Samenvatting door Jacomijn 1410 woorden 20 maart 2018 6,2 3 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Samenvatting Biologie H13 Gaswisseling en uitscheiding 13.1 Ademen Ingeademde lucht bestaat uit: 78% stikstof -> N 2, doe je dus niets mee 21% zuurstof 0,03% koolstofdioxide Uitgeademde lucht bestaat uit: 78% stikstof 17% zuurstof -> mond op mondbeademing heeft dus zin 4% koolstofdioxide Dode ruimte: de ruimte in je luchtwegen waar geen gaswisseling plaatsvindt: Keelholte/luchtpijp en bronchiën (in toets!) Vitale capaciteit: de hoeveelheid lucht die je uitademt na maximale inademing is niet gelijk aan: longinhoud vanwege het residu (restvolume): ongeveer 1,5 liter Ademfrequentie is het aantal ademhalingen per minuut. Ademvolume is het aantal liters dat je ademt per minuut. De longen bestaan uit sponsachtig weefsel. De luchtpijp vertakt in steeds dunnere buisjes, die open gehouden worden door kraakbeenringen. De dunne uiteinden monden uit in de longblaasjes. De longslagader met zuurstofarm en koolzuurrijk bloed vertakt in een groot aantal haarvaten. Deze haarvaten omgeven de longblaasjes. Tussen de longblaasjes en de haarvaten vind gaswisseling plaats. Zuurstofgas diffundeert het bloed in en koolstofdioxide gaat naar de longblaasjes. Gunstig voor gaswisseling: - kleine diffusie afstand, grote gezamenlijke oppervlak, concentratie verschillen van O2 https://www.scholieren.com/verslag/116038 Pagina 1 van 6
en CO2 Ongunstig voor gaswisseling- de dode ruimte Ademhaling, ook wel gaswisseling (CO 2 -> O 2 ) - Intern: uitwisseling van cel met de omgeving (weefselvloeistof) - Extern: uitwisseling van bloed -> omgeving Inademing (actief): 3. Buikademhaling (middenrifademhaling): borstholte vergroten: middenrif gaat omlaag, spieren gespannen Borstademhaling (ribademhaling): buitenste tussenribspieren spannen Hoge ademhaling: m.b.v. nek- en schouderspieren Uitademing: Gewone rustige uitademing Terugveren middenrif en borstbeen -> passief Krachtig uitademen 3. Binnenste tussenribspieren -> actief Buikspieren -> actief Om de longen zit longvlies en aan de binnenkant van de borstkas zit borstvlies. Hiertussen zit een soort plak vloeistof, dit zorgt ervoor dat de vliezen soepel langs elkaar glijden. Vitale capaciteit is de totale hoeveelheid lucht die na maximale inademing kan worden uitgeademd. Regeling ademhaling in ademhalingscentrum in het verlengde merg van de hersenstam. Het koolstofdioxide in het bloed is de belangrijkste prikkel waarop het ademcentrum reageert. Het ademhalingscentrum zendt impulsen naar het middenrif en de tussenribspieren Chemoreceptoren (in de wand van halsslagaders en aorta) meten het CO 2 -gehalte in het bloed: Hoe meer CO 2 hoe lager de Ph -> gevolg: sneller en dieper ademen om CO 2 kwijt te raken. Een laag O 2 -gehalte van de ingeademde lucht maakt deze sensoren gevoeliger voor CO 2. Ook de temperatuur en adrenaline zijn van invloed op het ademhalingscentrum. Hyperventilatie: Hyperventilatie betekent letterlijk te veel (hyper) ademen (ventilatie). Oorzaak: meestal stress. Wie hyperventileert, ventileert meer dan nodig om het koolstofdioxide-gehalte in het bloed (de CO 2 ) op de normale https://www.scholieren.com/verslag/116038 Pagina 2 van 6
hoogte te houden. Gevolg: te veel CO 2 verlies -> hogere Ph Oplossing: CO 2 laten stijgen door CO 2 rijke lucht in te ademen. 13.2 Neusholte bevat 3 neusschelpen: Zorgen voor oppervlakte vergroting zodat de ingeademde lucht wordt: - Gezuiverd - Verwarmd - Bevochtigd - Getest Hemoglobine (Hb) In de longen is een hoge Po 2 / lage Pco 2 è Hb bindt daardoor O 2 -> HbO 2 è Laat CO 2 los In weefsels is een lage Po 2 / hoge Pco 2 è HbO 2 laat daardoor O 2 los è Hb bindt CO 2 De wand van de neusholte, neusschelpen en luchtpijp is bekleed met een slijmvlies, een dunne laag cellen die een kleverig slijm maken. Het slijmt vangt stofdeeltjes, ziekteverwekkers en stuifmeelkorrels op. Je luchtwegen bevatten ook trilharen. Deze maken een soepele slagbeweging, door deze beweging beweegt het slijm met de deeltjes naar de keelholte. Daar slik je het slijm in. Bij chronische bronchitis zijn de luchtwegen langdurig ontstoken en hoopt het slijm zich op. Bij longemfyseem is een groot aantal longblaasjes kapot. Planten In droge tijden sluiten planten hun huidmondjes. De gaswisseling neemt daardoor af. Woestijnplanten hebben allerlei aanpassingen aan droogte. 13.3 https://www.scholieren.com/verslag/116038 Pagina 3 van 6
