4. Glycogeen is een koolhydraat. Je cellen maken het door glucosemoleculen aan elkaar te koppelen. Je gebruikt het als brandstof voor je lichaam.

Vergelijkbare documenten
5,5. Samenvatting door een scholier 2060 woorden 22 februari keer beoordeeld. Biologie

Hoofdstuk 5 Voeding en energie 5.1

energiebehoefte. eet je wel energierijke stoffen, maar gebruik je die niet, dan sla je ze op als vetten; je komt aan.

- De allereerste moedermelk bevat eiwitten. Daardoor is de melk gelig van kleur, eiwitten zijn belangrijk voor een baby om nieuwe cellen te maken

In dieet: Koolhydraten Vetten Eiwitten Brandstof (o.a. in celmembraan en grondstof hormonen)

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling

Samenvatting Biologie Stofwisseling

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof

BOUWSTENEN VAN HET LEVEN

-Dissimilatie gebeurd stapje voor stapje. De chemische energie uit de stapjes wordt eerst gebruikt voor de

1 Stofwisseling. JasperOut.nl

THEMA: VOEDING EN VERTERING VWO

Samenvatting Biologie h 5-8

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL]

Samenvattingen. Samenvatting Thema 1: Stofwisseling. Basisstof 1. Organische stoffen:

Cellen aan de basis.

Biologie Hoofdstuk 2 Stofwisseling

7,7. Samenvatting door een scholier 2220 woorden 23 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Thema 4: Voeding en vertering

Examen Voorbereiding Stofwisseling

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4

7. Het gebit De bouw van het gebit Tanden en kiezen noem je gebitselementen. kroon. wortel

Verzuring ontstaat als spiercellen te weinig zuurstof krijgen. Bij inspanning wordt de spiercellenenergie (uit glucose) omgezet in bewegingsenergie.

boek: biologie voor jouw ; klas 5 hoofdstuk 4 voeding hoofdstuk 4 paragraaf 1 geen belangrijke informatie hoofdstuk 4 paragraaf 2 voedingsmiddelen:

BIOLOGIE Thema: Stofwisseling Havo

Celmembraan (duh! dat maakt het een cel) Celwand Ribosomen (voor eiwitsynthese) Soms: uitsteeksels zoals flagel (zweepstaart)

Bij hoeveel procent vochtverlies gaat de sportprestatie achteruit? Ong. 1% Bart van der Meer WM/SM theorie les 11 Amice

1. Een orgaan waarbij stoffen vanuit het interne milieu naar het externe milieu gebracht worden

8.3. Boekverslag door T woorden 19 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Thema 4. 2 voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Samenvatting Biologie Voeding en vertering

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2

Samenvatting Voeding en Vertering Biologie voor Jou VMBO 4. M.b.v. melkzuurbacteriën kun je melk omzetten in yoghurt Kaas en zuurkool

Samenvatting Biologie 1-1 tot 1-3

Boekverslag door Anoniem 860 woorden 16 april Samenvatting Hoofdstuk 2 Voeding en vertering

Mitochondriële ziekten

Antwoorden Biologie Hoofdstuk 1: Stofwisseling

- melkzuurbacteriën maken van melk yoghurt - melkzuurbacteriën worden gebruikt om zuurkool te maken

2,7. Samenvatting door Niels 1791 woorden 6 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

Voorbereidende opgaven Examencursus

1. Stofwisseling, assimilatie en dissimilatie

1 Stoffen worden omgezet. Stofwisseling is het vormen van nieuwe stoffen en het vrijmaken van energie. Kortom alle processen in organismen.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9, 'Fast Food Island' en Hoofdstuk 10, 'Ecologie'

Examentrainer. Vragen. Vertering. Wat is de naam van P?

Samenvatting Biologie Samenvatting Hoofdstuk 11 Vertering

beschermende bouwstoffen brandstoffen reservestoffen eiwitten x x vetten x x x vitamine x x water x Mineralen x x koohlydraten x x x

Samenvatting door een scholier 2124 woorden 26 maart keer beoordeeld. Biologie voor jou. Thema 4: Voeding en Vertering.

5,2. Samenvatting door een scholier 1671 woorden 17 december keer beoordeeld. Biologie voor jou. 1. Voedingsmiddelen en voedingsstoffen.

Dia 1. Dia 2 Wat is voeding: Dia 3. Voeding - Alles over voeding - Voeding in de praktijk - Voedingsschema. Koolhydraten

Mitochondriële ziekten

Voedingsleer. Waar gaat deze kaart over? Wat wordt er van je verwacht? Voedingsleer en het plantenrijk

1. De invloed van de lichtintensiteit op de zuurstofproduktie bij waterpest (assimilatie)

Mitochondriële ziekten Spijsvertering

- Yoghurt: aan melk worden speciale soorten bacteriën toegevoegd. Deze bacteriën zetten energierijke stoffen in melk om in melkzuur.

