Factsheet januari 2019 Om meer inzicht te krijgen in het lerarentekort brengt (OIS) in opdracht van directie Onderwijs, Jeugd en Zorg (OJZ) de situatie wat betreft Amsterdamse docenten in beeld. In deze factsheet wordt er ingezoomd op het primair-, speciaal en voortgezet onderwijs in 2016 en het middelbaar beroeps onderwijs in 2017. Twee derde tot driekwart van de docenten in het primair-, speciaal- en voortgezet onderwijs heeft geen migratieachtergrond. In het mbo ligt dit aandeel op 60%. In het primair-, speciaal- en voortgezet onderwijs werken ongeveer zes op de tien docenten 0,8 fte of meer. Het inkomen van mannen ligt in de oudere leeftijdsgroepen hoger dan dat van vrouwen. Daarnaast is er een groot verschil in het voortgezet onderwijs in het inkomen van docenten zonder en met een niet-westerse migratieachtergrond. Eén op de twintig leraren heeft naast hun docentschap ook nog een baan buiten de onderwijssector. Net als in de rest van het land hebben scholen in Amsterdam momenteel moeite om vacatures in te vullen. Dit probleem wordt in het nieuwe Coalitieakkoord onderschreven: Het lerarentekort loopt snel op en is een ernstige bedreiging voor de kwaliteit van het onderwijs. We gaan hier actief mee aan de slag. Om meer zicht te krijgen op de situatie, brengt Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) in opdracht van Onderwijs, Jeugd en Zorg (OJZ) in deze factsheet in beeld wie er in Amsterdam voor de klas staan in het primair en speciaal (po/so), voortgezet (vo) en middelbaar beroepsonderwijs (mbo). De volgende vragen worden beantwoord: Wat is de samenstelling van leraren in Amsterdam wat betreft geslacht, leeftijd en migratieachtergrond? Hoeveel uur werken Amsterdamse leraren gemiddeld? Hoeveel verdienen Amsterdamse leraren gemiddeld? Hoeveel leraren in Amsterdam combineren hun docentschap met een andere baan? De cijfers over docenten in het primair-, speciaal- en voortgezet onderwijs hebben betrekking op oktober 2016 en de cijfers over het mbo op oktober 2017. 1
Databronnen Met behulp van verschillende microdata bestanden van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is het aantal docenten in het po/so, vo en mbo in Amsterdam inzichtelijk gemaakt. De cijfers over docenten in het Amsterdamse po/so en vo zijn gebaseerd op het onderwijspersoneelsbestand van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van oktober 2016. Voor docenten in het mbo kan geen gebruik worden gemaakt van dit bestand omdat de vestigingen van de instellingen niet te herleiden zijn. Het aantal mbo-docenten wordt daarom benaderd via de Polisadministratie van CBS. We kijken naar het mbo op peilmoment oktober 2017. In deze factsheet ontbreken mbo-docenten die vóór 1986 hun diploma hebben gehaald en mbo-docenten die vanuit het bedrijfsleven voor de klas zijn gaan staan. Hierdoor is de populatie van mbo-docenten die hier wordt beschreven geen volledige representatie van het totaal aantal docenten dat in het Amsterdamse mbo werkt. Omdat voor het mbo gebruik is gemaakt van andere databronnen dan voor het po/so en vo zijn de cijfers die in deze factsheet worden gepresenteerd niet altijd één op één vergelijkbaar. Waar nodig worden de cijfers voor het mbo apart gepresenteerd en besproken. In de technische verantwoording in de bijlage staat een uitgebreide beschrijving van de gebruikte microdatabestanden van CBS. In totaal waren er in oktober 2016 ongeveer 5.500 docenten in het basis- en speciaal onderwijs en bijna 3.800 docenten in het voortgezet onderwijs van Amsterdam werkzaam. Daarnaast rapporteert deze factsheet over ruim 900 docenten die in oktober 2017 in het mbo van Amsterdam werkzaam waren. Dit is ongeveer de helft van het totaal aantal Amsterdamse mbo-docenten. 