Mestvergisting Maatschap Pronk te Warmenhuizen. Programma reductie overige broeikasgassen Senter Novem



Vergelijkbare documenten
Mestvergisting Swinkels te Vlagtwedde. Programma reductie overige broeikasgassen Senter Novem

Mestvergisting Maatschap Hotsma te Biddinghuizen. Programma reductie overige broeikasgassen Senter Novem

Mestvergisting De Betonpleats te Oudemirdum. Programma reductie overige broeikasgassen Senter Novem

Mestvergisting Maatschap Natuurenergie Onstwedde te Onstwedde. Programma reductie overige broeikasgassen Senter Novem

Mestvergisting Maatschap Schuitema te Mussel. Programma reductie overige broeikasgassen Senter Novem

Mestvergisting Prins vof te Lellens. Programma reductie overige broeikasgassen. SenterNovem

Mestvergisting Maatschap Hartlief-Lammers te Donderen. Programma reductie overige broeikasgassen Senter Novem

Mestvergisting Maatschap Vermue - Poelma te Winsum. Programma reductie overige broeikasgassen Senter Novem

Melkveebedrijf Familie Prinsen

Compact Plus biogasinstallatie, Lierop, 600 kw

Biogas: In 2011 startte het samenwerkingsverband. Het doel van het project was Biogas

Systeemdocument AgriMoDEM mestraffinage

SenterNovem Bundeling van de resultaten van de mestvergistingprojecten van de ROB-subsidieregeling

Presentatie HoSt Microferm voor CLM/NMU

Bio-energie. van de Boer.

Uw kenmerk Ons kenmerk Datum verzoek 2 april 2010

Vergisting anno 2010 Rendabele vergister onder SDE Hans van den Boom 22 april 2010 Sectormanager Duurzame Energie

Luchtkwaliteit: ammoniak en broeikasgassen. VK Loonwerkers Najaar 2018

Presentatie Microferm studiegroep Westhoek Holsteins

Quickscan energie uit champost

Innovatieve mestverwerking op de boerderij

DS% de juiste indicator? ENERGIE UIT MEST OPBOUW PRESENTATIE MEST # MEST. Mest mest. Wet- en regelgeving. Vloerkeuze en kelderplan

Biobased economy in het Groene Hart

De varkenshouderij: een energieke sector!

Mestverwerking in De Peel

Biowkk in de glastuinbouw Praktijkvoorbeeld BioEnergieBergerden. 10 september 2009 Zevenhuizen Presentatie; Jan Willemsen

Workshop mestvergisting. Jan Willem Bijnagte CCS Energie advies

GroenGas InOpwerking. Kleinschalige biogasopwaardering met Bio-Up. Rene Cornelissen (CCS) 11 maart 2015

Presentatie voor Agrivaknet Kleinschalig mest vergisten met Microferm

De afvalwaterzuivering als energiefabriek

Elektrificeren van erfwerkzaamheden op een melkveebedrijf

HR WKK met CO 2 winning

Modelberekening ECOFERM

Vruchtbare Kringloop Overijssel = Kringlooplandbouw. Gerjan Hilhorst WUR De Marke

Kringloop neutraal denken Emissie, mineralen, energie

Boeren met energie. 11 November 2010

GroenLinks Bronckhorst. Themabijeenkomst Groengas Hoe groen is ons gas? 2 juni 2015

Mestverwaarding middels monovergisting en digestaatverwerking

Ammoniakreductie, een zaak van het gehele bedrijf

Bouw ACRRES onderzoeksvergister

Bijlage notitie 2. Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Plaatsingsruimte fosfaat uit meststoffen in 2015 en daarna

Kringloop neutraal denken Emissie, mineralen, energie

Kansen voor mestscheiding

Project omschrijving Groen gas Hub Ameland

Kosten/baten-analyse MC-installaties en gebruikerservaringen MC

De business case: Mest verwaarden. Hans van den Boom Sectormanager Food & Agri Rabobank Nederland

Notitie Bemestingswaarde van digestaten

DE KRINGLOOPWIJZER en Grassa!Raffinage

Uitslag KringloopWijzer

Ontwerp, bouw en demonstratie van een vergistingsinstallatie op een biologische boerderij. Bomers GROENLO

Mono vergisting in Wijnjewoude?!

DE RYCK Klima. 1 kw primaire energie 2,25 kw warmte. ŋ verlies op motor 10% netto vermogen op WP 34% geeft warmte afvoer verwarmingscircuit

Thermofiele Slibgisting en Stikstofterugwinning op RWZI Bath

1. Energieverbruik op uw bedrijf

Mestsituatie en de verwerkingsplicht Gelderse Vallei en Utrechts zandgebied

Resultaten KringloopWijzers 2016

Samenvatting. Inkomensverlies per ha grasland

Mestverwaarding Op weg naar een duurzame veehouderij

Mest, mestverwerking en wetgeving

Kalvermest scheiden op bedrijfsniveau. Edze Westra Msc Stroe/Wekerom

Milieu. Waterkwaliteit: Denk aan: nitraat uitspoeling / erfwater / gewasbeschermingsmiddelen / alles wat oppervlakte- en grondwater kan vervuilen

Biogas is veelzijdig. Vergelijking van de opties Vergelijking opties voor benutting van biogas

Van Duurzame Energie naar uro s Nieuwe tak voor Agrarische Sector!?

Tijdelijke duurzame energie

Kwantificering van innovaties op de Energiemix van Twente. 4 maart 2014

Uitslag Excretiewijzer

Optimale benutting van de energie input van een houtgestookte centrale door plaatsing rookgascondensor en CO2- benutting met PVT

Workshop mestvergisting. Jan Willem Bijnagte CCS Energie advies

Introductie HoSt B.V.

Méér uit mest halen Stand van zaken anno 2017

Mestscheiding Annelies Gorissen

Renewable energy in the Reijerscop area Peter Dekker Luc Dijkstra Bo Burgmans Malte Schubert Paul Brouwer

Groen Gas BBQ TKI Mestvergisten en digestaatverwerking September 2017

Gezonde koeien en vruchtbare bodems met stro in de box

Meer wooncomfort. en minder energieverbruik door een warmtepomp. voltalimburg.nl/warmtepomp

Duurzaam Sportcomplex De Tukkers Albergen

Harry Roetert, Stimuland / Provincie. Themadag bio-energie 27 februari 2013

Bio-WKK en WKK in de glastuinbouw: meer met minder

Oplossing mestafzet voor de veehouderij in De Liemers

SPECIALIST MESTBEWERKING. capaciteit duurzaamheid

Duurzame energie uit mestopslagen in Veendam

Gedetailleerde doelen Duurzame Zuivelketen

Digestaat. Voor u en het milieu het beste resultaat SPADE

Grondgebondenheid = Eiwit van eigen land

BEMESTINGSPROEVEN NETWERK MICROVERGISTERS. Albert-Jan Bos Dinsdag 22 november 2016

Paarden 6 mnd., kg 11 11,6 127,6 36,6 402,6 17,5 192,5 Paarden 6 mnd., > 450 kg 4 15,0 60,0 47,6 190,4 22,0 88,0 Totaal

Voortgangsrapportage Ketenanalyse Bermgras

Duurzaamheid co-vergisting van dierlijke mest

buffer warmte CO 2 Aardgas / hout WK-installatie, gasketel of houtketel brandstof Elektriciteitslevering aan net

Duurzaamheid co-vergisting van dierlijke mest

Grondgebruik (ha) Grasland 27,00 Bouwland 5,00. Aantal graasdieren (incl. uitgeschaard naar natuurterrein) 100 Melkkoeien 90,0

Scheiding van biologische varkensmest met een decanteercentrifuge

Co-vergisting van dierlijke mest

Ervaringen met voederbieten

Verduurzaming veehouderij Jan Willem Straatsma

Voortgangsrapportage 5 CO 2 -Prestatieladder

Handleiding invullen van Kringloopwijzer in de Centrale Database

Transcriptie:

Mestvergisting Maatschap Pronk te Warmenhuizen Programma reductie overige broeikasgassen Senter Novem

