INHOUDSOPGAVE. Inleiding...2. I. Historiek van de immigratie naar België...4



Vergelijkbare documenten
Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

INHOUDSOPGAVE. Inleiding III. De gewaarborgde gezinsbijslag Besluit... 30

nr. 811 van TOM VAN GRIEKEN datum: 10 augustus 2015 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen die worden opgevoed in het buitenland

Verantwoordelijke uitgever: Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag (FAMIFED)

Brusselse bevolking per nationaliteitsgroep - alle leeftijden (2014)

BIJZONDERE STATISTIEK VAN DE WERKNEMERS VAN VREEMDE NATIONALITEIT DIE IN BELGIË VERBLIJVEN MET HUN GEZIN. Telling 2004

DE BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN. Tellingen Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat BRUSSEL

Hoofdstuk. Migratie. in België

De arbeidsmarkt in december 2014

De arbeidsmarkt in juli 2014

De arbeidsmarkt in oktober 2013

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen ROESELARE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen KORTEMARK. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen SPIERE-HELKIJN. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen LANGEMARK-POELKAPELLE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

De arbeidsmarkt in juni 2014

De arbeidsmarkt in juni 2015

De arbeidsmarkt in september 2014

De arbeidsmarkt in mei 2014

Arbeidsmarkt allochtonen

De arbeidsmarkt in augustus 2016

De arbeidsmarkt in augustus 2014

De arbeidsmarkt in november 2015

De arbeidsmarkt in augustus 2013

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

De arbeidsmarkt in april 2016

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen KORTRIJK. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

De arbeidsmarkt in augustus 2017

De arbeidsmarkt in mei 2017

De arbeidsmarkt in april 2015

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen OOSTENDE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen ARDOOIE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen RUISELEDE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

De arbeidsmarkt in maart 2016

nr. 726 van ORTWIN DEPOORTERE datum: 27 juni 2017 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen in het buitenland

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17

De arbeidsmarkt in oktober 2016

De arbeidsmarkt in januari 2016

De arbeidsmarkt in maart 2017

De arbeidsmarkt in februari 2016

De arbeidsmarkt in mei 2016

De arbeidsmarkt in mei 2015

Bijlage B4. Eerste treden op de arbeidsmarkt. Freek Bucx

De arbeidsmarkt in april 2017

De arbeidsmarkt in oktober 2015

De arbeidsmarkt in maart 2015

Wij ondersteunen, stimuleren en begeleiden het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijlage B4. Werken aan de start. Freek Bucx

De arbeidsmarkt in februari 2017

De arbeidsmarkt in januari 2017

De arbeidsmarkt in juni 2016

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers T I T E TELLINGEN 2008

Kortcyclische arbeid, Op de teller!

De arbeidsmarkt in augustus 2015

Een terugblik op vijf decennia

67,3% van de jarigen aan het werk

Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen BRUGGE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

5.1. Impact van de wijzigingen van het nationaliteitswetboek

Q 1101: EAEC Raad: De Statuten van het Voorzieningsagentschap van Euratom (PB 27 van , blz. 534), gewijzigd bij:

De arbeidsmarkt in februari 2015

De arbeidsmarkt in oktober 2014

nr. 272 van ORTWIN DEPOORTERE datum: 23 januari 2018 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen in het buitenland

Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

DE BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN. Tellingen Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat BRUSSEL

Onderzoek gunstige prijsligging.

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité

Werkloosheid in de Europese Unie

Volume: 0-49 zendingen per jaar Europa 0 2 kg 2-10 kg kg kg

ANNEX BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

nr. 571 van LYDIA PEETERS datum: 18 april 2017 aan JOKE SCHAUVLIEGE Appel- en perenteelt - Interventievergoedingen

Minder asielzoekers in de Europese Unie

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 mei (maandelijkse bedragen in EUR)

RIJKSDIENST VOOR SOCIALE ZEKERHEID OPENBARE INSTELLING VAN SOCIALE ZEKERHEID ADMINISTRATIEVE INSTRUCTIES RSZ. R S Z Kwartaal:

Standaard Eurobarometer najaar 2018: Positief beeld van de EU overheerst in de aanloop naar de Europese verkiezingen

Tabel 1: Economische indicatoren (1)

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Impact van de activeringsmaatregelen op de tewerkstelling van werknemers met een buitenlandse nationaliteit

Tarieven Europa: staffel 1

Docentenvel opdracht 18 (De grote klimaat- en Europa- quiz)

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Op 31 december 2012 telde het arrondissement Turnhout inwoners. Hiermee vertegenwoordigen we 7% van de Vlaamse inwoners.

Openbare raadpleging over de coördinatie van de sociale zekerheid in de EU

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Immigranten en werknemers uit de Europese Unie in Nederland

Migrerende euromunten

Verantwoordelijke uitgever: Federaal agentschap voor de kinderbijslag. Departement Ondersteuning Research en Financiën Trierstraat BRUSSEL

plan.be Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Bevolkingsvooruitzichten

SLOTAKTE. AF/EEE/XPA/nl 1

TRACTATENBLAD VAN HET. Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; (met Bijlagen) Rome, 25 maart 1957

Infoblad - werknemers Hebt u recht op uitkeringen na een tewerkstelling?

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-juli

DESKRESEARCH EUROPESE VERKIEZINGEN 2009 Onthouding en stemgedrag bij de Europese verkiezingen van 2009

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2018

Transcriptie:

INHOUDSOPGAVE Inleiding...2 I. Historiek van de immigratie naar België...4 II. Globaal overzicht...7 A. De algemene bestanden... 7 B. De daling van de bestanden... 11 C. Karakteristieken van de kinderen van vreemde... 14 1. Leeftijd... 14 2.... 15 III. Focus op de belangrijkste landen...19 A. De algemene bestanden... 19 B. Verdeling over de schalen... 23 C. De gewaarborgde gezinsbijslag... 24 D. Actuele tendensen... 26 IV. Conclusie...28

Inleiding De statistiek van de van vreemde nationaliteit telt het aantal vreemde die met hun gezin in België verblijven op 31 december 25, evenals de rechtgevende kinderen waarvoor het recht is geopend door genoemde. De statistiek is tweejaarlijks en werd voor het eerst opgemaakt op 31 december 1977. Het behoeft geen uitleg dat de statistiek van de van vreemde nationaliteit in grote mate beïnvloed wordt door immigratiebewegingen. Zowel de historische migratiestromen als de recente migratie in een gemondialiseerde context hebben hun weerslag op de samenstelling van de buitenlandse bevolking in België. Toch zijn het vooral de bevolkingsgroepen die voortkomen uit de klassieke migratiegolven die de statistiek van de vreemde bepalen. Om deze statistiek op een correcte wijze te kunnen interpreteren dient eerst kennis genomen te worden van deze historische en veelal overheidsgestuurde migratiestromen. Hiervoor zal in een eerste fase de geschiedenis van de immigratie naar België in het kort worden weergegeven. Vervolgens wordt de evolutie van de algemene bestanden van de van vreemde nationaliteit in kaart gebracht en gekoppeld met de demografische data van het NIS/AD SEI 1 (FOD Economie). Om tot een genuanceerd beeld te komen van de impact van de migratie op de telling van de vreemde wordt het effect van de naturalisaties in een aparte rubriek toegelicht. Deze populatie van de van vreemde nationaliteit en hun rechtgevende kinderen wordt in de studie ontleed aan de hand van een aantal relevante parameters. In het derde hoofdstuk worden de meest voorkomende nationaliteiten verder geanalyseerd. Volledigheidshalve werd voor elk land ook een aparte bijlage ontwikkeld 2, die een gedetailleerd overzicht biedt van de specifieke cijfers en evoluties. In deze bijlage worden de gegevens van de RKW daarenboven vergeleken met de data van het NIS/AD SEI. Er dient echter op gewezen te worden dat het verband tussen de gegevens van beide instellingen niet eenduidig is. Binnen de statistiek van de RKW wordt immers een andere definitie gehanteerd als binnen de statistieken van het NIS/AD SEI. In de telling van de RKW is de statistische 1 Onlangs heeft het Nationaal Instituut voor de Statistiek een naamsverandering ondergaan. Vanaf heden gaat het instituut door het leven onder de naam Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie. In de statistiek zullen beide namen naast elkaar weergegeven worden, omdat in de praktijk beide namen gebruikt worden. 2 Zie bijlage III 2

