) 25 15 25 35 0.26 Reden voor niet Reden voor gebruiken (n=11) gebruiken (n=72) Niet mee bekend 27 36 Handig Onhandig 9 10 Gaat sneller Kost te veel tijd 18 3 Betere kwaliteit Te duur 9 74 Werkt lichter Niet aanwezig 82 58 Is verplicht * statistisch significant verschil, p<0.05. 31

Tabel B6. Veranderingen in het gebruik van mechanische of machinale hulpmiddelen onder betonstaalverwerkers. Werksituatie waarin hulpmiddel wordt gebruikt Minder gebruik Meer gebruik p-waarde Geen verandering geen gebruik Geen verandering wel gebruik Transport matten en staven (n=55) 27 6 27 40 0.14 Reden voor niet gebruiken (n=1) Reden voor gebruiken (n=54) Niet mee bekend 0 30 Handig Onhandig 100 37 Gaat sneller Kost te veel tijd 0 4 Betere kwaliteit Te duur 100 63 Werkt lichter Niet aanwezig 0 31 Is verplicht Plaatsen van matten en staven* (n=57) 26 11 12 51 0.02 Reden voor niet gebruiken (n=12) Reden voor gebruiken (n=45) Niet mee bekend 8 31 Handig Onhandig 17 31 Gaat sneller Kost te veel tijd 0 9 Betere kwaliteit Te duur 58 71 Werkt lichter Niet aanwezig 58 29 Is verplicht Binden (n=58) 5 88 0 7 0.86 Reden voor niet Reden voor gebruiken (n=55) gebruiken (n=3) Niet mee bekend 22 100 Handig Onhandig 33 33 Gaat sneller Kost te veel tijd 13 0 Betere kwaliteit Te duur 18 33 Werkt lichter Niet aanwezig 53 33 Is verplicht * statistisch significant verschil, p<0.05. 32

Tabel B7. Veranderingen in het gebruik van mechanische of machinale hulpmiddelen onder timmerlieden. Werksituatie waarin hulpmiddel wordt gebruikt Minder gebruik Meer gebruik p-waarde Geen verandering geen gebruik Geen verandering wel gebruik Horizontaal transport van materialen (n=118) 30 20 24 26 0.99 Reden voor niet gebruiken (n=22) Reden voor gebruiken (n=96) Niet mee bekend 9 33 Handig Onhandig 9 49 Gaat sneller Kost te veel tijd 0 2 Betere kwaliteit Te duur 14 76 Werkt lichter Niet aanwezig 77 9 Is verplicht Verticaal transport van materialen (n=117) 27 15 31 28 0.29 Reden voor niet gebruiken (n=9) Reden voor gebruiken (n=108) Niet mee bekend 11 32 Handig Onhandig 11 50 Gaat sneller Kost te veel tijd 0 2 Betere kwaliteit Te duur 11 71 Werkt lichter Niet aanwezig 78 12 Is verplicht Plaatsen en aanbrengen van materialen (n=115) 32 34 10 24 0.14 Reden voor niet gebruiken (n=49) Reden voor gebruiken (n=66) Niet mee bekend 24 45 Handig Onhandig 12 18 Gaat sneller Kost te veel tijd 2 5 Betere kwaliteit Te duur 12 62 Werkt lichter Niet aanwezig 65 2 Is verplicht * statistisch significant verschil, p<0.05. 33

Tabel B8. Veranderingen in het gebruik van mechanische of machinale hulpmiddelen onder stukadoors. Werksituatie waarin hulpmiddel wordt gebruikt Minder gebruik Meer gebruik p-waarde Geen verandering geen gebruik Geen verandering wel gebruik Transport van materialen (n=42) 38 38 5 19 0.32 Reden voor niet Reden voor gebruiken (n=26) gebruiken (n=16) Niet mee bekend 23 63 Handig Onhandig 4 56 Gaat sneller Kost te veel tijd 12 19 Betere kwaliteit Te duur 15 56 Werkt lichter Niet aanwezig 69 13 Is verplicht Ophoging van de mortelkuip (n=42) 7 62 12 19 0.09 Reden voor niet Reden voor gebruiken (n=29) gebruiken (n=13) Niet mee bekend 24 69 Handig Onhandig 10 23 Gaat sneller Kost te veel tijd 7 8 Betere kwaliteit Te duur 0 85 Werkt lichter Niet aanwezig 59 8 Is verplicht Stuken van wanden en plafonds op goede werkhoogte (n=44) 27 2 46 25 0.66 Reden voor niet Reden voor gebruiken (n=3) gebruiken (n=41) Niet mee bekend 0 59 Handig Onhandig 33 32 Gaat sneller Kost te veel tijd 33 22 Betere kwaliteit Te duur 0 66 Werkt lichter Niet aanwezig 33 17 Is verplicht * statistisch significant verschil, p<0.05. 34

