1 keer beoordeeld 4 maart 2018

Vergelijkbare documenten
Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt.

2 hv. 1

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8

Samenvatting Nederlands Over lezen

Naam: Mijn doelenboekje. Grammatica. Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8.

Woordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort.

Grammaticaboekje NL. Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden.

Samenvatting Nederlands NL Blok

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

PIT HAVO-2 +HAVO/VWO Onderdeel: Spelling H1 en H2 Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

tip! in leerjaar 1, is nog weinig verschil; mavo mag deze samenvatting ook gebruiken

1

instapkaarten taal verkennen

3 vwo. 1

Programma van Inhoud en Toetsing

Taalbeschouwelijke termen bao so 2010

Benodigde voorkennis taal verkennen groep 5

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

instapkaarten taal verkennen

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Z I N S O N T L E D I N G

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Niveauproef voor Nederlands in ASO 3 de graad

Grammatica Zinsontleding - Uitgebreid. Ondersteunend materiaal - Uitlegkaarten Geschikt voor de groepen 7 en 8

Samenvatting Nederlands Formuleren

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Visuele Leerlijn Taal

Grammatica 2F. Doelgroepen Grammatica 2F. Omschrijving Grammatica 2F. meewerkend voorwerp. voegwoord alle woordsoorten

Programma van Inhoud en Toetsing

De bovenkamer. Het gebruik van De bovenkamer bij Taal actief. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands

71 S. instapkaarten taal verkennen 5KM. MALtABERG. QVRre. v;rw>r t. -t.

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

CVO Tweedekansonderwijs Antwerpen NIVEAUBEPALING NEDERLANDS ASO 3

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Onderdeel: LEZEN Docent: RKW Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Beknopte grammatica. voor. de cursus. Grieks van het Nieuwe Testament

Grammatica. Op niveau onderbouw - Naslag

Taaldomein vmbo. 4 Een mondelinge presentatie Hulpmiddelen: PowerPointpresentatie. k4 3 De spreekbeurt Soorten spreekbeurten De boekpresentatie

Programma van Inhoud en Toetsing

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Zin 1: Lijkt + een vriendelijke jongen: kww + naamwoordelijk deel, samen naamwoordelijk geheel (nwg). Verklaring: lijken is kww.,

Woordsoorten bloemlezing uit het 40 bladzijden tellende boek.

Antwoorden Nederlands Ontleding

Samenvatting Nederlands Redekundig ontleden

6.2. Boekverslag door C. 727 woorden 17 mei keer beoordeeld. Nederlands. Paragraaf 1. Dubbel op. Onjuiste herhaling

NE/B/1 - NE/K/1 NE/B/2 - NE/K/2. Klas 3 P1. PTA Nederlands BLW/KLW methode: Ta!ent COHORT:

Een boek samenstellen over woordsoorten. Dat betekent: keuzes maken. Wat overigens ook geldt voor het gebruiken ervan.

Spiekkaart. Persoonsvorm - p.v.

Samenvatting Nederlands formuleren

KLAS: M2 VAK: Nederlands 2019/2020 Week Vanaf Opmerking jaarplanning. Leerdoel/inhoud/stof/onderwerp/onderdeel/toets overig.

Ontleden. Er zijn twee manieren van ontleden: taalkundig ontleden en redekundig ontleden.

Inhoud. 1 Spelling 5. Noordhoff Uitgevers bv

instapkaarten taal verkennen

DOELGROEP Grammatica 3F is bedoeld voor leerlingen van havo/vwo en mbo 4. Het programma is geschikt voor zowel allochtone als autochtone leerlingen.

(werkwoordelijk gezegde)

Programma van Toetsing en Doorstroming

Teksten samenvatten: wat mag er wel en niet in een samenvatting? Zou je dit wel/niet in een samenvatting zetten?

