j a a r v e r s l a g

Vergelijkbare documenten
Memorandum bij reglementen Raad van Toezicht en Directie WFZ

Periodieke beoordeling WFZ-deelnemers 2016

j a a r v e r s l a g

Jaarrekening 15 Decharge 15 Werkzaamheden Raad van Toezicht 15 Samenstelling en vergoeding Raad van Toezicht 17

Grip op Financiën. 13 januari 2015 Sector Control

Samenvatting jaarverslag 2010

bulletin Samenvatting jaarverslag WFZ 2013 Algemene Ontwikkelingen Waarborgfonds voor de Zorgsector Jaargang 16, nummer 1, april 2014 Special

c. De beleidsregel Rente met nummer CI-974 eindigt op 31 december d. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als 'Beleidsregel rente'.

Resultaten herbeoordeling WFZ-deelnemers 2014

Periodieke beoordeling WFZ-deelnemers 2018

waarborgfonds voor de zorgsector Inhoud Voorwoord 3

Treasury statuut. Versiebeheer V2, Besluitvormingscyclus 6 Vaststelling RvT Vastgesteld CvB

Directiereglement Waarborgfonds voor de Zorgsector

Beleggingsstatuut ten behoeve van R.K. parochies binnen het Bisdom van s-hertogenbosch

Investeringskasstroom: Investeringen maatschappelijk nut -25,5 Investeringen economisch nut -83,4 Investeringen grondexploitaties (netto) -0,6

Onderstaand treft u de balans aan per 31 december Na de balans volgt een korte toelichting op de belangrijkste wijzigingen in de balans.

Periodieke beoordeling WFZ-deelnemers 2017

Omzetting van een stichting naar een BV

Artikel 1. Definities

Overzicht vragen en antwoorden rekeningcommissie gehouden op 10 mei 2010.

Reglement Bestuur HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Aan de besturen van - verzorgingshuizen - overige instellingen voor ouderenzorg en de zorgkantoren

indien ten behoeve van het getrouwe beeld een nadere toelichting noodzakelijk is in een jaarrekening die voldoet aan de Regeling Verslaggeving WTZi

c. De beleidsregel Rente met nummer CI-1095 eindigt op 31 december d. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als 'Beleidsregel rente'.

R.K. Beleggingsfonds 1 RK BELEGGINGSFONDS. Bisdom van s-hertogenbosch. Jaarvergadering 18 maart 2014

Datum 27 november 2009 Betreft Oordeelsbrief Geacht bestuur,

Treasury reglement. 4 juni van 5

Kanttekeningen bij de Begroting Paragraaf 4 Financiering

Treasurystatuut voor de Veiligheidsregio Utrecht

Nadere uitwerking van het treasurystatuut voor het verstrekken van leningen en garantie aan derden, inclusief toelichting (januari 2010).

Berenschot. Evaluatie wet VTH. Op weg naar een volwassen stelsel BIJLAGE 3 ANALYSE FINANCIËLE RATIO S OMGEVINGSDIENSTEN

PERSBERICHT. Propertize op koers met afbouw. Utrecht, 3 juli 2015

Inhoud 1. INLEIDING 3 2. DOELSTELLING TREASURYFUNCTIE 3 3. INTERNE ORGANISATIE TREASURY FUNCTIE 5 4. TREASURYPARAGRAAF 5

Aan de Commissie Algemeen Bestuur en Middelen

b Kerntaak gekoppeld aan het werkprogramma van het college Financiën helder en op orde

BELEIDSREGEL BR/CU-2056

In het statuut worden afspraken over onderwerpen als beheersing van rentekosten en -risico's, financierings- en beleggingsvraagstukken vastgelegd.

PUBLICATIEJAARREKENING NOC*NSF

Reglement Bestuur. Inleiding. 1. De bestuurstaak

Jaarverslag 2010 Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector

Kwaliteit begrotingsprogramma's Gemeente Dordrecht Bijlage 2

AEFIDES INSPIRATIS I BV TE GRONINGEN. Jaarverslag april 2012

JAARREKENING 2017 Stichting Bijzondere Leerstoelen VU

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2013

Stichting Steunfonds KansPlus gevestigd te Houten

Een solide belegging AAA-borgstelling

REGLEMENT DIRECTIE - De directie van de stichting: Stichting SOS-Kinderdorpen Nederland, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna: "de stichting");

Stichting MeeleefGezin. Jaarverslag 2012

REGLEMENT FINANCIEEL BELEID EN BEHEER

Stichting Steunfonds Haags Historisch Museum

Interim-management en advies Financiële specialisten voor de overheid en not for profit

Financiële verordening VRU

FINANCIEEL VERSLAG 2017 Stichting AKROS Beheer te Amsterdam

Rapport. Uitgebracht aan het bestuur van. UMC St Radboud Steunstichting Medische Psychologie. te Nijmegen INZAKE FINANCIEEL JAARVERSLAG 2016

Structurele activiteitensubsidie

Directie Middelen en Control Treasury, Risicomanagement en Deelnemingen

Onderwerp Stichting Bergsche Maasveren: jaarverslag 2010 en begroting 2012

Samenvatting jaarverslag 2011

Inhoud. Voorwoord 3. Verslag Raad van Toezicht 4. Directieverslag 6

Rapportage integrale risicoanalyse herziening Governance Havenschap Moerdijk

SKPO: Financiën / blad 1. Treasury Statuut. De algemeen directeur van de Stichting Katholiek en Protestants-Christelijk Onderwijs Eindhoven e.o.

De Nederlandsche Bank. Statistisch Bulletin maart 2009

VERKORT JAARVERSLAG. Onderlinge Levensverzekering-Maatschappij s-gravenhage U.A.

FINANCIEEL CONTINUÏTEITSTOEZICHT. bij Stichting Onderwijs 4 Nieuwe Tijd (04NT) te Amsterdam

Vorderingen Overige vorderingen Liquide middelen

STICHTING STEUNFONDS HAAGS HISTORISCH MUSEUM DEN HAAG Rapport inzake jaarstukken 2012

BELEGGINGSSTATUUT. Stichting Fonds Oncologie Holland. April Beleggingsstatuut SFOH 30 april 2015, pag. 1

Jaarrekening van de. Stichting Nationale Reclasserings Actie

Islamitische Stichting Nederland Ulu Ede Camii het bestuur Verlengde Blokkenweg AG EDE. Rapport inzake de jaarrekening 2018

Nota reserves, weerstandsvermogen en solvabiliteit RAD Hoeksche Waard

Memo van het College van B&W

Treasurystatuut. Status: Besproken in MT d.d. 14 augustus 2017 Naar DB d.d. 2 oktober 2017 Naar GMR d.d. 9 november 2017 Vastgesteld d.d.

1.4 Van het bestaan van dit reglement wordt melding gemaakt in het verslag van de raad van commissarissen in het jaarverslag.

Treasurystatuut Stichting voor Bijzonder Voortgezet Onderwijs Bilthoven

Om de sector zo goed mogelijk te vertegenwoordigen, hebben we alle ondernemingen geïdentificeerd die hun jaarrekening op de website van de NBB

advies Jaarrekening 2013 Gemeenschappelijke Regeling Breed

Beleggingsstatuut Longfonds (voorheen Astma Fonds)

Regeling Financieel Beheer Belastingsamenwerking Gouwe- Rijnland

Toelichting op de waardering van zorgvastgoed in de jaarrekening 2010 van AWBZ- en GGZ-instellingen

STICHTING VRIENDEN MEANDER MEDISCH CENTRUM, AMERSFOORT RAPPORT BETREFFENDE DE JAARREKENING 2012

UMC St Radboud Steunstichting Verloskunde en Gynaecologie te Nijmegen

Statuut middelenbeheer en betalingsverkeer

Treasurystatuut. Acis, Stichting openbaar primair onderwijs Hoeksche Waard

- 1 - De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Reglement van Deelneming Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ)

FINANCIEEL VERSLAG 2016 Stichting AKROS Beheer te Amsterdam

Stichting Benedictus Labre

Beleggingsstatuut ten behoeve van R.K. parochies binnen het Bisdom van s-hertogenbosch

Algemene Vergadering van Aandeelhouders Zeeland Seaports

2.1.1 De berekening van de aanvaardbare rentekosten wordt gebaseerd op het financieringsvolume. Dit bestaat uit de volgende kapitaalbestanddelen:

Koninklijk Fries Genootschap voor Geschiedenis en Cultuur. Beleggingsbeleid

De Raad van Toezicht voert tenminste jaarlijks met de Raad van Bestuur een functionering en beoordelingsgesprek. (in de maand september)

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2014

Met deze beleidsregels wordt bijgedragen aan het risicogerichte externe toezicht op de toegelaten instellingen.

