Met mentorschap in veilige handen



Vergelijkbare documenten
Ouderenmishandeling De rol van de gemeente

* Met recht betrokken. \ l v lcllliji!bi.llcl J Nederland. ä Maliebaan 71 G 3581 CG Utrecht P Postbus LD Utrecht

TAKEN EN PROFIEL. van de mentor

Mentorschap Midden Nederland

Goed Mentorschap. Inhoud. Doelen, uitgangspunten en kwaliteit van werken van de stichtingen mentorschap, aangesloten bij Mentorschap Nederland.

Mentorschap Nederland

Met mentorschap in veilige handen

Ouderen in veilige handen. voor Lize. 17 maart 2013 Yvonne Heygele

Ouderenmishandeling. Maartje Willems Verpleegkundig consulent geriatrie

TAKEN EN PROFIEL. van de mentor

Pilot concept-richtlijn Veilige zorgrelatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 28 januari 2013 Betreft Mentorschap. Geachte voorzitter,

Raadsvoorstel Overheveling DU VO brede aanpak huiselijk geweld en ouderenmishandeling (incl. begrotingswijziging)

Samenwerking mentorschap en beschermingsbewind bij aanpak van spoedeisende situaties van ouderenmishandeling/financiële uitbuiting

Themaconferentie kwetsbare ouderen Richtlijn ouderenmishandeling

Tweede Kamer der Staten-Generaal

7. BESCHERMING BIJ MISHANDELING EN MISBRUIK. Handelen bij signalen van geweld in afhankelijkheidsrelaties en ouderenmishandeling

Aanpak huiselijk geweld centrumgemeentegebied Amersfoort

Bijlage 3 7. BESCHERMING TEGEN MISHANDELING EN MISBRUIK. Handelen bij (vermoedens van) ouderenmishandeling

Bondenberaad Groot Goes, 16 september 2013

WIE ZIJN WIJ? VERANTWOORDELIJKHEID

Gemeentelijke aanpak van ouderenmishandeling: beter begrijpen en besturen

Ter besluitvorming door de Raad. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Versterking regionale aanpak huiselijk geweld en ouderenmishandeling

van de raadsleden dhr. N. Rennenberg en dhr. C. Verbeek (OAE) over ouderenmishandeling

Mentorschap. Ieder met zorg tot zijn recht.

Ouderenmishandeling

Wie werken bij VTT? Maatschappelijk werkers(loketfunctie/onderzoeker) Crisisteam( 24/7) Vertrouwensartsen(24/7) Gedragswetenschappers

Angelien Bouvrie en Dominique Vranken Veilig Thuis Zuid Limburg

Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Kinderen, ouderen en het huisverbod

TAKEN EN PROFIEL. van de mentor

Vergelijking Curatele, Beschermingsbewind en Mentorschap

SUBSIDIEAANVRAAG IMPLEMENTATIE EN BORGING WET MELDCODE BIJ STEUNPUNTEN HUISELIJK GEWELD IN DE PERIODE 2013 EN 1014

Bijlage: Aanpak aanscherping Meldcode

Screening van oudermishandeling; wat betekent dit voor de zorgverlener en voor de samenwerking in de keten?

ACTIEPLAN VERBORGEN VROUWEN

Meedenken over preventie, signalering en aanpak van financiële uitbuiting van ouderen. Pilot regio West-Veluwe/Vallei 12 februari 2014

Nieuwsbrief Smelnezorg

Beleid en implementatie aanpak ouderenmishandeling.

Meldcode Ouderenmishandeling

Gemeente Delft 0 2 MRT Raadsvoorstel. Aan de gemeenteraad. Van Datum Pfh. Steller tel.nr. Programma Registratie nr.

