Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 7, Krachten

Vergelijkbare documenten
NASK1 - SAMENVATTING KRACHTEN en BEWEGING. Snelheid. De snelheid kun je uitrekenen door de afstand te delen door de tijd.

B = 3. Eenparig vertraagde beweging B = 4. Stilstand C = 3. Eenparig vertraagde beweging

Extra opdrachten Module: bewegen

Werkblad 3 Bewegen antwoorden- Thema 14 (NIVEAU BETA)

Opdrachten voortgezet onderwijs

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 6 en 7.6 t/m 7.8

Samenvatting Natuurkunde Syllabus domein C: beweging en energie

Samenvatting Natuurkunde H3 Beweging

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

Snelheid en kracht. 4.1 Inleiding. 4.2 Soorten krachten

Samenvatting snelheden en

In autotijdschriften staan vaak testrapporten van nieuwe auto s. In de figuur op de bijlage is zo n overzicht afgedrukt.

12,6 km m. 102 km m. 34 cm m. 0,3 m cm. 0,012 m cm. 30 minuten s. 1,3 uur s. 125 s minuten. 120 km/h m/s. 83 km/h m/s. 19 m/s km/h.

Hoofdstuk 6: Veiligheid in het verkeer

Antwoorden Natuurkunde Hoofdstuk 2

10 m/s = 36 km/h 5 km = 5000 m 4 m/s = 14,4 km/h. 15 m/s = 54 km/h 81 km/h = 22,5 m/s 25 m/s = 90 km/h

4 Kracht en beweging. 4.1 Krachten. 1 B zwaartekracht Op het hoogste punt lijk je gewichtloos te zijn, maar de zwaartekracht werkt altijd op je.

2.1 Onderzoek naar bewegingen

Naam van de kracht: Uitleg: Afkorting: Spierkracht De kracht die wordt uitgeoefend door spieren van de mens. F spier

5,7. Samenvatting door L woorden 14 januari keer beoordeeld. Natuurkunde

Botsing >> Snelheid >> Kracht

VAK: natuurkunde KLAS: Havo 4 DATUM: 20 juni TIJD: uur TOETS: T1 STOF: Hfd 1 t/m 4. Opmerkingen voor surveillant XXXXXXXXXXXXXXXXXXX

bij het oplossen van vraagstukken uit Systematische Natuurkunde deel VWO Hoofdstuk 2

Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2)

Oefenopgaven versnelling, kracht, arbeid. Werk netjes en nauwkeurig. Geef altijd berekeningen met Gegeven Gevraagd Formule Berekening Antwoord

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 t/m 3

5 Kracht en beweging. Beweging in diagrammen. Nova

Werkblad 3 Krachten - Thema 14 (niveau basis)

BEWEGING HAVO. Raaklijnmethode Hokjesmethode

Werkblad 1 - Thema 14 (NIVEAU GEVORDERD)

Mkv Dynamica. 1. Bereken de versnelling van het wagentje in de volgende figuur. Wrijving is te verwaarlozen. 10 kg

Inleiding opgaven 3hv

Overal Natuurkunde 3 V Uitwerkingen Hoofdstuk 4 Kracht en beweging

MBO College Hilversum. Afdeling Media. Hans Minjon Versie 2

Samenvatting Natuurkunde Kracht

Kracht en Beweging. Intro. Newton. Theorie even denken. Lesbrief 4

Lessen in Krachten. Door: Gaby Sondagh en Isabel Duin Eckartcollege

Proef Natuurkunde Stoot en impuls verandering

Rekenmachine met grafische display voor functies

Uitwerkingen opgaven hoofdstuk 4

Grootheid: eigenschap die je kunt meten (met een meetinstrument) Eenheid: maat waarin de grootheid wordt uitgedrukt

Uit de definitie van arbeid volgt dat de eenheid van arbeid newton * meter is, afgekort [W] = Nm.

6 Bewegen. Bewegingen vastleggen. Nova

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt.

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 8, Bewegen in functies

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2, Beweging

Overal NaSk 1-2 havo / vwo Uitwerkingen Hoofdstuk 4 Beweging

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2000-I

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt.