Aan de raad AGENDAPUNT NR. 8. Doetinchem, 26 oktober 2016 GEWIJZIGD VASTGESTELD 3 NOVEMBER Programmabegroting 2017

Versie TREASURYSTATUUT Stichting Woontij

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

-PERSBERICHT- Utrecht, 15 december Zorgsector negatief over verkrijgen van financiering -

Addendum. Model Jaarverslaggeving 2013 CAK Protocol Accountantsonderzoek 2013 CAK

Jaarrekening Stichting Vrije Christelijke School Westerlee Galgeweg MT 's-gravenzande

Transcriptie:

inhoud

Voorwoord 7 Verslag Raad van Toezicht Jaarrekening 13 Decharche 13 Werkzaamheden Raad van Toezicht 13 Samenstelling en vergoeding Raad van Toezicht 16 Directieverslag Inleiding 21 Continuïteit van financiering 21 Deelname 21 Omvang garantieverlening 23 Rentevoordeel 25 Financieel management 26 Het weerstandsvermogen 27 De exploitatieresultaten 29 De kwaliteit van sturing en beheersing 29 Intern-organisatorische aspecten WƒZ 30 Wachttijd en behandeltijd 30 Communicatie en public relations 30 Documentatie en procedures 30 Bureau-organisatie 30 Overleg VWS/WƒZ 31 Uitvoering garantieregelingen VWS 31 Bedrijfsresultaat 32 Beleggingsbeleid 33 Realisatie doelstellingen 2005 35 Doelstellingen 2006 36 Begroting 2006 36 De risico s voor het WƒZ 37 Risicobewaking 37 Risicoprofiel garantieportefeuille 38 De omvang van het risicovermogen 39 Liquiditeitsprognose 2006-2010 39 Jaarrekening Balans 43 Staat van baten en lasten 43 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling 44 Toelichting op de balans 44 Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen 46 Toelichting op de staat van baten en lasten 47 Aanspraken wegens borgstelling 48 Overige gegevens 49 Accountantsverklaring 50 INHOUD 3

Omdat de huidige balansposities veelal niet sterk zijn, risico's (voorlopig) kunnen spreiden. De Raad pleit da

is het wel zaak dat deze instellingen hun financiële n ook niet voor opheffing van het huidige WƒZ Raad voor de Zorg, in advies: Management van vastgoed in de zorgsector

voorwoord

De kern van het overheidsbeleid is dat er meer (financiële) prikkels in het zorgstelsel moeten komen voor zowel zorgaanbieders, verzekeraars als consumenten. Inmiddels is in dit kader al een aantal ingrijpende maatregelen genomen, zoals de overgang naar de Zorgverzekeringswet en de vervanging van de Wet Ziekenhuisvoorzieningen (WZV) door de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi), beide per 1 januari 2006. Wat de aanbieders van zorg betreft, is de beleidsmatige koers voor de komende jaren in hoofdlijnen uiteengezet in de nota Transparante en integrale tarieven (de Februaribrief ) die door het ministerie van VWS werd gepubliceerd, intussen al weer ruim een jaar geleden. De aanbieders moeten zelf verantwoordelijk worden voor investeringsbeslissingen en daar ook in financiële zin zelf de verantwoordelijkheid voor gaan dragen. De volledige vergoeding van kapitaallasten via het budget zal daarbij verdwijnen. De kosten moeten worden gedekt uit de prijzen die zorgaanbieders voor producten in rekening brengen. Dit zou moeten leiden tot een meer zorgvuldige afweging bij investeringsbeslissingen; van maximalisatie naar optimalisatie. noodgedwongen plaats per deelonderwerp. Anderzijds is het nauwelijks verantwoord om over deelonderwerpen geïsoleerde invoeringsbesluiten te nemen, aangezien er zo nadrukkelijk verwevenheid bestaat met andere dossiers. Gelet op het maatschappelijke belang van een goed functionerende zorgsector is zorgvuldigheid een eerste vereiste. De invoering van integrale tarieven betekent een fundamentele verandering van het bekostigingssysteem. In de afgelopen periode heeft er veel discussie plaatsgevonden over de wijze waarop integrale tarieven ingevoerd zouden kunnen worden. Dit blijkt echter geen sinecure. Zowel in financieel-technisch, als in beleidsmatig opzicht is het een uitdagend vraagstuk. Het zorgstelsel is gecompliceerd van aard, nauwelijks in volle omvang te overzien en te doorgronden, en kent een grote verwevenheid. Sleutelen aan één element heeft doorgaans verstrekkende doorwerkingen naar andere elementen. Enerzijds is het vanwege omvang en complexiteit van het zorgstelsel niet mogelijk om alle beleidsaspecten gelijktijdig en integraal ter hand te nemen. Uitwerkingen vinden Het feit dat de kapitaallasten op macro-niveau bezien een beperkt onderdeel uitmaken van het totale budget is geen reden om de invoeringsproblematiek te relativeren. Op micro-niveau kunnen de effecten namelijk buitengewoon ingrijpend zijn. Vooral voor zorginstellingen die recentelijk een nieuwbouwproject hebben afgerond of daar momenteel mee bezig zijn, kan het beleid zeer nadelig uitwerken. Zij zijn niet in staat om de gebouwsituatie nog aan te passen aan de toekomstige vergoedingsnormen, maar worden bij invoering van een op het gemiddelde gebaseerde vergoedingsnorm voor huisvesting wel geconfronteerd met een jarenlang exploitatietekort. Ook instellingen waarbij bovennormatieve investeringen zijn toegestaan in het verleden (zoals VOORWOORD 7

jaarverslag 2004 VOORWOORD meerlocatie-ziekenhuizen) of die kampen met specifieke problemen (zoals asbest, grondverbetering op slechte locaties, en geaccepteerde boekwaardeverliezen) kunnen met een gemiddelde vergoedingsnorm slecht uitkomen. Vanzelfsprekend is het niet mogelijk om bij een beleidswijziging met alle locatiespecifieke omstandigheden volledig rekening te houden. Dat zou ook een onredelijke eis zijn. Aan de andere kant mag een verandering van spelregels de individuele instelling niet opzadelen met onhanteerbare financiële problemen en een achterstandpositie in het concurrentieproces. Het draagvlak voor de stelselwijziging in het veld en het tempo dat hierbij betracht kan worden, is mede afhankelijk van de vraag of het macro-beleid op een goede wijze de aansluiting weet te vinden met de uiteenlopende micro-situaties. Invoering van integrale tarieven heeft niet alleen ingrijpende effecten op het niveau van de afzonderlijke instelling, maar ook op het niveau van de sector als geheel. De overgang van een volledige (risicoloze) vergoeding van kapitaallasten in het budget naar een systeem van kapitaallasten dekken uit de productieopbrengsten betekent dat het risicoprofiel van de zorgsector plotsklaps ingrijpend verandert. Financiers zullen de sector vanaf dat moment met andere ogen bezien. Dit zal zich vertalen in hogere eisen die aan instellingen worden gesteld, ten aanzien van onder meer de vermogensomvang en de prijs van de leningen. Meer risico en hogere kapitaalkosten gaan op de kapitaalmarkt hand in hand. Het voorgenomen beleid heeft nu al waarneembare gevolgen. Een aantal zorginstellingen (her)bezint zich thans op gerealiseerde en voorgenomen investeringen, in het licht van het toekomstperspectief dat de Februaribrief schetst. In steeds meer instellingen is een vermogensvormingsbeleid formeel vastgesteld en onderdeel gemaakt van het financiële beleid in brede zin. De realiteit gebiedt echter ook te zeggen dat de zorgsector, ten aanzien van de financiële randvoorwaarden om de invoering van integrale tarieven op een verantwoorde wijze te kunnen laten plaatsvinden, in de komende jaren nog een forse inspanning te plegen heeft. Ook dient het management van zorginstellingen voldoende geprepareerd te zijn op de integrale verantwoordelijkheid voor de huisvesting en de vele vraagstukken die hieraan verbonden zijn. Blijkens recent onderzoek in de cure- en caresector heeft thans slechts iets meer dan 30% van de Raden van Toezicht het huisvestingsbeleid als een formeel ijkpunt, terwijl van de instellingen met een omzet boven de honderd miljoen euro meer dan een kwart geen periodieke rapportage over de strategische risicobeheersing heeft. Het WƒZ heeft in het afgelopen jaar vanuit zijn eigen rol een bijdrage kunnen leveren aan het creëren van adequate randvoorwaarden voor de beoogde stelselwijzigingen. De omvang van de garantieportefeuille is in 2005 gegroeid tot ruim 5.716 miljoen euro (5.071 miljoen euro langlopende leningen en 645 miljoen euro kasgeldleningen). Een netto toename van 22% ten opzichte van de stand per eind 2004 (in totaal 4.688 miljoen euro). Voor deze leningen is de 8

