Nijmegen Kanaalhavens - 2 (Lichtmasten CTN)



Vergelijkbare documenten
Dl Naar aanleiding van het ontwerp-besluit zijn geen zienswijzen ingediend.

Een goede ruimtelijke ordening. Henry de Roo

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse

Stedenbouw/welstandsrichtlijnen Aangezien er enkel een interne verbouwing zal plaatsvinden, zal de uiterlijke verschijningsvorm niet wijzigen.

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Duinkampen 23 te Paterswolde

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord

Ruimtelijke onderbouwing Leveroyseweg 14, Heythuysen

3. Toekomstige situatie Milieuaspecten Planbeschrijving Inspraak Voorschriften 7

Bijlage 3: Conclusies Milieu- en ruimtelijke aspecten Hotel Wormerland

Nieuwe bedrijfslocaties

Aanleg paardenbak Het Zuid 34 Drachten

Blad 2. Beoordeling verzoek

Gemeente Bergen Datum besluit Datum verzending: Nummer

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

3. Gewenste ontwikkeling Milieu Planbeschrijving Inspraak Voorschriften Plankaart 10

Ruimtelijke onderbouwing

Gemeente. Schijndel. Beleidsnotitie indieningsvereisten. Voor aanvragen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a.

Ruimtelijke Onderbouwing. t.b.v. het realiseren van twee lichtmasten, Flevostraat 251 Purmerend (Sportcomplex De Munnik)

Aan de Gemeenteraad. Raad. Onderwerp : Vervangende nieuwbouw van een vrijstaande woning op het perceel Boelenswei 76 te Boelenslaan.

(ontwerp) ruimtelijke onderbouwing afwijking BP Asserstraat 31 Vries

Ruimtelijke onderbouwing. Aanleg carpoolvoorziening Noorderhogeweg Drachten

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

werkzaamheden en/of het daarbij veranderende gebruik van panden en/of percelen,

Westvoorne. Vogelwerende voorziening Trafostation Ommeloopweg Tinte. Ruimtelijke onderbouwing definitief

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum

ZOETERMEER Rokkeveenseweg 182 RUIMTELIJKE ONDERBOUWING

De Vuurvogel B.V. J. van Lamoen en T. Etaoil Coninckstraat WD AMERSFOORT

Ruimtelijke onderbouwing bouw schaapskooi Haarweg 16 in Ruurlo

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

Ruimtelijke onderbouwing Schakerpad 5 in Twello

Lyaemer Wonen Y.A. Tiemensma Straatweg PZ LEMMER. Datum 7 augustus 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Omgevingsvergunning Oude Broekstraat 12a, Klarenbeek Planfase vastgesteld

Pagina 1 van 6 Versie Nr. 1 Registratienr.: Z/14/005105/9510. Afdeling: Beleid Ruimte Leiderdorp, 25 augustus 2014 Onderwerp: herontwikkeling

*Z04630B9E6E* Ruimtelijke onderbouwing. Bouwen van een loods op het perceel Westerweg 21 Ouddorp. Initiatiefnemer: Maatschap Aleman-Sperling

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING

Ruimtelijke onderbouwing. Realisatie groepsaccommodatie voormalig ligboxstal Manjepetswei 19 Oudega

Nijmegen Ruimte voor de Waal - 2 (Padenstructuur)

Inhoudsopgave ruimtelijke onderbouwing Olympus 20

- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw,

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 WABO

Thematische herziening archeologie

Toelichting 1 Inleiding 2 Beleidskader 3 Beoordeling

Quickscan samenvatting natuurtoets Sint Nicolaasdijk 153, Kampen

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING

Referentienummer Datum Kenmerk GM februari

8 juli 2014 Mevrouw B. Bartelds mei 2013 Projectomgevingsvergunning

Quick scan natuurtoets KuiperCompagnons d.d. 30 november Soortenbescherming

DEFINITIEVE BESCHIKKING WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT CONSIDERANS

Gemeente Achtkarspelen Projectbesluit Veranderen erf bij de woning Skieppedrifte 5 te Drogeham Ruimtelijke onderbouwing

Bijlage 1 Wettelijk kader

Gemeente Achtkarspelen (ontwerp) Ruimtelijke onderbouwing "bouwen van een woning op het perceel de Wide Pet 14 te Harkema"