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

GRAMMATICA WERKWOORDELIJK GEZEGDE NAAMWOORDELIJK GEZEGDE VOLLEDIGE UITLEG UITLEG PER ONDERDEEL UITLEG PER ONDERDEEL VOLLEDIGE UITLEG

De bovenkamer. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands. colofon

Samenvatting Nederlands Correct formuleren

OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER / ZUTPHEN STUDIEWIJZER

Samenvatting Nederlands Grammatica Hoofdstuk 1 t/m 6

Op niveau vmbo. Thieme Meulenhoff. Domein 2 Leesvaardigheid Zakelijke teksten deel hs leerstof vanaf pg. kgt1 1 Over Caja Cazemier

Online cursus spelling en grammatica

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

Nederlands C.T samenvatting

handelingswijzer redekundig ontleden zinsdelen

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Jan Heerze. Kortom. Nederlandse grammatica. Walvaboek

Tipboekje. Herman Jozefschool. Groep 8

IN DRIE STAPPEN NAAR EEN FOUTLOZE WERKWOORDSPELLING. werkwoordspelling.com M.Kiewit

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Visuele Leerlijn Spelling

Vak: Nederlands EBR Klas: IG2 hv Onderdeel: Fictie en Schrijven Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 2: lezen, woordenschat en spelling

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

In dit boekje staan verschillende mogelijkheden om iets op te lossen.

Leerstofoverzicht Taal in beeld groep 4

Leerdoel/inhoud/stof/onderwerp/onderdeel/toets overig jaarplanning Docentenactiviteit Leerlingactiviteit aug

Onderdeel: Grammatica zinsdelen Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

1.2.3 Trappen van vergelijking 20

Compacte taalgids Nederlands (basis en gevorderd) les- en werkboek

* Mijn vader vindt dat je aan make-up niet te veel geld aan moet uitgeven.

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Leestoets 1 (heel proefwerk) Week 40. Spelling/grammatica/woordenschat 1 (heel proefwerk) Week 44

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Samenvatting Nederlands Module 9

Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Informatie en proefles

Op Niveau onderbouw 2 e editie Leerstofoverzicht vmbo 3 GT

Studiewijzer TaalCompetent

LESSTOF. Ontleden en Benoemen

Extra opdrachten met het zinsbouwpakket. Bijlage bij het Basisboek syntaxis

Transcriptie:

7 Samenvatting door Syb 764 woorden 1 keer beoordeeld 4 maart 2018 Vak Nederlands Nederlands Toets week 3 ZAKELIJKE TEKSTEN LEZEN Het onderwerp van een tekst bestaat uit een paar woorden. Een deel onderwerp in het onderwerp van een alinea. De hoofdgedachte geeft in één zin weer waar de tekst over gaat. Het onderwerp van een alinea is meeste al terug te vinden in één zin: de kernzin. Meestal is dat de eerste of laatste regel. Maar sommige alinea s hebben helemaal geen kernzin. De tekst is meestal opgebouwd in 3 delen: inleiding-middenstuk-slot. De inleiding maakt je nieuwsgierig, het middenstuk geeft informatie, en het slot rond de tekst af. Verwijswoorden zijn woorden die terug verwijzen naar een woord, zin of woordgroep. Zoals het of dat. Signaalwoorden zijn woorden die een alinea of zin met elkaar verbinden. Pagina 1 van 8

Er zijn verschillende soorten tekstdoelen: 1. Informerende Tekst Teksten als nieuwsbericht of krant, je wilt kennis overbrengen 2. Overtuigende Tekst Teksten als recensie, je wilt je mening geven of iemand overhalen 3. Activerende Tekst Teksten als advertenties, je wilt de lezer aansporen met bijvoorbeeld; kom naar dit event, koop dit product 4. Amuserende Tekst Teksten als strips of boeken, je wilt de lezer vermaken 5. Instruerende Tekst Teksten als gebruiksaanwijzing, je wilt de lezer instructies geven WERKWOORDEN Vormen van werkwoorden: Persoonsvorm: Wij spelen Voltooid deelwoord: Wij speelden Onvoltooid deelwoord: Spelend liepen wij Hele werkwoord / infinitief: Wij willen spelen Werkwoordsvormen: Zelfstandig werkwoord: dat is de hoofdactiviteit van een zin Hulpwerkwoorden: overige werkwoorden in een zin Lijdende zinnen: zijn zinnen met worden of zijn er in. WOORDSOORTEN Pagina 2 van 8