continuïteit gewaarborgd. Leningen onder WƒZ-garantie zijn immers niet eenzijdig opeisbaar door de financier. Evenmin kent het WƒZ-leningcontract de bij banken gebruikelijke stelselclausule, waardoor de lening opeisbaar wordt als gevolg van beleidsmaatregelen door de overheid. Het aantal zorginstellingen dat van de faciliteiten van het WƒZ gebruik maakt, is gegroeid van 1038 naar 1158. Een toename van 120 (12%). Het deelnamepercentage aan het WƒZ varieert per instellingscategorie. Van de ziekenhuizen is inmiddels 75% aangesloten bij het WƒZ; van de AWBZ instellingen is dit 50 tot 60%. Dit levert een bijdrage aan de noodzakelijke risicobeheersing en continuïteit van zorginstellingen in de overgang naar een meer dynamisch stelsel. De rentevoordelen die door borging gerealiseerd worden, vormen een bijdrage aan een tijdige opbouw van voldoende weerstandsvermogen bij zorginstellingen. Minister Hoogervorst van VWS heeft het WƒZ in de Februaribrief nadrukkelijk een plaats gegeven in het flankerende beleid dat gedurende de transitieperiode voor de zorgsector van kracht zal zijn. Het WƒZ zal zich ook in de komende jaren tot het uiterste inspannen om de verwachtingen waar te maken. Het is verheugend te mogen constateren dat de deskundigheid van het WƒZ ook op andere wijze aangesproken wordt voor maatschappelijk relevante doelen. Naast de reguliere werkzaamheden die het WƒZ uitvoert in het kader van de garantieregelingen, zal het WƒZ in 2006 voor het ministerie van VWS een specifiek onderzoek uitvoeren naar de zekerheidspositie van de overheid. Verder heeft de provincie Noord-Holland met het WƒZ een overeenkomst gesloten. In 2006 zal het WƒZ voor de provincie de garantieportefeuille doorlichten. Door de beleidsmatige ontwikkelingen in de zorgsector nemen immers ook voor provincies en gemeenten, die in het verleden garanties op leningen aan zorginstellingen hebben verstrekt, de risico s toe. Het wordt daarom steeds belangrijker dat ook deze garantieverstrekkers hun financiële belangen nauwlettend bewaken. Door het snelle tempo waarin de ontwikkelingen in beleid en praktijk zich voltrekken, vraagt een adequate risicobeoordeling echter steeds meer tijd en specifieke deskundigheid. Ontbreken de mogelijkheden om hier zelf op een goede manier invulling aan te geven, dan kan uitbesteding van deze activiteiten om redenen van efficiëntie en effectiviteit een goede optie zijn. Het WƒZ staat positief tegenover een verdere uitbreiding van deze vorm van dienstverlening in de komende jaren. Herman Bellers, directeur VOORWOORD 9

De verwevenheid van publieke en commerciële activiteit leiden. De Raad is van mening dat zowel de regels als h

en zou in de komende jaren tot problemen kunnen et toezicht meer aandacht verdienen dan ze nu krijgen Mr. J.A.M. Hendrikx, voorzitter Raad van Toezicht WƒZ

verslag Raad van Toezicht

Jaarrekening Conform artikel 20 lid 3 van de statuten brengt de directie jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een jaarverslag uit over de gang van zaken in de Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector en over het gevoerde beleid. Voorts legt de directie de door haar vastgestelde jaarrekening ter goedkeuring voor aan de Raad van Toezicht. Deze jaarrekening omvat de balans en de staat van baten en lasten met een toelichting op deze stukken, vergezeld van de accountantsverklaring van de door de Raad van Toezicht benoemde registeraccountant. Mede op grond van de goedkeurende verklaring van Deloitte Accountants heeft de Raad van Toezicht in zijn vergadering van 24 maart 2006 de hiervoor genoemde stukken goedgekeurd. Decharge Op grond van artikel 20 lid 7 van de statuten heeft de Raad van Toezicht na goedkeuring van de jaarrekening 2005 decharge verleend aan de directie voor het in het boekjaar gevoerde bestuur. Werkzaamheden Raad van Toezicht De Raad van Toezicht is in het verslagjaar vier keer bijeen geweest. In de vergaderingen van de Raad is een aantal thema s indringend aan de orde geweest. Als eerst punt is hierbij te noemen de risico-inventarisatie en -evaluatie van het WƒZ in de meest brede zin des woords. Dit had geen specifieke aanleiding, maar vloeit voort uit de algemeen gangbare opvattingen over goed toezicht. Zo wordt in de Code Tabaksblat expliciet aangegeven dat het tot de taak van de toezichthouder behoort om aandacht te schenken aan de risico s die verbonden zijn aan de bedrijfsvoering van de organisatie. Risico is echter een ruim begrip. Aan een risico-analyse kan dan ook op heel verschillende wijze invulling worden gegeven. Men kan de aandacht richten op het micro-niveau van administratieve procedures, maar ook op het macro-niveau van risico s die samenhangen met de strategie van de organisatie. Men kan de aandacht beperken tot financiële risico s, maar ook kijken naar de zachte risico s. Verder is nog een onderscheid mogelijk tussen kwantificeerbare en niet-kwantificeerbare risico s en verzekerbare en niet-verzekerbare risico s. Vanuit een brede invalshoek is binnen het WƒZ een zo volledig mogelijke inventarisatie gemaakt van voor het WƒZ mogelijk relevante aspecten. Dit betekent niet dat op alle punten ook actie ondernomen zou moeten worden. Immers, risico s are a fact of life. Niet alle eventualiteiten kunnen of moeten op voorhand afgedekt worden. Het belangrijkste is dat men zich bewust is van de risico s. Binnen dit kader heeft het WƒZ onder meer een frauderisico-onderzoek laten uitvoeren door een daarin gespecialiseerde organisatie. In dit onderzoek is gekeken naar de beveiliging van activa, de automatisering en de kernprocessen VERSLAG RAAD VAN TOEZICHT 13