Inhoudelijke eindrapportage Smt-regeling Programma: Reductie Overige Broeikasgassen (ROB) Projecttitel Realisatie van een biomassa netwerkvergistinginstallatie voor elektriciteitsproductie middels WKK op biogas SenterNovem-projectnummer 0377-06-03-01-007 Verslagperiode 01-06-2006 t/m 01-06-2007 Naam aanvrager Mts Pronk Contactpersoon Dhr. T. Wiersma, SenterNovem-contactpersoon Dhr. J. van Bergen Aan dit project is in het kader van het Besluit milieusubsidies, Subsidieregeling milieugerichte technologie een subsidie verleend uit het programma Reductie Overige Broeikasgassen dat gefinancierd wordt door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer. Senter Novem beheert deze regeling. Trefwoorden: Duurzame energie, vergister, mestvergisting, drijfmest, digestaat, methaanreductie Sustainable energy, fermentor, Co fermentation, manure, fermented manure, methane reduction

Verkorte samenvatting Het projectidee voor een vergister bij de Mts. Pronk is ontstaan eind 2005. De gebroeders Pronk deden hun kennis en ervaring op in Duitsland en tijdens de open dag van een van de eerste mestvergistingsinstallaties in Nederland (Mts. Kelstein, Hallum). Kort na deze open dag bij Mts. Kelstein in Hallum, is op 16 februari 2005 gestart met het aanvragen van de benodigde vergunningen bij de gemeente Harenkarspel. Begin juni 2006 is de aannemer begonnen met de civiele werkzaamheden voor het bouwklaar maken van het terrein. Het gehele project is afgerond op 1 januari 2007. Vanaf deze datum is ook de MEP ingegaan. De milieuresultaten zijn op te delen in een directe reductie van broeikasgassen t.g.v. een verkorte duur van de mestopslag en een indirect reductie als gevolg van de duurzaam geproduceerde energie. De directe emissiereductie van methaan is een gevolg van de verkorte duur van de mestopslag De gerealiseerde directe reductiebesparing is in totaal 153.000 kg CO 2 equivalenten / jaar. De indirecte reductie wordt behaald door de duurzaam geproduceerde elektriciteit en warmte uitgedrukt in kg CO 2 equivalenten per jaar. Op basis van de reductiefactoren levert het project een totale indirecte reductie op van 2.032.400 kg CO2 equivalenten per jaar. Op basis van 4 maanden monitoring is de verwachte totale CO2 reductie op projectniveau 2185 ton CO 2 equivalenten per jaar. De potentiële landelijke reductie bij de toepassing van deze techniek is op basis daarvan 1,9 Mton CO 2 eq per jaar. De terugverdientijd is ca 6,5 jaar. In de verdere looptijd van het project kan de terugverdientijd verder worden verlaagd door: uitbreiding van de motorcapaciteit, en bij benutting van de extra restwarmte voor de groentedrogerij. Administratief zijn er vrij veel extra zaken bij te houden. Dit geeft meer werk dan verwacht. Daarnaast moet er voor het opzetten van de juiste bedrijfsvoering extra aandacht worden besteed. Het geproduceerde digestaat is momenteel nog niet naar derden afgezet. Wanneer dit noodzakelijk wordt, kan het digestaat gemakkelijk worden afgezet bij diverse tuinders en akkerbouwers in de buurt. De maatschap Pronk, heeft tijdens het bouwen en de opstart van deze vergister veel geïnvesteerd in het opbouwen van kennis, om het proces volledig zelfstandig te beheersen. Dit heeft veel tijd gekost. Het gevolg is wel dat de maatschap nu veel vertrouwen heeft gekregen in het eigen vakmanschap om deze installatie succes te bedrijven. Doordat de gasproducties van de vergister niet tegenvallen en het proces stabiel verloopt, is maatschap Pronk bezig om uit te breiden in capaciteit.

Inhoudsopgave Verkorte samenvatting...3 Inhoudsopgave...4 1 Inleiding...5 1.1 Aanleiding...5 1.2 Doelstelling...5 1.3 Samenwerking met partners en derden...5 1.4 Indeling van het rapport...5 2 Technische beschrijving...6 2.1 Algemene Beschrijving vergistingproces...6 2.2 Beschrijving principe Quick mix...7 3 Opzet van het project...8 3.1 Algemene beschrijving Maatschap Pronk...8 3.2 Beginfase (voor looptijd project)...8 3.3 Bouw van de vergister...8 4 Resultaten van het project...9 4.1 Milieuresultaten...9 4.1.1 Directe reductie van methaan...9 4.1.2 Indirecte reductie...10 4.1.3 Totale reductie project...12 4.1.4 Overige milieuresultaten...12 4.1.5 Procesvoering...12 4.2 Economische resultaten...14 4.2.1 Investeringen...14 4.2.2 Overzicht kosten en opbrengsten...14 4.2.3 Terugverdientijd...15 4.3 Toepasbaarheid...16 4.3.1 Binnen het bedrijf...16 4.3.2 Binnen de branche...16 4.3.3 Buiten de branche...16 5 Ervaringen tijdens bouw en opstart...16 5.1 Bouw...16 5.2 Ervaringen Quick Mix...16 5.3 Gevolgen voor de bedrijfsvoering...17 5.4 Regelgeving...17 5.4.1 Gemeentelijke regelgeving...17 5.4.2 Nationale regelgeving...17 5.5 Elektriciteitsaansluiting en bemetering...18 5.6 MEP...18 5.7 Toekomstige ontwikkelingen...19 Uitgebreide samenvatting...20 Bijlage 1: monitoring mestvergisting...23 A. Methaanemissiereductie t.g.v. kortere opslag...23 B. Energieproductie uit biomassa (indirecte broeikasgasreductie)...26 Bijlage 2: Verslag open dag...29

1 Inleiding 1.1 Aanleiding Op het melkveebedrijf van maatschap Pronk worden momenteel 120 koeien gemolken. Het bedrijf wil doorgroeien naar 140 koeien. Hiervoor is gelijktijdig aan de bouw van de vergister ook een uitbreiding van het melkveebedrijf, met een nieuwe veestal gerealiseerd. In de mest van de koeien zit veel energie, in de vorm van onverteerde organische stof. Wanneer de mest op een normale manier opgeslagen wordt, is sprake van methaanemissie. Methaan staat bekend als een sterk broeikasgas. Een ton methaanuitstoot staat gelijk aan 21 ton CO2 equivalenten. Wanneer mest onder anaerobe omstandigheden bij een temperatuur tussen de 30 en 50 graden Celsius bewaard wordt, zijn de omstandigheden ideaal voor bacteriën om de organische stof in de mest om te zetten in biogas. Dit biogas kan gebruikt worden om een warmtekrachtkoppeling op te laten draaien, welke stroom en warmte produceert. Op deze manier kan dus de energie uit de mest omgezet worden in duurzame energie. Om de installatie efficiënter te laten draaien, wordt naast mest gebruik gemaakt van co-producten zoals maïs, gras en andere producten. De vergiste mest, het digestaat, is een hoogwaardige meststof, welke een besparing kan leveren aan het gebruik van (milieuonvriendelijk geproduceerde) kunstmest. De aanleiding voor het project is om de energierijke mest te benutten om duurzame energie te produceren en een hoogwaardige meststof te krijgen. Er wordt op deze manier aan verschillende kanten voordeel gehaald. De methaanemissie wordt teruggedrongen en er wordt bespaard op fossiele brandstoffen, enerzijds door productie van energie en warmte, anderzijds door besparing op kunstmest. 1.2 Doelstelling Hoofddoelstelling is het bouwen en in gebruik nemen van een vergistingsinstallatie om de mest van het bedrijf optimaal te benutten. Daarnaast wordt door het demonstreren van deze vergister ook de techniek bij collega boeren en het grotere publiek onder de aandacht gebracht. 1.3 Samenwerking met partners en derden Maatschap Pronk heeft binnen dit project geen partners. Wel is er samenwerking met de volgende bedrijven: Oosterhof Holman (levering van de installatie), Continuon, (levering en huur van aansluiting op het elektriciteitsnet), (begeleiding gedurende het hele traject) en Rabobank (financiering van de installatie). 1.4 Indeling van het rapport Hieronder wordt beschreven hoe dit rapport is ingedeeld. Allereerst wordt in hoofdstuk twee ingegaan op de technische specificaties van de installatie. In hoofdstuk drie wordt een beschrijving gegeven van de planning, opzet en uitvoering van het project. Het belangrijkste resultaat van dit project, de realisatie van een vergistinginstallatie en het draaiend krijgen van deze installatie, wordt uitgebreid omschreven in het vierde hoofdstuk. Tevens wordt hier omschreven in welke mate de installatie bijdraagt aan het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Innovatief in duurzame projecten 5

