Opleidingsplan Bevelvoerder (definitieve versie)

Vergelijkbare documenten
0-meting opleidingsinstituut [naam opleidingsinstituut] leergang [naam leergang]

Bijlage A, behorende bij artikel 2 lid 1 Besluit personeel veiligheidsregio s

Bevelvoerder Handleiding voor docenten en instructeurs

KWALIFICATIEPROFIEL VOOR BEVELVOERDER

Licentieregeling Reddingsbrigade Nederland

Het NIEUWE onderwijs. Welkom. Adri Koedam Hoofd Preparatie Brandweer Ede Vertegenwoordiger onderwijsraad BOGO namens HGM Docent bij de BOGO 1

Bevelvoerder Handleiding Leerwerkplekbegeleider

Opleidingsplan leergang Docent

Bijlage A, behorende bij artikel 2 lid 1 Besluit personeel veiligheidsregio s

KWALIFICATIEPROFIEL VOOR INSTRUCTEUR

Leergangkader Ploegchef

Bevelvoerder Werkboek

2. Opleidingskader voor de opleiding Teamleider Preparatie nafase

Inzet met accent op brandbestrijding. Oefening

KWALIFICATIEPROFIEL VOOR MANSCHAP B

Opleidingsplan leergang Chauffeur. (werkzaam bij de brandweer) 21 januari 2010 (eindversie) Brandweeracademie Postbus HA Arnhem

Leergangkader Officier van dienst

Opleidingsplan leergang Manschap B

KWALIFICATIEPROFIEL VOOR DOCENT

Opleidingsplan Instructeur

KWALIFICATIEPROFIEL VOOR BRANDWEERDUIKER

3. Opleidingskader voor de opleiding Informatiecoördinator

Inzet met accent op brandbestrijding. Oefening

Opleidingsplan Verkenner gevaarlijke stoffen

Voertuigbediener Handleiding voor docenten en instructeurs

Opleidingsplan Bedrijfsbrandweer manschap optionele richting technische hulpverlening. Versie 1.0, mei 2011

Stand van zaken herziening leergang Docent januari 2017

Opleidingsplan Manschap a

Opleidingsplan leergang Voertuigbediener

Bijlage A, behorende bij artikel 2 lid 1 Besluit personeel veiligheidsregio s

Opleidingsplan. Leergang Medewerker Opleiden en Oefenen. Juni 2010, definitieve versie. Brandweeracademie Postbus HA Arnhem

Instructeur Tekstboek

KWALIFICATIEPROFIEL VOOR OEFENCOORDINATOR

KWALIFICATIEPROFIEL VOOR MEDEWERKER OPLEIDEN EN OEFENEN

woensdag 12 januari 2011

Opleidingsplan leergang ploegchef. (werkzaam bij de brandweer) 23 juli 2010 (definitief) Brandweeracademie Postbus HA Arnhem

woensdag 19 januari 2011

KWALIFICATIEPROFIEL VOOR MEDEWERKER OPERATIONELE VOORBEREIDING

Opleidingsplan Medewerker Operationele Voorbereiding. (werkzaam bij de brandweer) 9 juli Brandweeracademie Postbus HA Arnhem

KWALIFICATIEPROFIEL VOOR PLOEGCHEF

Leergangkader Docent (vanaf 2015)

Beperkt OGS Manschappen en bevelvoerder (ploeg) Frequentie: minimaal 1 keer per oefencyclus. waarbij een gevaarlijke stof vrijkomt.

KWALIFICATIEPROFIEL VOOR CENTRALIST MELDKAMER

Opleidingsplan leergang Controleur brandpreventie

Opleidingsplan Bedrijfsbrandweer manschap. Versie 1.0, mei 2011

Woningbrandbestrijding. Oefening

Leergangkader Medewerker Brandpreventie

Woningbrand bestrijding. Oefening

Opleidingsplan leergang Oefencoördinator

Bijlage A, behorende bij artikel 2 lid 1 Besluit personeel veiligheidsregio s

KWALIFICATIEPROFIEL VOOR DUIKPLOEGLEIDER

KWALIFICATIEDOSSIER BEVELVOERDER

Werkzaam bij de brandweer

5. Opleidingskader voor de procesopleiding Verplaatsen mens en dier

KWALIFICATIEPROFIEL VOOR COMMANDANT VAN DIENST

Brandbestrijding voertuigen, vaartuigen en vliegtuigen. Oefening

Opleidingsplan Centralist meldkamer

Brandbestrijding voertuigen, vaartuigen en vliegtuigen. Oefening

Specialistische brandbestrijding Ploeg: manschappen, manschap b en bevelvoerder Frequentie: korpsspecifiek

Beperkte THV Manschappen en bevelvoerder (ploeg) Frequentie: minimaal 1 keer per oefencyclus

Studiegids Manschap A. Versie: 2.1, 1 januari 2018

Beschrijving in hoofdlijnen van de proeve van bekwaamheid Chauffeur

Leergangkader Leergang Tactisch manager

5. De oefenkaart De oefenkaarten zijn belangrijke hulpmiddelen bij het plannen en organiseren van oefeningen.

NB: Dit voorstel is op 28 augustus 2008 besproken in het overleg van de pilotregio s. De uitkomsten van dit overleg zijn in de notitie verwerkt.