VRAGEN NR Haarlem, 6 december Onderwerp: Vragen van P.J. Bruystens (ONH-VSP)

Uitvraag Vrouwenopvang

Convenant Integrale Aanpak Huiselijk Geweld Den Haag

Hulp bij huiselijk geweld

Verslag project. Ouderenmishandeling in de Kop van Noord-Holland. Agendasetting afstemming overdracht - positionering

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Gemeente Weert

Symposium Mentorschap 6 november 2013

Aan de raad van de gemeente Lingewaard

Plan van Aanpak regiovisie en vorming AMHK Zeeland

over vertegenwoordiging van mensen met een psychische of psychiatrische aandoening

Veilig Thuis & Vrouwenopvang. 18 januari 2016

Voorblad agendapunt 3 Stand van zaken speerpunt Informatiemanagement

Jaarverslag mentorschap Haag en Rijn 2015

Opzet workshop. Interactief. Ingaan op begrippen, omvang, aard en aanpak. Cases om de aanpak en de knelpunten in de aanpak te verkennen

Mantelzorgbeleid ZAB Nederland

af. Met dit protocol, in haar handelen en in haar beleid wil Klik Kinderopvang

Gemeente Den Haag. de gemeenteraad 1 juli 2015 RV067. Rm BOW/ RIS

Meldcode Excellent Leven Stappenplan Ouderenmishandeling, Huiselijk geweld, Kindermishandeling

Interactieve presentatie door:

SIGNS OF SAFETY EN DE MELDCODE KINDERMISHANDELING EN HUISELIJK GEWELD

Meldcode bij vermoeden van kindermishandeling en huiselijk geweld (KDV/BSO/gastouder)

Procedure Calamiteitentoezicht

De vijf stappen van de meldcode worden ook beschreven op de website van ZorgOog-jeugd en gezin Achterhoek:

In de Gemeente Marum

Doel WMO Werkwijze Wmo-adviesraad Visie Wmo-adviesraad Plannen. WMO adviesraad gemeente Landerd

Welkom. Raadsconferentie Gulpen-Wittem 3 oktober Gertie de Veen en Sonja Vlaming Directeur en mantelzorgconsulent

Opgesteld nov 2013 maart Vertrouwenspersoon Binnen de LKO

Ouderenmishandeling en de rol van de SPV in de ouderenzorg

Beeldvormende raadsavond. GGD Gelderland-Zuid. 19 september 2018

Voorlichtingsbijeenkomst Veilig thuis

Meldcode bij vermoeden van kindermishandeling en huiselijk geweld (KDV/BSO)

Wettelijke vertegenwoordiging. Informatiebrochure

Voorstel. Uitgangspunten regiovisie. De regiovisie gaat uit van de volgende uitgangspunten:

Werkstuk Maatschappijleer Curatele, mentorschap en bewindvoerschap

Datum vergadering gemeenteraad Voorstelnummer Agendapunt

Vergelijking Curatele Beschermingsbewind - Mentorschap

(TIJDELIJK) NIET ZELF

Doel. Inleiding. De mantelzorger als samenwerkingspartner MANTELZORGBELEID VIERSTROOM

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport(VWS) Dhr. drs. M.J. van Rijn Postbus EJ 'S-GRAVENHAGE (070) ECSD/U

Advies aan de gemeenteraad

Jaarverslag Steunpunt Huiselijk Geweld Hollands Midden in 2014

Beschermingsmaatregelen: Onderbewindstelling materieel Mentorschap - immaterieel Curatele zowel materieel als immaterieel

Veranderingen in de rol en de positie van de mentor door nieuwe regelgeving. Symposium 6 november 2013 Stichting Mentorschap Amsterdam

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Ouderenmishandeling & financiële uitbuiting. Zorg coöperatie Zeeland Maandag

DE MELDCODE IN UW PRAKTIJK

Verslag Deeltraject campagne Ouderen in veilige handen. - Een veilig thuis, daar maak je je toch sterk voor? -

11 Stiens, 21 oktober 2014

Klachtenregeling. Verpleging en Verzorging en Hulp bij het Huishouden

Mantelzorgbeleid Stichting Thuiszorg Groot Limburg. Inleiding. 1. Doel

1. In te stemmen met het regionale Beleidsplan Beschermd wonen-maatschappelijke opvang ;

Meldcode kindermishandeling en huiselijke geweld

WORKSHOP. Hoe voert u de meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling in? Voor gemeenten en provincies

Implementatie meldcode PRO33college

Protocol Huiselijk geweld en Kindermishandeling

KLACHTENREGELING BERG EN BOSCHSCHOOL

Beleidskader Huiselijk geweld en Kindermishandeling

voortgang van het actieprogramma en de resultaten die hiermee zijn bereikt.