VERSLAG RAAD VAN TOEZICHT van het WƒZ (deelname, borgstellingsverlening, leningen, vermogensbeheer) en de (fraude)risico s die zich daarbij kunnen voordoen. Verder is gekeken naar de ondersteunende processen, zoals personeelsbeleid, financiële administratie, het verrichten van inkopen, kostendeclaraties en betalingsverkeer. Daarnaast is in het onderzoek aandacht geschonken aan het controlebewustzijn binnen de organisatie. Belangrijke conclusies uit het rapport waren: Het risico van fraude binnen een organisatie kan nooit volledig worden uitgesloten. In het algemeen kan echter worden opgemerkt dat binnen het WƒZ, zeker in relatie tot de omvang van de organisatie, goed gebruik wordt gemaakt van aanwezige mogelijkheden om te voorzien in maatregelen van interne controle. Als gevolg hiervan is geen sprake van onaanvaardbare frauderisico s, hetgeen overigens mede het gevolg is van de aard van de processen. Gelet op het risico dat inherent is aan een kleine organisatie, is een groot controlebewustzijn van groot belang. Op dit punt bestaat ten aanzien van het WƒZ weinig reden tot zorg. Verder zijn alle relevante factoren bestudeerd met betrekking tot de financiële risico s die het WƒZ loopt, de risico s ten aanzien van de continuïteit van de bedrijfsprocessen (waaronder materiële risico s, risico s rond de computerbestanden en brandschade), personele risico s en reputatieschade (voortvloeiend uit bijvoorbeeld internet en e-mail gebruik, declaraties, geschenken en uitnodigingen, externe presentatie, of bedrijfsgeheimen en vertrouwelijke informatie). Andere factoren die aan de orde kwamen binnen het kader van de risico-inventarisatie waren de onafhankelijkheid van het toezicht (het voorkomen van de schijn van belangenverstrengeling) en risico s in verband met garantieverlening. De accountant is van oordeel dat aan het risicomanagement binnen het WƒZ op adequate wijze invulling wordt gegeven. Naast de interne risicofactoren heeft het WƒZ te maken met exogene ontwikkelingen. Vooral de politieke en beleidsmatige ontwikkelingen zijn hierbij van belang. In maart 2005 werd door VWS de langverwachte beleidsnota Transparante en integrale tarieven in de gezondheidszorg in de openbaarheid gebracht. In deze nota wordt in hoofdlijnen de beleidsmatige koers uitgezet voor de komende jaren. Ook de rol en positie van het WƒZ komen in deze nota uitvoerig aan de orde. Het is verheugend te constateren dat de toegevoegde waarde van het WƒZ door de minister nadrukkelijk wordt onderkend. Door het WƒZ worden de risico s voor discontinuïteit van financiering en stijgende rentekosten gedurende de transitieperiode gereduceerd. Het WƒZ draagt aldus bij aan een voortvarend en verantwoord overgangstraject. De minister stelt dan ook expliciet dat de achtervangpositie van de overheid in elk geval gedurende de transitieperiode niet ter discussie staat. Dit is van groot belang, aangezien de indirecte betrokkenheid van de overheid als achterborg in de zekerheidsstructuur van het WƒZ naar de zienswijze van de Raad noodzakelijk is om het vertrouwen van de financiële markten te kunnen behouden. Voorts overweegt de minister tijdelijk een fonds in het leven te roepen dat achtergestelde leningen kan verstrekken. Hierdoor wordt feitelijk voor zorginstellingen die nog niet klaar zijn voor de markt een versnelde verbetering van de vermogenspositie gerealiseerd. In de loop van 2005 heeft het WƒZ een suggestie uitgewerkt hoe een dergelijk transitiefonds op basis van achtergestelde leningen zou kunnen worden vormgegeven. Ook de implicaties van de beleidsnota op de korte en lange termijn voor het WƒZ zijn herhaaldelijk in de vergaderingen van de Raad aan de orde geweest. 14

De scheiding tussen publieke en private activiteiten is een regelmatig terugkerend discussiethema binnen de Raad. In het overheidsbeleid staan deregulering en marktwerking centraal. Met het op afstand komen van de overheid krijgen zorgaanbieders meer ruimte om hun eigen activiteiten vorm te geven. Dit geldt ook voor activiteiten die in meer of mindere mate afliggen van de oorspronkelijke zorgtaak. Al op dit moment wordt door zorginstellingen een breed scala aan activiteiten ontplooid buiten de wettelijke kaders van de Wet Tarieven Gezondheidszorg. Het kan daarbij gaan om zowel zorg(gerelateerde) activiteiten als niet-zorgactiviteiten. Deze ontwikkeling zal zich voortzetten. Bij deze nevenactiviteiten kan vermenging van premiegeld en private geldstromen optreden en kunnen ondernemersrisico s worden afgewenteld op publiek gefinancierde infrastructuur. In de VWS-nota Transparante en integrale tarieven in de gezondheidszorg wordt hieraan naar de zienswijze van de Raad echter weinig aandacht geschonken, met uitzondering van de problemen rond de verkoop van vastgoed. In een onderzoek door de Universiteit Twente (in opdracht van het WƒZ) is geïnventariseerd hoe hiermee wordt omgegaan in andere sectoren. Als het rapport één ding duidelijk maakt dan is het wel dat in ons land geen sprake is van een uniforme aanpak. In elke publieke sector die werd onderzocht, wordt verschillend omgegaan met het scheiden van publieke en commerciële activiteiten. Het rapport concludeert dat de zorgsector aan de vooravond staat van grote veranderingen. De verwevenheid van publieke en commerciële activiteiten zou in de komende jaren tot problemen kunnen leiden. Tot op heden is er echter maar weinig over gediscussieerd. De Raad is van mening dat zowel de regels als het toezicht meer aandacht verdienen dan ze nu krijgen. In het verlengde van de stelselwijzigingen, waaronder de vervanging van de Wet Ziekenhuisvoorzieningen (WZV) door de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi), is door de Raad geconcludeerd dat de formele documentatie van het WƒZ grondig moest worden herzien. In de statuten en reglementen werd namelijk nog verwezen naar de WZV. De herziening is ook benut om enkele flexibiliteitsartikelen op te nemen. Mocht het in de komende jaren wenselijk of noodzakelijk worden om het WƒZ open te stellen voor andere categorieën zorginstellingen, dan staan de statuten dat formeel niet langer in de weg. Ook het reglement van deelneming was aan een opfrisbeurt toe. Verder is er een afzonderlijk reglement van bezwaar opgesteld. Vanzelfsprekend zijn alle documenten openbaar toegankelijk op de website van het WƒZ gepubliceerd. Met instemming is door de Raad kennis genomen van de groei in deelname en garantieverlening in het afgelopen jaar. Hoewel onmiskenbaar sprake is van een zekere afvlakking van het aantal nieuwe aanvragen voor deelname, zijn in 2005 zowel het aantal deelnemers als de omvang van de verleende garanties boven verwachting toegenomen. De Raad acht complimenten aan de directie en het personeel van het WƒZ op zijn plaats voor de in 2005 geleverde prestaties. VERSLAG RAAD VAN TOEZICHT 15

VERSLAG RAAD VAN TOEZICHT Samenstelling en vergoeding Raad van Toezicht De samenstelling van de Raad van Toezicht is in 2005 aanzienlijk veranderd. In de decembervergadering van de Raad werd, conform het rooster van aftreden van het WƒZ, afscheid genomen van de heren prof. dr. P.B. Boorsma en drs. B. Heeringa. Beiden zijn sinds de oprichting van het WƒZ in 1999 als lid van de Raad van Toezicht actief geweest. Ook in de periode die aan de formele oprichting voorafging, waren zij al bij de praktische vormgeving van het WƒZ betrokken. In deze functies hebben de heren Boorsma en Heeringa in de afgelopen jaren voor het WƒZ een grote toegevoegde waarde gehad. Met de benoeming van de heer prof. dr. W.P.M.M. van de Ven (thans onder meer hoogleraar sociale ziektekostenverzekering bij het instituut Beleid en Management Gezondheidszorg, Erasmus Universiteit Rotterdam) en de heer drs. ing. H.A. Wessels (thans onder meer penningmeester bij zorginstelling De Open Ankh) is het WƒZ er van overtuigd de vacatures op het vereiste niveau ingevuld te hebben. De curricula vitae van beide nieuwe leden van de Raad van Toezicht zijn op de website van het WƒZ geplaatst. Per 31 december 2005 bestond de Raad derhalve uit de volgende leden: mr. J.A.M. Hendrikx, voorzitter drs. G.H.J. Huffmeijer prof. dr. W.P.M.M. van de Ven ir. P.O. Vermeulen drs. ing. H.A. Wessels Aan de leden van de Raad werd in het jaar 2005 een totale vergoeding uitgekeerd van 70.996 euro. De vergoeding voor een lid bedraagt 12.678 euro, voor de vice-voorzitter 15.213 euro en voor de voorzitter 17.749 euro. De vergoeding is ten opzichte van 2004 gecorrigeerd voor inflatie, conform artikel 12 lid 4 van de statuten. Utrecht, 24 maart 2006 mr. j.a.m. hendrikx, voorzitter De Raad van Toezicht per 24 maart 2006 16