Er zijn 3 lidwoorden: de, het, een Bepaalde lidwoorden: zijn de en het Onbepaalde lidwoord: is een Voorzetsels zijn woorden die je voor kast of feest kan zetten; in de kast, op de kast, tijdens het feest. Dus ook woorden over tijd. Voegwoorden verbinden woordgroepen, woorden of zinnen aan elkaar; ijs en friet, ik ga naar huis maar eerst pak ik mijn jas, ik ga met de fiets of met de auto. Enkele voegwoorden: of, en, maar, indien, omdat, toen. Zelfstandige naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten. Namen als Frank, Parijs, Google, Nederland zijn ook zelfstandige naamwoorden. Bijvoeglijke naamwoorden zijn woorden die iets zeggen over een zelfstandig naamwoord; mooie fiets. Bijwoorden zeggen iets over andere woorden dan zelfstandige naamwoorden; bijzonder mooie fiets VOORNAAMWOORDEN Een voornaamwoord is een woord dat op de plaats van een zelfstandig kan komen te staan; Rick eet friet met Tom, hij eet het met hem. Persoonlijk voornaamwoord: verwijzen naar dieren mensen of dingen; Rick geeft dat aan Tom, Zij geeft dat aan hem Bezittelijk voornaamwoord: geven een bezit aan; Rick ruilt zijn bon in. Dat is mijn fiets. Dat zijn onze spullen. Wederkerend voornaamwoord: Ik vergis me, jij vergist je, hij vergist zich, wij vergissen ons. Pagina 3 van 8

Betrekkelijk voornaamwoord: wijst terug naar een woord of woordgroep; De bal die daar ligt, Het kind dat gevallen is. Die verwijst terug naar de-woorden Dat verwijst terug naar het-woorden Wat verwijst terug naar een hele zin Aanwijzend voornaamwoord: wijst een zelfstandig voornaamwoord aan; Die bal die hier ligt, Dat boek is van hem Die en Deze verwijzen naar de-woorden Dit en Dat verwijzen naar het-woorden Vragend voornaamwoord: wie, wat, welke, wat voor een. Wie heeft dat gedaan, welke film heb je gezien. Onbepaald voornaamwoord: verwijst maar vage personen of zaken; Men zegt dat iemand niet zomaar iets doet. Pagina 4 van 8

Pagina 5 van 8

ZINSDELEN Persoonsvorm: de persoons vorm vind je door de zin in de verleden tijd te zetten. Het woord veranderd dan mee. Soms moet je dan een woord mee veranderen; Morgen ga ik naar school, Gisteren ging ik naar school. Onderwerp: die vind je met de vraag: wie of wat + alle werkwoorden. Het woord het is een moeilijk onderwerp om te vinden, de vraagproef werkt er niet bij, dit is een loos onderwerp; het regent al de hele dag. Werkwoordelijk gezegde: dat zijn alle werkwoorden in de zin, dus ook de persoonsvorm(en). Soms staat er te of aan voor een werkwoord, dat hoort dan ook gewoon bij het gezegde. Lijdend voorwerp: die vind je door de vraag: Pagina 6 van 8

wie of wat + gezegde + onderwerp. Er hoeft niet altijd een lijdend voorwerp in een zin te zitten. Meewerkend voorwerp: die vind je door de vraag: aan of voor + wie of wat + gezegde + onderwerp (+ lv). Er hoeft niet altijd een meewerkend voorwerp in de zin te zitten. Bijwoordelijke bepaling: dat zijn alle overige zinsdelen. Je vind deze door vragen zoals; met wie, wanneer, waar en nog veel meer. AFKORTINGEN (ww) = Werkwoord (lw) = lidwoord (vz) = voorzetsel (vw) = voegwoord (znw) = Zelfstandig naamwoord (bvn) = Bijvoeglijk naamwoord (pv) = persoonsvorm (o) = onderwerp (wg) = werkwoordelijk gezegde (lv) = lijdend voorwerp (mv) = meewerkend voorwerp (bwb) = bijwoordelijke bepaling (p vnw) = persoonlijk voornaamwoord (bz vnw) = bezittelijk voornaamwoord (w vnw) = wederkerend voornaamwoord (bt vnw) = betrekkelijk voornaamwoord (a vnw) = aanwijzend voornaamwoord (v vnw) = vragend voornaamwoord Pagina 7 van 8

(o vnw) = onbepaald voornaamwoord Pagina 8 van 8