JAARVERSLAG WMO ADVIESRAAD SCHIEDAM

Transcriptie:

Met mentorschap in veilige handen Project voor verdere ontwikkeling en implementatie van de rol van mentoren bij het signaleren en aanpakken van ontspoorde (mantel)zorg voor ouderen en ouderenmishandeling meer in het algemeen. Inhoud 1. Inleiding 2. Achtergronden en uitgangspunten 3. Doelstellingen en beoogde resultaten 4. Activiteiten in fasen 5. Organisatie en financiering 6. Voortgangsevaluatie en communicatie 7. Hoe nu verder Bijlagen (separaat) 1. Tekst punt 8a actieplan Ouderen in Veilige handen en overzicht verdere relevante documenten 2. Casussen uit de praktijk 3. Begroting Utrecht, november 2012 Mentorschap Netwerk Nederland Maliebaan 71G postbus 13180 3507 LD Utrecht www.mentorschap.nl info@mentorschap.nl 1

1. Inleiding In maart 2011 presenteerde Staatssecretaris van VWS het actieplan Ouderen in veilige handen. Een van de actiepunten (punt 8a) betreft het regelen van meer mogelijkheden voor inzet van mentoren voor ouderen die slachtoffer zijn of dreigen te worden van mishandeling. 1 In het betreffend actiepunt wordt mentorschap bedoeld in brede betekenis: een mentor is iemand die zijn levenservaring gebruikt om een ander ter zijde te staan, iemand die je vertouwt en bij wie je terecht kunt voor raad. In de zorg heeft het begrip mentorschap nog een extra betekenis: wanneer iemand soms wilsonbekwaam is en geen familie heeft die hem of haar kan vertegenwoordigen, kan de kantonrechter een mentor benoemen als wettelijk vertegenwoordiger. Vanwege deze bevoegdheid tot wettelijke vertegenwoordiging kan een door de kantonrechter benoemd mentor van extra betekenis zijn voor de ondersteuning en bescherming van ouderen bij (dreiging van) mishandeling. Eind 2011 werd in de Tweede Kamer een motie aangenomen waarin werd gevraagd om te zorgen voor uitwerking en uitvoering van de rol van door de kantonrechter benoemde mentoren, in het bijzonder in het programma Ouderen in Veilige Handen. Naar aanleiding van deze motie heeft overleg plaatsgevonden tussen VWS en Mentorschap Netwerk Nederland, wat geleid heeft tot voorliggend projectplan. 2 Mentorschap Netwerk Nederland (MNN) is de landelijke vereniging van Regionale Stichtingen Mentorschap (RSM), die vrijwilligers werven, scholen en begeleiden bij het bieden van mentorschap. Vrijwillige mentoren bieden de wettelijke vertegenwoordiging, met professionele begeleiding en toezicht. Zij hebben als pluspunt dat ze de tijd nemen om de persoon te leren kennen en regelmatig minstens eens per maand- te blijven ontmoeten. Hiermee wordt bereikt, dat hij of zij zich niet alleen formeel in zijn rechten gekend weet, maar zich ook gekend en gesteund weet als persoon. De RSM worden in de praktijk reeds geconfronteerd met situaties waarin mentorschap gewenst wordt in verband met mishandeling. Dit blijkt bijvoorbeeld bij ontspoorde mantelzorg, financiële uitbuiting en/of (dreigende) verwaarlozing. Als de oudere dan (soms) wilsonbekwaam is, en naasten kunnen hem of haar niet (meer) vertegenwoordigen, dan is een mentor gewenst, als vertegenwoordiger en vertrouwenspersoon, om verbetering in de situatie te brengen. Door middel van voorliggend projectplan kan Mentorschap Netwerk Nederland samen met de Regionale stichtingen mentorschap werken aan deskundigheidsbevordering en kwaliteitsbeleids- en netwerkontwikkeling, om de rol van hun mentoren bij het signaleren en aanpakken van ouderenmishandeling verder te ontwikkelen en te implementeren. In het navolgende leest u meer over de achtergronden en uitgangspunten, de doelen en resultaten en hoe we die willen bereiken. 1 Zie bijlage 1 met (o.a. ) de tekst van betreffend actiepunt. 2 motie 33000 XVI nr 69 (wijziging 56) van Mw. Wiegman cs en brief van de Staatsecretaris van VWS aan de Tweede Kamer van 9 juli jl (29 538 nr 137) 2