1 Er zijn aanzienlijk meer vrouwen dan mannen werkzaam in het Amsterdamse basis- en speciaal onderwijs: meer dan acht op de tien docenten is vrouw. In het vo is deze verhouding meer in balans: 55% is vrouw en 45% is man. In het Amsterdamse mbo is zes op de tien docenten vrouw. Figuur 1 Verhouding mannelijke en vrouwelijke docenten in het po/so, vo en mbo van Amsterdam po/so 2016 (N = 5.553) vo 2016 (N = 3.769) mbo 2017 (N = 910) 16% 55% 45% 60% 40% man vrouw 84% De leeftijdsopbouw van mannelijke en vrouwelijke docenten verschilt van elkaar. Zowel in het po/so als vo is een relatief grote groep mannen 55 jaar of ouder: respectievelijk 33% en 28%. Onder vrouwen is dit ongeveer een kwart in het po/so en in het vo. Dit betekent dat in de komende jaren het aantal mannelijke docenten nog meer zal afnemen wanneer deze groep 55-plussers met pensioen gaat. In het mbo is het aandeel vrouwelijke docenten onder de 35 jaar relatief groot in vergelijking met mannen: 43% tegenover 33%. 2 1 Cijfers van DUO over het jaar 2016 vormen in deze vergelijking het uitgangspunt: er werkten toen 2.123 docenten in het Amsterdamse mbo (exclusief agrarische opleidingscentra). Dit aantal is echter niet exact omdat het is gebaseerd op instellingsniveau en niet op vestigingsniveau, zie DUO open data: https://duo.nl/open_onderwijsdata/databestanden/mbo/onderwijspersoneel/personeel-mbo1.jsp 2 In het mbo worden 55-plussers onderschat doordat alleen de docenten die vanaf 1986 hun lerarenbevoegdheid hebben gehaald in de data zijn meegenomen. 2
Figuur 2 Leeftijdsopbouw mannelijke en vrouwelijke docenten in het po/so, vo en mbo van Amsterdam 100 % 80 60 40 20 0 po/so 2016 (N = 5.553) vo 2016 (N = 3.769) mbo 2017 (N = 910) 55> jaar 45-55 jaar 35-45 jaar <35 jaar Er is weinig diversiteit naar migratieachtergrond onder de docenten in het Amsterdamse po/so en vo. In het basis- en speciaal onderwijs heeft ruim driekwart geen migratieachtergrond en in het voortgezet onderwijs geldt dit voor zeven op de tien leraren. Op het mbo is er sprake van meer diversiteit: drie op de tien docenten heeft een niet-westerse migratieachtergrond (Marokkaans, Turks, Surinaams, Antilliaans of overig niet-westers) en ongeveer één op de tien een westerse migratieachtergrond. Vooral de groep Nederlands-Marokkaanse docenten is met 12% relatief groot op het mbo. Nederlands-Surinaamse docenten zijn in het po/so (9%) en vo (8%) de grootste groep met een niet-westerse migratieachtergrond. Figuur 3 Diversiteit naar migratieachtergrond onder docenten in het po/so, vo en mbo van Amsterdam mbo 2017 (N = 910) vo 2016 (N = 3.769) po/so 2016 (N = 5.553) 0 20 40 60 80 100 % geen migratieachtergrond Marokkaans Turks Surinaams Antilliaans overige niet-westers overige westers De leeftijdsopbouw van de herkomstgroepen wijkt van elkaar af. In het po/so is ongeveer één derde van de docenten met een niet-westerse migratieachtergrond 55 jaar of ouder, tegenover ongeveer een kwart van de docenten zonder of met een westerse migratieachtergrond. In het vo en mbo is de groep niet-westerse docenten juist relatief jong. 3