eenheid de rechthebbende van vreemde nationaliteit. De rechtgevende kinderen zijn dus niet noodzakelijk allen kinderen met een vreemde nationaliteit. Het is niet uitzonderlijk dat Belgische kinderen deel uitmaken van het gezin van een vreemde werknemer, bijvoorbeeld omdat hij een gezin vormt met een Belgische moeder (vestiging van een recht voor kinderen waarvan hij de vader niet is) of omdat zijn wettige kinderen voldoen aan de voorwaarden om de Belgische nationaliteit te verkrijgen (vreemd kind van de derde generatie in België of van een Belgische moeder,...). Het kind staat in de telling van de vreemde dus geregistreerd onder de nationaliteit van de rechthebbende. Bij het NIS/AD SEI gaat men daarentegen uit van de nationaliteit van het kind zélf. Daarenboven betreft het hier cijfers van de ganse vreemde bevolking, die niet enkel samengesteld is uit. Er zijn bijvoorbeeld ook vreemdelingen die onder het sociaal statuut van zelfstandige in België werken en verblijven. De gegevens van de RKW en het NIS/AD SEI zullen dus altijd in zekere mate afwijken van elkaar. Nieuw in deze statistiek zijn de gegevens van de gewaarborgde gezinsbijslag voor personen van vreemde nationaliteit, die tot dusver niet beschikbaar waren. Op het einde wordt nog kort stilgestaan bij de recente uitbreiding van de EU in 24 met tien nieuwe lidstaten 3 en het effect van die uitbreiding op de statistiek van de van vreemde nationaliteit. Tot slot wordt nog eens herinnerd aan het feit dat de toekenning van kinderbijslag aan kinderen die opgevoed worden in België, maar een vreemde werknemer als rechthebbende hebben, volledig overeenstemt met de algemene regels betreffende de toekenning van kinderbijslag aan gezinnen van uit België (met name voor wat de bedragen van de kinderbijslag betreft). De statistische indicaties in dit rapport beïnvloeden geenszins de algemene gegevens van het stelsel. Zij dienen enkel om de evolutie van de doelgroep in kwestie te bepalen binnen het stelsel. De van vreemde nationaliteit maken dus gewoon deel uit van het stelsel. 3 De statistiek beschrijft de situatie op 31 december 25. Roemenië en Bulgarije, die pas in 27 toetraden tot de EU, maakten op dit moment nog geen deel uit van de EU. 3

I. Historiek van de immigratie naar België Tot 192 waren de vreemdelingen in België vooral afkomstig uit de buurlanden 4. Deze immigratie had een hoofdzakelijk spontaan karakter. Vanaf 192 komt hier echter verandering in. Overheidsgestuurde rekruteringscampagnes liggen nu aan de basis van de toevloed van buitenlandse arbeidskrachten. De immigratiegolven zijn sterk afhankelijk van de mate van het tekort aan arbeidskrachten op de arbeidsmarkt. De evolutie van de immigratie na 192 kan onderverdeeld worden in 4 periodes. Tijdens het interbellum wordt een eerste trendbreuk vastgesteld, waarbij de immigratie uit de buurlanden (Frankrijk, Duitsland en Nederland) aangevuld wordt met immigranten uit Polen, het voormalige Tsjecho-Slowakije, het voormalige Joegoslavië en Italië. Na de Tweede Wereldoorlog worden de grenzen met Oost-Europa gesloten en is de immigratie voornamelijk afkomstig uit Italië. In de periode 1946-49 worden meer dan 77. Italianen gerekruteerd, voornamelijk voor werk in de mijnen. Tot in 1958 vormen zij de belangrijkste groep immigranten in België (7 % in 51 en 63 % in 52). De tweede helft van de jaren 5 wordt de immigratie gekenmerkt door een diversificatie in de landen van herkomst. Zo worden ook immigranten gerekruteerd uit landen zoals Griekenland en Spanje. Deze verbreding van het rekruteringsveld is vooral het gevolg van de nasleep van de ramp in de kolenmijn Le Bois-du-Cazier in Marcinelle. De mijnramp luidt ook het einde in van de immigratiegolf van Italiaanse mijnwerkers. De Italiaanse regering beslist na de ramp immers om de exodus van mijnwerkers naar België aan banden te leggen en zegt het immigratiecontract met België op. Toch blijft de continue stroom van Italiaanse immigranten nu voornamelijk afkomstig uit het zuiden van Italië aanhouden tot aan de jaren 7. De derde periode binnen de geschiedenis van de immigratiegolven ( 62-66) is verankerd in de Golden Sixties. België bevindt zich middenin een periode van hoogconjunctuur. De sterke economische groei gaat gepaard met een groot tekort op de arbeidsmarkt. In deze context wordt in toenemende mate beroep gedaan op buitenlandse arbeidskrachten, vooral afkomstig uit het Middellandse Zeegebied. In 4 MORELLI, A., Histoire des étrangers et de l immigration en Belgique de la préhistoire à nos jours, Editions Vie Ouvrière, 1992. 4

deze periode is 17 % van de immigrantenpopulatie van Italiaanse origine, 19 % van Spaanse origine en 6 % van Griekse origine. Daarbovenop is reeds 11,5 % van de immigranten van Marokkaanse origine en 7,5 % van Turkse origine. In de periode 67-82 kent de immigratie vanuit het Mediterrane gebied een afname. Deze daling is in hoofdzaak het gevolg van de immigratiestop die door de Belgische overheid wordt uitgevaardigd als antwoord op de economische recessie. Ook het herstel van de democratie in Spanje en Griekenland draagt bij tot de afname van de immigratie uit de desbetreffende landen. Hierdoor stijgt het aandeel van de buurlanden in het totaal van de immigranten. Bijna een derde van de immigranten is afkomstig uit Frankrijk, Nederland en Duitsland. De immigratie vanuit Marokko blijft in deze periode constant. Het laatste decennium neemt de immigratie vanuit Frankrijk en Nederland verder toe 5. Sinds 22 vormen de Fransen en de Nederlanders, na de Italianen, de twee grootste buitenlandse gemeenschappen in België. Ook het aantal Poolse immigranten 6 begint terug gestaag te stijgen. In grafiek 1 worden de best vertegenwoordigde buitenlandse nationaliteiten even op een rijtje gezet. De grafiek illustreert duidelijk de verschillende migratiegolven die België gekend heeft en het overwicht van de Italianen in de globale migrantenpopulatie. Via dit summier overzicht wordt reeds een eerste inzicht geboden in de verschillende immigratiegolven die België heeft gekend. In het derde hoofdstuk zal duidelijk worden dat de recente evoluties en trends binnen de statistiek van de van vreemde nationaliteit hiervan nog steeds de sporen dragen. Vooraleer de huidige telling geanalyseerd wordt, zal in het tweede hoofdstuk eerst een globaal overzicht gegeven worden van de evolutie van de algemene bestanden van de vreemde en hun rechtgevende kinderen, en van de demografische processen die hierop een impact hebben. 5 FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, De immigratie in België: aantallen, stromen en arbeidsmarkt. Rapport 26 6 Zie ook III.D 5

Grafiek 1: De vreemde nationaliteiten in België - Evolutie 1891-25 Bron: http://www.npdata.be/data/lingen/perrin/nat-1891-25.htm 6