2. Achtergronden en uitgangspunten. Problematiek van ouderenmishandeling In het actieprogramma Ouderen in veilige handen is ouderenmishandeling als volgt gedefinieerd. Ouderenmishandeling is het handelen of het nalaten van handelen van al degenen die in een persoonlijke of professionele relatie met de oudere (iemand van 65 jaar of ouder) staan, waardoor de oudere persoon lichamelijke en/of psychische en/of materiële schade lijdt en waarbij van de kant van de oudere sprake is van een vorm van gedeeltelijke of volledige afhankelijkheid. Ongeveer één op de twintig ouderen heeft te maken met ouderenmishandeling. Er worden verschillende vormen onderscheiden: Psychisch mishandeling/verbale agressie Lichamelijke mishandeling Verwaarlozing Financiële en materiële uitbuiting Seksueel misbruik In veel gevallen komt mishandeling voort uit het onvermogen om bijvoorbeeld om te gaan met het veranderde gedrag van een dementerende of overbelasting door het jarenlang verlenen van intensieve zorg van iemand met lichamelijke beperkingen. Men spreekt van ontspoorde mantelzorg. Andere mishandelingen zijn bewust gekozen, zoals het weghalen van geld of goederen. Soms vindt de mishandeling een korte tijd plaats, bijvoorbeeld als gevolg van een heftige ruzie; in andere gevallen houdt het lange(re) tijd aan. Plegers zijn vaak familieleden of anderen die een (zorg)relatie hebben met de betreffende persoon. Ook mishandeling door beroepskrachten komt voor, waarbij onmacht, onkunde, hoge werkdruk, stress en teamsfeer een rol spelen 3. Het gaat dan om grensoverschrijdend gedrag van individuele medewerkers jegens individuele cliënten. Als cliënten onvoldoende aandacht krijgen vanwege onvoldoende handen aan het bed op de hele afdeling, dan valt dit niet onder mishandeling. Daarmee is uiteraard niet bedoeld dat dit een toelaatbare situatie betreft. Aandachtspunten voor preventie en bestrijding De aanpak van ouderenmishandeling richt zich op de gehele preventieketen: - Voorkomen - Signaleren en stoppen (en opvangen slachtoffer) - Nazorg, om schade te beperken en zo mogelijk te herstellen Het signaleren van situaties van mishandeling is niet altijd makkelijk en ingrijpen vraagt tact en doorzettingsvermogen, zo wordt in de eerste voortgangsbrief aan de Tweede Kamer gesteld. Dit is herkenbaar voor Regionale Stichtingen Mentorschap, die in hun werk in afgelopen jaren met meerdere casussen zijn geconfronteerd. 4 3 Uit: Oud leed, basisboek ouderenmishandeling, Theo Royers & Maria van Bavel, 2012, pagina 28. 4 Zie bijlage 2 met casuïstiek uit de praktijk 3