Figuur 4 Leeftijdsopbouw docenten naar migratieachtergrond in het po/so, vo en mbo van Amsterdam 100 % 80 60 40 20 0 po/so 2016 (N = 5.553) vo 2016 (N = 3.769) mbo 2017 (N = 910) 55> jaar 45-55 jaar 35-45 jaar <35 jaar Hoeveel uur werken Amsterdamse docenten gemiddeld? Docenten in het Amsterdamse basis-, speciaal- en voortgezet onderwijs verschillen nauwelijks in het aantal uur dat zij per week werken. Ongeveer zes op de tien docenten werkt 0,8 fte of meer, een kwart tussen de 0,6 en 0,8 fte en één op de tien 0,4 tot 0,6 fte. Mannen werken gemiddeld net wat meer uur dan vrouwen: respectievelijk 0,84 tegenover 0,78 fte in het po/so en 0,81 tegenover 0,74 fte in het vo. Wat betreft leeftijd zien we een verschillend patroon in het po/so en vo. In het basis- en speciaal onderwijs neemt het gemiddelde aantal fte in eerste instantie af onder docenten tussen de 35 en 45 jaar maar neemt dit in de oudere leeftijdsgroepen weer toe. In het voortgezet onderwijs stijgt het gemiddelde aantal fte over alle leeftijdsgroepen heen. Docenten met een niet-westerse migratieachtergrond werken in het po/so gemiddeld meer uur dan andere docenten: respectievelijk 0,87 fte tegenover 0,77 fte onder docenten zonder of met een westerse migratieachtergrond. Figuur 5 Gemiddeld aantal fte docenten naar achtergrondkenmerken in het po/so en vo van Amsterdam fte 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0 man vrouw <35 jaar 35-45 jaar 45-55 jaar 55> jaar geen nietwesters geslacht leeftijd migratieachtergrond po/so 2016 (N = 5.553) vo 2016 (N = 3.769) overig westers 4
In het mbo kijken we naar een andere verdeling van het aantal uren per week dan in het po/so/vo. De meeste mbo-docenten werken 35 of meer uur per week (38%), gevolgd door docenten die 25 tot 30 uur per week werken (34%). Slechts acht procent werkt minder dan 20 uur per week. Om verschillen in uren naar achtergrondkenmerken in het mbo te duiden, kijken we naar het gemiddelde aantal verloonde uren in oktober 2017. 3 Mannen werken beduidend meer dan vrouwen: zij werken gemiddeld 121 uur per maand tegenover 107 uur onder vrouwen. Het gemiddelde aantal verloonde uren neemt onder mbo-docenten af naarmate de leeftijd stijgt. Er is geen noemenswaardig verschil in uren tussen de docenten met of zonder migratieachtergrond op het mbo. Figuur 6 Gemiddeld aantal verloonde uren oktober 2017 van docenten in het mbo van Amsterdam Aantal verloonde uren per maand 125 120 115 110 105 mbo 2017 (N = 910) 100 95 man vrouw <35 jaar 35-45 jaar 45-55 jaar 55> jaar geen nietwesters overig westers geslacht leeftijd migratieachtergrond bron: CBS, bewerking OIS Hoeveel verdienen Amsterdamse leraren gemiddeld? In 2016 verdienden Amsterdamse leraren een stuk minder in het basis- en speciaal onderwijs dan in het voortgezet onderwijs: gemiddeld 3270 tegenover 4145. 45 Wanneer we naar de salarisschalen kijken, zien we dat in het po/so in totaal 68% van de docenten in de laagste schaal LA valt (gemiddeld brutoloon bij een voltijdsaanstelling: 3127). Ongeveer drie op de tien docenten valt in schaal LB (gemiddeld brutoloon 3538) en 2% in de hoogste schaal LC (gemiddeld brutoloon 4129). In het vo bestaat schaal LA niet en is LB de laagste schaal (gemiddeld brutoloon 3345). In totaal valt 36% van de vo-docenten in schaal LB en 39% in schaal LC ( gemiddeld brutoloon 4323). De hoogste schaal in het vo is LD (gemiddeld brutoloon 5046) waar ongeveer een kwart van de docenten in valt. In het vo is er een duidelijke verschuiving in salarisschalen te zien naar leeftijd: naarmate de leeftijd stijgt, neemt het aandeel docenten dat in de laagste schaal valt af en neemt het aandeel dat in de hoogste schaal valt toe. In het po/so zien we een minder duidelijke verschuiving. Daar zien we alleen een grote afname tussen de twee jongste leeftijdsgroepen in het aandeel docenten dat in de laagste schaal valt. Onder docenten van 45 jaar en ouder valt meer dan 60% nog steeds in de laagste schaal LA. 3 Voor mbo-docenten wordt gekeken naar het aantal verloonde uren van de inkomstenverhouding in oktober 2017 minus eventuele overwerkuren, uren van feestdagen en uren van algemene plus leeftijdsspecifieke verlofdagen. 4 Zie Tabel B.1 in de bijlage voor een overzicht van de laagste en hoogste trede per salarisschaal in het po en vo. 5 Sinds september 2018 is er echter een nieuwe cao primair onderwijs van kracht waardoor de lonen zijn gestegen en salarisschaal LA zal verdwijnen. 5