VERSLAG RAAD VAN TOEZICHT 17

De deelname aan het WƒZ wordt steeds meer gezien a

ls het keurmerk voor een goed financieel management Raad voor de Zorg, in advies: Management van vastgoed in de zorgsector

directieverslag DIRECTIEVERSLAG 20

Inleiding De Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector (hierna aangeduid als: WƒZ ) is het garantie-instituut van en voor zorginstellingen. Het WƒZ is in 1999 formeel opgericht door vier brancheverenigingen van intramurale zorginstellingen. VWS was mede-initiatiefnemer en heeft zowel beleidsmatig als financieel de oprichting van het WƒZ mogelijk gemaakt. Het WƒZ heeft als belangrijkste doelstellingen: 1. Het bewerkstelligen van continuïteit van financiering. 2. Het realiseren van een rentevoordeel. 3. Het bevorderen van goed financieel management in zorginstellingen. 4. Het verstrekken van relevante informatie aan deelnemers, beleidsmakers en andere belanghebbenden. 5. Het uitvoeren van werkzaamheden op het terrein van garantiebeheer voor de Rijksoverheid, provincies en gemeenten. De ontwikkelingen met betrekking tot deze doelstellingen komen in dit verslag nader aan de orde. rechtspersonen. Dit is een groei van 12%. Deze toename is het saldo van een groei van 36 rechtspersonen door inschrijving van nieuwe deelnemers en een afname van 4 rechtspersonen door fusie. De ontwikkeling van het deelnemersbestand in de afgelopen jaren is weergegeven in de volgende grafiek. 350 300 250 200 150 100 50 0 Aantal deelnemers (rechtspersonen) 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Continuïteit van financiering De mate waarin het WƒZ een bijdrage levert aan de continuïteit van financiering in de zorgsector hangt direct samen met de deelnamegraad onder instellingen en de omvang van de gegarandeerde leningen. Deze aspecten worden hierna cijfermatig toegelicht. Deelname In 2005 is het aantal deelnemers met 32 toegenomen van 271 naar 303 De grafiek laat zien dat er door de jaren heen een voortdurende groei is, maar in een afnemend tempo. Eén van de oorzaken hiervan is het afnemende aantal aanvragen. In 2005 ontving het WƒZ 55 nieuwe aanvragen voor deelname. In 2004 respectievelijk 2003 werden 63 en 74 aanvragen voor deelname ontvangen. Verder is de laatste jaren sprake van relatief hoge afwijzingspercentages. In 2005 werden 24 aanvragen afgewezen, hetgeen vergeleken met het aantal inschrijvingen (36) fors is. De oorzaak voor afwijzing is doorgaans een combinatie van onvoldoende weerstandsvermogen en tekortkomingen in het DIRECTIEVERSLAG 21

sturings- en beheersingsinstrumentarium. Bij een afwijzing wordt door het WƒZ altijd aangegeven welke aspecten aangepast of verbeterd dienen te worden om toetreding wèl mogelijk te maken. Hier lijkt een zekere richtinggevende werking van uit te gaan. In 2005 werden 11 deelnemers ingeschreven die eerder een aanvraag voor deelname hadden ingediend, maar destijds nog niet voldeden aan de deelnamecriteria. De gerealiseerde groei in 2005 was mede te danken aan de garantiewerkzaamheden die voor het ministerie van VWS worden uitgevoerd. In totaal 13 van de nieuwe deelnemers waren afkomstig uit de groep instellingen met Rijksgarantie. De afvlakkende groei is geen verrassing, maar hangt direct samen met de ontwikkelingsfase van het WƒZ. Met name in de sectoren waar al een aanzienlijk deel van de instellingen bij het WƒZ is aangesloten, is verdere groei van de participatiegraad maar beperkt mogelijk. Een bij het WƒZ ingeschreven rechtspersoon omvat gemiddeld 3,8 zorginstellingen. In aantallen zorginstellingen uitgedrukt, groeide het WƒZ met 12% van 1038 zorginstellingen naar 1158 zorginstellingen, een toename van 120. De verdeling naar instellingscategorie is weergegeven in de onderstaande tabel. Deelname WfZ per instellingscategorie Aantal Aantal Aantal instellingen instellingen instellingen % deelname per 31-12-2005 per 31-12-2004 Toename per categorie categorie DIRECTIEVERSLAG noot bij de tabel De deelnamepercentages zijn berekend op basis van de registratie door het College Bouw Zorgvoorzieningen. Bij de verzorgingshuizen en de GVT/KDV/DVO is bij gebrek aan nadere informatie uitgegaan van het totaal van de instellingen, dus zowel de instellingen die het gebouw in eigendom als in huur hebben. Bij de overige categorieën instellingen is het gebouw in eigendom. Ziekenhuizen 77 70 7 102 76% Revalidatie 14 12 2 23 61% Radiotherapie 6 6 0 6 100% Verpleeghuizen 189 160 29 329 57% Psychiatrie 60 51 9 105 57% Gehandicapten 98 91 7 176 56% GVT/KDV/DVO 329 318 11 822 40% Verzorgingshuizen 385 330 55 1.403 27% Totaal 1.158 1.038 120 2.966 39% 22

verloop vertonen door het jaar heen. In 2005 werd voor een bedrag van 344 miljoen euro aan kasgeldleningen omgezet in langlopende leningen. De ontwikkeling van de leningen onder garantie (zowel langlopend als kasgeld) is weergegeven in de onderstaande grafiek. Geborgde leningen (restschuld); in miljoen euro 6.000 5.000 Omvang garantieverlening Langlopende leningen In het verslagjaar is garantie afgegeven op 1.198 miljoen euro aan langlopende leningen en op 54 miljoen euro aan herfinancieringen van lopende gegarandeerde leningen. Het totaalbedrag aan uitstaande garanties op lange leningen is per ultimo 2005 5.071 miljoen euro. Ten opzichte van het in het vorige jaarverslag vermelde bedrag (4.264 miljoen euro) is dit een groei van 19%. 4.000 3.000 2.000 1.000 0 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Langlopende leningen Kasgeldleningen Kasgeldleningen Het totaal aan gegarandeerde kasgeldleningen per ultimo 2005 bedroeg 645 miljoen euro. Ten opzichte van de stand per ultimo 2004 (424 miljoen euro) is dit een toename met 221 miljoen euro (52%). Het totaal aan uitstaande kasgeldleningen kan door de korte looptijd van de leningen een wisselend Eind 2005 stond nog voor een bedrag van 468 miljoen euro aan afgegeven borgstellingsverklaringen open voor langlopende leningen en 912 miljoen euro voor kasgeldleningen. Deze borgstellingsverklaringen kunnen in de komende tijd worden omgezet in gegarandeerde leningen. DIRECTIEVERSLAG 23

Een verdeling van de gegarandeerde langlopende leningen (5.071 miljoen euro) naar looptijd geeft het beeld zoals weergegeven in de volgende grafiek. 1.400 1.200 Gegarandeerde langlopende leningen per ultimo 2005 naar looptijd in jaren; in miljoen euro Door contractueel vastgelegde aflossingen op de leningen loopt de omvang van in het verleden verstrekte garanties door de tijd heen terug. Gaan we uit van de gegarandeerde langlopende leningen per ultimo 2005 dan zien we het verloop in de tijd - ceteris paribus - dat is weergegeven in de volgende grafiek. Restschuld langlopende leningen per jaar; in miljoen euro 6.000 1.000 5.000 800 600 400 200 4.000 3.000 2.000 0 0-5 5-10 10-15 15-20 20-25 25-30 30-35 35-40 40-45 45-50 1.000 0 2005 2010 2015 2020 2025 2030 2035 2040 2045 2050 DIRECTIEVERSLAG De grafiek laat zien dat een groot deel van de geborgde leningen (1,25 miljard euro) valt in de looptijdklasse van 15 tot 20 jaar. Ook in de looptijdklassen van 5 tot 10 jaar (896 miljoen euro) en van 25 tot 30 jaar (725 miljoen euro) zijn veel garanties verstrekt. Leningen met een looptijd boven de 40 jaar zijn in volume relatief beperkt (ongeveer 143 miljoen euro). De gewogen gemiddelde looptijd van langlopende leningen is per ultimo 2005 20,7 jaar. Zouden er vanaf 2005 geen nieuwe leningen meer worden gegarandeerd, dan lopen de verplichtingen in 8 jaar tot ongeveer de helft terug. De laatste garantieverplichtingen lopen dan af medio deze eeuw. 24