Beperkt OGS Manschappen en bevelvoerder (ploeg) Frequentie: minimaal 1 keer per oefencyclus

Beschrijving in hoofdlijnen van de proeve van bekwaamheid medewerker brandpreventie

Brandweerduiker Werkboek

KWALIFICATIEPROFIEL VOOR GASPAKDRAGER

PORTFOLIO FUNCTIE BEVELVOERDER

KWALIFICATIEPROFIEL VOOR CHAUFFEUR

Beschrijving in hoofdlijnen van de proeve van bekwaamheid bedrijfsbrandweer manschap optionele richting technische hulpverlening

Hieronder wordt de procedure voor de beoordeling van de bekwaamheid van de student in de beroepspraktijk kort weergegeven.

KWALIFICATIEPROFIEL VOOR MEETPLANLEIDER

KWALIFICATIEPROFIEL VOOR OFFICIER VAN DIENST

Dagdeel Een dagdeel is bij BOGO standaard 3 uur, tenzij anders vermeld in de lescyclus van de BOGO.

Leergangkader Operationeel manager

PORTFOLIO INSTRUCTEUR

KWALIFICATIEDOSSIER BEDRIJFSBRANDWEER BEVELVOERDER

PORTFOLIO FUNCTIE MANSCHAP A

Beschrijving op hoofdlijnen van de proeve van bekwaamheid. Instructeur. Versie 0.1

KWALIFICATIEPROFIEL VOOR SPECIALIST OPLEIDEN EN OEFENEN

KWALIFICATIEPROFIEL VOOR MANSCHAP A

KWALIFICATIEDOSSIER MANSCHAP B

Instructie Praktijkopleider of BPV Beoordelaar

Brandbestrijding bedrijfsgebouwen. Oefening

KWALIFICATIEDOSSIER MANSCHAP B

GHOR Academie. Opleiding OMAc GHOR Functiegerichte opleiding voor de Operationeel Medewerker Actiecentrum (OMAc) GHOR

Onderwijsvisie Brandweeracademie

Leergangkader Hoofdofficier van dienst

me nse nkennis Competentiegericht opleiden in de BIG opleidingen Getting started

Manschap a Oriëntatie

Leerganginfo Leergang Brandonderzoeker

Bijlage A, behorende bij artikel 2 lid 1 Besluit personeel veiligheidsregio s

Sportleider SeniorenSport (SSS)

Opleidingsplan leergang Brandweerduiker (werkzaam bij de brandweer)

Antwoorden op de vragen van het LPO

Opleidingsplan leergang Duikploegleider. (werkzaam bij de brandweer) 28 april Brandweeracademie Postbus HA Arnhem

Leergangkader Specialist opleiden en oefenen

Transcriptie:

Opleidingsplan Bevelvoerder (definitieve versie) Ontwikkelgroep leergang Bevelvoerder Versie 7 November 2007 Brandweeracademie Postbus 7010 6801 HA Arnhem T 026 355 24 10 F 026 351 50 51 info@nifv.nl

Voorwoord Het opleidingsplan voor de leergang Bevelvoerder is gebaseerd op het kwalificatieprofiel en de proeven van bekwaamheid Bevelvoerder. Deze documenten zijn tot stand gekomen door middel van ontwerpbijeenkomsten van de ontwikkelgroep Bevelvoerder. Aan de totstandkoming van dit opleidingsplan is bijgedragen door de leden van de ontwikkelgroep Bevelvoerder: Jaap Molenaar, vakgroepdecaan operationeel optreden Nifv Rijk Hofman, onderwijskundig redacteur Nifv Anne-Marie de Graaf, beleidsmedewerker Nbbe Maarten Leune, beleidsmedewerker Nbbe Peter Jansen, postcoördinator brandweer Nijmegen Adri Koedam, hoofd preparatie brandweer Ede Jan Hazeleger, plv. hoofd repressie brandweer Utrecht Jeffrey Schamper, beleidsmedewerker afdeling repressie brandweer Den Haag Geurt Trip, coördinator operationele voorbereiding regio Noord Oost Gelderland 2 BRANDWEERACADEMIE

Inleiding In dit werkdocument leggen we de resultaten vast van de ontwerpbijeenkomsten voor de leergang Bevelvoerder. Dit document is bestemd voor alle personen die betrokken zijn bij (de verdere inrichting en organisatie van) de leergang Bevelvoerder: ontwikkelgroep, onderwijskundige(n), ontwikkelaars, etc. Dit document vormt voor hen de leidraad bij het op detailniveau uitwerken van de leergang Bevelvoerder. In dit document werken we van grof naar fijn. Eerst gaan we in op de uitgangspunten van de leergang Bevelvoerder, het basisontwerp en de gedachten daarachter. Vervolgens worden de besproken opleidingsonderdelen concreet uitgewerkt. De opleiding Bevelvoerder leidt op in de repressieve taken van de bevelvoerder. Het gaat hierbij om de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden met betrekking tot de operationele leiding en uitvoeringscoördinatie van mensen en middelen vanaf het moment van uitruk tot en met het moment van terugkeer op de kazerne. BRANDWEERACADEMIE 3