II. Globaal overzicht A. De algemene bestanden Op 31 december 25 werden 164.564 rechtgevende kinderen en 86.975 van vreemde nationaliteit geteld. In 23 waren dit er nog respectievelijk 173.393 en 9.34. Er wordt dus wederom een daling opgetekend van het aantal effectieven. Procentueel bedraagt de afname 5,9 % voor de en 3,69 % voor de. Deze dalende trend wordt al ruim 1 jaar vastgesteld en verschilt merkbaar van de evolutie van de statistiek in de aanvangsjaren van de telling. Grafiek 2: Rechtgevenden en binnen de statistiek van de vreemde Evolutie 1977-25 3. 25. 2. 15. 1. 5. 1977 1979 1981 1983 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 21 23 25 Op grafiek 2 is te zien dat de statistiek van de van vreemde nationaliteit in de beginjaren van de telling gekenmerkt werd door een grillig verloop, met afwisselende stijgingen en dalingen. In 1993 kende het aantal effectieven een opwaartse piek. In de loop van dat jaar werd het hoogste aantal effectieven geteld sinds het begin van de telling in 1977: 263.144 rechtgevende kinderen en 119.695. Na 1993 daalde het aantal vreemde effectieven sterk. Deze daling is 7

sterker bij de rechtgevende kinderen dan bij de. Verder in de studie zal blijken dat deze evolutie in grote mate het gevolg is van de daling van de bestanden binnen een beperkt aantal belangrijke landen. Vanaf 21 is de daling van het aantal en iets minder uitgesproken, maar blijft niettemin doorlopen. De lichte stagnatie van de curve komt het meest tot uiting bij de rechtgevende kinderen. De curve van het aandeel en van vreemde nationaliteit binnen het totale stelsel (zie grafiek 3 infra) vertoont een gelijkaardige evolutie als de curve van de absolute aantallen. De laatste jaren komen de aandelen van de en steeds nauwer bij elkaar te liggen. In 25 stonden de vreemde in voor 8,29 % van de in het stelsel, terwijl de vreemde 8,78 % uitmaakten van het totaal aantal. Grafiek 3: Aandeel effectieven van vreemde nationaliteit (in procent) binnen het stelsel Evolutie 1977-25 16% 14% 12% 1% 8% 6% 4% 2% % 1977 1979 1981 1983 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 21 23 25 In het verleden liepen de aandelen meer uiteen. Het aandeel van de vreemde binnen het totale stelsel was steeds iets groter dan dat van de vreemde. De relatieve oververtegenwoordiging van de impliceerde dat het gemiddeld aantal kinderen per 8

rechthebbende hoger lag bij de van vreemde afkomst dan in de nationale verdeling. Dit wordt geïllustreerd in grafiek 4. Op de grafiek is te zien dat het aanvankelijke verschil in de loop der jaren grotendeels weggewerkt wordt. Het aantal kinderen per vreemde rechthebbende evolueert over de jaren heen steeds meer in de richting van het cijfer van het totale stelsel 7 (1,79). Zo is het gemiddelde aantal kinderen per vreemde rechthebbende in 25 verder gedaald tot 1,89 kinderen per rechthebbende. Grafiek 4: Gemiddeld aantal kinderen per rechthebbende: vreemde en totale stelsel Evolutie 1977-25 vreemde totale stelsel 2,4 2,3 2,2 2,1 2, 1,9 1,8 1,7 1,6 1977 1979 1981 1983 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 21 23 25 De zojuist geschetste evolutie van de algemene bestanden van de kinderen van vreemde komt in grote lijnen overeen met de evolutie van de kinderen van vreemde nationaliteit zoals die ook binnen de statistieken van het NIS/AD SEI wordt vastgesteld. Grafiek 5 illustreert deze convergentie. In 1989 was er nog een grote discrepantie tussen de cijfers van het NIS/AD SEI en die van het kinderbijslagstelsel voor. Op de grafiek is te zien hoe na verloop van tijd de curven steeds dichter bij elkaar beginnen aan te leunen en een bijna gelijkaardige evolutie volgen. Beide statistieken vertonen vanaf het jaar 1993 een quasi-evenredige afname van het aantal kinderen. 7 Voor alle duidelijkheid vermelden we nogmaals dat de vreemde zelf ook deel uitmaken van het stelsel. In de totale cijfers van het stelsel zitten dus ook de cijfers van de vreemde vervat. 9

Grafiek 5: van vreemde nationaliteit 8 (NIS/AD SEI) en rechtgevende kinderen van vreemde (RKW) Evolutie 1989-25 NIS/AD SEI RKW 4. 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 1989 1991 1993 1995 1997 1999 21 23 25 Bron: NIS/AD SEI en RKW Bovenstaande grafiek toont aan dat de trends binnen de bestanden van de vreemde tot op zekere hoogte gelijklopen met de trends binnen de statistiek van de vreemdelingen van het NIS/AD SEI. Vanaf 1993 benadert het aantal rechtgevende kinderen van vreemde dichter het totale aantal vreemde kinderen in ons land. Voor de aanvankelijke discrepantie tussen beide tijdreeksen zijn op het eerste zicht geen aanwijsbare verklaringen. In de inleiding werd echter al gewezen op het feit dat beide statistieken vertrekken van een verschillende definitie en dat in de telling van het NIS/AD SEI niet enkel de kinderen van vreemde vervat zitten, maar álle kinderen van vreemde nationaliteit. 8 Voor de gedetailleerde gegevens per land wordt naar de gegevensfiches in bijlage III verwezen. 1

B. De daling van de bestanden De daling van het aantal rechtgevende kinderen van vreemde zou tot de misleidende conclusie kunnen leiden dat bepaalde groepen van vreemdelingen (r)emigreren naar hun land van herkomst. De beperkte variaties in het aantal emigraties wijzen er echter op dat de verklaring elders dient gezocht te worden, meerbepaald in de evolutie van de naturalisaties. Deze hebben een directe impact op de statistiek van de van vreemde nationaliteit. De toename van het aantal naturalisaties is immers de belangrijkste oorzaak van de afname van het aantal vreemde. De naturalisaties veroorzaken een daling van de buitenlandse bevolking, terwijl de Belgische bevolking in verhouding toeneemt 9. Het aantal verwervingen van de Belgische nationaliteit verklaart zo in grote mate de gestage afname van het aandeel van de buitenlanders in de totale bevolking en in het stelsel. In dit verband leidden de invoering van het wetboek van de Belgische nationaliteit 1 en de opeenvolgende versoepelingen ervan tot een versnelde afname van het aantal vreemdelingen. Sinds het wetboek van kracht werd in 1985 werd het driemaal gewijzigd (in 1991, 1995 en 2). Dit ging telkens gepaard met een opvallend hoog aantal verwervingen van de Belgische nationaliteit. Grafiek 6 geeft de evolutie weer van het aantal vreemdelingen dat de Belgische nationaliteit heeft verworven. Er zijn 4 piekjaren (1985, 1992, 2 en 21) waarin een hoog aantal naturalisaties werd opgetekend als gevolg van versoepelingen in het wetboek van de Belgische nationaliteit. De eerste twee piekjaren luidden op hun beurt telkens een daling van het totaal aantal van vreemde nationaliteit in. De wijzigingen in het wetboek hebben overigens een duurzaam effect. Sinds 1993 komen er elk jaar meer dan 2. naturalisaties bij. Vanaf dit jaartal is de afname van het aantal vreemde dan ook permanent. De laatste wijziging van het wetboek in 2 heeft in het dienstjaar 21 nog voor een versnelde afname van het aantal vreemde gezorgd. De meest omvangrijke toenames van het aantal naturalisaties werden immers in 2 en 21 opgetekend. In de loop van deze twee jaar zijn er meer dan 12. nieuwe Belgen bijgekomen. 9 FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, De immigratie in België: aantallen, stromen en arbeidsmarkt. Rapport 26. 1 Wetboek van de Belgische nationaliteit. 28 juni 1984. 11

