Overwegingen bij definitief besluit vergunning Wet natuurbescherming project Stroomlijn fase 3, tranche 7, perceel 1 en 2 Directie en Biodiversiteit Behandeld door T 070 379 7976 F 088 223 3334 Datum 20 juli 2017 Bijlage nummer 1 Horend bij kenmerk DGAN-NB/17118868 Datum 25 juli 2017 Contactpersoon 1. ONDERWERP AANVRAAG Bedrijfscombinatie krinkels CSO vraagt, namens het Programmabureau Ruimte voor de Rivier, een vergunning aan op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wet nb) voor een maatregel in het uiterwaardengebied van de Waal in het kader van het project Inhaalslag Stroomlijn, fase 3, tranche 7, deelgebied 1 en 2. De aanvraag valt onder de Rijkscoördinatieregeling voor het programma Stroomlijn en wordt aangevraagd voor de periode tot en met 31 december 2018. 2. PROCEDURE Op 30 januari 2017 ontving ik per email uw aanvraag bestaande uit - uw brief d.d. 30 januari 2017 (kenmerk: STR12-B-167_v1) - passende beoordeling Stroomlijn, fase 3, perceel 1&2, tranche 4, (hierna genoemd: PB) - notitie d.d. 11 januari 2017, projectnummer 14-053 (hierna genoemd: Effectbeoordeling) en de - machtiging van de Minister van Infrastructuur en Milieu, cluster 4 (Stiftsche uiterwaard). Op 13 februari 2017 heb ik deze aanvraag per email aan u bevestigd. Voor werkzaamheden in het kader van het programma Stroomlijn in het onderhavige plangebied is al eerder door u een vergunning op grond van de beschermingswet 1998 aangevraagd. Deze vergunning werd aan u verleend op 5 februari 2016 (kenmerk DGAN/16011496). Laatstgenoemde vergunning heeft betrekking op activiteiten in meerdere uiterwaarden, waarvan de werkzaamheden waarvoor nu vergunning wordt aangevraagd, deel uitmaken. 1 e verzoek tot wijziging In verband met wijziging van de uitvoering van de vergunde werkzaamheden en verlenging van de looptijd werd voor vergunning met kenmerk DGAN/16011496 een gewijzigde Nb-wetvergunning aangevraagd en verleend op 20 januari 2017, (kenmerk: DGAN/NB 16197207). 2 e verzoek tot wijziging Omdat de uitvoering van de tot nu vergunde werkzaamheden, voor zover betrekking hebbend op werkzaamheden in de Stiftsche uiterwaard, ook worden gewijzigd, vraagt u nu opnieuw een nieuwe/gewijzigde Wet nb-vergunning aan. Dit besluit heeft alleen betrekking op het 2 e verzoek tot wijziging. Pagina 1 van 6
Directie en Biodiversiteit Activiteit De wijziging bestaat er uit dat enerzijds minder bomen en struiken worden verwijderd en anderzijds dat dit plaatsvindt op andere locaties. In de Effectbeoordeling onder Hoofdstuk 3 staat zowel de oude, reeds vergunde, als de nieuwe situatie aangegeven. De nieuwe situatie wordt nu vergund. Bij de werkzaamheden worden diverse machines ingezet. Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteit wordt verwezen naar de bij deze aanvraag gevoegde Effectbeoordeling. Uit uw aanvraag, de PB en de Effectbeoordeling blijkt dat de voorgenomen activiteiten mogelijk effecten kunnen hebben op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Rijntakken en dat u daarom een vergunning op grond van de Wet nb aanvraagt. 3. WETTELIJK KADER Relevante artikelen Wet natuurbescherming In relatie tot het betrokken Natura 2000-gebied zijn in deze relevant de artikelen 2.7, lid 2, 2.8, 2.9, lid 5 tot en met 8, Wet nb en de artikelen 2.7, lid 1, sub b, artikel 2.8 en 2.12, Besluit natuurbescherming (hierna: Besluit nb). De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder wet- en regelgeving. Bevoegdheid De voorgenomen activiteit valt onder artikel 1.3, lid 1, onder a ten 1 e en onder c, Besluit nb luidend: Als categorieën van handelingen en projecten als bedoeld in artikel 1.3, vijfde lid, onderdeel a van de wet worden aangewezen a aanleg, uitbreiding en, voor zover van toepassing, inrichting, alsmede wijziging gebruik, beheer en onderhoud van 1 e hoofdwegen en hoofdvaarwegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Tracéwet en hoofdspoorwegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Spoorwegwet c het treffen van maatregelen en voorzieningen die nodig zijn met het oog op de ontwikkeling, werking en bescherming van hoofdwateren als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Waterbesluit; Op grond van artikel 1.3, lid 5, Wet nb, de artikelen 1.2 en 1.3, Besluit nb en het Besluit mandaat, volmacht en machtiging voor EZ (Staatscourant 29 december 2014, nr. 36678) laatstelijk gewijzigd 14 december 2016 (Staatscourant nr. 68503) in samenhang met het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging voor het directoraat-generaal Agro en van het Ministerie van EZ (Staatscourant 3 februari 2015, nr. 2582), is de directeur of een MT-lid van de directie & Biodiversiteit van het Ministerie van EZ namens de Staatssecretaris van EZ, gemachtigd inzake besluitvorming over vergunningaanvragen op grond van artikel 2.7, lid 2, Wet nb. Vergunningplicht Pagina 2 van 6