Steenuil en ontheffingsaanvragen van de Flora- en faunawet. Martijn van Opijnen (Dienst Regelingen) Wouter van Heusden (Dienst Landelijk Gebied)

Onderzoek flora en fauna

*Z073B5B20C6* Ruimtelijke onderbouwing. ten behoeve van het bouwen van het wijzigen van het bouwvlak op het perceel Oudelandsedijk 4b te Dirksland

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede

NOTA VAN BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN ONTWERPBESTEMMINGSPLAN LANDELIJK GEBIED SANDELINGEN AMBACHT

Arcus Zuid Projectontwikkeling B.V. B.J.M. Mertens Dorpstraat JX OIRSBEEK

Indieningsvereisten ruimtelijke plannen gemeente Wierden

Werkzaamheden gemaal Emilia en gemaal Westland Quickscan flora- en faunawet

Gemeente Heerhugowaard M. Hoosbeek Postbus AJ HEERHUGOWAARD. Datum 22 december 2014 Betreft Beslissing op uw aanvraag Ruimtelijke ingrepen

Artikel 17 Waarde - Maastrichts Erfgoed

Ruimtelijke onderbouwing Clermontstraat 10 te Margraten. Gemeente Eijsden-Margraten

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer H. van der Meer Postbus HB AMSTERDAM

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING T.B.V. HET BOUWEN VAN EEN LOODS AAN DE WESTHOFSEZANDWEG 9 TE S- HEER ARENDSKERKE

Ruimtelijke onderbouwing

Ruimtelijke onderbouwing voor de bouw van een woning aan Laurens Stommespad 2 te Middelburg

Briefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1

Wijzigingsplan Wyldpaed West 3 te Twijzelerheide ONTWERP

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 WABO

B&W-voorstel. Onderwerp: (concept) ruimtelijke onderbouwing Eindhovenlaan 1. 1) Status

GEMEENTE BUREN. Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem

2.3.1 Bouwactiviteiten. Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit

Vergadering: 22 december 2016 Agendapunt: tarieven Tarieventabel Tarieventabel, behorende bij de legesverordening 2017

288,- bouwactiviteit wordt niet in uitvoering gebracht door weigering:

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING

In werking treden vergunning en onherroepelijkheid De vergunning treedt in werking een dag na afloop van de beroepstermijn. Deze vergunning ligt

Leges omgevingsvergunningen 2018

*Z048FC38A9F* Ruimtelijke onderbouwing. Aanleg perron buitenhaven Middelharnis. Initiatiefnemer: Gemeente Goeree-Overflakkee

Notitie Flora- en faunaonderzoek Apeldoorn

Natuurtoets omgevingsvergunning bouw woning Horsterweg 217 Ermelo

QUICK SCAN FLORA- EN FAUNAWET VOOR HET PERCEEL KAATSWEG 3 RODERESCH

Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele

3. Gewenste ontwikkeling Milieu Planbeschrijving Inspraak Voorschriften 7

verwachting zullen de aanwijzingsbesluiten vóór oktober 2010 definitief worden. Voorlopig wordt daarom getoetst aan de bestaande gebiedsdocumenten.

Samenvatting quickscan natuurtoets

Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Voor de activiteit vellen of doen vellen van een houtopstand

Bestemmingsplan Buitengebied Noord, deelplan Noorder Hoofddiep 15 te Nieuweroord

A&W-notitie 1660tal/ms

Namens cliënte, familie Van Kessel, woonachtig aan de Kwadestaartweg 10 te (5752 PV) Deurne, richt ik mij tot u met het volgende.

OMGEVINGSVERGUNNING (Ontwerp)

Uw kenmerk Ons kenmerk Voor informatie Bijlagen Datum OLO Tel diverse

verseonnr tarief 2016

* * Omgevingsvergunning * * Aanvraagnummer (OLO) :

2 e Plan van wijziging Globaal Bestemmingsplan Houten Vinex. Houtensewetering naast 45

Transcriptie:

Nijmegen Kanaalhavens - 2 (Lichtmasten CTN) Inhoudsopgave Ruimtelijke onderbouwing - 9 - Hoofdstuk 1 Inleiding - 9-1.1 Doel van het plan - 10 - Hoofdstuk 2 Sectoraal beleid - 11-2.1 Inleiding - 11-2.2 Stedenbouw -11-2.3 Milieu algemeen / bedrijvigheid - 12-2.4 Milieu: overig - 12-2.5 Natuur & Landschap - 12-2.6 Archeologie - 14-2.7 Conclusie - 15 - Hoofdstuk 3 Vooroverleg - 16-3.1 Ministerie van Infrastructuur en Milieu - 16-3.2 Provincie Gelderland - 16-3.3 Rijkswaterstaat - 16 - Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid - 17-4.1 Inleiding -17-4.2 Economische uitvoerbaarheid - 17 - Z14.038114 Pagina 8 / 18

Ruimtelijke onderbouwing Hoofdstuk 1 Inleiding Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen heeft een aanvraag omgevingsvergunning ontvangen voor de realisatie van vier lichtmasten op het perceel Neerbosch, sectie G, nummer 976, plaatselijk bekend Winselingseweg 80. Voor de exacte situering van de lichtmasten op het perceel wordt verwezen naar de situatietekening behorende bij de omgevingsaanvraag waarop de toekomstige situatie is aangegeven. Vigerend bestemmingsplan Onderhavige aanvraag omgevingsvergunning is geprojecteerd in het vigerende bestemmingsplan "Nijmegen Kanaalhavens". In dit bestemmingsplan valt de onderhavige aanvraag binnen de bestemming "Bedrijf - Electriciteitscentrale", "Bedrijf - Containeroverslagbedrijf' en "Waterstaat - Waterstaatkundige functie". Figuur 1: situering lichtmasten in vigerend bestemmingsplan Nijmegen Kanaalhavens Bestemming "Bedrijf-Electriciteitscentrale" Binnen deze bestemming mogen lichtmasten geplaatst worden met een maximale hoogte van 10 meter ten behoeve van de electriciteitscentrale. Bestemming "Bedriff-Containeroverslagbedrir Binnen deze bestemming mogen lichtmasten geplaatst worden met een maximale hoogte van 25 meter ten behoeve van de containeroverslagbedrijf. Z14.038114 Pagina 9 / 18

Bestemming "Waterstaat - Waterstaatkundige functie" Op deze gronden mogen lichtmasten geplaatst worden mits de waterstaatkundige belangen niet onevenredig worden geschaad. Er dient schriftelijk advies bij de rivierbeheerder te worden opgevraagd. Zie hoofdstuk 3 voor de reactie van de rivierbeheerder (Rijkswaterstaat). Toetsing aan bestemmingsplan Onderhavige aanvraag omgevingsvergunning past niet binnen deze bestemmingen omdat de vier lichtmasten 30 meter hoog worden en alleen ten dienste staan van het containeroverslagbedrijf. Voor de genoemde strijdigheden is in het bestemmingsplan geen binnenplanse afwijking opgenomen, het past niet in de lijst met kruimelgevallen en het betreft geen tijdelijke afwijking. Conclusie Het betreft daarom een omgevingsvergunning die alleen kan worden verwezenlijkt na het nemen van een projectbesluit als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De voorliggende ruimtelijke onderbouwing brengt ten behoeve van de afwijking van het bestemmingsplan, voor alle relevante ruimtelijke- en milieuaspecten, in beeld of het beoogde voornemen past binnen het (ruimtelijk) beleid en niet strijdig is met een goede ruimtelijke ordening. 1.1 Doel van het plan Het doel van onderhavig projectbesluit is het juridisch planologisch kader te scheppen voor het realiseren van vier lichtmasten. Z14.038114 Pagina 10 / 18

Hoofdstuk 2 Sectoraal beleid 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de op het plan betrekking hebbend sectoraal beleid behandeld. 2.2 Stedenbouw Het bebouwingsbeeld van de omgeving kan worden omschreven als dat van een industrieel complex met grootschalige elementen zoals portaalkranen, gestapelde zeecontainers, hoogspanningsmasten en een elektriciteitscentrale. De positie en richting van de bebouwing is divers; er is geen overheersende richting te herkennen. De lichtmasten komen hier min of meer willekeurig verspreid tussen te staan. Door de beperkte omvang in relatie tot de maat en schaal van de bouwwerken in de directe omgeving zullen de lichtmasten slechts een ondergeschikt element zijn en derhalve passen binnen de toekomstige omgeving. Figuur 2: Luchtfoto omgeving Z14.038114 Pagina 11 / 18