1. Uitgangspunten 1.1 Verkenning van de functie De functie van bevelvoerder maakt onderdeel uit van de basisbrandweerzorg en brengt verschillende verantwoordelijkheden met zich mee. De bevelvoerder heeft de leiding over de bemensing van een tankautospuit en de bemensing van bijzondere voertuigen die aan zijn tankautospuit gekoppeld worden. De bevelvoeder heeft taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden met betrekking tot de operationele leiding en uitvoeringscoördinatie van bemensing en materieel vanaf het moment van uitruk tot en met het moment van terugkeer op de kazerne. De bevelvoerder heeft in het geval van opschaling de leiding over de bluseenheden tot de aankomst van de Officier van Dienst (OvD). Als deze aanwezig is handelt hij onder verantwoordelijkheid van de OvD. De bevelvoerder voert zijn taken uit binnen de basisbrandweerzorg. Als eerst aankomende leidinggevende bij een incident heeft de bevelvoerder ook basiskennis van natuurbrandbestrijding, scheepsbrandbestrijding, vliegtuigbrandbestrijding, incidenten op spoorwegen, vloeistofbranden en branden in een kleine industriële omgeving. Hij kan op die gebieden een voorlopig plan maken. De basiseenheid van de brandweer bij grootschalig optreden is de tankautospuit. De bevelvoerder is verantwoordelijk voor de coördinatie van de samenwerking met politie en GHOR tot de aankomst van de OvD. Binnen het kwalificatieprofiel zijn er voor de bevelvoerder vier kerntaken gedefinieerd. Deze kerntaken gelden voor iedere bevelvoerder. De context en de competenties (vakinhoudelijke kennis) verschillen afhankelijk van het type incident (specifiek). De bevelvoerder vervult de volgende vier kerntaken: Kerntaak 1: Optreden bij brandbestrijding De bevelvoerder voert taken uit in het kader van het bestrijden van brand in de ruimste zin van het woord. De bevelvoerder maakt daarbij gebruik van de uitrusting die hem daarvoor ter beschikking staat. Kerntaak 2: Optreden bij technische hulpverlening De bevelvoerder voert taken uit in het kader van de technische hulpverlening in de ruimste zin van het woord. De bevelvoerder maakt daarbij gebruik van de uitrusting die hem daarvoor ter beschikking staat. Kerntaak 3: optreden bij incidenten met gevaarlijke stoffen De bevelvoerder voert taken uit in het kader van de bestrijding van incidenten waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De bevelvoerder maakt daarbij gebruik van de uitrusting die hem daarvoor ter beschikking staat. Kerntaak 4: optreden bij bestrijding van waterongevallen De bevelvoerder voert taken uit ter voorbereiding van de inzet van de duikploeg. Hij geeft leiding aan de eigen eenheid en de duikploegleider. Zijn ploeg kan indien nodig zelfstandig een oppervlakteredding uitvoeren. In het kwalificatieprofiel Bevelvoerder zijn deze kerntaken verder uitgewerkt in werkzaamheden, beoordelingscriteria en keuzes en dilemma's. 1.2 Eisen aan het onderwijs De bevelvoerder wordt, conform het Besluit Kwaliteit Brandweerpersoneel, functiegericht opgeleid. Functiegericht opleiden stelt de volgende eisen aan het onderwijs: opleiden tot beginnend beroepsbeoefenaar beroepspraktijkvorming integratie tussen kennis, inzicht, vaardigheden, persoonseigenschappen en houding situationeel en activerend onderwijs. 4 BRANDWEERACADEMIE

Opleiden tot beginnend beroepsbeoefenaar Na het met succes afronden van de leergang Bevelvoerder beheerst de onderwijsdeelnemer de kerntaken (zoals beschreven in het kwalificatieprofiel Bevelvoerder) op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar. De leergang Bevelvoerder moet de onderwijsdeelnemer in staat stellen om alle kerntaken uit het kwalificatieprofiel Bevelvoerder in voldoende mate te beheersen. De proeve van bekwaamheid Bevelvoerder toetst of de onderwijsdeelnemer het vereiste niveau per kerntaak beheerst. Beroepspraktijkvorming Beroepspraktijkvorming veronderstelt een stevige integratie tussen theorie en praktijk. Daarom wordt uitgegaan van duaal onderwijs. Duaal leren houdt in dat de onderwijsdeelnemer afwisselend leert in de beroepspraktijk (werkend leren) en binnen een onderwijsinstituut. De deelnemer heeft een aanstelling bij een werkgever; bij de brandweer is dat (meestal) de gemeente/het brandweerkorps. Bij duaal leren doorlopen de deelnemers hun leerproces: door werkend te leren bij de werkgever (het brandweerkorps), waarbij gebruikgemaakt wordt van leeropdrachten door te leren in het onderwijsinstituut, waarbij gebruikgemaakt wordt van gevarieerde werkvormen. De regio is verantwoordelijk voor het werkend leren. Het brandweeropleidingsinstituut (aan de hand van de leermiddelen) voor het verzorgen, ondersteunen en evalueren ervan. De trajectbegeleider en de leerwerkplekbegeleider(s) voor de begeleiding en het inrichten van een werkplek. Integratie tussen kennis, inzicht, vaardigheden, persoonseigenschappen en houding De functiegerichte brandweeropleidingen worden op een competentiegerichte wijze ingevuld. Een competentie is het vermogen om het in een arbeidssituatie vereiste gedrag uit te voeren en heeft betrekking op een samenhangend geheel van kennis, inzicht, vaardigheden, persoonseigenschappen en houdingsaspecten. Eenvoudig gezegd: om een klus te klaren moeten de benodigde kennis, inzicht, vaardigheden en persoonseigenschappen tegelijkertijd aanwezig zijn en vloeiend op elkaar aansluiten. Daarom worden deze aspecten tijdens de leergang niet los van elkaar behandeld, maar per kerntaak als een geïntegreerd geheel in de leeractiviteiten verwerkt. Volgens het functie- en competentieprofiel Bevelvoerder moet de bevelvoerder beschikken over de volgende competenties: - accuratesse - samenwerken - stressbestendigheid - analyseren - plannen, organiseren en coördineren - oordelen - resultaatgericht - probleem oplossen - leren en reflecteren - daadkracht - taakgericht leiderschap - onafhankelijk - mondeling communiceren - inleven. BRANDWEERACADEMIE 5