Tabel B9. Veranderingen in het gebruik van mechanische of machinale hulpmiddelen onder glaszetters. Werksituatie Minder Geen Geen Meer p-waarde waarin hulpmiddel wordt gebruikt gebruik verandering geen gebruik verandering wel gebruik gebruik Horizontaal transport (n=51) 20 28 24 29 0.46 Reden voor niet Reden voor gebruiken (n=6) gebruiken (n=45) Niet mee bekend 17 51 Handig Onhandig 67 18 Gaat sneller Kost te veel tijd 50 7 Betere kwaliteit Te duur 0 80 Werkt lichter Niet aanwezig 33 20 Is verplicht Verticaal transport (n=52) 27 25 27 21 0.66 Reden voor niet Reden voor gebruiken (n=7) gebruiken (n=45) Niet mee bekend 14 44 Handig Onhandig 29 27 Gaat sneller Kost te veel tijd 43 9 Betere kwaliteit Te duur 14 84 Werkt lichter Niet aanwezig 57 24 Is verplicht Plaatsen van glas (n=52) 29 33 10 29 1.00 Reden voor niet Reden voor gebruiken (n=13) gebruiken (n=39) Niet mee bekend 31 38 Handig Onhandig 23 10 Gaat sneller Kost te veel tijd 23 8 Betere kwaliteit Te duur 8 77 Werkt lichter Niet aanwezig 64 26 Is verplicht * statistisch significant verschil, p<0.05. 35

Tabel B10. Veranderingen in het gebruik van mechanische of machinale hulpmiddelen onder steigerbouwers. Werksituatie waarin hulpmiddel wordt gebruikt Minder gebruik Meer gebruik p-waarde Horizontaal transport (n=57) Geen verandering geen gebruik Geen verandering wel gebruik 28 11 34 28 0.96 Reden voor niet gebruiken (n=7) Reden voor gebruiken (n=50) Niet mee bekend 14 28 Handig Onhandig 0 50 Gaat sneller Kost te veel tijd 14 2 Betere kwaliteit Te duur 43 68 Werkt lichter Niet aanwezig 43 16 Is verplicht Verticaal transport (n=58) 29 9 29 33 0.38 Reden voor niet gebruiken (n=6) Reden voor gebruiken (n=52) Niet mee bekend 33 27 Handig Onhandig 0 52 Gaat sneller Kost te veel tijd 17 4 Betere kwaliteit Te duur 33 63 Werkt lichter Niet aanwezig 50 13 Is verplicht Handmatig verwerken van steigerelementen van max 23 kg (n=54) 33 6 33 28 0.61 Reden voor niet gebruiken (n=7) Reden voor gebruiken (n=47) Niet mee bekend 14 21 Handig Onhandig 14 28 Gaat sneller Kost te veel tijd 14 13 Betere kwaliteit Te duur 14 60 Werkt lichter Niet aanwezig 57 32 Is verplicht * statistisch significant verschil, p<0.05. 36

Tabel B11. Veranderingen in het gebruik van mechanische of machinale hulpmiddelen onder plafond- en wandmonteurs. Werksituatie waarin hulpmiddel wordt gebruikt Minder gebruik Meer gebruik p-waarde Geen verandering geen gebruik Geen verandering wel gebruik Horizontaal transport (n=73)* 23 4 30 43 0.02 Reden voor niet gebruiken (n=5) Reden voor gebruiken (n=68) Niet mee bekend 20 35 Handig Onhandig 0 63 Gaat sneller Kost te veel tijd 0 6 Betere kwaliteit Te duur 0 68 Werkt lichter Niet aanwezig 80 10 Is verplicht Verticaal transport (n=73) 23 4 30 43 0.06 Reden voor niet gebruiken (n=8) Reden voor gebruiken (n=65) Niet mee bekend 38 37 Handig Onhandig 50 62 Gaat sneller Kost te veel tijd 13 9 Betere kwaliteit Te duur 13 60 Werkt lichter Niet aanwezig 25 11 Is verplicht Plaatsen van wanden plafondplaten (n=75) 24 13 29 33 Reden voor niet gebruiken (n=14) Reden voor gebruiken (n=61) Niet mee bekend 14 44 Handig Onhandig 21 34 Gaat sneller Kost te veel tijd 29 23 Betere kwaliteit Te duur 14 64 Werkt lichter Niet aanwezig 57 15 Is verplicht * statistisch significant verschil, p<0.05. 37