2.3 Milieu algemeen / bedrijvigheid 2.3.1 Bedrijven en milieuzonering Bedrijven zijn inrichtingen zoals die zijn aangewezen in het Besluit omgevingsrecht (Bor). Bijlage 1. Het onderhavige projectbesluit maakt geen nieuwe bedrijvigheid mogelijk. Er is dus ook geen sprake van hinder als gevolg van emissie van deze bedrijven op de omgeving. Ook introduceert het projectbesluit geen nieuwe objecten die gevoelig zouden kunnen zijn voor bestaande naburige bedrijvigheid. 2.3.2 Externe veiligheid De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en transportroutes. Bij de verantwoording van de risico's die mogelijk ontstaan door de nieuwe ontwikkeling dient eerst de vraag te worden gesteld of er risicobronnen in de buurt liggen die van invloed kunnen zijn op nieuw te realiseren (kwetsbare) objecten. Vooral dit laatste is hier relevant. De ruimtelijke aanpassing die mogelijk wordt gemaakt met het onderhavige projectbesluit maakt geen nieuwe kwetsbaar noch beperkt kwetsbaar objecten mogelijk. Tevens worden er geen nieuwe risico's geïntroduceerd. De risicobronnen in de omgeving (Waal, Spoor en route gevaarlijke stoffen) kunnen dan ook nooit risico verhogend werken. Conclusie Met het nieuwe projectbesluit worden geen nieuwe risico's noch kwetsbare objecten geïntroduceerd. De ontwikkeling is vanuit het oogpunt van de externe veiligheid dan ook te verantwoorden. 2.4 Milieu: overig Lichtmasten zijn geen gevoelig object uit oogpunt van geluid, luchtkwaliteit, bodem en externe veiligheid. Omgekeerd lichtmasten hebben geen negatieve milieueffecten op de omgeving, uit oogpunt van milieu zijn er dus geen bezwaren tegen de plaatsing van de lichtmasten. 2.5 Natuur & Landschap 2.5.1 Natura 2000 Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'. Conclusie Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen aangewezen worden als Europese Vogelrichtlijn en/of Habitatrichtlijngebieden (Natura 2000). De verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden zijn in Nederland opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998. De toetsing in het kader van de gebiedsbescherming is ten behoeve van dit project reeds uitgevoerd. Een vergunning krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 is inmiddels verleend. Derhalve is in de voorliggende quickscan flora en fauna geen toetsing aan in de omgeving gelegen beschermde gebieden opgenomen. Z14.038114 Pagina 12 / 18

2.5.2 Natuurbeschermingswet De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet: Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden 'Uiterwaarden Waal', 'Gelderse Poort' Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter') In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd. Om te bepalen of de Natuurbeschermingsweg aan de orde is, moet er een quickscan gedaan worden. Conclusie Uit de quickscan (8 januari 2013) is gebleken dat dit bestemmingsplan niet van invloed is op gebieden die onder de Natuurbeschermingswet vallen en derhalve is deze wet dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan. De toetsing in het kader van de gebiedsbescherming is ten behoeve van dit project reeds uitgevoerd. Een vergunning krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 is inmiddels verleend. Derhalve is in de voorliggende quickscan flora en fauna geen toetsing aan in de omgeving gelegen beschermde gebieden opgenomen. 2.5.3 Flora en faunawet Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze nieuwe wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in verschillende wetten was opgenomen. Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in het wild voorkomende beschermde soorten. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang. In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ. Z14.038114 Pagina 13 / 18

Conclusie Voor dit bestemmingsplan is een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd. Uit de quickscan (8 januari 2013) is gebleken dat dit bestemmingsplan niet van invloed is op de flora en faunawet. Wel zijn de volgende voorwaarden van toepassing: Op basis van verspreidingsgegevens, de aanwezige habitats en de biotoopeisen, is de aanwezigheid van de rivierrombout niet uit te sluiten binnen het plangebied. Aangezien onderzoek naar deze soort niet zinvol wordt geacht (zie bijlage 1) en de beoogde ingreep slechts een beperkte impact heeft op het leefgebied van de soort (instandhouding van de soort komt niet in gevaar), is nader onderzoek niet noodzakelijk. Wel dient voorkomen te worden dat het strandje binnen het plangebied in de kwetsbare periode (juni en juli) van deze soort wordt aangetast; werkzaamheden dienen buiten deze periode plaats te vinden. In het broedseizoen van vogels mogen de vegetatie, bosjes en opstallen in het plangebied niet worden verwijderd. De start van werkzaamheden tijdens deze periode zouden leiden tot directe verstoring van broedvogels en het broedsucces. De werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd wanneer er geen broedgevallen zijn. Alle vogels zijn beschermd. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zouden kunnen verstoren. Op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora- en faunawet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Zo dienen maatregelen te worden getroffen om bijvoorbeeld verstoring tot een minimum te beperken. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood. 2.6 Archeologie 2.6.1 Inleiding Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9- 2007). Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Z14.038114 Pagina 14 / 18