2 Technische beschrijving 2.1 Algemene Beschrijving vergistingproces De vergistinginstallatie bestaat uit een verwarmde vergisters voor de productie van biogas. In de vergister wordt bij een temperatuur van 30-50 graden Celsius de procescondities bereikt waar onder anaerobe omstandigheden bacteriën organische stof kunnen omzetten in methaangas en CO 2. De drijfmest wordt vanuit de stallen zo snel mogelijk in de vergisters gebracht, om een zo hoog mogelijke gasopbrengst te garanderen en een zo laag mogelijke emissie van methaangas. De maïs, het groenteafval en eventuele overige vaste coproducten worden middels een vaste stof toevoersysteem direct in de vergister ingebracht. De inhoud van de vergister wordt met een paddelgigant geroerd om de inhoud te homogeniseren en drijflaagvorming te voorkomen. Het ontstane biogas uit de vergisters wordt opgevangen onder een membraandak, waar de aanwezige H 2 S in het gas zoveel mogelijk wordt omgezet in zwavel, welke terugvalt in de mest. De mest wordt naar een navergister gevoerd, waar de restproductie van gas wordt opgevangen, terwijl de mest afkoelt. Deze navergister is bij mts Pronk ook verwarmd en geïsoleerd. Hiermee wordt gestreefd om het maximale rendement uit de coproducten te halen. Het gas van de navergister wordt teruggevoerd naar de vergister. De WKK s zetten het gecomprimeerde biogas om in elektriciteit en warmte. De elektriciteit wordt aan het net geleverd en deels voor eigen gebruik ingezet. De warmte wordt benut voor de verwarming van de vergisters, navergister het woonhuis en het melkveebedrijf. Een flowschema van dit proces is in onderstaande figuur weergegeven. Mest Biogas Warmte Stallen en woonhuis WKK s Elektriciteit Mest Stallen Vergister Navergister Digestaatput/ mestsilo Figuur 1 Flowschema vergistingsproces Innovatief in duurzame projecten 6

Enkele kengetallen van maatschap Pronk: Rundveedrijfmest 4.500 m³/jaar Vergisterinhoud 1.500 m³ bruto Navergisterinhoud 4.500 m³ bruto Procestemperatuur 40 ºC Mestverwarming d.m.v. wand en bodemverwarming Gasmotor 2 x 191 kwe Biogasproductie ca. 1.600.000 m³/jaar kwh productie ca. 3.250.000 kwh/jaar o.b.v. 97% belasting Zwavelreiniging door toevoeging lucht en door houten dakconstructie De installatie bestaat uit de volgende onderdelen: Onderdeel Capaciteit Eenheid Opmerkingen/ materiaal Bestaande mestkelder 1.100 m³ Vergister 1.500 m³ Beton met isolatie en damwandprofiel Navergister 4.500 m³ Beton Mestsilo 1.200 m³ Staal Digestaatkelder 2.400 m³ Onder de dichte delen van de stal (voergang, ligboxen etc). Biogasopslag 400 m³ EPDM membraamdak WKK 2 x 191 kwe Vaste stof invoer 60 m³ Trioliet systeem Quick mix 1 x 15 kw Paddelgigant 1 x 15 kw In vergister Mixers met aftakas 1 x 15 kw In vergister Mixers met aftakas 2 x 15 kw In navergister Ontwateringsunit Besturingskast 2 x Circulatiepomp 2 x warmwaterleidingen Warmtebuffer Inhoud 2 m³ Platen warmtewisselaar 1 gezamenlijke condensput en condensafscheider Scheiding warmte motor/ vergister verwarming Sleufsilo 2000 m 2 Voor opslag coproducten Aansluiting net 630 kva Inclusief behuizing en aansluiting trafo 2.2 Beschrijving principe Quick mix Een uniek principe bij de vergistinginstallatie van Mts Pronk is de quickmixinstallatie, van Vogelsang, geleverd door Bos Benelux. Deze is gekoppeld aan het trioliet vaste stof invoersysteem. Deze installatie zorgt ervoor dat co-producten die via de vaste stoftoevoer de vergister worden ingebracht, eerst worden vermalen en vervolgens gemengd met een deel van het al aanwezige digestaat in de vergister. Het voordeel hiervan is dat de nieuw toegevoerde stoffen al in vloeibare toestand aan de vergister worden toegevoegd, waardoor de vermenging met het reeds aanwezige digestaat beter verloopt, waardoor het vergistingproces eerder wordt gestimuleerd. De ervaringen van dit systeem worden beschreven in paragraaf 5.2. Innovatief in duurzame projecten 7

3 Opzet van het project 3.1 Algemene beschrijving Maatschap Pronk Melkveebedrijf Mts Pronk is een toonaangevend modern melkveebedrijf. Het bedrijf wordt gekenmerkt door de vele nieuwe innovaties (nieuwe veestal, met 24 stands melkcarrousel, etc). Het bedrijf heeft momenteel 120 melkkoeien en 70 stuks jongvee. Voor de afzet van digestaat is gekozen voor uitbreiding van het eigen areaal, zodat er ook flexibeler kan worden gewerkt. De afzet is tot op heden geen probleem gebleken. Hoe dit in de toekomst zal zijn is afhankelijk van de plaatsingsruimte en de hoeveelheid digestaat. 3.2 Beginfase (voor looptijd project) Het projectidee is ontstaan eind 2005. De gebroeders Pronk deden hun kennis en ervaring op in Duitsland en tijdens de open dag van een van de eerste mestvergistingsinstallaties in Nederland (mts Kelstein, Hallum). Twee weken na deze open dag, op 16 februari 2005 is gestart met het aanvragen van de benodigde vergunningen bij de gemeente Harenkarspel. In april 2005 is op de bouwlocatie een sonderingonderzoek uitgevoerd. De procedure heeft vervolgens 5 maanden vertraging opgelopen vanwege ingediende bezwaren van een buurtbewoner. Er was bezwaar ingediend omdat vooral als gevolg van de aanvoer van kippenmest stankoverlast werd verwacht. Uiteindelijk heeft Pronk naar aanleiding van goede gesprekken de onzekerheden weg kunnen nemen. Kippenmest is uiteindelijk niet aangevoerd, vooral vanwege de gevolgen van dit product voor de mestwet. 3.3 Bouw van de vergister Begin juni is Host Oosterhof Holman begonnen met de civiele werkzaamheden voor het bouwklaar maken van het terrein. In juli is gestart met de bouw van de silo s. In augustus is dit traject afgerond en kon gestart worden met het aanleggen van alle leidingen van en naar de vergister. Qua stalaanpassingen zijn er extra mixers geplaatst om de mest naar de vergister te verplaatsen. Deze mixers zijn verdiept aangelegd, zodat het ook mogelijk is de mest te kunnen transporteren bij lagere mestniveaus. In september is gestart met het afwerken van de vergistersilo s zoals het aanbrengen van isolatiemateriaal het bevestigen van het dak etc. Ook het aanbrengen van de losse componenten zoals de WKK s en het drogestof toevoersysteem is gestart in september. In oktober is de installatie aangesloten op het net door Continuon. Halverwege oktober is de vergister gevuld met mest. Deze is vanaf half oktober verwarmd met een mobiele CV ketel, gestookt door het geproduceerde biogas. Op deze manier kon de eerste WKK eind november worden opgestart. De voltooiing van de gehele bouw en het in werking stellen van beide WKK s, was rond eind december 2006 gereed. De bouw is hiermee dus volgens planning verlopen (6 maanden). Het gehele project is afgerond op 1 januari2007. Het afgeronde project wil zeggen dat er een draaiende vergistinginstallatie op het bedrijf staat, die duurzame energie uit mest en coproducten produceert. Vanaf deze datum is ook de MEP ingegaan. De opening van de installatie en de open dag voor kennisoverdracht aan geïnteresseerd publiek hebben plaatsgevonden op 20 april 2007. Deze open dag is zeer goed bezocht, met ca 800 bezoekers. In bijlage 2 is een verslag weergegeven van deze open dag. Innovatief in duurzame projecten 8