De eerste drie competenties zijn kerncompetenties. Deze kerncompetenties zijn op alle operationele functies van toepassing. Ze zijn dus functieoverstijgend en spelen een belangrijke rol bij werving en selectie. De competenties uit het functie- en competentieprofiel Bevelvoerder zijn in het kwalificatieprofiel Bevelvoerder functiespecifiek uitgewerkt in beoordelingscriteria en keuzes & dilemma's. Deze lopen als een rode draad door de leergang heen, zowel in de opleiding als de examinering. Hiermee is in dit opleidingsplan rekening gehouden. Daarnaast spelen de competenties een belangrijke rol bij het leren op de werkplek. De leerwerkplekbegeleider beoordeelt niet alleen de kennis en vaardigheden, maar ook de algehele houding en het gedrag van de onderwijsdeelnemer. Door feedback te krijgen op hun gedrag, krijgen de onderwijsdeelnemers zicht op hun competentieontwikkeling. Zo kunnen zij gericht werken aan competenties die verbetering behoeven. Ook de evaluaties van praktijkonderdelen zoals oefeningen bij het opleidingsinstituut worden competentiegericht ingevuld, hetgeen eveneens bijdraagt aan de competentieontwikkeling van de onderwijsdeelnemer. De essentie van competentieontwikkeling in de leergang Bevelvoerder is dat onderwijsdeelnemers per kerntaak werken aan het voor die kerntaak benodigde gedrag, in samenhang met de benodigde kennis, vaardigheden en houdingsaspecten. Situationeel en activerend onderwijs Omdat de relatie met de beroepscontext bij functiegericht opleiden essentieel is, lopen concrete arbeidssituaties als een rode draad door de leergang heen. Dit geldt niet alleen voor het leren op de werkplek, maar ook voor het leren op het brandweeropleidingsinstituut. Met behulp van onder andere simulaties en casuïstiek worden typerende arbeidssituaties centraal gesteld. Tevens wordt de onderwijsdeelnemer uitgedaagd om de gesimuleerde of geschetste arbeidssituatie tot een goed einde te brengen. Het onderwijs is dus situationeel en activerend: het prikkelt de onderwijsdeelnemer om zich een goed beeld van arbeidssituaties te vormen en zelf het initiatief te nemen om deze situaties te leren beheersen. 1.3 Eisen aan de leeromgeving Op het moment van schrijven van dit opleidingsplan bestaat nog geen duidelijkheid over de uitkomsten van het onderzoek naar de leeromgeving in het kader van het Besluit Kwaliteit Brandweerpersoneel (onderzoek in opdracht van de NVBR). Omwille van de tijd die beschikbaar is voor ontwikkeling van de leergang Bevelvoerder, worden in dit opleidingsplan de eisen aan de leeromgeving geformuleerd zoals deze op dit moment door de ontwikkelgroep voorzienbaar zijn. Wellicht is in een later stadium bijstelling nodig. De leeromgeving van een leergang is het geheel aan plaatsen waar wordt geleerd, inclusief de leermiddelen die op die plaatsen worden gebruikt. Gedacht kan worden aan de klas (klassikaal onderwijs), thuis (zelfstudie), de digitale snelweg (e-learning), een oefencentrum (voor de praktijkonderdelen), de werkplek (werkplekleren) en virtual reality (simulatie). In de leergang Bevelvoerder wordt de leeromgeving voornamelijk gevormd door klassikaal onderwijs, praktijkoefeningen, werkplekleren en zelfstudie. Om een effectieve leeromgeving te creëren, worden er eisen gesteld aan de: afstemming met de beroepscontext rollen in de leeromgeving faciliteiten van het brandweeropleidingsinstituut. 6 BRANDWEERACADEMIE