Cumulatief rentevoordeel; in miljoen euro Rentevoordeel Zorginstellingen krijgen op grond van de Wet Tarieven Gezondheidszorg (WTG) de rentekosten van leningen voor goedgekeurde investeringen in het budget vergoed. De budgetvergoeding wordt door het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG/ZAio) voor elke lening afzonderlijk vastgesteld op basis van de formule: IRS plus 75 basispunten. Deze vergoeding is normatief. De normrente voor kort krediet wordt door het CTG/ZAio na afloop van het kalenderjaar voor alle leningen uniform vastgesteld. Het normatieve percentage kort krediet bestaat uit een basisrente met een opslag van 0,75%. De basisrente is daarbij gelijk aan het jaargemiddelde van het Euribortarief voor 1 maand. Worden leningen tegen een hogere rente afgesloten dan de rentenorm, dan heeft de zorginstelling financieel verlies. Bij een lagere rente ontstaat financieel voordeel. Leningen aan zorginstellingen onder garantie van het WƒZ zijn voor de financier risicoloos. Dit vertaalt zich in een lagere rente voor zorginstellingen. Ook maakt WƒZ-garantie de leningen solvabiliteitsvrij. De Nederlandsche Bank (DNB) eist van banken dat ze voor elke lening een buffer aanhouden. Buffers kosten geld. Onder WƒZ-garantie vervallen deze kosten, waardoor de rente nog verder kan dalen. 40 35 30 25 20 15 10 5 0 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Rentevoordeel op langlopende leningen Rentevoordeel op kasgeldleningen noot bij de grafiek Het weergegeven rentevoordeel op kasgeldleningen heeft alleen betrekking op de in het verslagjaar afgesloten leningen. Bij het rentevoordeel op lange leningen is het cumulatieve rentevoordeel over de totaal uitstaande leningen weergegeven. Het rentevoordeel op lange leningen heeft namelijk een structureel karakter. Bij kasgeldleningen is dat minder het geval, omdat deze doorgaans binnen een afzienbare termijn worden omgezet in langlopende leningen. De grafiek laat het bruto rentevoordeel zien, dat wil zeggen het verschil tussen de rentekosten van de lening en de rentevergoeding in het budget. Hierbij is geen rekening gehouden met de afsluitpremie van de garantie door het WƒZ (het disagio ). Het bruto rentevoordeel (ten opzichte van de budgetvergoeding) op het totaal van de lange leningen die per ultimo 2005 zijn geborgd, bedraagt om en nabij 34 miljoen euro. Dit is een jaarlijks terugkerend voordeel. Het bruto rentevoordeel op kasgeldleningen in 2005 bedroeg ruim 4 miljoen euro. In de volgende grafiek zijn deze rentevoordelen weergegeven. Langlopende leningen onder WƒZ-garantie werden in 2005 afgesloten op een prijsniveau van om en nabij IRS (Interest Rate Swap) plus 4 à 5 basispunten. De rentekorting die zorginstellingen op bestaande lange leningen wisten te behalen door ze onder garantie van het WƒZ te brengen, bedroeg gemiddeld ongeveer DIRECTIEVERSLAG 25

30 basispunten. Kasgeldleningen onder borging werden in 2005 verstrekt op een prijsniveau dat schommelde rond Euribor plus 3 à 4 basispunten. Voor een individuele instelling is echter niet alleen van belang hoe de te betalen rente zich verhoudt tot de budgetvergoeding. Ook is van belang hoe de verhouding ligt tussen leningen met en zonder WƒZ-garantie. De prijsstelling van ongegarandeerde leningen kan per instelling sterk uiteen lopen, mede afhankelijk van de kredietwaardigheidsituatie van de desbetreffende instelling. Een cijfermatig beeld hierover is bij gebrek aan informatie niet te geven. Wel is een gegeven dat de kapitaalmarkt in 2005 zeer ruim was en als gevolg daarvan felle prijsconcurrentie tussen financiers plaatsvond. Er mag van worden uitgegaan dat hierdoor het prijsverschil tussen geborgde en ongeborgde leningen onder druk is komen te staan. Financiële markten zijn echter zeer veranderlijk, waardoor deze ontwikkeling ook weer snel kan omslaan. DIRECTIEVERSLAG Financieel management Bij de beoordeling van het functioneren van een zorginstelling zijn een drietal (clusters van) factoren van belang: de kwaliteit van de sturing en beheersing van de organisatie; de exploitatie-ontwikkelingen; de vermogenspositie. Deze factoren moeten in onderlinge samenhang worden bezien. De benodigde omvang van het vermogen wordt mede bepaald door de jaarlijkse schommelingen in de inkomsten en de toekomstverwachtingen hieromtrent. Het exploitatieresultaat en de vermogenspositie worden beïnvloed door zowel externe als interne factoren. Een belangrijke externe factor is de dynamiek van de markt(en) waarop de organisatie actief is. Een belangrijke interne factor is het vermogen van het management om in te spelen op de (veranderende) externe omstandigheden. In het navolgende komen achtereenvolgens aan de orde de exploitatie-ontwikkelingen bij WƒZ-deelnemers, de ontwikkeling van het weerstandsvermogen en de kwaliteit van sturing en beheersing. Benadrukt moet worden dat de percentages in de navolgende grafieken en tabellen niet representatief zijn voor de zorgsector als geheel. Door de selectiecriteria bestaat het WƒZ-deelnemersbestand vooral uit de financieel sterkere zorginstellingen. De groep niet-deelnemers is financieel gemiddeld zwakker dan de groep deelnemers. 26

De omvang van de financiële reserves is één van de graadmeters voor de kredietwaardigheid van zorginstellingen. Bij de toetredings- en herbeoordelingen door het WƒZ wordt daarom grondig gekeken naar de omvang en de samenstelling van het eigen vermogen. Het WƒZ gaat daarbij in eerste instantie uit van de gegevens die volgens de voorschriften van de Regeling Jaarverslaggeving Zorginstellingen (RJZ) worden vastgelegd. Afhankelijk van de specifieke instellingssituatie worden hierop soms correcties aangebracht. Voor activiteiten die door een rechtspersoon worden ontplooid, waarvoor geldt dat het risicoprofiel niet wezenlijk afwijkt van hetgeen in de normale marktsector geldt, hanteert het WƒZ in eerste instantie als uitgangspunt een noodzakelijk vermogen van 25% van de activawaarde. Hiervan kan worden afgeweken, afhankelijk van de specifieke situatie. In de praktijk komt deze benadering neer op een zekere neerwaartse correctie op de vermogenscijfers. Het aldus berekende vermogen wordt gerelateerd aan de som der bedrijfsopbrengsten uit de jaarrekening, na aftrek van nacalculeerbare posten. De uitkomst hiervan is één van de graadmeters voor de financiële gezondheid van de zorginstelling en wordt door het WƒZ weerstandsvermogen genoemd. Ter toelichting nog het volgende. Voor instellingen waarbij sprake is van een nacalculatorische of nietproductiegebonden vergoeding van de kapitaallasten is het weerstandsvermogen vooral bestemd als buffervermogen voor het opvangen van de schommelingen in de exploitatie. De vermogensratio wordt om die reden uitgedrukt als percentage van de jaarlijkse opbrengstenstroom. Voor activiteiten waarbij geen sprake is van een nacalculatorische of niet-productiegebonden vergoeding van de kapitaalslasten dient het weerstandsvermogen, naast de opvang van exploitatierisico s, voor het opvangen van schommelingen in de waarde van de geïnvesteerde activa en tevens als financieringsbron voor diezelfde activa. De vermogensratio voor deze activiteiten wordt om deze reden uitgedrukt als percentage van de activawaarde. Het weerstandsvermogen In de volgende grafiek zijn de percentages weerstandsvermogen per ultimo 2004 van WƒZ-deelnemers weergegeven, gerangschikt naar oplopende omvang. Drie extreme uitschieters naar boven in het weerstandsvermogen zijn omwille van het totaaloverzicht weggelaten. 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% -10% Percentage weerstandsvermogen per ultimo 2004 van WfZ-deelnemers, naar oplopende omvang 50 100 150 200 250 300 DIRECTIEVERSLAG 27