4 Resultaten van het project 4.1 Milieuresultaten De milieuresultaten zijn op te delen in een directe reductie van broeikasgassen t.g.v. een verkorte duur van de mestopslag en een indirect reductie als gevolg van de duurzaam geproduceerde energie. Voor het bepalen van de emissieresultaten van dit project is de installatie 4 maanden gevolgd volgens de richtlijnen monitoring mestvergistingsinstallaties. De resultaten van deze monitoring zijn weergeven in bijlage 1. In dit hoofdstuk worden de behaalde milieuresultaten volgens de TEWI methode beschreven. 4.1.1 Directe reductie van methaan De directe emissiereductie van methaan is een gevolg van de verkorte duur van de mestopslag. In de normale bedrijfssituatie ligt de mest jaarrond opgeslagen. Meestal worden de mestkelders twee keer per jaar volledig leeggereden. Gemiddeld ligt de mest dus minimaal 6 maanden opgeslagen. Daarnaast vindt in de normale landbouwpraktijk, tijdens het uitrijden nog emissie plaats. Methaan heeft zoals bekend een 21 x zo sterke broeikaswerking als CO 2. Om aan te geven hoe groot de reductiebesparing is wordt deze uitgedrukt in een CO 2 emissie - reductiefactor. In 2005 is deze CO 2 emissie reductiefactor vastgesteld op 34 kg CO 2 equivalenten per ton mest. In tabel 1 wordt de vooraf berekende directe reductie weergegeven. Type mest Capaciteit Emissiereductiefactor kg CO 2 equiv/ton mest Totale reductie kg CO 2 equiv/jaar Melkvee 4.000 34 136.000 Kippen 2.000 80 160.000 Totaal 6.000 296.000 Tabel 1: berekende directe CO 2 reductie In tabel 2 wordt een nieuwe inschatting gegeven van de directe reductie in het eerste productiejaar o.b.v. de werkelijke hoeveelheid ingevoerde mest (dit is deels een inschatting, de installatie draait nog geen volledig jaar). De totale hoeveelheid drijfmest van melkvee is in het eerste productiejaar nu gepland op 4.500 ton en ligt daarmee ca. 500 ton hoger dan gepland. De maatschap Pronk heeft als doelstelling om door te groeien naar een omvang van 140 melkkoeien. In dat geval kan ongeveer 5.000 ton mest per jaar worden ingevoerd. Bij deze tabel valt op dat er geen kippenmest is ingevoerd. Dit was wel de intentie voor aanvang van het project. Op basis van een negatieve invloed van kippenmest op de stabiliteit van het proces (veroorzaakt door hogere N gehaltes en bij wisseling van verschillende mestpartijen) en de negatieve gevolgen voor de mestwet (grote aanvoer mineralen) is besloten voorlopig geen kippenmest in te voeren. In de toekomst kan afhankelijk van de mestwet en de stabiliteit van het proces, wel kippenmest worden toegevoegd. Type drijfmest Capaciteit Emissiereductiefactor kg CO 2 equiv/ton mest Totale reductie kg CO2 equiv/jaar Melkvee 4.500 34 153.000 Kippen 0 Totaal 4.500 153.000 Tabel 2: nieuwe inschatting directe reductie van het eerste productiejaar. Innovatief in duurzame projecten 9

4.1.2 Indirecte reductie De indirecte reductie wordt behaald door de duurzaam geproduceerde elektriciteit en warmte uitgedrukt in kg CO 2 equivalenten per jaar. In tabel 3 wordt een overzicht gegeven van de vooraf berekende indirecte reductie van CO 2. Zoals blijkt uit de tabel wordt voor iedere duurzaam geproduceerde kwh een besparing van 0,61 ton CO 2 equivalenten gerekend. Daarnaast wordt voor iedere kwh die bespaard wordt op de huidige verwarmingskosten een besparing van 0,16 ton CO 2 equivalenten gerekend. De opgegeven productie is gebaseerd op 2 motoren met een vermogen van 191 kwh welke gedurende 7500 draaiuren op vollast produceren en gecorrigeerd voor het eigen verbruik van de vergistingsinstallatie en boerderij. Dit komt neer op een benuttingpercentage van ca 85 % van de totale uren per jaar. De verwachte hoeveelheid in te zetten warmte is gebaseerd op de normale vraag voor het verwarmen van de vergister, de navergister en een klein gedeelte voor het verwarmen van het woonhuis en warmwatervoorziening in de stallen. Dit wordt geschat op 1.265.000 kwh per jaar. Vermenigvuldigd met de reductiefactoren levert dit een totale verwachte indirecte reductie van 1.835.404 ton CO 2 equivalenten per jaar. Netto energieproductie kwh/jaar Indirecte reductie kg CO2 equiv/jaar Verwachte hoeveelheid te produceren elektriciteit 2.677.056 * 0.61 = 1.633.004 Verwachte hoeveelheid in te zetten warmte afkomstig 1.265.000 * 0.16 = 202.400 van de installatie Totaal 1.835.404 Tabel 3: berekende verwachte indirecte reductie De werkelijk geproduceerde hoeveelheid kwh over de periode vanaf 1 november tot eind februari wordt weergegeven in tabel 4. Het warmteverbruik wordt de eerste 4 weken geleverd door een mobiele, biogas gestookte CV ketel. Op 20 november wordt de WKK in gebruik genomen. Vanaf dat moment start de elektriciteitsproductie en wordt ook de warmte geleverd door de WKK installaties. Gedurende de eerste opstartmaand ligt de elektriciteitsproductie al op circa 75% van de maximale productie. In de daaropvolgende maand wordt al de maximale productie behaald van twee motoren van 191 kwh. Beide motoren draaien in deze maand al gemiddeld 23,5 uur per dag op volledige capaciteit. Dit is ook het streefniveau van maatschap Pronk. Op deze manier wordt gewaarborgd dat er voldoende gas wordt geproduceerd, maar geen gas verloren gaat. Dit productieniveau wordt ook gehaald in de daaropvolgende weken. Innovatief in duurzame projecten 10