Grafiek 6: Verwervingen van de Belgische nationaliteit Evolutie 1983-24 7. 6. 5. 4. 3. 2. 1. 1983 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 21 23 Bron: NIS/AD SEI Eenmaal Belg geworden, komen de genaturaliseerde personen niet meer voor in de statistiek van de vreemde. Hierdoor is het onmogelijk om deze specifieke groepen correct in kaart te brengen. Om tot een genuanceerder beeld te komen van de allochtone populatie is er nood aan een statistisch instrument dat de etnische herkomst van de Belgen weergeeft. Vandaar de aansporingen vanuit de academische wereld aan het adres van de overheid om hier werk van te maken 11. Voorzichtigheid is echter geboden, want het labelen van mensen op basis van afkomst is niet zonder gevaar. Het kan immers leiden tot stigmatisering van bepaalde bevolkingsgroepen en mogelijk zelfs discriminatie in de hand werken. Een tweede onjuistheid die men uit de daling van aantal van vreemde nationaliteit zou kunnen afleiden, is dat de migratie naar België afneemt. In realiteit doet zich echter het tegengestelde voor. Zo is het migratiesaldo de laatste jaren toegenomen. Dit wordt echter gemaskeerd door het toenemende aantal naturalisaties. De toename van de immigratie komt duidelijk naar voor in grafiek 7, die het aantal netto immigraties en het migratiesaldo van de buitenlanders voor de laatste jaren illustreert. Het migratiesaldo, ook wel nettomigratie genoemd, is een goede maat voor de evolutie van 11 Initiatief Charles Ullens - Koning Boudewijnstichting, Interuniversitair consortium over immigratie en integratie, Instituut voor Sociaal en Politiek Opinieonderzoek, 18/9/26. 12

de migratie. Het wordt berekend door het aantal emigraties van het aantal immigraties af te trekken. In de grafiek wordt het migratiesaldo van de buitenlanders weergegeven en niet het totale migratiesaldo, aangezien ook de migraties van de Belgen vervat zitten in dit laatste cijfer. Grafiek 7: Migratiesaldo en aantal immigraties van de buitenlanders Evolutie 1983-24 migratiesaldo immigraties 1. 8. 6. 4. 2. -2. 196 1964 1968 1972 1976 198 1984 1988 1992 1996 2 24 Bron: Nicolas PERRIN, GéDAP-UCL, Département des Sciences de la Population et du Développement, Université catholique de Louvain. Bovenstaande grafiek toont aan dat de immigratie stelselmatig toeneemt sinds het midden van de jaren 8. Het huidige immigratiepeil is vergelijkbaar met het immigratiepeil in de jaren 6. Sinds 21 worden in België jaarlijks zestig- à zeventigduizend immigraties geregistreerd. Bovenstaande vaststellingen tonen aan dat het aantal van vreemde nationaliteit beïnvloed wordt door zowel immigratie- en naturalisatieprocessen. 13

C. Karakteristieken van de kinderen van vreemde In dit gedeelte wordt dieper ingegaan op de karakteristieke kenmerken van de kinderen van vreemde. Aan de hand van een aantal parameters zullen de kinderen van vreemde afkomst vergeleken worden met alle rechtgevende kinderen uit het stelsel. Het is immers niet onwaarschijnlijk dat er verschillen kunnen vastgesteld worden tussen beide populaties. Verder in de studie zal een aantal landen individueel geanalyseerd worden, rekening houdend met de impact op de statistiek van de van vreemde nationaliteit. 1. Leeftijd De rechtgevende kinderen worden in de tellingen van de RKW ingedeeld in vijf leeftijdsgroepen. Op basis van deze leeftijdsgroepen wordt in grafiek 8 de vergelijking gemaakt tussen de vreemde en de algemene populatie uit het stelsel. De kinderen van vreemde nationaliteit blijken in 25 iets beter vertegenwoordigd te zijn in de leeftijdscategoriën 12 tot 18 jaar en 18 tot 25 jaar. De rechtgevende kinderen uit het totale stelsel zijn iets talrijker in de jongste leeftijdscategorieën (-6 jaar en 6-12 jaar). Grafiek 8: Verdeling van de rechtgevende kinderen naargelang leeftijdsgroep Jaar 25 3,% 25,% 2,% 15,% 1,% 5,%,% -6 jaar 6-12 jaar 12-18 jaar 18-25 jaar + 25 jaar vreemdelingen 26,98% 27,52% 29,75% 15,8%,68% totale stelsel 28,31% 27,8% 28,47% 14,44%,97% 14

2. Een tweede parameter aan de hand waarvan men de vreemde kan vergelijken met de uit het totale stelsel is de schaalcategorie. De kinderen van vreemde blijken ondervertegenwoordigd te zijn in de gewone schaal (art. 4) en oververtegenwoordigd in de verhoogde schalen voor langdurig werklozen en gepensioneerden (42bis), voor invaliden (5ter) en voor wezen (5bis) (tabel 1 infra). Tabel 1: Rechtgevenden 12 volgens schaal en totale stelsel Jaar 25 lingen In procent Totaal In procent Art. 4 117.93 72,15 % 1.525.634 82,15 % Art. 42bis 31.29 19,14 % 233.57 12,58 % Art. 5ter 9.977 6,1 % 65.65 3,53 % Art. 5bis 4.245 2,6 % 32.37 1,74 % Totaal 163.442 1 % 1.857.161 1 % Bij de vreemde effectieven is het aandeel waarvoor kinderbijslag betaald wordt op basis van schaal art. 42bis anderhalf keer zo groot als in de nationale verdeling. Het aandeel kinderen van invalide, waarvoor bijslag betaald wordt op basis van art. 5ter, is bijna dubbel zo groot. Er zijn eveneens relatief meer wezen bij de van vreemde afkomst. In elk van de verhoogde schalen worden dus in verhouding meer vreemde geteld. Niettemin valt meer dan 7 % van de rechtgevende kinderen van vreemde nationaliteit nog altijd binnen de gewone schaal. Grafiek 9 illustreert de waargenomen verschillen. 12 De gegevens in de tabel hebben enkel betrekking op de rechtgevende kinderen jonger dan 25 jaar. De ouder dan 25 jaar werden niet in de tabel opgenomen omwille van de oververtegenwoordiging van deze groep binnen het stelsel in de schaal art. 5bis. Deze wezen ontvangen naargelang de situatie een forfaitaire bijslag of de gewone bijslag. Vanaf 1 oktober 26 vervalt deze regeling en worden deze allemaal krachtens de gewone schaal uitbetaald. 15

19 83 19 85 19 87 19 89 19 91 19 93 19 95 19 97 19 99 2 1 2 3 2 5 Grafiek 9: Aandeel volgens schaal en totale stelsel Jaar 25 vreemde totale stelsel art. 4 art. 42bis art. 5ter art. 5bis Als men de schaal art. 42bis apart bekijkt, stelt men vast dat in 25 13,4 % van de rechtgevende kinderen in die schaal van vreemde nationaliteit is, terwijl deze groep slechts 8,78 % uitmaakt van het stelsel. Deze oververtegenwoordiging van de vreemde binnen de schaal voor langdurige werklozen en gepensioneerden manifesteerde zich in het verleden veel meer uitgesproken (grafiek 1). Tien jaar geleden was nog bijna 1 op 3 rechtgevende kinderen in de schaal 42bis van vreemde origine. Sinds 1995 neemt het aandeel vreemde rechtgevende kinderen sterk af. Grafiek 1: art. 42bis: aandeel van vreemde nationaliteit in verhouding tot het totaal aantal binnen de schaal Evolutie 1983-25 35% 3% 25% 2% 15% 1% 5% % 16