Samenvatting Natuurkunde Samenvatting 4 Hoofdstuk 4 Trillingen en cirkelbewegingen

10 m/s = km/h 5 km = m 4 m/s = km/h. 15 m/s = km/h 81 km/h = m/s 25 m/s = km/h. 2,25 h = h min 3 m/s = km/h 6 min = s

1. Zwaartekracht. Hoe groot is die zwaartekracht nu eigenlijk?

Uitwerkingen van 3 klas NOVA natuurkunde hoofdstuk 6 arbeid en zo

jaar: 1989 nummer: 17

HOGESCHOOL ROTTERDAM:

Bepaal k met behulp van de grafiek. Geef de uitkomst in twee significante cijfers.

2.0 Beweging

Samenvatting NaSk Hoofdstuk t/m 4.5

Examen ste tijdvak Op spitzen

UITWERKINGEN OEFENVRAAGSTUKKEN 5 HAVO. natuurkunde

snelheid in m/s Fig. 2

Kracht en beweging (Mechanics Baseline Test)

Samenvatting Natuurkunde Natuurkunde Samenvatting NOVA 3 vwo

Examentraining Leerlingmateriaal

Eindexamen natuurkunde / scheikunde 1 vmbo gl/tl I

SO energie, arbeid, snelheid Versie a. Natuurkunde, 4M. Formules: v t = v 0 + a * t s = v gem * t W = F * s E Z = m * g * h F = m * a

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Samenvatting NaSk 1 Natuurkrachten

Kracht en Energie Inhoud

Overal NaSk 1-2 vwo / gymnasium Uitwerkingen Hoofdstuk 4 Beweging

Impuls en stoot. De grootheid stoot Op basis van de tweede wet van Newton kan onderstaand verband worden afgeleid. F = m a = m Δv Δt.

. Dat kun je het beste doen in een donkere ruimte. Dan gebruik je een stroboscooplamp die de hele korte licht fitsen maakt van 0,5 sec.

Woensdag 24 mei, uur

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Verslag Natuurkunde Versnelling Karretje

Een bal wegschoppen Een veer indrukken en/of uitrekken Een lat ombuigen Een wagentjes voorduwen

Opdrachten basisonderwijs

<<RIJOPLEIDING IN STAPPEN>> Training Rijden onder specifieke omstandigheden

RBEID 16/5/2011. Een rond voorwerp met een massa van 3,5 kg hangt stil aan twee touwtjes (zie bijlage figuur 2).

De hoogte tijd grafiek is ook gegeven. d. Bepaal met deze grafiek de grootste snelheid van de vuurpijl.

Inleiding tot de natuurkunde

natuur- en scheikunde 1 CSE GL en TL

Natuurkunde. Lj2P4. Beweging

2.0 Beweging 2.2 Snelheid (Coach 5) 2.4 Stoppen (simulatie)

10 m/s = km/h 5 km = m 4 m/s = km/h. 15 m/s = km/h 81 km/h = m/s 25 m/s = km/h. 2,25 h = h min 3 m/s = km/h 6 min = s

CRUESLI. Een pak Cruesli heeft een massa van 375 gram. De bodem van het pak is 4,5 cm breed en 14 cm lang. 1. Bereken de oppervlakte van de bodem.

Fase 2: De waarnemingen Fase 3: De resultaten... 4

Botsingen. N.G. Schultheiss

Uitwerking examen e tijdvak

Studievoorbereiding. Vak: Natuurkunde voorbeeldexamen. Toegestane hulpmiddelen: Rekenmachine. Het examen bestaat uit: 32 meerkeuzevragen

Naam: Klas: Repetitie versnellen en vertragen 1 t/m 6 HAVO

Op basis van de tweede wet van Newton kan onderstaand verband worden afgeleid. F = m a = m Δv Δt

CRUESLI. Een pak Cruesli heeft een massa van 375 gram. De bodem van het pak is 4,5 cm breed en 14 cm lang. 1. Bereken de oppervlakte van de bodem.