Produktie biogasinstallatie week na opstart productie in kwh Bruto (MEP) Warmteverbruik in kwth Netto (geleverd) vergister woonhuis/stallen 1 16800 7500 2 16800 7500 3 16800 7500 4 40.000 35.000 16800 7500 5 44.000 39.000 16800 7500 6 51.000 46.000 16800 7500 7 57.000 52.000 16800 7500 8 63.000 58.000 16800 7500 9 63.000 58.000 16800 7500 10 62.500 57.500 16800 7500 11 63.100 58.100 16800 7500 12 63.000 58.000 16800 7500 13 61.000 56000 16800 7500 14 61.500 55100 16800 7500 15 62.300 57300 16800 7500 16 63.500 58500 16800 7500 Tabel 4: energieproductie vanaf 1 november tot eind februari Op basis van de werkelijke productie na 16 weken, is een nieuwe inschatting gemaakt voor het eerste productiejaar gebaseerd op een bruto productie van ca 62.500 kwh per week en een eigen gebruik van vergister en bedrijf van 5.000 kwh per week komt de verwachte netto productie uit rond de 3.000.000 kwh/jaar. De bruto productie bedraagt dus ca 3.255.000 kwh. Als de productie doorzet op dit niveau dan draaien de WKK s dus 97 % van de tijd op maximaal vermogen. Dit is dus minimaal 13 % boven verwachting. Het warmteverbruik van de vergister wordt niet apart gemeten. Hiervoor wordt uitgegaan van een schatting van ca. 100 kw thermisch vermogen wat de vergister en de navergister vraagt, berekend op basis van het volume en het temperatuurverschil van de ingevoerde mest en de temperatuur van de vergisterinhoud. Dit verbruik is ingeschat door de leverancier van de installatie. Dit resulteert in een verbruik van ca 875.000 kw thermisch. Het warmte verbruik van het woonhuis en bedrijf is geschat op een thermisch vermogen van 45 kw per uur, wat op jaarbasis een verbruik van 390.000 oplevert. Het thermische verbruik is dus gelijk gesteld aan de verwachting van 1.265.000 kw, die vooraf was opgegeven. Naast de warmtelevering voor de installatie en het eigen bedrijf waren er ook plannen om warmte te leveren aan het naastgelegen bedrijf Bejo Zaden. Doordat Bejo Zaden een andere manier heeft gevonden om warmte te benutten (aardwarmte) zijn deze plannen niet gerealiseerd. In tabel 5 is de nieuwe inschatting van de indirecte reductie verder uitgewerkt. Gerekend met de reductiefactoren levert dit een totale indirecte reductie op van 2.032.400 ton equivalenten per jaar. De totale indirecte reductie bedraagt hierbij 196.996 (11%) hoger dan volgens verwachting. Netto energieproductie Indirecte reductie kwh/jaar kg CO2 equiv/jaar Verwachte hoeveelheid te produceren elektriciteit 3.000.000 * 0.61 = 1.830.000 Verwachte hoeveelheid in te zetten warmte afkomstig 1.265.000 * 0.16 = 202.400 van de installatie Totaal 2.032.400 Innovatief in duurzame projecten 11

Tabel 5: nieuwe inschatting indirecte reductie 2007 4.1.3 Totale reductie project De totale reductie van het project is eveneens uitgedrukt in ton CO 2 equivalenten per jaar. Volgens verwachting was dit (296.000 + 1.835.404 =) 2.131.404/ 1000 = 2131 ton CO 2 equivalenten per jaar. Wanneer deze techniek op deze wijze zou worden toegepast op alle veehouderij bedrijven in Nederland waar vergisting mogelijk is volgens een onderzoek van Praktijkonderzoek Veehouderij perspectieven mestvergisting op Nederlandse melkvee- en varkensbedrijven 1 dan zou dit een potentiële reductie opleveren van 2,1 Mton CO 2 equivalenten per jaar. Na berekening aan de hand van 4 maanden monitoring is de verwachte reductie op projectniveau 2185 ton CO 2 equivalenten per jaar. De potentiële reductie is in dat geval 1,9 Mton CO 2 equivalenten per jaar. Deze daling wordt veroorzaakt door de hogere hoeveelheid toegevoegde rundveedrijfmest. 4.1.4 Overige milieuresultaten Digestaat heeft zoals bekend een hogere bemestende werking dan gewone drijfmest. Hierdoor kan bespaard worden op de kunstmestgift per hectare. Hoeveel de kunstmestgift verlaagd kan worden is een afweging van de veehouder. Dit is ook afhankelijk van de bemestingswaarde van het digestaat (welke weer afhankelijk is van de toegevoegde producten). Het afgelopen groeiseizoen heeft de maatschap Pronk ervoor gekozen om op grasland de kunstmestgift te verlagen met 660 kg product wat overeenkomst met 180 kg N per hectare. Gerekend over 62 hectare grasland levert dit een besparing van 11.160 kg N. Daarnaast is ook op het maïsland de kunstmest grotendeels vervangen door digestaat. Dit levert een besparing van 150 kg N per hectare. Gerekend over 60 hectare maïs levert dit een besparing van 9000 kg N per hectare. Uit literatuurwaarden blijkt dat er 38,9 MJ nodig is voor de productie van 1 kg N uit kunstmest. De verlaging van de kunstmestgift door toediening van digestaat heeft in dit project dus een besparing van 784.200 MJ opgeleverd per jaar. De gewasproductie lijkt in vergelijking met andere jaren niet af te nemen. De gebruiksperiode is te kort om hier verdere conclusies aan te verbinden, aangezien de seizoensinvloeden groter zijn dan de bemestingsinvloeden. Ook kan vermeld worden dat digestaat reukloos is. en goed verpompbaar. Dit kan een voordeel bieden bij het uitrijden bij percelen die dicht tegen bebouwing aanliggen. De goede verpompbaarheid verbetert ook de verwerkingssnelheid bij het uitrijden. Dit is een belangrijk punt voor akkerbouwers en tuinders die het digestaat afnemen. 4.1.5 Procesvoering De temperatuur van de vergister is tijdens de monitoringsperiode gehandhaafd op langzaam opgevoerd naar 40 graden Celsius (zie tabel 3 van de bijlage monitoring mestvergisting). De temperatuur van de navergister, die bij Pronk ook geïsoleerd is en verwarmd wordt, loopt volgens de metingen langzaam op naar 38 graden Celsius. Inmiddels (na 6 mnd) is deze temperatuur ook opgelopen naar 40 graden Celsius. Er zijn daarbij geen problemen opgetreden met het handhaven van de temperatuur. Dit wordt centraal geregeld. Het proces verloopt verder stabiel door weging op het toevoersysteem. Hiermee wordt daadwerkelijk gecheckt of het ingevoerde materiaal in overeenstemming is met het beschikbare motorvermogen. Na afstemming van voerhoeveelheid op het aanwezige motorvermogen kan stabiel gedraaid worden op 97% beschikbaarheid. 1 2001,Lent, A.J.H. van; Dooren, H.J.C. van Innovatief in duurzame projecten 12

Er is opgestart met digestaat uit een andere vergister. Daarnaast is halverwege oktober een mobiele biogas gestookt CV installatie geplaatst, voor het verwarmen van de vergister. Deze heeft de vergister verwarmt, totdat eind november de WKK in gebruik is genomen. Hierdoor is de opstartperiode bekort tot enige weken. Na deze opstartperiode wordt er mest toegevoegd uit de loopstal. De ingevoerde hoeveelheid is op basis van de mestproductie van de veestapel, waarbij gestreefd wordt naar een constant peil in de loopstal. Coproducten worden toegevoegd op basis van een voerschema. Hierbij wordt ook gekeken naar de gasproductie. Als de motoren meer dan 23 uren per dag vol vermogen draaien wordt de voeding steeds langzamer opgevoerd. De voeding stabiliseert bij het bereiken van vol vermogen van de motoren. Het proces verloopt op deze manier stabiel sinds de opstart. De gemiddelde verblijfsperiode van het materiaal in de vergisters zit na de opstart gemiddeld op ca 35 dagen. In de navergister is de verblijftijd, afhankelijk van de vullingsgraad ca 90 dagen. Na deze opstartperiode zal mts Pronk de opgegeven invoer zoals weergegeven in tabel 6 langzaam terugbrengen door een aantal hoogwaardige producten in te voeren (o.a. Glycerine). De verblijftijd zal dan oplopen naar 55 dgn. Hiermee zal de jaarlijkse invoer ongeveer uitkomen zoals aangegeven in tabel 12 van de bijlage monitoring. Uit metingen van de gasproductie van de navergisters blijkt dat deze een gasproductie halen van ongeveer 70 m3/uur per navergister. Bij een normale ongeïsoleerde niet verwarmde navergister is de gasproductie ongeveer 30 m3/uur. Bij volledige vulling van de navergister zou dan ca 600.000 m3 gas van de navergister afkomstig kunnen zijn. Ten opzichte van de totale productie, welke alleen bekend is door terugrekening van de electriciteitsproductie (de gasproductie wordt niet gemeten) is dat ca. 37%. Natuurlijk zal de navergister na uitrijden weer leeg zijn, zodat dit percentage in de praktijk lager zal liggen. Veiligheid Al het geproduceerde biogas wordt door de WKK installaties opgenomen. Er is bij deze installatie geen fakkelinstallatie gebruikt. Doordat er twee WKK s in bedrijf zijn is de kans van geen gasopname door de WKK s sterk gereduceerd. Daarnaast is een onderhoudscontract afgesloten, waarbij gewaarborgd wordt dat een probleem aan de installatie binnen 24 uur wordt verholpen. Mocht dit niet afdoende zijn, en mocht de andere WKK niet al het gas opnemen, dan kan een mobiele fakkelinstallatie ingezet worden. Naast de gegarandeerde afname van biogas zijn ook de vergister en navergister gasdicht uitgevoerd. De kans op lekkage van het biogas is hierdoor nagenoeg uitgesloten. De gasdichtheid van deze silos wordt aangetoond door certificaten die afgegeven worden voor het toegepaste membraamdak. Mest uitrijden Door de Quick mix die de ingevoerde producten fijnmaalt en de verwarmde navergister die het digestaat op temperatuur houd, komt bij Pronk nagenoeg geen drijflaag voor. Even kort mixen voor het uitrijden is hierbij afdoende om een homogeen product te verkrijgen. Door de gasdichte kappen op de navergister is het gebruik van de navergister op details verschillend dan bij een reguliere mestopslag met kap. Bij het uitrijden van veel mest moet onder de kap van de navergister extra gas worden toegelaten, aangezien er in een korte periode bijvoorbeeld 2000 m 3 mest verdwijnt, moet er 2000 m 3 gas worden toegelaten, aangezien de gasproductie te laag is om dit te ondervangen. Daarom wordt tijdelijk lucht boven de naopslag toegelaten. Hiertoe moet een luchttoevoer worden geopend. Indien dit niet gebeurt wordt een onderdruk boven de mestopslag gecreëerd, waardoor het dak een te grote onderdruk krijgt te verwerken. De praktijk geeft aan dat het dak van de naopslag hier niet tegen bestand is. Innovatief in duurzame projecten 13