Afstemming met de beroepscontext De leeromgeving moet per leerdoel zijn afgestemd op de bij dat leerdoel horende beroepscontext. Hoe meer een leerdoel samenvalt met de uitvoering van een taak in de praktijk, hoe realistischer de leeromgeving moet zijn. Soms is alleen de werkplek een effectieve leeromgeving om een leerdoel te behalen, terwijl bij andere leerdoelen kan worden volstaan met een klassikale les of zelfstudie. In de leergang Bevelvoerder wordt ervan uitgegaan dat taken met betrekking tot de uitrukfase van de incidentbestrijding (informatieverzameling en beeldvorming) klassikaal kunnen worden behandeld, en dat vanaf de verkenningsfase (het moment dat een bevelvoerder opdrachten geeft) een simulatie (virtueel of praktijk) nodig is om de taken van de bevelvoerder goed te kunnen leren. Rollen in de leeromgeving Bij de leergang Bevelvoerder zijn de volgende onderwijsuitvoerenden betrokken: onderwijsdeelnemer instructeur leerwerkplekbegeleider trajectbegeleider. Elke onderwijsuitvoerende speelt in de leeromgeving een eigen rol, in nauwe samenhang met de rollen van de andere onderwijsuitvoerenden. Hierna wordt elke rol afzonderlijk toegelicht. Onderwijsdeelnemer De onderwijsdeelnemer moet beschikken over een actieve werkhouding. Hij/zij moet zich gedurende het leertraject zelfstandig voorbereiden op de bijeenkomsten, relevante leerstof voor en/of na de bijeenkomsten bestuderen en leeropdrachten op de werkplek uitvoeren. Functie- en competentiegericht opleiden brengt met zich mee dat de onderwijsdeelnemer zelf de verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces neemt en daar voldoende op reflecteert. Instructeur De instructeur vervult in een leergang verschillende rollen: hij/zij brengt de (theoretische) vakinhoud bij de onderwijsdeelnemer tot ontwikkeling (docentrol) hij/zij ondersteunt het leerproces van de deelnemer door het uitleggen, voordoen en trainen van vaardigheden (trainerrol) hij/zij coacht de onderwijsdeelnemer bij het leerproces (coachrol) De instructeur helpt de onderwijsdeelnemer het leerproces op gang te brengen, aan te sturen en in goede banen te leiden. Hij/zij schept voorzieningen en randvoorwaarden voor het leren en zorgt voor feedback. hij/zij beoordeelt de leerresultaten diagnostisch, tijdens het leerproces van de onderwijsdeelnemer (assessorrol). De instructeur heeft regelmatig overleg met de trajectbegeleider en de leerwerkplekbegeleider(s) om het werkend leren en het leren op het opleidingsinstituut op elkaar af te stemmen. Aan instructeurs van de leergang Bevelvoerder worden de volgende eisen gesteld: coachingsvaardigheden repressief actief voldoende didactisch geschoold BRANDWEERACADEMIE 7

ervaring/diepgang met betrekking tot het vakgebied (denk aan leiderschap en incidenttypen). De instructeurs verzorgen het klassikaal en praktijkonderwijs bij het regionaal opleidingsinstituut. Ze kunnen hun lessen onder andere voorbereiden met behulp van de lesplannen in de instructeurshandleiding. Bij het verzorgen van praktijkoefeningen kunnen (indien nodig) hulpinstructeurs worden ingeschakeld bij de voorbereiding. De instructeurs kunnen zich dan richten op de oefenleiding en de beoordeling van de onderwijsdeelnemers. Hulpinstructeurs moeten de praktijkonderdelen van de functie Bevelvoerder voldoende beheersen en de oefeningen kunnen voorbereiden en ensceneren. Ook het voorbereiden en verzorgen van praktijkdemonstraties in lessen kan een taak zijn van de hulpinstructeurs. Leerwerkplekbegeleider De leerwerkplekbegeleider begeleidt de onderwijsdeelnemers tijdens het leren op de werkplek. Het gaat om een ervaren bevelvoerder die als rolmodel en coach van de bevelvoerder in opleiding fungeert. Hij/zij moet beschikken over het diploma brandmeester. De leerwerkplekbegeleider heeft voldoende kennis van en ervaring met de functie van bevelvoerder om te weten waar hij een bevelvoerder in opleiding op moet coachen. Ook beschikt hij over voldoende coachingsvaardigheden om de leerwerkplekbegeleiding op een didactisch verantwoorde manier uit te voeren. De leerwerkplekbegeleider gebruikt de leeropdrachten en beoordelingscriteria in de leerwerkplekbegeleidershandleiding als uitgangspunt voor zijn begeleiding van de onderwijsdeelnemers. De leerwerkplekbegeleider wordt geworven en geselecteerd door de regio. Voor de leergang bevelvoerder gaat het concreet om een persoon die werkzaam is in het korps van de onderwijsdeelnemer en voldoende en recente ervaring heeft in de werkzaamheden die een bevelvoerder verricht. De leerwerkplekbegeleider moet er rekening mee houden dat hij/zij drie uur per week met deze taak bezig is. De exacte werkbelasting van de leerwerkplekbegeleiding hangt uiteraard af van het aantal onderwijsdeelnemers. Dit kan betekenen dat er meerdere leerwerkplekbegeleiders nodig zijn. De leerwerkplekbegeleider heeft regelmatig overleg met de instructeur om het werkend leren en het leren op het opleidingsinstituut (met betrekking tot de te begeleiden onderwijsdeelnemer) op elkaar af te stemmen. De leerwerkplekbegeleider wordt ondersteund door de trajectbegeleider. Trajectbegeleider De trajectbegeleider verzorgt geen onderwijs, maar richt zich vooral op de leerorganisatie. Hij/zij wordt geworven en geselecteerd door de regio. De trajectbegeleider bewaakt de voortgang van het werkend leren tijdens de opleiding en is aanspreekpunt bij problemen. Hij/zij draagt er zorg voor dat de deelnemers leerzaam werk kunnen doen, dat alles goed is georganiseerd en dat de voorwaarden aanwezig zijn voor effectief leren. Onderdeel hiervan is het bewaken van de kwaliteit van de leerwerkplek en het volgen van de deelnemers in hun leerproces. De trajectbegeleider verzorgt de inroostering of laat deze verzorgen en begeleidt de samenwerking tussen de onderwijsdeelnemer en de leerwerkplekbegeleider. De trajectbegeleider is goed op de hoogte van: de uitgangspunten van het functie- en competentiegericht opleiden binnen de kaders van het Besluit Kwaliteit Brandweerpersoneel 8 BRANDWEERACADEMIE