Klachten aan het bewegingsapparaat en werk Tabel B12. Percentage respondenten dat in 2013 rapporteerde dat de klachten zijn ontstaan door werk en de verandering ten opzichte van 2010. Beroepsgroep Nee Weet ik niet Ja, gedeeltelijk Ja, geheel Niet van toepassing Totale populatie (n=703) 9 (+2) 15 (+0) 32 (-1) 37 (-3) 6 (+0) Betonstaalwerkers (n=66) 12 (+7) 14 (+2) 26 (+0) 42 (-9) 6 (+0) Glaszetters (n=54) 13 (+7) 15 (-5) 30 (-2) 39 (-2) 4 (+2) Metselaars (n=126) 7 (+3) 9 (-9) 35 (-5) 41 (+4) 9 (+7) Natuursteenbewerkers (n=66) 9 (+3) 24 (+4) 36 (+2) 27 (-8) 3 (-2) Plafond- en wandmonteurs (n=78) 13 (+5) 17 (+4) 30 (-10) 39 (+6) 3 (-2) Steigerbouwers (n=60) 8 (-1) 12 (+5) 27 (-7) 48 (+4) 5 (-2) Straatmakers (n=88) 6 (-1) 16 (+5) 33 (+7) 36 (-8) 9 (-2) Stukadoors (n=47) 11 (+3) 15 (-1) 30 (+3) 40 (-7) 4 (+0) Timmerlieden (n=118) 9 (-1) 17 (+1) 36 (+6) 30 (-5) 9 (+0) Tabel B13. Percentage respondenten dat in 2013 rapporteerde dat de klachten zijn verergerd door werk en de verandering ten opzichte van 2010. Beroepsgroep Nee Weet ik niet Ja, gedeeltelijk Ja, geheel Niet van toepassing Totale populatie (N=705) 23 (-1) 19 (-1) 27 (+0) 24 (+2) 7(-1) Betonstaalwerkers (n=66) 17 (-1) 29 (+6) 21 (-5) 26 (+2) 8 (-1) Glaszetters (n=54) 23 (+1) 23 (+8) 23 (-16) 26 (+7) 6 (+0) Metselaars (n=127) 18 (-10) 17 (-1) 31 (+2) 26 (+4) 9 (+7) Natuursteenbewerkers (n=66) 26 (+7) 15 (-16) 36 (+13) 21 (-2) 2 (-3) Plafond- en wandmonteurs (n=78) 31 (+4) 21 (+5) 26 (-8) 21 (+5) 3 (-5) Steigerbouwers (n=60) 20 (+4) 18 (+0) 25 (+7) 30 (+5) 7 (-5) Straatmakers (n=87) 19 (-1) 19 (-6) 29 (+14) 24 (-4) 9 (-4) Stukadoors (n=49) 29 (+0) 19 (+7) 19 (-3) 27 (+3) 6 (-6) Timmerlieden (n=120) 26 (+2) 18 (+1) 28 (-5) 20 (+3) 8 (-1) 38

Tabel B14. Percentage respondenten dat in 2013 rapporteerde dat de beperkingen geven tijdens werk en de verandering ten opzichte van 2010. Beroepsgroep Nee Weet ik niet Ja, gedeeltelijk Ja, geheel Niet van toepassing Totale populatie (N=707) 35 (-4) 7 (+0) 43 (+0) 9 (+3) 6 (-1) Betonstaalwerkers (n=66) 32 (-3) 8 (-1) 42 (+3) 11 (+0) 8 (+2) Glaszetters (n=54) 32 (-5) 15 (+13) 35 (-11) 13 (+0) 6 (+0) Metselaars (n=127) 27 (-16) 7 (-4) 48 (+15) 9 (+0) 9 (+6) Natuursteenbewerkers (n=66) 30 (-5) 14 (+6) 46 (-3) 9 (+1) 2 (-3) Plafond- en wandmonteurs (n=78) 46 (+4) 1 (-7) 44 (+0) 5 (+1) 4 (+1) Steigerbouwers (n=60) 42 (-5) 5 (+2) 35 (-2) 13 (+8) 5 (-3) Straatmakers (n=86) 35 (+9) 5 (-3) 48 (-1) 6 (+1) 7 (-6 ) Stukadoors (n=49) 33 (-8) 12 (+4) 39 (-4) 12 (+8) 4 (+0) Timmerlieden (n=121) 40 (-2) 6 (+1) 39 (-2) 6 (+3) 9 (-1) 39

BIJLAGE 2 VRAGENLIJSTEN 2013 Vragenlijst lichamelijke belasting betonstaalverwerkers 40

41

42

43

44

Vragenlijst lichamelijke belasting glaszetters 45

46

47

48

Vragenlijst lichamelijke belasting metselaars 49

50

51

52

Vragenlijst lichamelijke belasting natuursteenbewerkers 53

54

55

56

Vragenlijst lichamelijke belasting plafond- en wandmonteurs 57

58

59

60

Vragenlijst lichamelijke belasting steigerbouwers 61

62

63

64

Vragenlijst lichamelijke belasting straatmakers 65

66

67

68

Vragenlijst lichamelijke belasting stukadoors 69

70

71

72

Vragenlijst lichamelijke belasting timmerlieden 73

74

75

76