Het is onwaarschijnlijk dat deze dalende trend het gevolg is van een verbetering van de arbeidssituatie van personen met een buitenlandse nationaliteit. Er zijn immers geen aanwijzingen in deze richting. De daling van het aandeel met vreemde nationaliteit binnen de schaal art. 42bis is simpelweg het gevolg van de algemene daling in de bestanden van de vreemde. In het vorige hoofdstuk werd reeds aangetoond dat deze daling op zijn beurt toegeschreven kan worden aan de toename in het aantal naturalisaties. De situatie op de arbeidsmarkt is voor veel van vreemde afkomst immers nog steeds even precair als 1 jaar geleden. Het enige verschil is dat bepaalde bevolkingsgroepen uit beeld verdwijnen door de verwerving van de Belgische nationaliteit. Indien men zou kunnen beschikken over een statistisch instrument dat de etnische herkomst weergeeft 13, zou men kunnen nagaan in welke mate bevolkingsgroepen die gekozen hebben voor naturalisatie verschillen van diegene die dit (nog) niet gedaan hebben. Het is daarom zinvol om, in navolging van Van den Cruyce 14, uit te gaan van de veronderstelling dat het verwerven van de Belgische nationaliteit een blijk van wens tot integratie is. De Belgische nationaliteit kan nuttig zijn om een stabiele betrekking te bekomen. Personen die geopteerd hebben voor naturalisatie zouden volgens deze denkpiste een beter geïntegreerde deelgroep vormen die vaker professioneel actief is en dus in mindere mate terug te vinden is in de schaal art. 42bis. Op dit moment is het echter (nog) niet mogelijk om dergelijke hypothesen uit te spitten tot op het individuele onderzoeksniveau. De premisse van Van den Cruyce houdt echter ook beperkingen in. Het economische uitgangspunt is in veel mindere mate van toepassing op uit bepaalde socio-professionele categorieën. Dit is bijvoorbeeld zo voor gepensioneerden en invaliden 15. Deze zijn per definitie niet, of toch in veel mindere mate, professioneel actief. Voor deze personen is naturalisatie logischerwijze een minder goede indicator voor de mate van integratie. Binnen het kader van de statistiek van de van vreemde nationaliteit zijn deze socio-professionele categorieën daarenboven numeriek beter vertegenwoordigd in vergelijking met het totale stelsel. Zo bedraagt het percentage kinderen van invalide van vreemde nationaliteit 7,89 % in 25. Voor 13 Zie II.B 14 VAN DEN CRUYCE B., De ondergebruikte arbeidsreserve van vreemdelingen in België, Kwartaalschrift Economie, Nummer 2, 25. 15 Aangezien het hier gaat om de socio-professionele categorie worden de gepensioneerden en invaliden die bijslag ontvangen volgens de gewone schaal (art. 4) ook meegeteld. 17

hetzelfde jaar bedraagt dit percentage 5,24 % voor het totale stel. De kinderen van gepensioneerde van vreemde nationaliteit maken 2,15 % uit van alle vreemde. In het totale stelsel bedraagt het aandeel kinderen van gepensioneerde slechts,98 %. Deze laatste categorie is daarenboven gemiddeld ouder dan de rest van de populatie. Het is dan ook minder waarschijnlijk dat zij alsnog zouden opteren voor naturalisatie. Bovenstaande kanttekeningen nuanceren enigszins de functies en betekenissen die aan het naturalisatieproces zouden kunnen gegeven worden. Het feit dat sommige bevolkingsgroepen niet kiezen voor naturalisatie betekent dus niet automatisch dat dit te wijten is aan onwil of een gebrekkige integratie. 18

III. Focus op de belangrijkste landen A. De algemene bestanden In het eerste hoofdstuk werd stilgestaan bij de geschiedenis van de immigratie naar België. Er werd opgemerkt dat de immigratiestromen uit het verleden nog steeds het globale beeld van de statistiek van de vreemdelingen in België bepalen. In dit hoofdstuk zal dieper ingegaan worden op de evolutie van de effectieven in de belangrijkste landen binnen de statistiek van de vreemde. Onderstaande tabel 2 overloopt voor het dienstjaar 25, in aflopende volgorde, de belangrijkste nationaliteiten van de rechtgevende kinderen 16. Tabel 2: Rechtgevende kinderen van vreemde nationaliteit: de belangrijkste landen Jaar 25 len In procent Italië 41.33 25,1 % Marokko 27.42 16,65 % Frankrijk 26.98 15,86 % Turkije 13.15 7,91 % Nederland 1.65 6,47 % Spanje 8.558 5,2 % Portugal 5.243 3,19 % Verenigd Koninkrijk 3.119 1,9 % Duitsland 2.118 1,29 % Griekenland 2.112 1,28 % Algerije 1.859 1,13 % Servië & Montenegro 1.542,94 % Polen 1.324,8 % Andere landen 2.221 12,29 % Totaal 164.564 1, % Totaal 13 landen 144.343 87,71 % Totaal EU 12.936 62,55 % 16 Het betreft hier de nationaliteiten die meer dan 1 rechtgevende kinderen tellen op 31 december 25. Voor een gedetailleerd beeld van de resultaten per land wordt naar bijlage III verwezen. 19

In het dienstjaar 25 werden in totaal 164.564 rechtgevende kinderen van vreemde nationaliteit geteld. De omvangrijkste groep wordt gevormd door de Italiaanse kinderen. Meer dan een op de vier rechtgevende kinderen (41.33) heeft de Italiaanse nationaliteit. Dan volgen Marokko en Frankrijk, met respectievelijk 27.42 (16,65 %) en 26.98 (15,86 %) rechtgevende kinderen. Turkije is het tweede grootste niet-europese land met een aandeel van 7,91 %, ofwel 13.15 kinderen. De Nederlandse gemeenschap (1.65 kinderen; 6,47 %) vervolledigt de top vijf van de belangrijkste nationaliteiten. Bovenstaande opsomming maakt duidelijk dat de historische immigratiegolven nog steeds hun weerslag hebben op de samenstelling van de huidige vreemde bevolking. Italië blijft, ondanks een voortschrijdende afname van de bestanden, de omvangrijkste buitenlandse gemeenschap. De top drie van de belangrijkste nationaliteiten heeft lange tijd enkel bestaan uit Italië, Marokko en Turkije (zie tabel 3 infra). In 1995 en 1999 waren deze drie nationaliteiten samen nog goed voor respectievelijk 7,14 % en 67,7 % van alle rechtgevende kinderen van vreemde nationaliteit. In 25 is dit cijfer teruggelopen tot 49,66 %. Parallel met deze evolutie valt een algemene daling van de bestanden van de rechtgevende kinderen op te tekenen. Het aantal rechtgevende kinderen is met 55.766 eenheden (- 25,31 %) gedaald ten opzichte van 1999 en met bijna 72.764 eenheden (- 3,66 %) ten opzichte van 1989. Tabel 3: Rechtgevende kinderen van vreemde nationaliteit: de 5 belangrijkste landen Evolutie 1989-25 1989 In % 1995 In % 1999 In % 25 In % Italië 7.323 29,63 % 63.59 24,77 % 53.65 24,8 % 41.33 25,1 % Marokko 63.235 26,64 % 75.44 29,38 % 63.875 28,99 % 27.42 16,65 % Frankrijk 15.415 6,5 % 16.983 6,61 % 17.115 7,77 % 26.98 15,86 % Turkije 35.251 14,85 % 41.61 15,99 % 32.228 14,63 % 13.15 7,91 % Nederland 7.86 3,29 % 8.362 3,26 % 7.677 3,48 % 1.65 6,47 % Totaal 5 landen 192.3 8,91 % 25.436 8,1 % 173.96 78,95 % 118.468 71,99 % Totaal EU 12.321 5,7 % 117.431 45,74 % 13.65 47,2 % 12.936 62,55 % Tot. vreemdel. 237.328 1 % 256.757 1 % 22.33 1 % 164.564 1 % 2