2.6.2 Projectgebied De gebieden waar deze aanvraag betrekking op heeft vallen in een archeologisch onderzocht deel, waar geen behoudenswaardige archeologie aanwezig is. Daarom is er geen archeologische maatregel nodig. 2.7 Conclusie Het sectorale beleid staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg. Deze ruimtelijke onderbouwing is bedoeld om de realisatie van het plan door middel van een projectbesluitprocedure te regelen. Z14.038114 Pagina 15 / 18

Hoofdstuk 3 Vooroverleg 3.1 Ministerie van Infrastructuur en Milieu In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de medeoverheden afstemming moeten zoeken met het Rijk. Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparagraaf. De volgende nationale belangen zijn opgenomen in de Realisatieparagraaf: Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten Grote rivieren Kustfundament Usselmeergebieden IJsselmeergebied Regionale watersystemen Ecologische hoofdstructuur Nationale Landschappen Rijksbufferzones Recreatie Derde Nota Waddenzee Tweede Structuurschema Militaire Terreinen Project Mainport Rotterdam Onderhavig project doorkruist geen van bovengenoemde nationale belangen en is geen vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro noodzakelijk. 3.2 Provincie Gelderland Bij brief van 5 juni 2008 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en de mate waarin de Provincie betrokken willen worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen van puur lokaal belang geen rol is weggelegd voor de provincie en geen vooroverleg hoeft plaats te vinden. Het onderhavige plan is vanwege de kleinschaligheid van puur lokaal belang en hoeft niet aangeboden te worden aan de Provincie voor het artikel 3.1.1 Bro vooroverleg. 3.3 Rijkswaterstaat Per brief van 11 februari 2015 heeft Rijkswaterstaat aan dat zij beoordeeld hebben dat zij geen bezwaar hebben tegen het verlenen van de gevraagde beschikking voor het verhogen van vier lichtmasten van 25 naar 30 meter hoog. Wel verzoeken zij dat in het kader van een vlot en veilig scheepvaartverkeer er op toe te zien dat de lichtmasten alleen het bedrijfsterrein verlichten en niet uitstralen over de vaarweg. Z14.038114 Pagina 16 / 18

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan besproken. 4.2 Economische uitvoerbaarheid De eventueel te maken aanpassingen, kosten e.d., ten gevolge van de realisatie van voorgestelde wijziging zijn voor rekening van de aanvrager. Het betreft geen bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro (onder a, categorie: de bouw van één of meer woningen). De kosten van de onderhavige procedure zullen verhaald worden op de initiatiefnemer conform de gemeentelijke legesverordening. De legeskosten zullen in rekening worden gebracht gelijktijdig met de leges voor de omgevingsvergunning. Uit het gevraagde projectbesluit kan schade voortvloeien als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening om welke reden er gerede twijfel bestaat over de vereiste economische uitvoerbaarheid van de gevraagde planologische maatregel. Er dient voorkomen te worden dat de gemeente voor particuliere initiatieven planschade betaalt. Er is een overeenkomst gesloten waarin de initiatiefnemer zich ten behoeve van de economische uitvoerbaarheid van de planologische maatregel bereid verklaart de daaruit voortvloeiende voor vergoeding in aanmerking komende planschade volledig aan de gemeente te compenseren. Derhalve kan gesteld worden, dat de ontwikkeling financieel-economisch uitvoerbaar is. 4.2.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid De ontwerp omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Conform de inspraakverordening heeft er inspraak plaatsgevonden via de zienswijzenprocedure. De tervisielegging was gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de "Staatscourant". Z14.038114 Pagina 17 / 18