4.2 Economische resultaten 4.2.1 Investeringen In hoofdstuk 2 is een overzicht gegeven van de technische specificaties met ook alle toebehoren zoals sleufsilo s etc. Dit alles is in één offerte aangeboden door het bouwbedrijf Host Oosterhof Holman mestvergisting VOF. Ook is een shovel aangeschaft voor het toedienen van de coproducten in de vaste stoftoevoer. Daarnaast is een toevoersysteem aangeschaft waarbij vermaling plaatsvindt van de aanvoerde van co-producten, en tevens vermenging met een deel van het aanwezige digestaat uit de vergister, waarna het mengsel wordt toegevoegd aan de vergister. In tabel 6 is een overzicht gegeven van deze investeringen voor dit project. Een aantal van deze investeringen vallen volgens de subsidieregeling niet binnen het project. Deze posten zijn hier wel opgevoerd, omdat ze wel noodzakelijk zijn voor de realisatie van dit project. Investering Bedrag Vergister met toebehoren 1.000.000,- Netkoppeling vergister 59.507,- Verreiker* 50.000,- Alternatief toevoersysteem 160.523,- Aanleg leidingen warmtetransport eigen bedrijf 65.000,- Digestaatkelder (voor extra opslag) 175.000,- Erf verhardingskosten 60.000,- Aanleg sleufsilo s 80.000,- Totaal 1.650.030,- * De verreiker wordt voor 50% aan dit project toegerekend, de werkelijke kosten liggen dus hoger. Tabel 6: overzicht investeringen 4.2.2 Overzicht kosten en opbrengsten In tabel 7 wordt een overzicht gegeven van de vaste en variabele kosten per jaar. Door de hogere input van mest en de hogere input van coproducten wijken deze kosten enigszins af van de raming welke bij aanvraag van de subsidie is gemaakt. Daarnaast zijn ook vaste kosten gerekend voor verzekering van de installatie, een accountant en bemeterings en trafokosten welke niet in de subsidie aanvraag zijn opgevoerd. Accountantskosten zijn nodig om te voldoen aan de voorwaarden van de MEP regeling. De bemeterings en trafokosten zijn vaste bedragen die betaald worden voor het huren van de transformator en het uitvoeren van de bemetering van de installatie. In totaal bedragen de kosten voor deze installatie 260.000,- per jaar. Vaste kosten Aantal Prijs per eenheid Totale kosten Verzekeringskosten 2.500,- Accountantskosten 3.000,- Bemeterings en trafokosten 2.400,- Variabele kosten Onderhoudskosten WKK 3.255.000 0.015/kWh 48.800,- Onderhoudskosten installatie 3.255.000 0.005/ kwh 16.300 Afvoer olie 4.000 1,5 / liter 6.000,- Extra kosten mestuirijden / 4.500 6,- / ton 27.000,- mestafzetkosten Aanvoer maïs 1.000 28-/ ton 28.000,- Aanvoer glycerine 1.000 100,- /ton 100.000,- Aanvoer groente 2.000 8,- / ton 16.000,- Aanvoer graskuil 500 20,- / ton 10.000,- Totaal 260.000,- Tabel 7: overzicht vaste en variabele kosten per jaar Innovatief in duurzame projecten 14

De kostprijzen zijn per kostensoort gebaseerd op de volgende aannames: Onderhoudskosten: zijn gebaseerd op het onderhoudscontract van de WKK s en installatie. Afvoer olie: Hiermee wordt bedoelt het verversen en afvoeren van olie. Dit is een inschatting op basis van informatie van de leverancier. Aanvoer maïs: Aangezien de maïs grotendeels door de Mts. Pronk zelf wordt geoogst zijn er geen aankoopprijzen beschikbaar. De kosten zijn daarom op basis van ingeschatte kostprijzen, bij de dit jaar gerealiseerde opbrengsten: o Pacht/financiering gronden: 600/ha o Bewerkingskosten (zaaien en oogsten): 900/ha o Opbrengst: ca. 55 ton/ha o Inkuilen: ca 1,-/ton Dit geeft gemiddeld 28,27 euro/ton en is afgerond op 28 euro/ton Aanvoer groenteafval: Kosten zijn deels aankoop en deels vervoer. Dit zijn kosten die deels zijn ingeschat, omdat de prijs inclusief is. Aanvoer glycerine, dit is de prijs die gemiddeld in 2007 is betaald. Aanvoer graskuil: De graskuil wordt grotendeels door de maatschap Pronk zelf geteeld en geoogst. De prijs is gebaseerd op gemiddelde marktprijzen van 20,- per ton. De opbrengsten zijn weergeven in tabel 8. Deze zijn door de hogere productie van elektriciteit hoger dan in de aanvraag is opgevoerd. Daarnaast zijn ook extra opbrengsten opgevoerd doordat er bespaard kon worden op de kunstmestgift, zoals aangeven in paragraaf 4.1.4. Opbrengstsoort Aantal Prijs per eenheid Totale opbrengsten MEP 3.255.000 0.097 315.735,- Verkoop elektriciteit (uitgaande van 3.000.000 0.050 150.000,- gemiddeld 5.0 ct/kwh) Besparing kunstmestgift 20.160 kg N 0.66* 13.300,- Totaal 479.000,- Tabel 8: overzicht opbrengsten 2007 Bron Quin 2005-2006 4.2.3 Terugverdientijd De netto besparing bedraagt op basis van bovenstaande opbrengsten en kosten 219.000,- per jaar. De totale investering van dit project bedraagt 1.650.030,-. Van deze investeringskosten kan iedere ondernemer energie investeringsaftrek (E.I.A) aanvragen bij de belastingsdienst. Gerekend met een E.I.A. percentage van 44% en een belastingstarief van 30 % betekend dit een netto aftrek van ca. 217.803,-. De netto investeringskosten voor dit project liggen dan op 1.432.226,- Op basis van deze investeringkosten en netto besparing is de terugverdientijd 6.5 jaar. In de verdere looptijd van het project kan de terugverdientijd verder worden verlaagd door: uitbreiding van de motorcapaciteit, en bij benutting van de extra restwarmte voor de groentedrogerij. Innovatief in duurzame projecten 15