DIRECTIEVERSLAG De grafiek laat zien dat het merendeel van de WƒZ-deelnemers een vermogen heeft tussen 0% en 20%. Delen we de deelnemers van het WƒZ in naar omvang van de financiële reserves dan zien we het volgende. Indeling deelnemers naar weerstandsvermogen per ultimo 2003 en 2004 Vermogen 2003 2004 <0% 0,3% 1,0% 0-5% 5,9% 3,0% 5-10% 37,3% 29,4% 10-15% 31,4% 34,7% 15-20% 13,2% 16,2% 20-25% 4,3% 7,3% 25-30% 3,0% 2,6% >30% 4,6% 5,9% De tabel laat zien dat het aandeel financieel zwakke deelnemers (vermogen lager dan 5%) licht is afgenomen. In totaal gaat het om 11 deelnemers. Hiervan hadden er 3 per ultimo 2004 een negatief weerstandsvermogen. Het jaar daarvoor had 1 deelnemer een negatief weerstandsvermogen. Het aandeel deelnemers met een gezond vermogensniveau van 10% en meer is gestegen, van 56,5% naar 66,7%. Gemiddeld weerstandsvermogen per ultimo 2003 en 2004 per instellingscategorie 2003 2004 Ziekenhuizen 7,9% 9,2% Revalidatie 10,8% 12,3% Radiotherapie 16,8% 17,4% Verpleeghuizen 10,7% 12,1% Psychiatrie 9,8% 11,3% Gehandicapten 11,3% 12,1% GVT/KDV/DVO 11,4% 12,7% Verzorgingshuizen 13,4% 14,6% Totaal 10,7% 11,9% Uit dit overzicht blijkt dat het gemiddelde vermogen van WƒZ-deelnemers is toegenomen met 1,2%. Voor veel zorgaanbieders was 2004 dus een financieel voorspoedig jaar. In alle categorieën vond een gemiddelde vermogensgroei plaats. Dit is ook noodzakelijk, gelet op de omvang van de fluctuaties die het exploitatieresultaat thans al laat zien. Bovendien leiden de beleidsplannen van de overheid tot een verdere toename van de dynamiek en de exploitatierisico s. Naar de zienswijze van het WƒZ is als indicatie voor het te vormen vermogen in de komende periode 10 à 15% zeker niet overdreven. Vooral ziekenhuizen lijken, gelet op de volatiliteit van de patiëntenstromen, er goed aan te doen de bovenkant van dit spectrum als doelstelling te hanteren. 28

De exploitatieresultaten In de onderstaande grafiek zijn de exploitatieresultaten 2004 van WƒZdeelnemers, uitgedrukt als percentage van het budget van de instelling, gerangschikt naar oplopende omvang. gaat er van uit dat de komende jaren de (prijs)onderhandelingen tussen verzekeraars en aanbieders zullen worden aangescherpt. Van het instellingsmanagement zal een nadrukkelijke inspanning gevraagd worden om ook dan de exploitatieresultaten op peil te houden, en de noodzakelijke doorgroei naar een adequaat niveau van de risicobuffers voort te zetten. 20% 15% 10% 5% 0% -5% -10% Exploitatieresultaat 2004 als percentage van het instellingsbudget, naar oplopende omvang 50 100 150 200 250 300 De grafiek laat zien dat de spreiding in de exploitatieresultaten fors is: van 7% negatief tot 15% positief. Negatieve uitschieters van deze omvang zijn in verhouding tot het aanwezige weerstandsvermogen fors te noemen. In totaal hadden 27 deelnemers een negatief exploitatieresultaat in 2004. Dit is 9% van alle deelnemers. Vorig jaar hadden 49 deelnemers (18%) een negatief exploitatieresultaat. Het WƒZ De kwaliteit van sturing en beheersing De kwaliteit van het sturings- en beheersingsinstrumentarium wordt steeds belangrijker, naarmate de dynamiek in de sector toeneemt. Op de eerste plaats moet het management de informatie over de lopende ontwikkelingen zo snel mogelijk hebben, want dan kan er tijdig bijgestuurd worden. Op de tweede plaats is van belang dat de informatie betrekking heeft op de belangrijke zaken en goed overzichtelijk en toegankelijk is. In veel zorginstellingen moet worden geconstateerd dat de kwaliteit van het sturings- en beheersingsinstrumentarium voor verbetering vatbaar is. Deels wordt dit veroorzaakt doordat de lat steeds hoger komt te liggen onder meer als gevolg van actuele ontwikkelingen, zoals de invoering van de DBC s bij ziekenhuizen en de kaderregeling AO/IC. Ook fusieprocessen zijn van belang. Met betrekking tot de sturing en beheersing van de organisatie is dan doorgaans gedurende langere periode sprake van een kwetsbare situatie. Voor de komende jaren geldt dat, als gevolg van de invoering van concurrentie in de zorgsector, het belang van een goede risico-analyse en risicomanagement in zorginstellingen van wezenlijk belang wordt. Recent onderzoek maakt duidelijk dat op dit terrein nog veel verbetering mogelijk is. DIRECTIEVERSLAG 29

Intern-organisatorische aspecten WƒZ Wachttijd en behandeltijd Het WƒZ heeft eerder als doelstelling geformuleerd om de gemiddelde wachttijd tussen het indienen van een toetredingsaanvraag door de zorginstelling en het in behandeling nemen daarvan door het WƒZ beneden de 6 weken te houden. In 2004 was de wachttijd 5,1 weken. Het gemiddelde in 2005 was 6,7 weken. Deze achteruitgang heeft naar verwachting geen structureel karakter. De oorzaak ligt vooral in de hoge totale werkbelasting, waarmee het bureau zich in 2005 geconfronteerd zag. Hieraan lagen deels incidentele factoren ten grondslag, waarvan in 2006 naar verwachting geen sprake meer zal zijn. Wat betreft de doorlooptijd van in behandeling genomen aanvragen werd een verbetering gerealiseerd: deze was in 2005 10% korter dan in 2004. Communicatie en public relations In 2005 zijn 6 tijdschriftartikelen en een hoofdstuk in een boek gepubliceerd. Alle publicaties vanuit het WƒZ zijn via de website te downloaden. Er zijn regelmatig presentaties verzorgd, waaronder 3 op grote symposia. Verder zijn diverse telefonische interviews gegeven. Het WƒZ-bulletin is 3 keer uitgebracht. Documentatie en procedures In 2005 is de formele documentatie van het WƒZ herzien. De statuten en het reglement van deelneming zijn gewijzigd. De overeenkomst inzake de uitwisseling van informatie tussen WƒZ en VWS is hierop aangepast. Verder is er een nieuw reglement van bezwaar opgesteld. Met de Nederlandse Vereniging van Banken is overleg gevoerd over aanpassingen in de standaardovereenkomst met betrekking tot de onderlinge verdeling van hypothecaire zekerheden tussen WƒZ en banken. Deze overeenkomst zal naar verwachting in 2006 formeel kunnen worden vastgesteld. Bureau-organisatie In 2005 nam de formatie toe met 3 fulltime equivalenten (fte) tot 15,35 fte. De uitbreiding vond plaats in de secretariële en administratieve bezetting. Deels houdt de uitbreiding verband met de volumegroei bij de leningtransacties en garantieverlening. De uitbreiding was ook noodzakelijk vanwege de extra werkzaamheden voor derden. Voor 2006 is een formatie-uitbreiding met 0,8 fte voorzien. Het ziekteverzuim was in het afgelopen jaar 3,5%. De personele organisatie per 31 december 2005 DIRECTIEVERSLAG De resultaten van de herbeoordeling zijn begin oktober 2005 gepubliceerd op de website van het WƒZ. Via een breed verspreid schrijven is hiervan mededeling gedaan. Uit het bezoek aan de WƒZ-website is af te lezen dat velen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om de financiële kengetallen in te zien en te downloaden. Functie Aantal Fte Directeur 1 1 Plaatsvervangend directeur 1 1 Secretarieel / administratief 7 5,95 Analisten 8 7,4 Totaal 17 15,35 30