vo 2016 geslacht leeftijd migratieachtergrond po/so 2016 geslacht leeftijd migratieachtergrond Figuur 7 Salarisschalen naar achtergrondkenmerken in het po/so van Amsterdam totaal (N = 5.553) overig westers (N = 490) niet-westers (N = 851) geen (N = 4.212) 55> jaar (N = 1.441) 45-55 jaar (N = 1.141) 35-45 jaar (N = 1.183) <35 jaar (N = 1.788) vrouw (N = 4.653) man (N = 900) 0 20 40 60 80 100 % LA (gemiddeld 3127) LB (gemiddeld 3538) LC (gemiddeld 4129) overig Zowel in het po/so als in het vo verschilt de schaalindeling tussen mannen en vrouwen. In het po/so valt zeven op de tien vrouwen in de laagste schaal LA tegenover zes op de tien mannen. In het vo is het verschil vooral in de hoogste schaal LD duidelijk: 28% van de mannen valt in deze schaal tegenover 21% van de vrouwen. In het vo lijkt herkomst ook een rol te spelen. De helft van de nietwesterse docenten zit in de laagste schaal LB, tegenover 32% van de docenten zonder migratieachtergrond en 39% van de docenten met een westerse migratieachtergrond. Figuur 8 Salarisschalen naar achtergrondkenmerken in het vo van Amsterdam totaal (N = 3.769) overig westers (N = 496) niet-westers (N = 733) geen (N = 2.540) 55> jaar (N = 958) 45-55 jaar (N = 892) 35-45 jaar (N = 852) <35 jaar (N = 1.067) vrouw (N = 2.077) man (N = 1.692) 0 20 40 60 80 100 % LB (gemiddeld 3345) LC (gemiddeld 4323) LD (gemiddeld 5046) overig 6
Naast de functieomschrijving speelt vooropleiding een belangrijke rol in de vaststelling van de salarisschaal van docenten. Omdat we echter geen informatie hebben over het opleidingsniveau van de docenten is het niet mogelijk om te achterhalen in hoeverre dit een verklaring zou kunnen bieden voor de gevonden verschillen. In plaats van de salarisschalen kunnen we ook kijken naar het gemiddelde brutosalaris bij een voltijdsaanstelling. 6 We controleren hierbij voor leeftijd en zien dat zowel in het po/so als in het vo mannen in de oudere leeftijdscategorieën meer verdienen dan vrouwen van deze leeftijden. In het po/so verdienen vrouwen onder de 45 jaar nog gemiddeld wat meer dan mannen maar slaat dit hierna om. Onder 55-plussers is het verschil uiteindelijk het grootst: mannen verdienen dan gemiddeld rond de 100 euro bruto per maand meer dan hun vrouwelijke leeftijdsgenoten ( 3659 versus 3566). In het vo lopen mannen en vrouwen wat betreft salaris tot hun 45 e ongeveer gelijk maar neemt het verschil hierna behoorlijk toe: mannen tussen de 45 en 55 jaar verdienen gemiddeld meer dan 100 euro bruto per maand meer dan vrouwen ( 4575 versus 4466) en onder 55-plussers is dit verschil opgelopen naar ongeveer 125 euro bruto per maand ( 4774 versus 4648). In het po/so lopen de gemiddelde brutosalarissen naar herkomst in sommige leeftijdscategorieën wat uiteen maar vallen de verschillen relatief mee. Zo verdienen docenten zonder migratieachtergrond in de leeftijd van 35 tot 45 jaar gemiddeld ongeveer 50 euro bruto meer per maand dan hun niet-westerse leeftijdsgenoten ( 3382 versus 3332). In het vo zijn de verschillen daarentegen groot. Tot de leeftijd van 35 jaar lopen de brutosalarissen van de verschillende herkomstgroepen ongeveer gelijk. In de leeftijdscategorie van 35 en 45 jaar verdienen docenten zonder migratieachtergrond echter 300 euro bruto meer per maand dan docenten met een nietwesterse migratieachtergrond ( 