In de jaren 9 was Marokko steeds het land met het grootste aantal rechtgevende kinderen binnen de statistiek van de vreemde. Na 1999 kenden de bestanden van de Marokkaanse onderdanen een grote terugval. In zes jaar tijd is het aantal Marokkaanse met meer dan 35. eenheden gedaald. Ook het aantal Turkse effectieven kent na 1999 een vrije val. De omvang van de groep Turkse is in de laatste zes jaar bijna gehalveerd. Deze dalingen zijn grotendeels het gevolg van de inwerkingtreding van de nieuwe naturalisatiewet op 1 maart 2. Het zijn voornamelijk de Turkse en de Marokkaanse gemeenschappen die in groten getale gekozen hebben voor de verwerving van de Belgische nationaliteit 17. Dit geldt in veel mindere mate voor Italianen, Fransen en Nederlanders. Dit verklaart waarom in 25 bijna twee derde van de vreemde rechtgevende kinderen onderdanen zijn van een EU-land. Vóór de laatste versoepeling van de naturalisatiewet was dit nog minder dan de helft 18. De toename van het aandeel van de landen uit de Europese Unie is echter niet alleen het gevolg van de afname van Marokkaanse en Turkse effectieven. De toename van rechtgevende kinderen van Franse en Nederlandse nationaliteit speelt eveneens een belangrijke rol. In tien jaar tijd zijn er bijna 1. Franse en ruim 2. Nederlandse bijgekomen. De respectievelijke aandelen van beide landen binnen de statistiek van de zijn in deze tijdspanne zowat verdubbeld. Naast deze specifieke effecten op welbepaalde deelgroepen is ook de algemene daling van het totale aantal vreemde een gevolg van het toegenomen aantal naturalisaties. Ook het dalend aandeel van de landen uit de top vijf wordt voor een groot deel verklaard door de evolutie van de naturalisaties. De daling van de Turkse en Marokaanse rechtgevende kinderen wordt in dit verband echter gedeeltelijk gecompenseerd door de stijging in het aantal Franse en Nederlandse. Desalniettemin is het gezamenlijk aandeel van de vijf landen in 25 geslonken tot 72 %. In 1989 stonden de landen nog in voor ruim 8 % van alle rechtgevende kinderen van vreemde nationaliteit. Ook binnen de statistiek van de wordt het aandeel van de landen uit de top vijf gekenmerkt door een stelselmatige afname (zie tabel 4). Uit de cijfers blijkt dat de trends bij de in grote mate parallel lopen met die van de. Italië blijft in 25 het belangrijkste land van herkomst van de vreemde, hoewel het aandeel jaar na jaar blijft afnemen. In vergelijking met 1989 is het aantal Italiaanse afgenomen met bijna 15. 17 FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, De immigratie in België: aantallen, stromen en arbeidsmarkt. Rapport 26. 18 Er werd uitgegaan van de meest recente situatie met 25 lidstaten. Deze werd vervolgens geëxtrapoleerd naar het verleden. 21

eenheden of bijna 4 %. De huidige omvang is een kleine 25., waardoor de Italianen iets meer dan 28 % uitmaken van de totale groep vreemde. De Marokkaanse zijn in 25, als men het grote aantal Marokkaanse in overweging neemt, relatief ondervertegenwoordigd. Het aandeel van deze groep bedraagt iets meer dan 13 %. Dit is minder dan de Fransen, die in 25 met een aandeel van ruim 15 % de op een na grootste groep vormen in de statistiek van de van vreemde nationaliteit. De leiderspositie die Marokko in de jaren 9 bekleedde in de telling van de rechtgevende kinderen was dus het gevolg van het groter aantal kinderen per rechthebbende 19, aangezien Marokko nooit het hoogste aantal heeft gehad. Het is daarentegen altijd Italië geweest dat het grootste aantal heeft geteld. Tabel 4: van vreemde nationaliteit: de 5 belangrijkste landen Evolutie 1989-25 1989 In % 1995 In % 1999 In % 25 In % Italië 38.861 37,9 % 36.284 3,85 % 3.525 29,34 % 24.426 28,8 % Marokko 17.216 16,43 % 24.9 2,41 % 22.134 21,27 % 11.53 13,23 % Frankrijk 8.167 7,79 % 9.36 7,96 % 9.253 8,89 % 13.787 15,85 % Turkije 12.47 11,9 % 16.477 14,1 % 13.519 12,99 % 6.362 7,31 % Nederland 4.289 4,9 % 4.51 3,83 % 4.94 3,94 % 5.546 6,38 % Totaal 5 landen 81.3 77,31 % 9.631 77,6 % 79.525 76,44 % 61.624 7,85 % Totaal EU 67.19 64,13 % 66.762 56,76 % 58.611 56,34 % 58.59 66,75 % Tot. vreemdel. 14.773 1 % 117.612 1 % 14.38 1 % 86.975 1 % Net als bij de komen de effecten van de versoepeling van de naturalisatiewetgeving ook duidelijk tot uiting in de bestanden van de Marokkaanse en Turkse na 1999. In zes jaar tijd is het aantal Marokkaanse met ruim 1. eenheden gedaald. Voor de Turken daalde het aantal met iets meer dan 7. eenheden. Deze ontwikkelingen hebben onmiskenbaar een weerslag op de algemene bestanden van de vreemde. In vergelijking 19 Niet enkel niet-europese landen zoals Marokko en Turkije kennen gemiddeld een hoger aantal kinderen per rechthebbende. Ook Europese landen zoals het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Nederland en Zweden hebben een gemiddeld aantal kinderen per rechthebbende dat hoger ligt dan in het totale stelsel (zie bijlage III). Voor verdere uitleg hieromtrent wordt verwezen naar de Focusstudie 26-1. 22

met 1999 zijn er in 25 in totaal 17.63 minder (- 16,4 %). Het huidige totaal komt daarmee op 86.975 vreemde te staan. Binnen Europees verband loopt de opmars van de Franse en Nederlandse in gelijke tred met de evolutie van hun respectievelijke kinderen. Beide landen noteren aanzienlijke stijgingen in het aantal, die, qua relatieve omvang, vergelijkbaar zijn met de stijgingen in het aantal. De toename van het aandeel uit de EU houdt eveneens verband met de evolutie van de Franse en Nederlandse effectieven. Het relatieve gewicht van de EU-landen binnen de statistiek van de vreemde (66,75 %) is iets groter dan bij de vreemde. B. Verdeling over de schalen In het globaal overzicht werd vastgesteld dat de van vreemde nationaliteit oververtegenwoordigd zijn in de verhoogde schaal voor langdurig werklozen en gepensioneerden (art. 42bis), in de verhoogde schaal voor invaliden (art. 5ter) en in de schaal van de wezenbijslag (art. 5bis), terwijl zij ondervertegenwoordigd zijn in de gewone schaal (art. 4). In dit verband is het nuttig om na te gaan hoe de effectieven van de landen uit de top vijf verdeeld zijn over de schalen en wat de onderlinge verschillen zijn (tabel 5). Tabel 5: Verdeling van de rechtgevende kinderen over de verschillende schalen: de 5 belangrijkste nationaliteiten Jaar 25 art. 4 art. 42bis art. 5ter art. 5bis Italië 71,83 % 18,52 % 6,61 % 3,4 % Marokko 47,52 % 35,66 % 11,7 % 5,12 % Frankrijk 82,99 % 11,52 % 3,44 % 2,5 % Turkije 53,8 % 31,6 % 11,23 % 3,92 % Nederland 89,47 % 7,9 % 1,92 % 1,51 % Uit de tabel komen opmerkelijke verschillen naar voor. Nederland is het land met het grootste percentage rechtgevende kinderen in de gewone schaal, gevolgd door Frankrijk. Bijna 9 op 1 Nederlandse valt binnen de schaal art. 4. Voor de Franse is dit iets meer dan 8 op 1. Marokko telt daarentegen in verhouding het minst aantal in de gewone 23