De personele organisatie per 24 maart 2006 Naast het formele overleg is er veelvuldig informeel contact geweest. Zowel de formele als de informele contacten hebben in een goede en constructieve sfeer plaatsgevonden. Uitvoering garantieregelingen VWS Wat de controle van leningen onder Rijksgaranties betreft, is in 2005 het leeuwendeel van de werkzaamheden afgehandeld. Per ultimo 2005 stonden nog slechts enkele dossiers open. Deze zijn in de eerste weken van januari 2006 afgehandeld. De rapportage aan VWS kon worden voorzien van een goedkeurende verklaring van de accountant. Dit houdt in dat het databestand thans een getrouwe weergave is van de lopende garantieverplichtingen van het Rijk. De beoordeling van de kredietwaardigheidsituatie van zorginstellingen met Rijksgarantie kon in 2005 eveneens grotendeels worden voltooid. Overleg VWS/WƒZ Gelet op de belangen van de overheid als achterborg is vastgelegd dat er minstens twee keer per jaar formeel overleg plaatsvindt tussen het ministerie van VWS en het WƒZ. Hierin wordt informatie uitgewisseld over de activiteiten van het WƒZ en het overheidsbeleid in de zorgsector. In het verslagjaar is overleg gevoerd op 5 april en 13 december. Enkele van de gespreksonderwerpen waren: de jaarrekening en het jaarverslag over 2004; de begroting 2006; de liquiditeitsprognose 2006-2010; de beleidsmatige ontwikkelingen. In de loop van 2005 kwam aan het licht dat in 2002 en 2003 de overheid door middel van fraude met rijksgegarandeerde leningen voor een bedrag van 22 miljoen euro is benadeeld. Deze leningen waren aangetrokken op naam van een fictieve stichting ( Sirius ). Bovendien waren de desbetreffende leningen in het databestand van VWS, dat in 2004 aan het WƒZ is overgedragen, doelbewust gewist. Met het oog op de geconstateerde onregelmatigheden zijn door het WƒZ twee extra toetsingen uitgevoerd. Op de eerste plaats zijn allerlei mogelijke financiers (1.741 in aantal) door het WƒZ benaderd met het verzoek om opgave te doen van de leningen onder Rijksgarantie die zij eventueel in de boeken hebben. Per ultimo 2005 was van 64% van de aangeschrevenen een reactie ontvangen. Naar de non-respondenten is een herinnering verstuurd. De ontvangen informatie over leningen dekt 57% van de in het VWS-databestand vermelde DIRECTIEVERSLAG 31

DIRECTIEVERSLAG aantal leningen. Er werden geen leningen als bestaand opgegeven, die in het huidige databestand niet voorkomen. Op de tweede plaats zijn alle instellingen die in het VWS-bestand in 2004 (bij de overdracht van het databestand aan het WƒZ) geen openstaande leningen meer hadden, nader onderzocht. Alle leningen die op 0 waren gesteld zonder dat herfinanciering heeft plaatsgevonden, zijn op juistheid gecontroleerd aan de hand van de meest recente jaarrekening. Hierbij is één lening ontdekt die volgens de registratie zou zijn afgelost, terwijl deze lening feitelijk nog steeds loopt. Dit is gedocumenteerd en in het databestand aangepast. Gedurende het jaar moest worden vastgesteld dat er een zekere discrepantie bestaat tussen de formele voorwaarden die gelden bij garantieverlening en de naleving daarvan. In sommige gevallen is geen hypotheek ingeschreven, terwijl dit standaardprocedure is. Ook is naar verwachting door zorginstellingen op zekere schaal geen formele toestemming aan de overheid gevraagd, alvorens zekerheden aan banken te verstrekken. Dit had volgens de garantieregeling wel gemoeten. Dit betekent dat in voorkomende gevallen de verhaalspositie van de overheid bij faillissementen is aangetast. VWS heeft aan het WƒZ opdracht verleend om in 2006 de huidige situatie zo goed mogelijk in kaart te brengen. Bedrijfsresultaat Het voordelige bedrijfsresultaat in 2005 was 14,2 miljoen euro. De berekening van dit bedrag staat in de volgende tabel. De specificatie van de baten en lasten; in 1.000 euro Baten 2005 2004 Disagio 10.056 11.954 Overige bijdrage deelnemers 44 285 Werkzaamheden VWS 308 299 Subtotaal baten 10.408 12.538 Resultaat beleggingen 5.423 4.682 Totaal baten 15.831 17.220 Lasten 2005 2004 Personeelskosten 1.069 974 Bestuurskosten 68 79 Huisvestingskosten 135 142 Algemene kosten 242 236 Advieskosten derden en personeel niet in loondienst 129 112 Totaal lasten 1.643 1.543 Resultaat 14.188 15.677 Het voordelige bedrijfsresultaat is toegevoegd aan het eigen vermogen van het WƒZ dat daarmee op 122,8 miljoen euro komt. 32

Beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid van het WƒZ is aan regels gebonden. Op de eerste plaats is er het beleggingsstatuut. Dit komt er op neer dat het WƒZ zijn geld alleen mag beleggen in onderhandse leningen en obligaties die zeer solide zijn. De eis is dat er minimaal een rating van AA- (Standard & Poor s) en/of Aa3 (Moody s) toegekend moet zijn. Een dergelijk kredietwaardigheidoordeel is niet voor altijd, maar kan veranderen. Daalt de rating van een gedane belegging onder deze grens, dan wordt door het WƒZ overgegaan tot verkoop. Het beleggingsbeleid wordt op de tweede plaats gestuurd door een aantal interne richtlijnen. Vastgelegd is bijvoorbeeld dat het aandeel onderhandse leningen niet meer dan 50% van de portefeuille mag uitmaken. Dit vanwege de doorgaans minder goede verhandelbaarheid. Verder wordt gestreefd naar een zo goed mogelijke spreiding van de beleggingen over de verschillende jaren. Dit om het herbeleggingsrisico te beperken. Ten slotte streeft het WƒZ ook naar een spreiding van de beleggingen naar herkomst (conform de volkswijsheid: niet alle eieren in één mandje ). In de praktijk is niet altijd mogelijk om alle interne doelstellingen tegelijkertijd te realiseren. Immers, de gewenste belegging (naar jaar, rating en herkomst) moet wèl aangeboden worden om zaken te kunnen doen. Ook de rendementsverhoudingen spelen daarbij een rol. Kijken we naar de samenstelling van de beleggingsportefeuille wat betreft de rating dan geeft dit het volgende beeld. (Wanneer een belegging meerdere - uiteenlopende - ratings heeft, is de laagste aangehouden.) Beleggingen naar rating Aa2/AA Aa3/AA- 1,7% Aa1/AA+ 3,7% 12,9% 81,7% Aaa/AAA Per ultimo 2005 heeft 1,7% van de beleggingsportefeuille een rating van Aa3/AA- (de ondergrens). De rest van de portefeuille (98,3%) heeft een hogere rating: 81,7% één of meer triple A ratings, 3,7% heeft een rating op het niveau van Aa2 en 12,9% heeft een rating op het niveau van Aa1/AA+. De kwaliteit van de beleggingsportefeuille van het WƒZ is dus hoog en voldoet aan de statutaire voorschriften. Hoge kwaliteit betekent een relatief laag beleggingsrisico, maar ook: een relatief laag rendement. Want risico en rendement gaan altijd hand in hand. Het resultaat beleggingen was in 2005 4,9% van de gemiddelde balanswaarde van de beleggingen. Ook in 2004 was dit 4,9%. DIRECTIEVERSLAG 33