4359 versus 4052). Onder docenten tussen de 45 en 55 jaar is dit verschil 170 euro bruto per maand ( 4573 versus 4402) en onder 55-plussers 350 euro bruto per maand ( 4776 versus 4427). Vooropleiding kan hier opnieuw een rol spelen. Figuur 9 Gemiddeld bruto maandsalaris bij een voltijdsaanstelling naar achtergrondkenmerken in het po/so en vo van Amsterdam 5000 Bruto maandsalaris in euro's 4500 4000 3500 3000 2500 2000 geslacht migratieachtergrond geslacht migratieachtergrond po/so 2016 (N = 5.553) vo 2016 (N = 3.769) <35 jaar 35-45 jaar 45-55 jaar 55> jaar 6 De gemiddelde brutosalarissen zijn berekend op basis van de inschaling dat bij een voltijdsbaan hoort. De verschillen in gemiddelde brutosalarissen kunnen dus niet worden verklaard door een verschil in gewerkte uren. 7
In het mbo is sprake van een andere schaalverdeling dan in het po/so en vo. We hebben hier echter geen informatie over en weten alleen het contractloon van mbo-docenten in 2017. Dit hebben we omgerekend naar het gemiddelde bruto uurloon. 7 Ook in het mbo verdienen mannen in de oudere leeftijdscategorieën gemiddeld meer dan vrouwen. Naar migratieachtergrond is er alleen een noemenswaardig verschil onder docenten tussen de 35 en 45 jaar: docenten zonder migratieachtergrond verdienen in deze groep gemiddeld meer dan hun leeftijdsgenoten met een migratieachtergrond. Figuur 10 Gemiddeld bruto uurloon naar achtergrondkenmerken in het mbo van Amsterdam 35 bruto uurloon in euro's 30 25 20 15 10 5 0 man vrouw geen niet-westers overig westers geslacht migratieachtergrond mbo 2017 (N = 910) <35 jaar 35-45 jaar 45-55 jaar 55> jaar bron: CBS, bewerking OIS Hoeveel Amsterdamse leraren combineren hun docentschap met een andere baan? Binnen alle onderwijsniveaus heeft ongeveer één op de twintig leraren nog een baan buiten het onderwijs naast hun docentenbaan. 8 In het mbo ligt dit aandeel waarschijnlijk hoger in de realiteit omdat de groep docenten die vanuit het bedrijfsleven in het onderwijs zijn gestroomd in de data ontbreekt. Figuur 11 Aandeel docenten met nog een baan buiten het onderwijs in het po/so, vo en mbo van Amsterdam po/so 2016(N = 5.553) vo 2016 (N = 3.769) mbo 2017 (N = 910) 4% 5% 4% nee ja 96% 95% 96% 7 Het bruto uurloon is berekend op basis van het bedrag aan loon exclusief bijzondere beloningen, toeslagen en overwerkloon en inclusief het deel van de pensioenpremie dat de werknemer betaalt. 8 Er is hierbij gekeken naar het aandeel docenten dat buiten het primair-, speciaal-, voortgezet-, middelbaar beroeps- en hoger onderwijs werkt. 8
Tot slot zijn er po/so/vo docenten die hun docentenbaan combineren met een andere baan binnen het onderwijs. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan banen in de directie of als intern begeleider, teamleider of bouwcoördinator. Dit geldt voor ongeveer 20% van de docenten in het po/so en 15% van de docenten in het vo. Figuur 12 Aantal onderwijsbanen in het po/so en vo van Amsterdam po/so 2016 (N = 5.553) vo 2016 (N = 3.769) 8% 11% 12% 3% geen andere baan in het onderwijs meerdere banen als docent 81% 85% meerdere banen, combinatie docent en andere onderwijsbaan Van het merendeel van deze groep is het docentschap wel de grootste baan wat betreft het aantal fte. 9 Weinig docenten hebben meerdere banen als docent, bijvoorbeeld als ze op verschillende scholen werken: slechts 8% in het po/so en 3% in het vo. 9 Van 89% van de 624 docenten in het po/so met meerdere onderwijsbanen is het docentschap de grootste baan. Dit geldt voor 86% van de 460 docenten in het vo met meerdere onderwijsbanen. 9