(s,t)-diagram Een diagram waarin je op de verticale as de afstand (s) uitzet en op de horizontale as de tijd (t). actuator Een automatische

Proef Natuurkunde Vallen en zwaartekracht

Het obstakel gleed voor de botsing naar het oosten met een snelheid van 1,16 m/s. Bereken de snelheid van het obstakel na de botsing.

Diagrammen Voor beide typen beweging moet je drie diagrammen kunnen tekenen, te weten een (s,t)-diagram, een (v,t)-diagram en een (a,t)-diagram.

Verslag Natuurkunde De snelheid van een karretje.

Fysica: mechanica, golven en thermodynamica PROEFEXAMEN VAN 12 NOVEMBER 2008

Transcriptie:

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 7, Krachten Samenvatting door een scholier 1845 woorden 20 juni 2008 6,1 99 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Natuurkunde overal Natuurkunde samenvatting hoofdstuk 7 Krachten 7.2 Als iets of iemand zich voortbeweegt dan ontstaat er wrijving. Er is dan een kracht die de beweging van het bewegende voorwerp tegenwerkt, dan noem je wrijvingskracht (Fw). De grootte van de wrijvingskracht hangt af van verschillende dingen zoals de massa van het voorwerp, de ruwheid van het oppervlak, de wind en of het rolwrijving of schuifwrijving is. Schruifwrijving Als een voorwerp schuift noem je dat schuifwrijving. Om zo min mogelijke wrijving te hebben moet de grond heel glad zijn, denk maar aan ijs daar glijdt alles veel beter op dan op gewoon asfalt. Bij een zwaar voorwerp is de schuifwrijving groter als bij een licht voorwerp. Rolwrijving Als een voorwerp over een oppervlak rolt noem je dat rolwrijving. Bij rolwrijving is veel minder wrijving als bij schuifwrijving omdat bij rolwrijving steeds een ander stukje van het voorwerp de grond raakt. Er treedt wrijving op omdat de band de grond raakt en daarom een beetje vervormt. Bij een hogere snelheid zal dat niet veel anders zijn, dus de rolwrijving hangt niet van de snelheid af. Luchtweerstand Tegenwerking door lucht noem je luchtweerstand. Doordat je door de lucht rijdt, vliegt, loopt enz heb je ook weerstand door de lucht. Hoe harder je fiets hoe harder je moet trappen omdat de luchtweerstand ook groter wordt. Ook als je dik bent zul je veel harder moeten trappen op de fiets omdat de luchtweerstand groter is. daarom wordt de luchtweerstand sterk beinvloed door de vorm van een voorwerp. De combinatie van vorm en oppervlak is van belang. Dus de luchtweerstand wordt beïnvloed door de snelheid. Voorwerpen met een grote massa veranderen moeilijker van snelheid dan voorwerpen met een kleine massa(denk maar aan een voetbal en een bowlingbal). Hoe groter de massa hoe groter de traagheid. Maar andersom is het precies het zelfde een zwaar voorwerp komt heel moeilijk in beweging en een licht voorwerp makkelijk(denk maar aan een pingpong balletje en een bowlingbal). Dus een voorwerp dat stilstaat is niet zomaar in beweging te krijgen, daar is een resulterende kracht voor nodig(kracht om vooruit/stoppen te komen zonder die kracht kom je niet vooruit en kun je niet stoppen). Een voorwerp dat in beweging is komt niet zomaar tot stilstand, ook daar is weer die resulterende kracht voor nodig. Hoe groter de massa hoe moeilijker de beweging te beïnvloeden. Het voorwerp heeft dan een Pagina 1 van 5