de inrichting en opbouw van de diverse leergangen de proeve van bekwaamheid die de deelnemers moeten afleggen gedurende de leergang. De trajectbegeleider heeft regelmatig overleg met de instructeurs en de leerwerkplekbegeleiders om het werkend leren en het leren op het opleidingsinstituut (met betrekking tot de te begeleiden onderwijsdeelnemer) op elkaar af te stemmen. Faciliteiten van het brandweeropleidingsinstituut De leergang bevelvoerder zal uitgevoerd worden onder verantwoordelijkheid van de diverse brandweeropleidingsinstituten. Zij verzorgen het theorie-onderwijs, de praktijkoefeningen en eventuele simulaties. De brandweeropleidingsinstituten zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs. De brandweeropleidingsinstituten moeten ervoor zorgen dat aan alle randvoorwaarden voldaan wordt die nodig zijn om de leergang goed te laten verlopen en daarmee de onderwijsdeelnemers in staat te stellen de kerntaken uit het kwalificatieprofiel als beginnend beroepsbeoefenaar te beheersen. Dit betekent onder andere concreet: afspraken maken met de korpsen over het werkend leren Een belangrijke factor hierin is vooral ook voorlichting over het werkend leren, de verwachtingen van het brandweeropleidingsinstituut met betrekking tot de werkplekbegeleiders in het kader van de leergang Bevelvoerder en de samenwerking tussen het instituut en deze werkplekbegeleiders. Landelijke kaders, zoals vastgelegd in het project Besluit Kwaliteit Brandweerpersoneel, zijn hierbij leidend. afspraken maken met de trajectbegeleider en regelmatig overleg met deze persoon In veel gevallen zal de trajectbegeleider werkzaam zijn op het opleidingsinstituut, maar dit hoeft niet altijd zo te zijn. Duidelijke afspraken zijn nodig om de gang van zaken voor de onderwijsdeelnemers goed te laten verlopen. eisen stellen aan de instructeurs De instructeurs die door het brandweeropleidingsinstituut worden ingezet, dienen te voldoen aan de eisen die eerder in deze paragraaf zijn geformuleerd. eisen stellen aan de opleidingslocatie De opleidingslocaties moeten in overeenstemming zijn met de leeractiviteiten die daar plaats gaan vinden. Een aandachtspunt hierbij is dat theorie en praktijk in de instructie meer geïntegreerd zullen moeten worden aangeboden dan in het verleden het geval is geweest. Dit vereist van de opleidingslocatie dat het laten plaatsvinden van zowel theorie- als praktijkonderwijs in één bijeenkomst mogelijk moet zijn, met andere woorden: dat de daarvoor geschikte locaties in elkaars nabijheid moeten liggen. NB: Dit heeft ook tot gevolg dat het mogelijk moet zijn dat er meerdere instructeurs per bijeenkomst ingezet worden (vanwege de praktijkinstructie en oefening). eisen stellen aan de opleidingsmiddelen De bevelvoerder is als beginnend beroepsbeoefenaar in staat om leiding te geven aan een tankautospuit met bemanning en standaardbepakking (aangevuld met ondersteunende voertuigen zoals de HV en redvoertuigen). Dit ten behoeve van een veilig en effectief optreden bij brandbestrijding, hulpverlening, ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen en de bestrijding van waterongevallen. Dit betekent dat de bevelvoerder in opleiding gedurende de leergang voldoende met een tankautospuit inclusief bemanning moet kunnen oefenen. Het brandweeropleidingsinstituut is ervoor verantwoordelijk dat dit ook daadwerkelijk mogelijk is. opleidingsprogramma in overeenstemming laten zijn met de leeropdrachten. Door middel van de leeropdrachten moeten de onderwijsdeelnemers een vertaalslag BRANDWEERACADEMIE 9