4.3 Toepasbaarheid 4.3.1 Binnen het bedrijf De vergistingsinstallatie vormt binnen het eigen bedrijf een voorziening voor het eigen gebruik van elektriciteit en warmte. Daarnaast wordt door het vergistingsproces digestaat geproduceerd, wat een hogere en constantere bemestingswaarde heeft dan rundveedrijfmest. Hiervoor is dit jaar ca. 27.500 ton minder kunstmest gestrooid. 4.3.2 Binnen de branche Vergisting kan gebruikt worden op een groot aantal melkveehouderijbedrijven in Nederland. Vergisting zal door de verdergaande schaalvergroting in de Nederlandse veehouderij steeds meer in beeld komen. In de toekomst zal vergisting door het stimuleren van broeikasgasreducerende maatregelen steeds meer worden toegepast. 4.3.3 Buiten de branche Ook varkenshouders, pluimveehouders en andere drijfmestproducerende bedrijven kunnen van deze techniek gebruik maken. Het biedt voor deze partijen ook een goede afzetmogelijkheid voor de mest. 5 Ervaringen tijdens bouw en opstart 5.1 Bouw De bouw is voorspoedig verlopen. De planning van de bouw was om in december te starten en volledig in productie te zijn per januari 2007. Deze planning is gehaald. In oktober is het eerste digestaat in de vergister gegaan. De hoeveelheid tijd die er door de opdrachtgever zelf in is gestoken viel wel tegen. Er is meer tijd voor nodig geweest dan vooraf was aangenomen. Deze tijd is vooral besteed aan het dagelijks aansturen en betrokken zijn bij de bouw. De visie van Pronk is dat het belangrijk is om als toekomstige bedrijver van de installatie betrokken te zijn bij elke stap van het bouwproces. Het is erg belangrijk om exact te weten hoe alles in elkaar zit. Als er namelijk storingen zijn, zul je die zelf moeten oplossen. Daarnaast zijn er een hoop punten die de werkbaarheid van de installatie bepalen, zoals: de plaatsing van de aftappunten voor monstername van digestaat, het verdiept aanleggen van de mixers in de mestput voor een goede verpompbaarheid bij lage mestniveau s, een aangepaste droge stofinvoer, door gebruik van grovere coproducten. Al dit soort beslissingen moeten door de opdrachtgever zelf worden genomen, om te komen tot een installatie die goed bij de bedrijfsvoering past. De ervaringen met de hoofdaannemer zijn overigens positief. Met name de nette afwerking en de professionele begeleiding zijn door Pronk gewaardeerd. 5.2 Ervaringen Quick Mix De ervaringen met de Quick Mix zijn uiteindelijk positief. De invloed op het proces is naar tevredenheid. Het product wordt goed gemixt en fijngemaakt, zodat ook nauwelijks vaste delen in het digestaat terug zijn te vinden. Met name bij de invoer van groente, wat een vrij grof product is, pakt de keuze van dit systeem goed uit. Wel is gebleken dat de installatie slijtage gevoelig is. Met name de lobben van de pomp moesten in eerste instantie maandelijks vervangen worden. Aan dit probleem wordt momenteel gewerkt door het inbouwen van een compleet nieuw pomphuis, welke rechtstreeks uit Duitsland geïmporteerd wordt. De kosten voor deze vervanging zijn door de leverancier gedragen. Innovatief in duurzame projecten 16

5.3 Gevolgen voor de bedrijfsvoering Administratief zijn er vrij veel extra zaken bij te houden bijvoorbeeld: verplichtingen vanuit de mestwetgeving, regelen van financieringen, bijhouden van het milieulogboek, aankoop materiaal, overleg met leveranciers, etc. Dit geeft meer extra werk dan verwacht. Daarnaast moet er voor het opzetten van de juiste bedrijfsvoering extra aandacht worden besteed. Wat ook hier vooral lastig is gebleken is het afwikkelen van de gegevens die nodig zijn voor de uitbetaling van de MEP en de vergoeding voor de groene stroom. De eerste uitbetaling van de MEP liet lang op zich wachten. Als gevolg van een uitbreiding in motorcapaciteit is de uitbetaling van MEP ook tijdelijk stilgezet. Uiteindelijk is dit opgelost, maar de onzekerheid met betrekking tot het moment van uitbetaling brengt extra financieringskosten met zich mee. Het voeren van de vergister is qua tijd flexibel, dit kan dus afgestemd worden met het voeren van het melkvee en het melken. De afzet van digestaat is tot op heden geen probleem gebleken. Momenteel is nog niet afgevoerd. Wanneer dit voor de mestwet wel noodzakelijk is, kan het digestaat gemakkelijk worden afgezet. Er zijn al diverse tuinders en akkerbouwers in de buurt die interesse hebben getoond in het digestaat van de vergister. 5.4 Regelgeving 5.4.1 Gemeentelijke regelgeving Het bouwblok van grotere veehouderijen is vaak onvoldoende groot voor de bijplaatsing van een mestvergistingsinstallatie. Om het bouwblok te vergroten kon in dit geval een gemeentelijke vrijstelling worden verleend (art 19.2 procedure). De medewerking van de gemeente Harenkarspel is hierbij zeer positief ervaren. De proceduretijd is alleen door de ingediende bezwaren van een buurtbewoner 5 maanden vertraagd. De maatschap heeft na overleg met deze buurtbewoner de bezwaren kunnen weerleggen, zodat uiteindelijk de vergunning in maart 2006 is verleend. 5.4.2 Nationale regelgeving Op zich is de positieve lijst een goede ontwikkeling geweest, zodat in ieder geval een knelpunt is opgelost met betrekking tot de status van het eindproduct. De positieve lijst wordt echter nog onvoldoende snel uitgebreid, aangezien onduidelijk is wie een aanvraag voor een nieuw product gaat betalen, de leverancier van het product of de ontvanger. De ontvanger wil het niet doen omdat de leverancier er dan ook mee naar anderen kan, omdat de leverancier niet aan de ontvanger gebonden is. De leverancier heeft ook andere afzetmogelijkheden en concurrenten en wacht vaak af totdat die de aanvraag doen en bijbehorende kosten maken. Een doelgerichte (op de uiteindelijke samenstelling van het mestproduct) generieke regeling voor het eindproduct zou wat dat betreft uitkomst bieden. Er hoeft dan niet steeds per stof te worden gekeken. Dit kan bijvoorbeeld aansluiten bij de methode van het BOOM (Besluit overige organische meststoffen). Daarnaast is de mestwetgeving beperkend. Veel bedrijven komen door het toevoegen van coproducten, wat economisch noodzakelijk is om te kunnen mestvergisten in de problemen met de plaatsingsruimte. Om aan dit knelpunt tegemoet te komen is aan de mestwet toegevoegd dat de aangevoerde stikstof afkomstig uit co-producten niet meetelt voor de gebruiksnorm dierlijke mest. Dit lijkt in eerste instantie positief. Voorwaarde hierbij is echter dat sprake moet zijn van volledige aanwending van het digestaat op het eigen bedrijf. In veel gevallen hebben agrariërs slechts voldoende land om de door hun veestapel geproduceerde mest te kunnen plaatsen. In veel vergisters is het aandeel mest 50 tot 70 procent van de totale input. Dit betekent dat 30 tot 50 procent van het digestaat bestaat uit Innovatief in duurzame projecten 17