schaal. Minder dan de helft van de Marokkaanse ontvangt de schaal art. 4. Ook voor de Turkse is het percentage in de gewone schaal laag. Het gaat om iets meer dan de helft van de rechtgevende kinderen. Het cijfer van de Italiaanse kinderen ligt ongeveer 2 % hoger dan die van de Marokkaanse en Turkse kinderen, maar er is toch nog meer dan 1 % verschil met de Nederlandse en Franse kinderen. Voor de verhoogde schalen is de situatie het exacte spiegelbeeld. Marokko en Turkije tellen proportioneel het meeste kinderen in de verhoogde schaal voor langdurig werklozen en gepensioneerden, in de verhoogde schaal voor invaliden en in de schaal van de wezenbijslag. Zo komt meer dan 1 op 3 Marokkaanse rechtgevende kinderen voor in de schaal art. 42bis. Ook Turkije heeft meer dan 31 % rechtgevende kinderen in de verhoogde schaal voor langdurig werklozen en gepensioneerden. Voor Italië, Frankrijk en Nederland bedragen deze percentages respectievelijk 18,5 %, 11,5 % en 7,1 %. Ter vergelijking: het aandeel van de in de schaal art. 42bis in de nationale verdeling is 12,6 %. De duidelijke oververtegenwoordiging van de Marokkaanse, Turkse en in mindere mate Italiaanse in de schaal art. 42bis impliceert dat deze bevolkingsgroepen ondervertegenwoordigd zijn op de arbeidsmarkt. Deze problematiek wordt aangekaart in de reeds aangehaalde studie van Van den Cruyce 2 van het Federaal Planbureau. Niettegenstaande het feit dat Marokkanen en Turken vaker kampen met een reële opleidingsachterstand, blijken vooral de nationaliteit en het land van herkomst de grootste obstakels te zijn bij het verwerven van een job. Onderwijs op zichzelf biedt dus onvoldoende garantie op een betere positie op de arbeidsmarkt. Bij een gelijk onderwijs- en opleidingsniveau blijven de verschillen tussen de activiteitsgraad van Belgen en Turken/Marokkanen aanzienlijk. De invloed van discriminatie en achterstelling bij aanwerving is mogelijk sterker dan voorheen werd aangenomen. C. De gewaarborgde gezinsbijslag Vanaf dit jaar kan men bij de RKW ook een beroep doen op de statistieken met betrekking tot de gewaarborgde gezinsbijslag voor personen van vreemde nationaliteit. Deze gegevens waren voorheen 2 VAN DEN CRUYCE B., De ondergebruikte arbeidsreserve van vreemdelingen in België, Kwartaalschrift Economie, Nummer 2, 25. 24

niet beschikbaar. De gewaarborgde gezinsbijslag is een restregeling die voorziet in kinderbijslag voor kinderen die hoofdzakelijk ten laste zijn van iemand wiens bestaansmiddelen een bepaald grensbedrag niet overschrijden. In dit specifieke geval gaat het om personen met een buitenlandse nationaliteit die in België verblijven en binnen dit residuair stelsel vallen. In 25 ontvingen in totaal 3.449 buitenlandse en 7.559 buitenlandse de gewaarborgde gezinsbijslag. Tabel 6 geeft de resultaten weer voor de belangrijkste landen. Tabel 6: De gewaarborgde gezinsbijslag: de belangrijkste nationaliteiten Jaar 25 In % Rechtgevenden In % Servië en Montenegro 269 7,8 % 714 9,45 % Marokko 171 4,96 % 367 4,86 % Turkije 126 3,65 % 282 3,73 % Frankrijk 147 4,26 % 271 3,59 % Roemenië 62 1,8 % 133 1,76 % Italië 56 1,62 % 94 1,24 % Portugal 43 1,25 % 74,98 % Nederland 38 1,1 % 74,98 % Polen 46 1,33 % 66,87 % Politieke vluchtelingen 835 24,21 % 1.983 26,23 % Andere landen 1.656 48,1 % 3.51 46,32 % Tot. belangr. nationaliteiten 958 27,78 % 2.75 27,45 % Tot. buitenl. nationaliteiten 3.449 1 % 7.559 1 % Tot. gewaarborgde gezinsbijsl. 6.987 / 14.6 / De politieke vluchtelingen vormen de grootste buitenlandse groep binnen de statistiek van de gewaarborgde kinderbijslag. Ongeveer een vierde van het totale aantal buitenlanders in de gewaarborgde gezinsbijslag heeft het statuut van politiek vluchteling. De meest voorkomende nationale groep wordt gevormd door de Serviërs en Montenegrijnen. Bijna 1 % van de buitenlandse kinderen in de gewaarborgde gezinsbijslag is afkomstig uit de Balkanrepubliek. De vluchtelingenstroom die ontstond in de nasleep van de burgeroorlog in ex-joegoslavië ligt aan de basis van dit hoge percentage. Ook het recente conflict in Kosovo houdt hiermee verband. De tweede, derde en vierde plaats in de statistiek worden bezet door Marokko, Turkije en Frankrijk, met aandelen die zowel bij de als bij de schommelen tussen de 3 à 5 %. Opmerkelijk is dat Roemenië 25

op de vijfde plaats komt, terwijl het land in de statistiek van de vreemde niet eens bij de eerste vijftien voorkomt. Over het algemeen kan gesteld worden dat de statistiek van de buitenlanders in de gewaarborgde kinderbijslag vrij gedifferentieerd is. Bijna de helft van de populatie bestaat uit nationaliteiten die elk slechts een aandeel hebben van rond de 1 % of minder. D. Actuele tendensen De statistiek van de van vreemde nationaliteit die in België verblijven met hun gezin, zoals vastgesteld op 31 december 25, is de eerste die verschijnt sinds de uitbreiding van de Europese Unie op 1 mei 24 met 1 nieuwe lidstaten (Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië). Uit de resultaten blijkt echter dat de toetreding van deze nieuwe lidstaten tot dusver geen al te grote invloed heeft op de statistiek van de vreemde. Het enige land uit de lijst dat op dit ogenblik meer dan 1. telt, is Polen met 1.324 rechtgevende kinderen (zie tabel 2). Daarmee bezet het land de 13 de plaats in de statistiek van de. In vergelijking met de voorgaande dienstjaren wordt echter geen ongewone stijging van het aantal effectieven vastgesteld. De overige nieuwe lidstaten komen slechts in geringe mate voor in de statistieken van de RKW. De beperkte aanwezigheid van uit de nieuwe lidstaten houdt wellicht verband met het feit dat in België nog steeds beperkingen gelden op het vrij verkeer van uit 8 van de 1 nieuwe lidstaten. Uit vrees voor een toevloed van arbeidsmigranten uit de nieuwe lidstaten uit Oost- en Centraal-Europa houdt België op dit moment een overgangsregime aan, waarbij arbeid in loondienst tussen contracterende en werkgevers nog niet toegelaten is 21. De uitoefening van een (legale) economische activiteit is momenteel slechts mogelijk via het dienstenverkeer of via het vrij vestigingsrecht voor zelfstandigen 22. Het feit dat het vrij vestigingsrecht voor zelfstandigen wel algemeen wordt toegepast, impliceert dat de statistieken van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ) een ander 21 Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding, Migratiestromen uit de nieuwe lidstaten van de Europese Unie naar België, 26. 22 In 26 worden uitzonderingen gemaakt voor knelpuntberoepen. 26

beeld kunnen werpen op de actuele situatie. Een blik op de cijfers 23 zoals vastgesteld op 31 december 25 door het RSVZ, leert ons dat de effecten van de uitbreiding van de EU in het stelsel van de zelfstandigen inderdaad reeds enigszins merkbaar zijn. Met name Polen blijkt goed vertegenwoordigd te zijn binnen de statistiek. Na Nederland, Italië en Frankrijk, telt het land het grootste aantal zelfstandige van vreemde nationaliteit. Met 758 en 1.197 rechtgevende kinderen maken de Polen respectievelijk 7,47 % uit van alle vreemde en 6,8 % van alle vreemde binnen het stelsel van de zelfstandigen. In 23, vóór de toetreding van Polen tot de EU, bedroegen deze percentages nog respectievelijk 4,68 % en 3,98 %. De stijging van het aantal Poolse zelfstandigen in België beperkt zich echter niet tot de periode na de uitbreiding. Reeds in de jaren negentig was er een verhoogde aanwezigheid en een stelselmatige toename van het aantal Polen in de statistieken van de zelfstandigen. Deze evolutie vond plaats binnen het kader van de PECOakkoorden 24, die garanties boden op het vlak van toegang van ondernemers en zelfstandig afkomstig uit de PECO-landen tot vestiging in de 15 oude lidstaten. De overige nieuwe lidstaten uit Oost- en Centraal-Europa blijken in 25 nog niet zo sterk vertegenwoordigd te zijn binnen de statistieken van het RSVZ. Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië tellen elk slechts een beperkt aantal en 25. 23 Bron: Statistieken RSVZ 24 PECO: Pays de l Europe Centrale et Oriëntale. Met de 8 nieuwe lidstaten uit Oost- en Centraal-Europa werden in de eerste helft van de jaren 9 associatieakkoorden, algemeen bekend als de PECO-akkoorden, gesloten. Bron: Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding, Migratiestromen uit de nieuwe lidstaten van de Europese Unie naar België, 26. 25 Slowakije telt het meeste effectieven van de zeven landen uit de opsomming. In 25 werden 28 en 88 rechtgevende kinderen geregistreerd. 27

