Leertaak 8A 1. Bij de mens berust een bruine oogkleur op het dominante allel B. Een blauwe oogkleur berust op het recessieve alle b. Rechtshandigheid berust op het dominante allel H en linkshandigheid op het recessieve alle h. Een blauwogige linkshandige vrouw (bbhh) trouwt met een bruinogige, rechtshandige man (BbHh). Kruisingsschema Bbhh X BbHh Bb X Bb!!!!!!! hh X Hh mogelijkheden!!!!!!! Mogelijkheden Bb 1/2!!!!!!!! Hh 1/2 Bb 1/2!!!!!!!! hh 1/2 Mogelijke combinaties van genotypen BbHh 1/2 X 1/2 = 1/4!!!!! bbhh 1/2 X 1/2 = 1/4 Bbhh 1/2 X 1/2 = 1/4!!!! bbhh 1/2 X 1/2 = 1/4 Deze kruising levert 2 x 2 = 4 genotypen bb X Bb!!!!!!!! hh X Hh Bb 1/2 bruine ogen Hh 1/2 rechtshandig Bb 1/2 blauwe ogen!!! hh 1/2 linkshandig Mogelijke combinaties van fenotypen!!! Bruinogig, rechtshandig 1/2 X 1/2 = 1/4!!! Bruinogig, linkshandig 1/2 X 1/2 = 1/4!!! Blauwogig, rechtshandig 1/2 X 1/2 = 1/4!!! Blauwogig, linkshandig 1/2 X 1/2 = 1/4 Deze kruising levert 2 X 2 = 4 fenotypen. A. De kans op een bruinogig, rechts handig kind = 1/2 X 1/2 = 1/4 B. De kans op een kind met het genotype bbhh = 1/2 X 1/2 = 1/4
2. Afleiden en kruisingsschema Roodharige vrouw X blonde man Met krulhaar met sluik haar Rood haar = rr Blond = R_ Krulhaar = H_ Sluik haar = hh A. Roodharige vrouw met krulhaar (heterozygoot) heeft het genotype: rrhh Haar man is blond (homozygoot) en heeft sluik haar: Rh De kans op roodharig kind met krulhaar: rrh_ is nul. Een kind krijgt immers altijd een R van haar vader. B rh RrHh Blond krul RrHh Blond krul Rrhh Blond, sluik Rrhh Blond, sluik 3. Afleiden (ouders) Een athocyaangen en een gen voor de ph van het vacuolevocht bepalen bij verschillende soorten planten de bloemkleur. Gekleurde bloemen kunnen paars zijn (ph hoog), of rood (ph laag). Gekleurd (allel E) is dominant over wit (allel e). Hoge ph (H) is dominant over lage ph (h). Wat zijn de genottypen van de rode en witte bloemen wanneer deze na een kruising 2100% planten met paarse bloemen geven? Hoge ph = H_ Lage ph = hh Gekleurd = E_ Wit = ee Om rood of paars te zijn heeft een plant het dominante alle E nodig. Bij een lage ph heeft de plant rode bloemen. Het genotype van de plant met rode bloemen is E_hh. Bij een hoge ph heeft de plant paarse bloemen. Het genottype is E_H_ Rood!!! X!!! wit!! Paars Als je alle gegevens die je weet invult krijg je dit: E_hh!!!!!! ee.. Rood!!! X!!! Wit!! EeH_!! Paars Er ontstaan 100% paarse nakomelingen. De combinatie hh ontstaat dus niet. De plant met witte bloemen moet dan wel eehh zijn. Er ontstaan geen witte bloemen. De plant met rode bloemen moet dus wel EEhh zijn.