co-producten en binnen de gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat op het eigen land dient te worden gebracht. Het volgende rekenvoorbeeld demonstreert dat een gemiddelde agrariër hiermee niet uit de voeten kan. Rekenvoorbeeld Een bedrijf met 120 koeien met bijbehorend jongvee heeft een mestproductie van 4.000 m 3 per jaar. Hierbij wordt 4.000 ton maïs bijgevoegd. 1 ton maïs bevat 4,2 kg stikstof en 2,4 kg fosfaat. Met 4.000 ton maïs is dit 9.600 kg fosfaat. Een hoeveelheid van 4.000 m³ mest bevat 17.900 kg stikstof, wat met derogatie kan worden geplaatst op 72 hectare. In deze dierlijke mest zit 6.750 kg fosfaat. Dit is 95 kg per hectare. De norm voor 2006 is maximaal 110 kg fosfaat per hectare. Naast de dierlijke mest kan dus 15 kg fosfaat aangebracht worden uit de maïs. Totaal op dit bedrijf is dat 1.120 kg fosfaat. Doordat er 9.600 kg fosfaat uit maïs is vergist, moet er in dit geval 8.480 kg fosfaat worden afgevoerd. Als gevolg van de afgekondigde maatregel van Veerman, mag er niks worden afgevoerd en biedt deze maatregel dus vooralsnog geen perspectief. Indien de beperking van de afvoer wordt opgeheven zal er meer mogelijk zijn. Det digestaat kan dan eventueel na scheiding als kunstmestvervanger dienen. Hiermee zou een extra indirecte energiebesparing worden bewerkstelligd, wat dus nog meer milieuvoordelen geeft. Voor maatschap Pronk speelt deze problematiek momenteel een minder grote rol aangezien het bedrijf nu nog voldoende afzetmogelijkheden heeft. In de toekomst, zou dit wel een probleem kunnen worden, bij eventueel verdere opschaling. 5.5 Elektriciteitsaansluiting en bemetering De aansluiting van de installatie op het elektriciteitsnetwerk wordt altijd verzorgt door het netwerkbedrijf. Deze netkoppeling is bij dit project goed verlopen. Alles is volgens planning verlopen. Daarnaast moet de installatie bemeterd worden. Hierdoor kan de elektriciteitsproductie worden gemeten en kunnen de standen doorgeven worden aan EnerQ die de uitbetaling van de MEP verzorgd. Deze bemetering heeft mts Pronk ook door de netbeheerder laten uitvoeren. Dit is echter niet goed uitgepakt. Deze meters zouden volgens planning eind december worden geplaatst, aangezien de MEP hier in januari inging. Toen eind december nog geen meters geplaatst waren heeft mts Pronk door een lokale installateur de aansluiting van deze meters moeten verzorgen. De controle van deze aansluiting door Continuon is nog wel op 30 december uitgevoerd, zodat alles net op tijd klaar was. 5.6 MEP Medio april 2006 is gevraagd de MEP subsidie voor de maatschap Pronk te organiseren. Eind april 2006 is de aanvraag ingediend. Begin juni 2006 is een MSK toets aangeleverd. 18 augustus 2006 is de MEP regeling stopgezet. Dit heeft geen gevolgen gehad voor de MEP aanvraag van maatschap Pronk. Wel heeft dit tot het besluit geleidt dat een derde WKK binnen de lopende MEP aanvraag is toegevoegd. 18 oktober 2006 is deze uitbreiding in de aanvraag doorgevoerd. Dit heeft tot gevolg gehad dat de behandeling van de aanvraag aanzienlijk verlengt werd. Dit was een bewuste keuze van maatschap Pronk. Gevolg was tevens dat eind november 2006 een aangepaste MSK toets aangeleverd diende te worden. Innovatief in duurzame projecten 18

Begin januari 2007 is een brief ontvangen met daarin de mededeling dat alle installaties op 7000 uur gemaximaliseerd worden. Hierop hebben wij een bezwaarschrift ingediend. De beoordeling van dit bezwaar loopt op dit moment nog. Gezien de lange looptijd en de ingangsdatum van 1 januari 2007 van de MEP is gevraagd een voorlopige beschikking af te geven. Deze is 19 maart 2007 afgegeven. Wanneer EnerQ de beoordeling van het bezwaar heeft afgerond volgt een definitieve beschikking. 5.7 Toekomstige ontwikkelingen De maatschap Pronk, heeft tijdens het bouwen en de opstart van deze vergister veel geïnvesteerd in het opbouwen van kennis, om het proces volledig zelfstandig te beheersen. Dit heeft veel tijd gekost. Het gevolg is wel dat de maatschap nu veel vertrouwen gekregen in het eigen vakmanschap om deze installatie succes te bedrijven. Doordat de gasproducties van de vergister niet tegenvallen en het proces stabiel verloopt, is maatschap Pronk bezig om uit te breiden in capaciteit. Innovatief in duurzame projecten 19

Uitgebreide samenvatting Het projectidee is ontstaan eind 2005. De gebroeders Pronk deden hun kennis en ervaring op in Duitsland en tijdens de open dag van de eerste mestvergistingsinstallatie in Nederland (Mts. Kelstein, Hallum). Twee weken na deze open dag bij Mts. Kelstein in Hallum, is op 16 februari 2005 gestart met het aanvragen van de benodigde vergunningen bij de gemeente Harenkarspel. In april 2005 is op de bouwlocatie een sonderingonderzoek uitgevoerd. De procedure heeft vervolgens 5 maanden vertraging opgelopen vanwege ingediende bezwaren van een buurtbewoner. Er was bezwaar ingediend omdat vooral als gevolg van de aanvoer van kippenmest stankoverlast werd verwacht. Uiteindelijk heeft Pronk naar aanleiding van goede gesprekken de onzekerheden weg kunnen nemen. Kippenmest is uiteindelijk niet aangevoerd, vooral vanwege de gevolgen van dit product voor de mestwet. Begin juni is Host Oosterhof Holman begonnen met de civiele werkzaamheden voor het bouwklaar maken van het terrein. In juli is gestart met de bouw van de silo s. In augustus is dit traject afgerond en kon gestart worden met het aanleggen van alle leidingen van en naar de vergister. Qua stalaanpassingen zijn er extra mixers geplaatst om de mest naar de vergister te verplaatsen. Deze mixers zijn verdiept aangelegd, zodat het ook mogelijk is de mest te kunnen transporteren bij lagere mestniveaus. In september is gestart met het afwerken van de vergistersilo s zoals het aanbrengen van isolatiemateriaal het bevestigen van het dak etc. De voltooiing van de gehele bouw en het in werking stellen van beide WKK s, was rond eind december 2006 gereed. De bouw is hiermee dus volgens planning verlopen (6 maanden). Het gehele project is afgerond op 1 januari 2007. Het afgeronde project wil zeggen dat er een draaiende vergistinginstallatie op het bedrijf staat, die duurzame energie uit mest en coproducten produceert. Vanaf deze datum is ook de MEP ingegaan. De milieuresultaten zijn op te delen in een directe reductie van broeikasgassen t.g.v. een verkorte duur van de mestopslag en een indirect reductie als gevolg van de duurzaam geproduceerde energie. Voor het bepalen van de emissieresultaten van dit project is de installatie 4 maanden gevolgd volgens de richtlijnen monitoring mestvergistingsinstallaties. De directe emissiereductie van methaan is een gevolg van de verkorte duur van de mestopslag. In de normale bedrijfssituatie ligt de mest jaarrond opgeslagen. Meestal worden de mestkelders twee keer per jaar volledig leeggereden. Gemiddeld ligt de mest dus minimaal 6 maanden opgeslagen. Daarnaast vindt in de normale landbouwpraktijk, tijdens het uitrijden nog emissie plaats. Methaan heeft zoals bekend een 21 x zo sterke broeikaswerking als CO 2. Om aan te geven hoe groot de reductiebesparing is wordt deze uitgedrukt in een CO 2 emissie - reductiefactor. In 2005 is deze CO 2 emissie reductiefactor vastgesteld op 34 kg CO 2 equivalenten per ton mest. De prognose voor de directe reductiebesparing was op basis van gebruik van 4000 ton mest van melkvee en 2000 ton kippenmest. De directe reductiebesparing kwam hierbij uit op 296.000 kg CO 2 equivalenten per jaar. De daadwerkelijk gerealiseerde directe reductiebesparing wijkt echter af van de prognose, vanwege het ontbreken van kippenmest in het vergistingproces. In de werkelijke situatie wordt gebruikt gemaakt van 4500 ton melkveemest. Dit betekent dat er in totaal 153.000 kg CO 2 equivalenten / jaar worden bespaard, aangezien de reductiefactor is vastgesteld op 34 kg CO 2 equivalent per ton voor melkveemest. Innovatief in duurzame projecten 20