grootte traagheid. Als je eenmaal aan het fietsen bent een je hebt een resulterende kracht van 0 N dan blijf je in die constante snelheid fietsen. De totale wrijvingskracht en de spierkracht zijn dan gelijk aan elkaar. Er kan ineens ook meer wind komen dan zul je harder moeten fietsen maar de resulterende kracht kan wel 0 N blijven dan moet je gewoon harder trappen als je in dezelfde snelheid wilt doorfietsen. Om van 35 km/h naar 50 km/h te gaan is een resulterende kracht nodig en dat kost energie. Conclusie als er geen resulterende kracht op een voorwerp werkt, beweegt het met een constante snelheid verder of het staat stil. Om de snelheid te veranderen is er een resulterende kracht nodig. 7.3 Als je renner bent dan is de reactietijd heel belangrijk en vooral op korte afstanden, want hoe sneller je reageert hoe sneller je van start bent. De tijd die je nodig hebt om te realiseren wat er gebeurd en je spieren op gang laten komen heet de reactietijd. Je kunt die verbeteren door dextro, kop koffie, cola of een red-bull te nemen. Alcohol vertraagt je reactietijd en daarom mag je dan ook niet deelnemen aan het verkeer. Als je reactietijd kleiner is wordt de afstand die je dan nog aflegt dus ook kleiner, de remweg is dan korter. De remweg is dus de weg die wordt afgelegd tijdens het remmen. Als je minder kracht zet tijdens het remmen op de pedalen heb je dus een langere remweg nodig, dus duurt het langer voordat je stilstaat. Hoe groter je snelheid hoe groter de remweg want als jij 20 km/h rijdt kom je sneller tot stilstand dan als je 120 km/h rijdt. Maar de snelheid en de remweg is geen recht evenredig verband als de snelheid 2 keer zo groot wordt wordt de remweg meer dan 2 keer zo groot. Als je reageert ben je nog niet aan het stoppen de afstand die je tijdens het reageren aflegt noem je de reactieafstand. De totale afstand die een auto nodig heeft om tot stilstand te komen noem je de stopafstand. Dus de stopafstand = reactieafstand + remweg Vb. je fiets met een snelheid van 15 km/h je ziet ineens een bordje staan pas op wegwerkzaamheden remweg 4,5 m je reactietijd is 2,7 seconde wat is de stopafstand? 15 km/h - : 3,6 = 4,2 m/s je doet er 2,7 seconde over om het je te realiseren s = v x t s = 4,2 x 2,7 = 11,34 m schiet je nog door je remweg is 4,5 stofafstand = 11,34 + 4,5 = 15,84 m Het hellingsgetal in een grafiek geeft de snelheid in een afstand(s), tijd(t) diagram. Als de snelheid toeneemt noem je dat een versnelde beweging. Als de toename van de snelheid gelijkmatig is noem je dat een eenparige versnelde beweging. Op een gegeven moment kun je gewoon niet meer sneller, dan wordt de topsnelheid bereikt. De snelheid blijft dan constant en de loper voert een eenparige beweging uit. Je kunt op 2 manieren de afstand aflezen van een snelheid(v), tijd(t) grafiek: 1. door s = v x t met v in m/s of (x3,6) km/h met t in s of uren vb. je rijdt 5 m/s en dat gaat 7 seconde door welke afstand heb je afgelegd? S = v x t S = 5 x 7 = 35 m na 7 seconde 2. door de oppervlakte onder de grafiek af te lezen vb. 0,5 x l x h l = 7 h= 5 Pagina 2 van 5

s = 0,5 x 7 x 5 = 17,5 m S n 5 e l 4 h e 3 i d 2 (m/s) 1 0 1 2 3 4 5 6 7 tijd(s) - de formule v = s : t kun je natuurlijk op verschillende manieren gebruiken vb. hoelang doe je over 85 m met een constante snelheid van 95 km/h? eerst km/h naar m/s 95 : 3,6 = 26,39 v = s : t 2 = 6 : 3 je moet t weten dus 3 3= 6 : 2 t = s : v t = 85 : 26,39 = 3,22 sec. doe je dus over een afstand van 85 m met een snelheid van 95km/h 7.4 7.4 Als je je topsnelheid hebt bereikt moet je op een gegeven moment natuurlijk ook weer vertragen. Als de afname van de snelheid gelijkmatig is, noemen we dit een eenparig vertraagde beweging. Vb. Reken op een manier de afstand van de grafiek hieronder uit en met een berekening kun je het controleren doe dat! 1. eerst de afstand, dat doe je door de oppervlakte onder de grafiek af te lezen 0,5 x l x h(vlak 1) +(l x h vlak 2) 0,5 x 3,4 x 3,5 + (3,4 x 7) = 29,75 m 2. controle door t uit te rekenen met t = s / v s= 29,75 gemiddelde snelheid is (10,5+7):2= 8,75 m/s t = 29,75 : 8,75 = 3,4 seconde als je het nakijkt in de grafiek klopt dat precies over 30 m doet hij 3,4 seconde met een gemiddelde snelheid van 8,75 m/s dus je spreekt van een eenparige beweging als je snelheidsafname gelijkmatig zoals hier 7.5 wil je je kracht vergroten dan kun je daarvoor een hefboom gebruiken. Een hefboom is een middel om je spierkracht te vergroten. Een hefboom heeft altijd één punt waar het omheen draait dat noem je het draaipunt. Pagina 3 van 5