Mentorschap voor wilsonbekwame cliënten in de zorg Op 1 januari 1995 is de wettelijke regeling mentorschap ingevoerd. De strekking is dat de kantonrechter een mentor kan benoemen voor het regelen van vertegenwoordiging en belangenbehartiging van cliënten in de zorg die niet voor zichzelf kunnen opkomen en geen partner of naaste familie hebben die hen kan vertegenwoordigen. In het eerste boek van het Burgerlijk Wetboek (BW), titel 20 (artikel 450 tot en met 462) zijn hiervoor bepalingen opgenomen. De grond voor het instellen van de maatregel luidt volgens de wet: Indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van nietvermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, kan de kantonrechter te zijnen behoeve een mentorschap instellen (artikel 450, BW1, boek 1, Titel 20). De mentor neemt beslissingen met en/of voor de betreffende persoon op het persoonlijke vlak. De taken van de mentor 5 : Belangenbehartiging: een mentor helpt bij de behartiging van de belangen van niet-materiële aard van een persoon, die vanwege geestelijke of lichamelijke aandoeningen niet goed zelfstandig zijn/haar belangen kan afwegen en/of uiten. Advisering: een mentor adviseert en steunt de persoon bij het nemen en naar buiten brengen van beslissingen. Vertegenwoordiging: een mentor treedt op als vertegenwoordiger van de persoon met betrekking tot diens verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding, in situaties waarin de persoon niet wilsbekwaam is. Om de hierboven genoemde taken goed uit te oefenen is gewenst dat een mentor zo veel als mogelijk een vertrouwenspersoon wordt voor de persoon. Uitgangspunt van het kwaliteitsbeleid van de RSM is daarom, dat de vrijwillig mentor de betreffende persoon regelmatig bezoekt. Zo kan de mentor goed luisteren naar de persoon, kennis nemen van diens situatie en - aansluitend op diens gewoonten, wensen en behoeften - handelen in het belang van de persoon. Rol van Regionale Stichtingen Mentorschap bij signalering en aanpak ouderenmishandeling en hoe hun mogelijke bijdrage hierbij te bevorderen Het wettelijk uitgangspunt van het mentorschap en daarbij de uitgangspunten van het kwaliteitsbeleid van de RSM maken dat mentoren een zeer goede bijdrage kunnen hebben in de aanpak van ouderenmishandeling. Uit een kleine inventarisatie onder de coördinatoren van de RSM s (zie bijlage 1), blijkt dat er twee rollen zijn die mentoren kunnen vervullen bij de preventie en bestrijding van ouderenmishandeling: - Signaleren van ouderenmishandeling en de nodige stappen zetten om dit te stoppen. - Worden ingezet bij een persoon, nadat de mishandeling aan het licht is gekomen. In deze situatie wordt de mentor benoemd door de kantonrechter en voert hij zijn taken uit: hij staat aan de kant van de betreffende persoon, komt op voor diens belangen en neemt (samen met de persoon) beslissingen op het persoonlijk vlak. De mentor versterkt daardoor iemand die door de ouderenmishandeling extra kwetsbaar is geworden. De ontwikkeling en versterking van sociale contacten ter verbreking van sociaal isolement is ook een aandachtsgebied van de mentor, voor het voorkomen van (nieuw) misbruik van belang. 5 Uit: Taken en profiel van de mentor, MNN, mei 2011 4