4. Afleiden (intermediair fenotype) Bij bepaalde hoefdieren hebben RR individuen een rode vacht, rr dieren een witte, en Rr dieren een grijze vacht. Ongehoorde dieren bezitten het genotype pp. Ongehoornde dieren ontstaan door aanwezigheid van het dominante allel P, gehoornde dieren bezitten het genotype pp A. Wat zal het fenotype zijn van de F1 bij een kruising van een wit/gehoornd dier met een rood dier dat homozygoot is voor de allelen voor ongehoornd? B. Hoe zal bij onderling verder kruisen van de F1 en F2 samengesteld zijn? Rood = RR Grijs = Rr Wit = rr Ongehoornd = P_ Gehoornd = pp A. rrpp!! X! RRPP Wit/gehoornd! X! rood/ongehoornd (homozygoot) De F1 is dan RrPp en heeft het fenotype grijs/ongehoornd B. Rp Rp rp rp RP RRPP RRPp RrPP RrPp Rp RRPp RRpp RrPp Rrpp rp RrPP RrPp rrpp rrpp rp RrPp Rrpp rrpp rrpp 5. Afleiden (meerdere genen voor een eigenschap) De genen A, B, D, E en F bepalen samen de lengte van een bepaalde diersoort. Is een dominant allel (AA pf Aa) aanwezig dan levert dat 3cm lengte op. Twee recessieve allelen (aa) leveren 2cm op. Twee organismen worden gekruist: AAbbDDeeFF X aabbddeeff. A. Hoe lang is de F1 generatie? B. Welk deel van de F1 heef hetzelfde genotype als de ouder (AAbbDDeeFF)? C. Welk deel van de F2 is 15 cm lang? A. De F1 generatie heeft het genotype: AaBbDDeeFf. Deze generatie heeft vier dominante allelen en twee recessieve allelen (ee). Per dominant allel 3cm lengte, per twee recessieve allelen 2cm lengte. De generatie is dus 14 cm lang. B. AaBbDDeeFf X AaBbDDeeFf De kans op een nakomeling met het genotype AabbDDeeFF = 1/2 X 1/4 X 1 X 1 X 1/4 = 1/32 C. voor een lengte van 15cm moet het dier vijf dominante allelen hebben. AaBbDDeeFf X AaBbDDeeFf. De kans hierop is nul: ee X ee levert uitsluitend organismen die ee zijn.
6. Afleiden (meerder genen voor een eigenschap) Bij tomaten is het allel voor rode vruchtkleur dominant over dat van geel, het allel voor tweehokkige vrucht is dominant over dat van veelhokkig, en allel voor langstelig is dominant over dat van kortstelig. De genen voor kleur, hokkigheid, en steellengte liggen op verschillende chromosomen. Een kweker heeft een zuiver homozygoot ras van rode, tweehokkige, langstelige planten en een homozygoot zuiver ras van gele, veelhokkige, kortstelige planten. Hij wil graag een (homozygoot) ras met rode, veelhokkige vruchten en kortstelige planten. Hij kruist zijn twee plantenrassen en kruist de F1 onderling verder. Welk percentage van de F2 voldoet aan zijn wensen? Rood = R_ Geel = rr Tweehokkig = T_ Veelhokkig = tt Langstelig = L_ Kortstelig = ll De kweker kruist de volgende planeten:! RRTTLL!! X!! rrttll Rood, tweehokkig, langstelig X geel, veelhokkig, kortstelig De F1 generatie is 100% RrTtLl. Hij wil homozygoot rode, veelhokkige, kortstelige krijgen. Deze planten hebben het genotype: RRttll De kans hierop is: Rr X Rr: kans op RR = 1/4 Tt X Tt: kans op tt = 1/4 Ll X Ll: kans op ll = 1/4 De totale kans op homozygoot rode, veelhokkige, kortstelige planten = 1/4 X 1/4 X 1/4 = 1/64
7.Dambordschema (gekoppelde genen) Bij het fruitvliegje Drosphila liggen de genen voor lichaamskleur en haartype op hetzelfde chromosoom. Ze zijn gekoppeld. Dat heeft gevolgen voor de overerving van de eigenschappen bij deze genen. De allelen voor grijze en lange haren zijn dominant over die van bruine en korte haren. Een homozygoot grijs mannetje met korte haren wordt gekruist met een bruin vrouwtje dat homozygoot is voor de allelen voor lange haren. Twee dieren uit de F1 paren. A. Welke combinaties van eigenschappen zullen de nakomelingen hiervan hebben? B. In welke verhoudingen zullen deze nakomelingen voorkomen? Grijs = G_ Bruin = gg Lange haren = L_ Korte haren = ll De kruising: Mannetje!! X!! Vrouwtje Homozygoot grijs!!! bruin korte haren!!!! homozygoot lang De genen zijn gekoppeld en liggen als volgt:! G! I!!!!!! g! L!!!!!!!!!! G! I!!!!!! g! L!!!!!!!! Hert mannetje maakt gameten met Gl en het vrouwtje maakt gameten met gl. De nakomelingen hebben allemaal het genotype GgLl. De ligging van de genen is als volg: G! l! G! L A. De F1 dieren maken gameten met Gl en gameten met gl. Dit lever het volgende kruisingsschema: Gl gl Gl Ggll GgLl gl GgLl ggll B. Ggii is 25% ggll is 25% GgLl is 50%