De hefboomwet luidt: Kracht (rechts) x afstand (rechts) = kracht (links) x afstand (links) In symbolen: Fr x Rr = Fl x Rl Vb. Judith gaat met haar moeder naar de speeltuin ze gaan samen op de wip. De wip is 4 m lang en Judith zit aan de linkerkant met achter haar nog 0.4 m wip. Judith weegt 50 kg en Annet weegt er 65 kg. Waar moet Annet gaan zitten om in evenwicht te komen? Fr x Rr = Fl x Rl Fr = 65 kg = 650 N Rr =? Fl = 50 kg = 500 N Rl = 2 m 0,4 = 1,6 m 650 x Rr = 500 x 1,6 650Rr = 800 : 650 Rr = 1,23 m Dus Annet moet op 1,23 m gaan zitten wil je wip in evenwicht zijn 7.6 Als je ineens plotseling moet remmen is er een zeer kleine remweg. Gordels en hoofdsteunen zitten niets voor niets in een auto, ze zijn er voor de veiligheid. Hoofdsteun. Als je een botsing van achter krijgt wordt je naar voren geschoten eerst gaat je hoofd dan naar achter en doordat er een rugleuning in de stoel zit is je hoofd niet gecompenseerd met je lichaam. Dat kan dan een hoofdsteun opvangen. Gordels Als jij een auto van voor raakt dan wordt je naar voor geduwd. Als er dan geen gordels waren dan werkte er geen kracht op jouw en kwam je tegen de voorruit of tegen het stuur aan. Een autogordel beschermt je op 3 manieren: - een autogordel verdeelt de remkracht over je hele borstkas.(dan kan het beste als de gordel breed is, want dan wordt de kracht verdeelt over een groter oppervlakte.) - de gordel geeft de bestuurder wat ruimte, zodat de remweg(hoe ver je naar voren schiet) en de remtijd wat langer worden. - de gordel beschemt voor het doorschieten tegen de voorruit of het stuur. Een gordel rekt dus iets uit maar blokkeert ook iets. Airbag In de tegenwoordige personenauto s zit een airbag(luchtzak). Een airbag wordt binnen 0,001 seconde opgeblazen en als je dan naar voren schiet kom je i.p.v tegen het stuur tegen de luchtzak aan. Een airbag gaat naar een tijdje weer leeg omdat hij je anders kan laten stikken. Helm Een helm verdeelt de kracht gelijkmatig over het hoofd, zodat de kracht op elk deel van het hoofd kleiner wordt. Kreukelzone en kooiconstructie Pagina 4 van 5

Als je botst tegen iets dan wordt tegenwoordig een auto zo gebouwd dat het voorste van een auto indeukt(kreukelzone) zodat je een langere remweg hebt en dus een langere remtijd. De optredende krachten zijn dan dus kleiner. Een voordeel is dus dat de krachten gelijkmatig worden verdeeld over de kooiconstructie. Door een kreukelzone blijft het passagiersgedeelte van de auto ook beter heel. Kleding In de sport is vaak beschermende kleding of voorwerpen nodig. Zoals bij de formule-1 zandbakken en autobanden langs de weg of bij schaatsen, kussens langs de baan. Ook zijn er beschermde kleding zoals honkbalhandschoenen, helmen, scheenbeschermers, borstbeschermers en tandbeschermers. Pagina 5 van 5