Kortweg is de rol van de mentor bij ouderenmishandeling: het bieden van vertegenwoordiging van en steun aan (soms) wilsonbekwame ouderen die slachtoffer zijn of dreigen te worden van ontspoorde (mantel)zorg en/of mishandeling meer in het algemeen. Onverlet dat soms in praktijk bij gesignaleerde ouderenmishandeling mentoren al een goede rol vervullen, is er de wens binnen de regionale stichtingen mentorschap en MNN om deze rol verder te ontwikkelen. Dit allereerst door deskundigheidsbevordering van mentoren, zodat ze goed bekend zijn met wat er kan spelen en weten hoe te handelen. Hierbij kan ontwikkeling van een meldcode op maat, op te nemen in het kwaliteitssysteem, een kader vormen. Ten tweede gaat het om bekendheid en samenwerking met relevante andere organisaties, om te zorgen dat in voorkomende situaties de inzet van de Regionale Stichting en benoeming door de kantonrechter wordt aangevraagd, en om goede uitvoering te faciliteren. Hierbij speelt mee dat er behoefte is aan handvatten voor de RSM en zorgaanbieders en gemeentelijke instanties, wanneer en hoe bij benoemingsverzoeken aan de rechtbank, spoedbehandeling gevraagd kan worden. De beide hier genoemde punten zullen aandacht krijgen in het project. Kwaliteit en integriteit van het mentorschap Er is nog een punt dat aandacht verdient in de relatie van mentorschap en ouderenmishandeling. Dit betreft de situatie dat de mentor zelf al dan niet opzettelijk door zijn gedrag en positie (cliënt is van mentor afhankelijk) bewust of onbewust de cliënt schade doet. De wijze waarop binnen het kwaliteitssysteem van MNN begeleiding en toezicht zijn geregeld en in klachtenregeling is voorzien- maken dat dit risico beperkt is. Dat neemt niet weg dat past binnen het project om dit aspect expliciet aandacht te geven in de info binnen en buiten de RSM. Dit kan door risico s te inventariseren, analyseren en bevindingen mee te nemen in de genoemde meldcode. Aanpak van het project: leren en ontwikkelen vanuit de praktijk We willen bij de deskundigheidsbevordering gebruik maken van de handreikingen die al in het kader van het actieprogramma zijn ontwikkeld. Daarbij zijn er in de kring van Regionale Stichtingen suggesties voor de ontwikkeling van gewenste deskundigheidsbevordering op maat, die kunnen worden benut. Ook wat betreft de netwerkontwikkeling willen we aansluiten op de overige punten van het actieprogramma. In het programma wordt uitgegaan van een regierol van gemeenten, om te zorgen dat alle aspecten van de keten - preventie, stoppen (opvang) en nazorg in onderling verband aandacht krijgen. Dit heeft zijn grond enerzijds in de WPG (lokaal ouderenzorgbeleid) en anderzijds in de WMO (maatschappelijke opvang en huiselijk geweld; ook steunen mantelzorgers). Gemeenten, in het bijzonder de centrumgemeenten vrouwenopvang, zijn vanuit het actieplan financieel toegerust om hun taken uit te oefenen. Dit met de nodige inschakeling van (o.a.) steunpunt huiselijk geweld (incl. meldpunt ouderenmishandeling), GGD, consultatiebureau voor ouderen en mogelijk steunpunt mantelzorg. Gelet op de spilrol van gemeenten is het stimuleren en steunen van (inter)lokale netwerkontwikkeling een belangrijk aangrijpingspunt. Wij willen hier op praktische wijze aandacht aan geven door aan de hand van ervaringen (casuïstiek) die reëel in praktijk worden ondervonden, handvatten te ontwikkelen en gebruik daarvan te bevorderen. 5

3. Doelstelling en beoogde resultaten Hoofddoel van het project is het versterken van de ontwikkeling en implementatie van de mogelijke rol van mentoren bij het signaleren en aanpakken van oudenmishandeling. In aansluiting op dit hoofddoel en de punten in voorgaande paragraaf worden hieronder de doelen nader benoemd, met daarbij de resultaten die we per doel willen halen. 1. Vergroten van de deskundigheid van vrijwillige mentoren bij het signaleren van en het handelen bij ouderenmishandeling om de (dreigende) mishandeling te laten stoppen en/of schade te beperken. Resultaten einddatum project: a. Is een meldcode ontwikkeld en het gebruik ervan geborgd d.m.v. invoering in het kwaliteitssysteem van de regionale stichtingen. b. Is in het scholingsprogramma voor (kandidaat) mentoren, dat overal wordt gebruikt, de nodige scholing ingebouwd, gerealiseerd en structureel geborgd; d.w.z. i. in de startmodule van het modelscholingsprogramma is basale info opgenomen; ii. de interactieve handreiking vrijwilligers tegen ouderenmishandeling is bij alle (kandidaat) mentoren bekend, inclusief specifieke aandachtspunten voor handelingsperspectieven voor mentoren; iii. het scholingsprogramma is versterkt met jaarlijks terugkerende themabijeenkomsten en daarvoor gewenst materiaal om dieper op het signaleren en handelen in te gaan; iv. 75% van alle vrijwilligers die mentor zijn voor een oudere heeft dit themaprogramma bijgewoond; v. coördinatoren zijn toegerust voor onderhoud en structurele uitvoering van de betreffende programmaonderdelen. 2. Bevorderen van bekendheid en samenwerking met relevante (inter)gemeentelijke organisaties en anderen, om te zorgen dat in voorkomende situaties de bijdrage van de Regionale Stichting wordt gevraagd en benut om (dreigende) ouderenmishandeling te laten stoppen Resultaten einddatum project: a. Zijn er door actieve inbreng van ervaringen van 10-12 regionale stichtingen mentorschap (dus het merendeel van de regionale stichtingen mentorschap) handreikingen geformuleerd voor samenwerking en afstemming met (inter)gemeentelijke organisaties die een rol spelen bij de signalering en aanpak van ouderen mishandeling. b. Zijn er op basis van ervaringen in de regio s en overleg met de expertgroep Curatele, Beschermingsbewind en Mentorschap van het landelijke overleg van kantonrechters (LOVCK 6 ) handreikingen voor gewenste spoedprocedures (wanneer aan de orde, routing). c. De handreikingen zijn aan alle stichtingen gepresenteerd en het merendeel past ze toe in hun praktijk. het merendeel van de RSM heeft met tenminste één centrumgemeente in hun werkgebied afspraken die adequate verwijzing en uitvoering bevorderen. d. Is het merendeel van de beleidsverantwoordelijk wethouders en ambtenaren van de centrumgemeenten met het werk van de regionale stichtingen mentorschap in het kader van ouderenmishandeling bekend; incl. de kwaliteitsnormen en mogelijkheden om eventueel (vermeend) disfunctioneren van een mentor aanhangig te maken en te laten beëindigen. 6 Landelijk Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren 6