Directie en Biodiversiteit De door u voorgenomen activiteit houdt in dat er een fysieke ingreep in het natuurlijk milieu of landschap gaat plaats vinden. Daarmee is het een project in de zin van artikel 2.7, lid 2, Wet nb, luidend: Het is verboden om, zonder vergunning, een project te realiseren dat, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. De overwegingen hiervoor zijn opgenomen in hoofdstuk 4. Een Wet nb-vergunning wordt uitsluitend verleend indien het betreffende project - niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied en - afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante - gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied en - een PB is opgemaakt van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied waarbij rekening is gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen voor dit gebied en - uit die PB de zekerheid is verkregen dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet zullen worden aangetast. Beoordeling van het project De voorgenomen werkzaamheden worden uitgevoerd in de Stiftsche uiterwaard, gelegen in de uiterwaarden van de Waal in de provincie Gelderland en in de gemeenten Neerijnen. De voorgenomen werkzaamheden vinden plaats in het Natura 2000-gebied Rijntakken. Ik stel vast dat de aangevraagde activiteiten mogelijk de natuurlijke kenmerken van het bovengenoemde Natura 2000-gebied kunnen aantasten. Daarom ben ik van mening dat de voorgenomen activiteiten vergunningplichtig zijn onder de Wet nb. In dit geval kan vastgesteld worden dat, ten aanzien van de voorgenomen activiteit, op het moment van besluitvorming, geen beletsel voortvloeit uit enig beheerplan. De voorgenomen activiteiten zijn in het kader van de hiervoor genoemde Nb-wet vergunningen met de kenmerken DAGAN/16011496 en DGAN/NB-16197207 eerder beoordeeld in de bij deze aanvraag gevoegde PB. Het betreft hier de beoordeling van de gewijzigde uitvoering en deze is opgenomen in de Effectbeoordeling. Hierna volgt mijn beoordeling van de effectenanalyse zoals neergelegd in de Effectbeoordeling. 4. INHOUDELIJKE BEOORDELING Afbakening Zoals hiervoor vermeldt vinden de voorgenomen werkzaamheden plaats in het Natura 2000-gebied Rijntakken. Het plangebied is gelegen in alleen Pagina 3 van 6
Directie en Biodiversiteit Vogelrichtlijngebied. Uit de PB en Effectbeoordeling blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden er geen sprake is van zogeheten externe werking. Daarmee zijn er met zekerheid geen significante effecten op de relevante habitattypen en soorten. Vogelsoorten De broedvogels Kwartelkoning, Watersnip en Blauwborst hebben een instandhoudingsdoel in het Natura 2000-gebied Rijntakken en hun broedbiotoop onder meer binnen het plangebied. Uit de PB en Effectbeoordeling blijkt dat de overige broedvogels die een instandhoudingsdoel binnen het Natura 2000-gebied Rijntakken hebben, geen broedbiotoop hebben binnen of in de directe omgeving van het plangebied. Op de leefgebieden van deze overige soorten zal dan ook met zekerheid geen effect optreden. De voorgenomen wijziging in uitvoering van de werkzaamheden hebben voor de relevante niet-broedvogelsoorten geen negatief effect. Te verwachten is dat er waarschijnlijk een positief effect optreedt, omdat ingrepen aan vegetatie dichtbij de oevers van de grotere plassen komen te vervallen. Ten aanzien van de relevante niet-broedvogelsoorten die de wateren gebruiken als rust- of foerageergebied, vindt er minder tijdelijke verstoring plaats omdat beschutting van het water over een grotere oppervlakte blijft bestaan. In de PB heeft beoordeling van vogelsoorten plaatsgevonden volgens de Nb-wet 1998. De inwerkingtreding van de Wet nb per 1 januari 2017 heeft in die beoordeling geen wijziging gebracht volgens de Effectbeoordeling. Ik ben van oordeel dat de bovengenoemde afbakening van het gebied dat door de aangevraagde activiteiten beïnvloed zou kunnen worden, in de PB op een juiste wijze heeft plaatsgevonden. De in de PB geselecteerde relevante beschermde soorten merk ik tevens als volledig en