Bijlage technische verantwoording Primair-, speciaal- en voortgezet onderwijs De cijfers over docenten in het Amsterdamse po/so en vo zijn gebaseerd op het onderwijspersoneelsbestand van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van oktober 2016. In dit bestand zijn gegevens opgenomen van het onderwijspersoneel in heel Nederland dat op die peildatum in dienst was van scholen bekostigd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Hieruit is het personeel geselecteerd dat als docent werkzaam was op een Amsterdamse school. Een aantal scholen heeft meerdere vestigingen die zowel binnen als buiten Amsterdam gelokaliseerd zijn. Het is in de data echter niet te achterhalen op welke vestiging een docent werkt. Om te voorkomen dat de selectie van Amsterdamse docenten wordt vertekend door een grote groep niet-amsterdamse docenten, is ervoor gekozen om Amsterdamse scholen waarvan twee op de drie vestigingen buiten Amsterdam liggen niet mee te nemen. In tabel B.1 zijn de Amsterdamse scholen opgenomen waarbij dit het geval is. Dit heeft als gevolg dat de docenten die op deze scholen werkzaam zijn in de data ontbreken. Het bestand is verrijkt met gegevens over de herkomst van docenten afkomstig uit de gemeentelijke bevolkingsregisters. In de Polisadministratie van oktober 2016 is gekeken of de leraren naast hun docentschap ook nog werkzaam waren buiten het onderwijs. Tabel B.1 Overzicht Amsterdamse scholen die in de data ontbreken Primair onderwijs Speciaal onderwijs Voortgezet onderwijs El Kadisia Kentalis Signis Wellant vmbo Sloten Alexander Roozendaalschool Professor H. Burgerschool Viertaal College Amsterdam Wellant vmbo mbo Linnaeus Geert Groote College Agrarisch opleidingscentrum Clusius Tabel B.2 Overzicht salaris laagste en hoogste trede salarisschalen po/so en vo Schaal LA LB LC LD po/so (trede 1-15) 2346 3355 2433 3686 2446 4300 - vo (trede 1-12) - 2601 3978 2617 4639 2628 5279 bron: CAO PO 2016 / 2017 PO Raad, CAO VO 2016 / 2017 VO Raad Middelbaar beroepsonderwijs Voor het mbo kan het onderwijspersoneelsbestand van DUO niet worden gebruikt omdat de locaties van de instellingen niet te herleiden zijn. Het aantal mbo-docenten wordt daarom benaderd via de Polisadministratie van CBS. Hierin is informatie te vinden over de banen en lonen van alle werknemers bij Nederlandse bedrijven, afkomstig uit de loonaangiften die UWV en de Belastingdienst maandelijks van werkgevers ontvangen. In overeenstemming met OJZ is oktober 2017 als peilmoment gehanteerd. Het bestand is verrijkt met gegevens uit het Algemeen Bedrijven Register (ABR) en vervolgens is het personeel geselecteerd dat in deze maand bij een mbo-instelling in Amsterdam werkzaam was. Om er zeker van te zijn dat zij op deze instellingen als docent werkten, is hierna gekeken wie een lerarenopleiding heeft afgerond. De diplomabestanden van CBS die hiervoor zijn gebruikt gaan terug tot 1986. Dit betekent dat alle docenten die vóór 1986 een diploma hebben behaald buiten de selectie vallen. Ook zijn hierdoor de mbo-docenten die vanuit het bedrijfsleven les zijn gaan geven, zonder een lerarenopleiding te volgen, niet meegenomen in dit onderzoek. Als laatste stap is het opgebouwde databestand verrijkt met gegevens uit Basisregistratie Personen (BRP) om het geslacht, de leeftijd en herkomst van de docenten te achterhalen. 10
Colofon (OIS) Directie Onderwijs, Jeugd en Zorg (OJZ) Oudezijds Voorburgwal 300 Jodenbreestraat 25 1012 GL Amsterdam 1011 NH Amsterdam Telefoon: 020 251 0333 Telefoon: 14 020 www.ois.amsterdam.nl Auteurs Frederique van Spijker F.van.Spijker@amsterdam.nl Merel van der Wouden M.van.der.Wouden@amsterdam.nl Foto s: Valentijnschool en Topscore, fotograaf Edwin van Eis (2016 en 2017) 11