4 Fasering en doorlooptijd De uitvoering van het project kent verschillende fasen. Hieronder wordt beschreven welke die fasen zijn en welke activiteiten erin worden verricht. Fase 1: planpresentatie en kwartiermaken (4 maanden) De eerste 4 maanden van het project worden gebruikt om op alle vier de doelen zoals hiervoor beschreven, een start te maken. Activiteiten: Start stuurgroep (zie ook onder 5); maken van samenwerkingsafspraken over gewenste en mogelijke medewerking en steun van het projectteam (zie ook onder 5); invulling projectteam; bekendheid geven aan de start van het project bij regionale stichtingen mentorschap; in overleg met coördinatoren en besturen van regionale stichtingen mentorschap een concept opstellen met aandachtspunten voor de meldcode en het scholingsprogramma informeren van gemeenten en (inter)gemeentelijke steunpunten huiselijk geweld (en mogelijk steunpunten mantelzorg), in overleg met VNG, de branches van de steunpunten huiselijke geweld en VWS over de mogelijke rol en werkwijze van mentorschap en RSM in relatie tot oudernmishandeling, m.b.v. info op website/nieuwsberichten; gesprekken met belangstellenden, voortrekkers en landelijke koepels; daarbij maken van een powerpoint presentatie met toelichting voor RSM ter presentatie aan derden; informeren LOVCK. Voorbereiding fase 2 (opstellen van een werkplan) Fase 2: werkend ontwikkelen (16 maanden) In deze fase wordt vooral intensief praktisch gewerkt aan het steunen van goede uitvoering in de praktijk en het realiseren van handvatten aan de hand van ervaringen in de praktijk. Activiteiten in deze fase (parallel), uit te voeren door het projectteam: uitwerking en uitvoering meldcode incl. voorstel aanpassing normen Geef 8 op kwaliteit t.b.v. kwaliteitsborging uitwerking en uitvoering scholingsprogramma (bijstelling startmodule en ontwikkeling programma themabijeenkomsten; d.m.v. pilots in een of twee regio s, waarna evaluatie en bijstelling en uitvoering in de overige regio s; systematische registratie en monitoring van casussen; advies en steun vanuit projectteam voor de Regionale Stichtingen die de betreffende aanvragen krijgen; concipiëren van gewenste handreikingen (handelingsperspectieven en stappenplannen) en gemeentelijke beleidsvoorwaarden om te kunnen zorgen voor goede bemiddeling en uitvoering van het mentorschap zoals in situaties van ouderenmishandeling gewenst; voortzetting informatievoorziening via website en nieuwsbrief; opmaken tussenstand halverwege fase 2 (in maand 8; december 2013): o Zijn de activiteiten volgens plan aangepakt, wat zijn de bevindingen? 7