juist aan. Mogelijke effecten Algemeen De werkzaamheden vinden plaats onder ecologische begeleiding van een deskundige op het gebied van de relevante habitatsoorten. Er wordt een ecologisch werkprotocol (verder EWP) opgesteld waarin uitvoeringsregels worden opgenomen met betrekking tot de voorgenomen werkzaamheden. Deze uitvoeringsregels worden zodanig opgesteld dat voorkomen wordt dat er een mogelijk significant effect optreedt ten aanzien van de relevante instandhoudingsdoelen. Het EWP wordt uiterlijk twee weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bevoegd gezag toe gestuurd. De ecologische begeleiding houdt onder meer in dat toezicht wordt gehouden op naleving van de uitvoeringsregels van het EWP. Voorschriften hiertoe zijn in de vergunning opgenomen. Broedvogelsoorten Pagina 4 van 6
Directie en Biodiversiteit Ten aanzien van de soort Kwartelkoning geldt dat geldt dat deze soort het leefgebied heeft ten noordoosten van het plangebied. Er vinden geen werkzaamheden plaats binnen of in de directe omgeving van het leefgebied van deze soort. Aan- en afvoerwegen worden niet door het leefgebied aangelegd of gebruikt. Er zal dan ook met zekerheid geen significant effect zal optreden ten aanzien van deze soort. Ten aanzien van de Watersnip geldt dat in het westelijk deel van het plan gebied deze soort voorkomt. Op de locaties waar deze soort foerageert vinden geen ingrepen plaats en op de oevers waar wel vegetatie wordt verwijderd betreft dit relatief open en begraasde oevers en komt geen geschikte ruigte/riet in plas-dras situatie voor. Er zal met zekerheid geen negatief effect op deze soort optreden. In het plangebied bevindt zich leefgebied van de soort Blauwborst. Het geschikte leefgebied voor deze soort ligt echter buiten de stroombaan waar de voorgenomen werkzaamheden zullen worden uitgevoerd. Er zal met zekerheid geen negatief effect op deze soort optreden. Effecten als gevolg van stikstofdepositie De uitvoering van de voorgenomen maatregelen gebeurt met gebruikmaking van machines. Dit heeft stikstof emissie en depositie tot gevolg. Voor de berekening van de effecten van stikstof op de instandhoudingsdoelen is met ingang van 1 juli 2015 de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in werking getreden. Bij de reeds eerder ingediende aanvraag was uit de toen bijgevoegde Aeriusberekening komen vast te staan dat er een hoogste projectbijdrage was berekend van minder dan 0,05 mol/ha/jr. De nu ingediende aanvraag houdt in dat er een wijziging in de uitvoering van de werkzaamheden gaat plaatsvinden waarbij minder vegetatie wordt verwijderd en ook minder machines zullen worden ingezet. De hoogste projectbijdrage kan dan ook niet stijgen boven de 0,05 mol per ha/jr en daarmee staat stikstofdepositie niet aan vergunningverlening in de weg. 5. CUMULATIE Zoals uit het voorliggende blijkt zijn de voorgenomen werkzaamheden al eerder passend beoordeeld en gaat het hier om een aanpassing van de uitvoeringsmodaliteit. Een nieuwe PB is dan ook niet noodzakelijk en cumulatie van effecten is dan ook niet aan de orde. 6. BESPREKING INSPRAAK Het ontwerpbesluit vergunning Wet nb heeft, samen met de andere relevante besluiten, ter inzage gelegen gedurende de periode 5 mei tot en met 15 juni 2017. Binnen deze termijn werd een stuk ingediend waaronder de namen van 35 personen staan. In dit stuk worden een aantal opmerkingen ten aanzien van de diverse ontwerp besluiten, waaronder het ontwerp besluit Wet nb-vergunning. Het stuk is niet ondertekend en aan de betreffende personen wordt gevraagd om dit alsnog te doen. Tot dat moment wordt het stuk gezien en behandeld als een binnengekomen zienswijze. Ter bespreking van de binnengekomen zienswijzen is een afzonderlijke Reactienota d.d. 10 juli 2017 opgemaakt. De zienswijzen hebben Pagina 5 van 6
Directie en Biodiversiteit niet geleid tot wijziging van het ontwerp-besluit Wet nb-vergunning en dit wordt daarmee ongewijzigd definitief vastgesteld. 7. CONCLUSIE Met de door u uitgevoerde PB en Effectbeoordeling als bedoeld in artikel 2.8, lid 1, Wet nb is de zekerheid verkregen dat met het uitvoeren van de aangevraagde activiteit, rekening houdend met de relevante instandhoudingsdoelstellingen en met inachtneming van de in de vergunning opgenomen voorschriften, waaronder mitigerende maatregelen, geen aantasting zal optreden van de natuurlijke kenmerken van het N 2000-gebied Rijntakken en de vergunning kan worden verleend. Pagina 6 van 6