De huid bevat zweetklieren. Het zweet dient als koelvloeistof voor het lichaam. Een te groot vochtverlies leidt tot minder goed functionerende cellen. Het zenuwstelsel regelt de zweetproductie via de hypothalamus. Via je nieren raak je ook water en zouten kwijt. Bloed met opgeloste stoffen komt via de nierslagaders binnen. Het gezuiverde bloed gaat via de nieraders naar de holle ader. De nieren filtreren afvalstoffen en overtollige stoffen uit het bloedplasma. Deze afvalstoffen en het water verlaten als urine de nieren. De lever maakt van overtollige en onbruikbare aminozuren ureum. Dat gaat naar het bloed, de nieren scheiden dit uit. 13.4 Functie nieren: 3. Verwijderen overtollige stoffen (zouten) en afvalstoffen (ureum) Constant houden van het inwendig milieu (homeostase): o.a. Ph, osmotische waarde, hoeveelheid vocht Productie van EPO: stimuleert de aanmaak van rode bloedcellen Niereenheid (1 miljoen in 1 nier) = nefron ---> Hier gaat een deel van het plasma door de bloeddruk uit de haarvaten naar het nierkapseltje. Rode bloedlichaampjes en bloedeiwitten kunnen niet door de membranen van de cellen en blijven in het bloedvat Hier worden het grootste deel van het water, alle aminozuren, alle glucose en een deel van de zouten teruggeresorbeerd naar het bloed door actief transport Hier zit urine. De urine bevat bijna alle ureum die in het nierkapsel in de voorurine zat. De concentratie is 70 keer hoger omdat bijna al het water teruggeresorbeerd is. Hoe langer de lus, hoe hoger de terugresorptie. Werking van de nieren (zie bron 12 en 13) Ultrafiltratie: de grote eiwitmoleculen en bloedcellen kunnen niet met het plasma uit het bloed geperst worden in de kapsels van Bowman, de kleine wel: zouten, glucose, aminozuren en ureum -> voorurine ongv. 170 L/dag Terugresorptie: nuttige stoffen worden in het nierkanaaltje weer in het bloed terug opgenomen. (Water, suiker, aminozuren, een deel van de zouten)(actief, kost O 2 + energie) Van de dagelijks gevormde 170 L voorurine, blijft uiteindelijk 1,5 liter over = urine https://www.scholieren.com/verslag/116038 Pagina 4 van 6
Hoe houden kamelen het uit in de woestijn? Er zit veel zout in de urine Zitten er nog zuurstof, aminozuren, ureum in het plasma in het nierkapseltje? Alle nuttige stoffen zitten nog in die 80%, wel in bepaalde concentraties. Via de nierslagaders stroomt bloed naar de nieren. Vertakkingen van de nierslagader vormen in elk nefron een kluwen, een glomerulus. Door de bloeddruk stroom een deel van het bloedplasma tussen de wandcellen door, het kapsel van Bowman in. Deze vloeistof heet dan voorurine. De voorurine bevat naast afvalstoffen, veel nuttige stoffen als zouten en glucose. Bloedcellen en eiwitten blijven in het bloed achter. Vanuit het kapsel van Bowman stroomt de voorurine via de rest van het nierkanaaltje naar de verzamelbuis. De terugresorptie van nuttige stoffen en water vind in de kronkelde delen van het nierkanaaltje plaats. In de lus van Henle kan het nierkanaaltje water terugwinnen uit de voorurine. De vloeistof die in het nierbekken aankomt, is de urine. ADH hormoon verhoogt in het laatste gekronkelde deel van het nierkanaaltje en het verzamelbuisje de doorlaatbaarheid van water via de waterkanaaltjes in de celmembranen. Er gaat nu extra water uit de urine naar het bloed uit. Werking ADH (antidiuretisch hormoon) = productie in de hypofyse = werkt de diurese (wateruitscheiding) tegen -> of: bevordert de terugresorptie Onderstaande tabel = negatieve terugkoppeling Osmotische waarde bloed In de zintuigcellen in de hersenen Osmotische waarde in bloed laag hoog (hypothalamus, osmosereceptoren) + - Meer ADH Minder ADH (bij plastablet) In de hypofyse - + Minder wateruitscheiding Meer wateruitscheiding (meer In de nieren/blaas (minder urine) urine) 13.5 Als je weinig glucose meer hebt maakt je lichaam glucagon aan, dit wordt gemaakt door de alvleesklier. Via het bloed prikkelen doelwitorganen om in actie te komen. Het hormoon glucagon stimuleert de lever om uit de reservevoorraad glycogeen glucose vrij te maken en af te geven aan het bloed. Bij stress en inspanning zorgt ook het hormoon adrenaline voor het vrijmaken van glucose uit de lever. Zenuwstelsel en hormoonstelsel houden de lichaamswaarden binnen bepaalde grenzen: dynamisch evenwicht. Homeostase = het regelen en instant houden van het inwendig milieu zoals: Ph, osmotische waarde, temperatuur en https://www.scholieren.com/verslag/116038 Pagina 5 van 6
hoeveelheid suiker in bloed etc. Suikerziekte (vraag in examen) Diabetes mellitis = zoete vloed = suiker in de urine omdat de nieren het niet goed door terugresorptie kunnen terughalen in het bloed. Oorzaak: geen of te weinig insulineproductie in de eilandjes van Langerhans (bron) Insuline Werking: opent de lichaamscellen voor bloedsuiker Glucagon Stimuleert omzetting van glucose -> glycogeen <- Een suikerpatiënt spuit vóór het eten insuline omdat al het suiker in de cellen kan gaan 2 problemen bij suikerziekte: - Hyperglycemie = suikergehalte is te hoog door gebrek aan insuline. Als er geen insuline wordt toegediend gebruikt je lichaam vet als brandstof -> ontstaan ketonen, die in hoge concentratie schadelijk zijn (coma) - Hypoglycemie = te laag suikergehalte door teveel insuline of te weinig gegeten -> op te lossen door suikerklontje/dextrose te nemen of glucagon toe te dienen https://www.scholieren.com/verslag/116038 Pagina 6 van 6