IV. Conclusie De statistiek van de van vreemde nationaliteit die met hun gezin in België verblijven wordt al meer dan een decennium geconfronteerd met een daling van de bestanden. Ook in 25 zet deze trend zich verder. Met 86.975 vreemde en 164.564 rechtgevende kinderen wordt wederom een historisch laagterecord geregistreerd. Deze evolutie is in hoofdzaak het gevolg van een aanhoudende daling van het aantal Marokkaanse, Turkse en in mindere mate Italiaanse en hun rechtgevende kinderen. Deze drie nationaliteiten vormen, samen met de Fransen en de Nederlanders, de best vertegenwoordigde nationaliteiten binnen de statistiek. In contrast met de erfgenamen van de drie historische migratielanden kennen de bestanden van de Fransen en Nederlanders een gestage aangroei. Vooral Frankrijk is in de loop der jaren uitgegroeid tot een belangrijk herkomstland van vreemde. In 25 telt het land, na Italië, het grootste aantal. Daarmee verdringt Frankrijk de Marokkaanse van de tweede plaats. In de telling van de rechtgevende kinderen is het Marokko dat in absolute aantallen op de tweede plaats komt, vóór Frankrijk. Italië bekleedt ook hier de eerste plaats. De opvallende daling van het aantal Marokkaanse en Turkse effectieven kan gedeeltelijk worden toegeschreven aan de toename van het aantal naturalisaties binnen de respectievelijke gemeenschappen. De invoering van het wetboek van de Belgische nationaliteit en de opeenvolgende aanpassingen ervan hebben immers vooral bij deze bevolkingsgroepen geleid tot een versnelde verwerving van de Belgische nationaliteit. Deze evolutie, in combinatie met de numerieke sterkte van de Italiaanse, Franse en Nederlandse effectieven, heeft als bijkomend gevolg dat het aandeel van de Europese landen binnen de statistiek van de vreemde stijgt. Zo zijn 2 op 3 afkomstig uit een lidstaat van de EU. Wat betreft de verdeling over de schalen werd vastgesteld dat de effectieven van vreemde nationaliteit oververtegenwoordigd zijn in de verhoogde schaal voor langdurig werklozen en gepensioneerden (art. 42bis), in de verhoogde schaal voor invaliden (art. 5ter) en in de schaal van de wezenbijslag (art. 5bis), terwijl zij ondervertegenwoordigd zijn in de gewone schaal (art. 4). Tussen de landen van de top vijf die samen 71,99 % van de en 7,85 % van de uitmaken zijn er echter onderling grote verschillen. Zo kennen de Fransen en de Nederlanders een hoge 28

activiteitsgraad. Het percentage Fransen en Nederlanders in de gewone schaal is groter dan in het totale stelsel. De Italiaanse tellen in vergelijking met het totale stelsel al iets minder effectieven in de gewone schaal en iets meer in de verhoogde schalen. Bij de Marokkaanse en Turkse effectieven is er sprake van een duidelijke ondervertegenwoordiging in de schaal art. 4 en een oververtegenwoordiging in de verhoogde schalen. Zo schommelt het aandeel in de gewone schaal bij de twee groepen rond 5 %, terwijl ongeveer 1 op 3 binnen de schaal art. 42bis valt. 25 is een jaar waarin de statistiek van de van vreemde nationaliteit geconfronteerd wordt met een aantal nieuwe ontwikkelingen. Zo is deze telling de eerste na de uitbreiding van de Europese Unie met tien nieuwe lidstaten in mei 24. De effecten laten echter nog op zich wachten. Polen is de enige nieuwe lidstaat die reeds een significant aantal effectieven telt, maar dit was reeds zo vóór de toetreding tot de EU. Nieuw sinds het verschijnen van de statistiek van de vreemde in 1977 is de beschikbaarheid van gegevens met betrekking tot buitenlandse nationaliteiten in de gewaarborgde gezinsbijslag. De grootste groep binnen deze statistiek wordt gevormd door de politieke vluchtelingen. De grootste nationale groep zijn de Serviërs en Montenegrijnen. Ondanks enkele recente verschuivingen liggen de globale tendensen die op basis van de statistiek van 31 december 25 kunnen geschetst worden, in de lijn van de verwachtingen: de daling van de bestanden van de van vreemde nationaliteit, die al sinds 1993 wordt waargenomen, zet zich voort en het relatief gewicht van de EU-landen neemt verder toe. 29

BIJLAGEN

BIJLAGE I VREEMDE RECHTHEBBENDEN DIE MET HUN GEZIN IN BELGIE VERBLIJVEN GLOBALE RESULTATEN VOLGENS NATIONALITEIT VAN DE RECHTHEBBENDE JAREN 21-23 - 25

Bijlage I /1 VREEMDE RECHTHEBBENDEN DIE MET HUN GEZIN IN BELGIE VERBLIJVEN volgens land van nationaliteit 21 23 25 LANDEN VAN EUROPA Duitsland 1.311 2.356 1.12 1.833 1.182 2.118 Verenigd Koninkrijk 1.389 2.79 1.649 3.163 1.624 3.119 Denemarken 197 386 14 266 153 282 Frankrijk 11.571 22.99 13.573 25.753 13.787 26.98 Ierland 123 216 172 33 168 326 Italië 26.6 45.731 27.2 45.979 24.426 41.33 Luxemburg 233 423 269 46 264 465 Nederland 4.182 7.838 5.27 9.52 5.546 1.65 Oostenrijk 12 221 159 276 146 261 Zwitserland 118 232 134 254 125 236 Zweden 25 385 272 517 263 494 Noorwegen 141 236 138 26 179 311 Griekenland 1.428 2.476 1.442 2.486 1.243 2.112 Turkije 9.134 2.538 7.395 15.616 6.362 13.15 Spanje 5.125 8.773 5.353 9.76 5.28 8.558 Finland 16 187 86 16 93 176 Portugal 2.584 4.36 3.1 5.158 3.162 5.243 Polen 787 1.238 751 1.169 859 1.324 Hongarije 9 151 45 69 55 81 Roemenië 117 162 28 316 262 4 Kroatië 42 68 42 7 5 78 Slovenië 6 9 23 47 16 23 Bosnië-Herzegovina 81 152 74 136 87 147 Macedonië 55 114 97 184 114 224 Servië en Montenegro 716 1.564 621 1.324 72 1.542 IJsland * * * * 6 12 Liechtenstein * * * * 1 3 Cyprus * * * * 1 2 Estland * * * * 1 1 Letland * * * * 2 3 Litouwen * * * * 3 4 Malta * * * * 14 28 Slovakije * * * * 3 5 Tsjechische Republiek * * * * 2 38 Bulgarije * * * * 41 64 Andere landen van Europa 668 1.175 1.585 2.846 1.597 2.933 TOTAAL 67.129 123.745 7.387 127.25 67.585 121.679 LANDEN VAN AFRIKA Algerije 1.142 2.65 991 2.18 884 1.859 Marokko 16.618 44.1 12.834 32.23 11.53 27.42 Tunesië 597 1.326 462 941 43 786 Andere landen van Afrika 1.833 4.23 2.276 4.692 2.769 5.632 TOTAAL 2.19 52.54 16.563 39.764 15.559 35.679