maken van de verworven kennis en vaardigheden op het opleidingsinstituut, naar hun werkpraktijk. In het opleidingsprogramma moet daarvoor (in de doorlooptijd) voldoende tijd zijn ingepland. Het opleidingsprogramma moet flexibel genoeg zijn om deze leeropdrachten ook daadwerkelijk te kunnen uitvoeren. 1.4 Eisen aan de leermiddelen In de leergang Bevelvoerder wordt een aantal leermiddelen gebruikt. De opzet en inhoud van deze leermiddelen is afgestemd op het kwalificatieprofiel, de proeve van bekwaamheid en het opleidingsplan Bevelvoerder. Indien gewenst kan het brandweeropleidingsinstituut/de instructeur de landelijk ontwikkelde leermiddelen naar eigen inzicht aanvullen met regionaal materiaal. In de leergang Bevelvoerder worden de volgende leermiddelen gebruikt: instructeurshandleiding (met bijbehorende dvd) leerwerkplekbegeleidershandleiding diverse tekstboeken (inclusief deelnemershandleiding) overige leermiddelen. Instructeurshandleiding Deze is bedoeld voor de instructeurs. De instructeurshandleiding biedt de instructeurs handreikingen op het terrein van functie- en competentiegericht opleiden en de bijbehorende didactiek. Lesplannen en opdrachten (zoals beeldcasussen) bieden de instructeurs concrete ondersteuning bij de lessen uit de leergang. Op de dvd bij de handleiding staan de afbeeldingen en videofragmenten die in de theorielessen worden gebruikt. Handleiding leerwerkplekbegeleider De leerwerkplekbegeleiders kunnen met behulp van de handleiding leerwerkplekbegeleider extra informatie en aanwijzingen krijgen ten behoeve van de begeleiding van het leren op de werkplek. In de handleiding wordt ingegaan op de achtergronden van het functie- en competentiegericht opleiden bij de brandweer en meer specifiek op het begeleiden van het leren op de werkplek. Bij elke leeropdracht wordt uitgelegd hoe deze begeleid en eventueel beoordeeld zou moeten worden. Tekstboeken Deze zijn thematisch gerangschikt en bevatten de theorie bij het thema (geïllustreerd met relevante functionele afbeeldingen), gericht op de doelgroep (bevelvoerders). Kijkend naar de kerntaken en proeve van bekwaamheid Bevelvoerder wordt vooralsnog uitgegaan van de volgende tekstboeken: Oriëntatie, Brandbestrijding, Hulpverlening, Ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen en Soorten incidenten. Werkboek Het biedt de onderwijsdeelnemers door middel van een deelnemershandleiding ondersteuning bij het inzicht krijgen in en werken aan de diverse leeractiviteiten van de leergang. Het bevat onder andere leeropdrachten, casuïstiek en documenten ten behoeve van zelfevaluatie. Overige leermiddelen In de leergang Bevelvoerder wordt een inhoudelijke vernieuwingsslag gepleegd door het tot stand brengen van een betere integratie tussen de kennis van brandontwikkeling en de kennis van brandbestrijding. Om de principes van brandontwikkeling, maar ook de effecten van brandbestrijding op de brandontwikkeling, effectief over te kunnen dragen is 10 BRANDWEERACADEMIE

een vakdidactiek nodig die aansluit bij deze dynamiek. In de praktijk betekent dit een op visualisatie gerichte benadering. Naast het verwerken van de achtergrondkennis over brandontwikkeling, blustactiek en blustechniek in het tekstboek Brandbestrijding, zijn er leermiddelen nodig die de benodigde visualisatie ondersteunen. Concreet betreft dit twee aanvullende leermiddelen: een oefenplan waarin de uitvoeringstechnische kant van de thematiek wordt verwerkt een cd-rom met een elektronische scenariotraining (systematische uitwerking aan de hand van foto's en videofragmenten). 1.5 Werkend leren in de leergang Bevelvoerder Het werkend leren (ook wel werkplekleren of leren op de werkplek genoemd) is een logisch onderdeel van functiegericht, duaal onderwijs en een concrete invulling van de beroepspraktijkvorming. Daarom vormt het werkend leren een belangrijk onderdeel van de leergang Bevelvoerder. Dit geldt voor alle deelnemers aan de leergang, dus zowel voor beroepskrachten als vrijwilligers. Het doel van werkend leren is dat taken in een realistische context aangeleerd kunnen worden. De ultieme leerwerkplek voor een bevelvoerder zou een uitruk voor brand (kerntaak 1), hulpverlening (kerntaak 2), ongeval met gevaarlijke stoffen (kerntaak 3) of waterongeval (kerntaak 4) zijn. Deze ultieme leerwerkplek is echter om meerdere redenen ongeschikt. De frequentie van uitrukken is voor sommige regio's erg laag, waardoor de toekomstige bevelvoerders onvoldoende zouden kunnen oefenen. Het leereffect zou in dit geval ook afhangen van het aantal en het soort meldingen. Vooral bij kleinere korpsen op het platteland zal dit effect op voorhand beperkt zijn. Aan het volgen van stages bij grotere korpsen kleven veel uitvoeringstechnische problemen. Bovendien is er dan een derde partij (het stagekorps) betrokken bij het leren op de werkplek en de beoordeling daarvan. Dit zou een complicerende factor in de toch al complexe organisatie van het leren op de werkplek betekenen. Om organisatorische redenen is het ingewikkeld om standaard extra personeel mee te nemen op uitruk. Vrijwilligers hebben wekelijks slechts een beperkte tijd beschikbaar voor opleiden en oefenen. Het beschikbaar zijn voor een uitruk in het kader van werkend leren zou daarbij een extra belasting vormen. De beoordeling van de leeractiviteit door de leerwerkplekbegeleider is bij een reële uitruk niet of vrijwel onmogelijk. Veiligheid op de leerwerkplek is een belangrijk uitgangspunt. Vanwege het feit dat de werkgever te allen tijde verantwoordelijk blijft voor de veiligheid van het in te zetten personeel, vormt de inzet van onvoldoende opgeleid personeel bij een uitruk een onaanvaardbaar risico. Voor de leergang Bevelvoerder moet daarom naar een geschikte vervangende leerwerkplek gezocht worden. Een leerwerkplek kan worden gedefinieerd als de omgeving waarbinnen de leeropdracht naar behoren kan worden uitgevoerd, begeleid en beoordeeld. Het wat van de leeropdracht bepaalt waar deze het beste kan worden uitgevoerd en wie de begeleiding ter hand neemt. In de leergang Bevelvoerder is er sprake van twee verschillende soorten leerwerkplekken: leren in een gesimuleerde omgeving leren in het korps. BRANDWEERACADEMIE 11