o o Welke resultaten zijn gehaald? Zijn eventueel bijstellingen nodig voor succesvolle voortzetting en blijvende benutting van resultaten na afloop van het project? Presentatie in werkconferentie voor direct betrokkenen en belangstellenden jan/feb 2014. Fase 3: afronding project (4 maanden) In deze fase wordt de beantwoording van vragen bij het opmaken van de tussenstand herhaald en de bevindingen worden breed landelijk gepresenteerd. Voorts worden afspraken gemaakt over de nodige follow up van het project in de staande organisatie. Dit, opdat de thematiek de nodige blijvende aandacht zal kunnen krijgen. Activiteiten (uitvoering projectteam met steun stuurgroep): beschrijving van de verrichtte activiteiten en behaalde resultaten en proces evaluatie; voorbereiding en realisatie van een afsluitende bijeenkomst met presentatie van resultaat met het oog op verdere implementatie in en vanuit alle (centrum)gemeenten. finale vaststelling resultaten en opnemen hiervan in systeem van kwaliteitsbevordering en borging. 5 Organisatie en financiering Organisatie stuurgroep, projectteam, betrokkenheid RSM en vereiste additionele uren Het project vindt plaats onder verantwoordelijkheid van MNN. MNN vormt een stuurgroep, bestaande uit enkele bestuursleden van MNN en RSM, de directeur van MNN en VWS als adviseur. Daarbij worden een of twee deskundigen (betrokkenen) op gebied van gemeentelijke beleid/bestuur gevraagd om deel te nemen als adviseur. De stuurgroep bewaakt de voortgang, ziet toe op inbedding van het project in beleid van MNN en het actieprogramma van VWS, koppelt eventuele gewenste projectbijstellingen terug aan het bestuur van MNN en aan VWS en helpt met het scheppen van voorwaarden d.m.v. onderhoud van landelijke contacten. De stuurgroep komt elke kwartaal bijeen. Daarbij is een additionele tijdsbesteding gepland van de directeur van MNN van 4 uur/week. Voor de uitvoering wordt een projectteam gevormd bestaande uit 1 of 2 projectmedewerkers samen 32 uur/week; start vanaf fase 2. Standplaats MNN en/of bij RSM in Noord/Midden respectievelijk Zuid Nederland. De verschillende werkzaamheden inclusief de rapportage aan de stuurgroep worden over hen verdeeld. Om dit team te vormen en de eerste activiteiten in fase 1 uit te voeren wordt in fase 1 een kwartiermaker betrokken voor gemiddeld 12 uur /week. Voor de aansluiting op de RSM zal het coördinatorenoverleg van MNN een klankbordfunctie vervullen. Voor de vereiste inzet van de regionale stichtingen is gerekend op medewerking van 10-12 RSM, met een ureninzet per RSM van (gemiddeld) 2 of 3 keer 10 a 12 uur per casus per jaar plus uren voor rapportage en overleg; al met al 50 uur per jaar per RSM. 8

Financiën Voor de kosten is een kostenbegroting opgesteld. Deze is separaat bijgevoegd 6 Voortgangsevaluatie en communicatie Aan het eind van elke fase wordt verslag gedaan aan de stuurgroep Voorts is erin voorzien dat halverwege fase 2, het zwaartepunt van de uitvoering, een tussenstand wordt gerapporteerd. Zover bijstellingen van de vervolgfase gewenst blijken zal dat vanuit de stuurgroep met het bestuur van MNN en VWS worden besproken. Op basis van het goedgekeurde projectplan, de voortgangsverslagen en eventuele bijstellingen wordt binnen MNN via de gebruikelijke kanalen over de voortgang geïnformeerd (website, bestuursberichten, ledenvergaderingen, coördinatorenoverleg). Met derden zal dit gebeuren via de nieuwsbrief; voorts via de werkconferenties halverwege fase 2 (n.a.v. tussenstand) en de afsluitende bijeenkomst in fase 3. 7 Hoe nu verder Afgelopen tijd is in de kring van RSM op meerdere plaatsen over de vorming van het voorliggende plan gesproken. Verwacht wordt dat het op medewerking vanuit het merendeel van RSM zal mogen rekenen. Zodra de bekostiging is geregeld en zeker is dat de uitvoering kan starten, zal MNN het plan in kring van RSM en extern bekendheid geven en nadere afspraken maken met de beoogd kwartiermaker, zodat voortvarend kan worden gestart. Deze start is beoogd op 1 januari 2013. Utrecht, 19 november 2012 MNN 9