Leren in een gesimuleerde omgeving De werkplek van bevelvoerders bestaat uit de tankautospuit (TS) en de plaats incident. Binnen de leergang Bevelvoerder wordt deze werkplek gesimuleerd met behulp van praktijkoefeningen. De onderwijsdeelnemer volgt deze oefeningen deels aan het opleidingsinstituut, deels bij een realistisch oefencentrum en deels in het korps waar hij/zij werkt. Leren in het korps Tijdens de leergang werken de bevelvoerders in opleiding in een korps (als manschap), maar zijn ze nog niet praktisch inzetbaar als bevelvoerder. Ze gebruiken hun (toekomstige) werkplek om aan de hand van leeropdrachten theorie en praktijk met elkaar te verbinden. Hierbij past men het geleerde in de praktijk toe, doet men praktijkervaring op, reflecteert men op deze praktijkervaring en verdiept men de praktijkervaring met nieuwe (theoretische) inzichten. De leeropdrachten die voor dit doel worden gebruikt, hebben betrekking op het verzorgingsgebied van het eigen korps, zoals het bezoeken van (risico)objecten en specifieke risicolocaties. Het is belangrijk dat tijdens het werkplekleren de volledige basisbrandweerzorg aan bod komt. Dit betekent dat er aandacht moet zijn voor alle vier kerntaken uit het kwalificatieprofiel. Voorstel Voorgesteld wordt om, gelet op het voorgaande, het werkend leren in het korps in de leergang Bevelvoerder op de volgende manier in te vullen: door middel van leeropdrachten die gericht zijn op de praktijk Deze worden bij voorkeur uitgevoerd in het korps zelf. Wanneer de leeropdracht niet uitgevoerd kan worden in het korps omdat een bepaald gereedschap, object of vraagstuk zich daar niet bevindt of voordoet, kan onder leiding van de leerwerkplekbegeleider (in samenspraak met de trajectbegeleider) een geschikte leerwerkplek voor die specifieke opdracht in de regio gezocht worden. gebruikmaken van de korpsoefenavonden. De onderwijsdeelnemer kan hierbij, aan de hand van gerichte (persoonlijke) leerdoelen en onder begeleiding van de leerwerkplekbegeleider, bepaalde vaardigheden oefenen en plaatselijke kennis opdoen. Daarnaast werkt de bevelvoerder in opleiding op dat moment ook aan zijn integratie in het korps. Korpsoefeningen die onderdeel uitmaken van het leren op de werkplek moeten conform de Leidraad Oefenen zijn opgezet en ingevuld. Deze werkplekoefeningen staan los van de oefeningen aan het opleidingsinstituut. De trajectbegeleider bepaalt in overleg met de werkgevers in de regio de uiteindelijke leerwerkplek(ken). Uitgangspunt dient daarbij wel te zijn dat de onderwijsdeelnemer in staat wordt gesteld om alle leeropdrachten naar behoren te kunnen uitvoeren. Daar waar korpsen de mogelijkheid zien om hun bevelvoerders in opleiding daadwerkelijk in te zetten bij de incidentbestrijding, verdient dit alternatief de voorkeur boven de oefenvariant. De trajectbegeleider is verantwoordelijk voor het monitoren van de kwaliteit van de leerwerkplek. Begeleiding Tijdens de uitvoering van korpsoefeningen en leeropdrachten op de werkplek krijgt de onderwijsdeelnemer begeleiding van zijn leerwerkplekbegeleider. Tijdens de oefeningen schaduwt de bevelvoerder in opleiding een of meer ervaren bevelvoerders in hun functioneren als bevelvoerder. Na verloop van tijd draaien de rollen 12 BRANDWEERACADEMIE