5. a) Ja, brood bevat veel zetmeel (polysachariden) en snoep veel suiker (disachariden) b) D Want zonnebloem olie bevat meer onverzadigd vet

Samenvatting Biologie Thema 4 voeding en vertering

5. a) Ja, brood bevat vel zetmeel (polysachariden) en snoep veel suiker (disachariden) b) D Want zonnebloem olie bevat meer onverzadigd vet

- Bij dierlijke voedingsmiddelen wordt bederf vaak veroorzaakt door salmonellabacteriën.

Naar: D.O. Hall & K.K. Rao, Photosynthesis, Studies in Biology, Cambridge, 1994, blz. 106.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 en 10

Samenvatting Biologie Voeding en vertering

Kerstvakantiecursus. biologie. Voorbereidende opgaven HAVO. Voordat je begint. De cel. Transport. Assimilatie & dissimilatie

Tractus digestivus externe secretie

Mitochondriële ziekten Stofwisseling

3,3. Samenvatting door D woorden 28 november keer beoordeeld. Thema 3: Chemische samenstelling van organismen 1.

Alles over KOOLHYDRATEN. E-book

Hoofdstuk 1 Doelstelling 1: Stofwisseling (metabolisme): het geheel aan chemische processen in een cel. Via passief en actief transport nemen cellen

Vitamine B12 Brood Glucose Biefstuk Fruitsap Proteïnen. Zetmeel Calcium Broccoli

Examen Voorbereiding Voeding

vwo voeding en vertering

Vitamine B12 Brood Glucose Biefstuk Fruitsap Proteïnen Kiwi Zetmeel Calcium Broccoli

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4, Voeding en vertering

Anabolisme: anabole processen: opbouwstofwisseling Energie wordt toegevoegd: assimilatie

13 Energietransport in cellen

6,8. Samenvatting door een scholier 2043 woorden 8 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

Wij, Nederlanders, hebben er ook veel nieuwe eetgewoontes bij gekregen. Dat komt door drie dingen:

Aantekeningen B4T1 Voeding en vertering

Samenvatting Biologie H7 Biologie Eten

Spijsverteringsstelsel. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

2.2 De Weende-analyse bij veevoeding

HOOFDSTUK 15 VOEDING EN VERTERING

Voorbereidende opgaven Kerstvakantiecursus

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4 t/m 7

5 HAVO. biologie voor jou BIOLOGIE VOOR DE BOVENBOUW

Spijsvertering vmbo-b12

Biologie paragraaf 10.4 en 10.5 De dialyse is de zuivering van het bloed. Er gaan afvalstoffen (zoals ureum), overtollige zouten, overtollig water en

Spijsvertering. Voorwoord. Mijn spreekbeurt gaat over de reis van het voedsel. Met een moeilijk woord heet dat Spijsvertering.

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling VWO

Voorbereidende opgaven Kerstvakantiecursus

6 groepen voedingsstoffen: eiwitten, koolhydraten, vetten, water mineralen en vitamines. Je hebt alle 6 voedingsstoffen nodig om gezond te blijven.

4,5. Samenvatting door L woorden 17 december keer beoordeeld. Biologie voor jou. 1. Vrije en gebonden energie.

Samenvatting Biologie H2: Voedsel en vertering

5,8. Bs 1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen. Samenvatting door een scholier 1678 woorden 31 oktober keer beoordeeld.

Samenvatting door Daphne 1139 woorden 25 mei keer beoordeeld. Scheikunde

Voedingsstoffen. Green Science CITAVERDE. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Koolhydraten. Voeding en Welzijn

23 keer beoordeeld 18 juni Plantaardige stoffen.

De Weende-analyse bij veevoeding. Scheikunde voor VE41, Auteur: E. Held; bewerkt : door H. Hermans

BASISSTOF. 1 Omstandigheden van de zetmeelsynthese Functionele bouw van een chloroplast Fotosynthesereacties 48

Onder het begrip koolhydraten. Koolhydraten

Transcriptie:

Samenvatting door M. 2658 woorden 20 mei 2015 6,3 8 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Leerdoelen H5&6 2. BMI= gewicht/lengte 2. Hoe lager de BMI, hoe minder vet je hebt. 3. 1. Monosachariden (enkelvoudige suikers) - glucose - fructose (fruit) - ribose (DNA/RNA) 2. Disachariden (tweevoudige suikers) - maltose (moutsuiker) in graan - sacharose (biet/rietsuiker) - lactose (melksuiker) 3. Polysachariden (meervoudige suikers) - zetmeel (opslag glucose in planten) - glycogeen (opslag glucose in dieren/mens) - cellulose (bouwstof celwand) (Binas 67F,G & H) 4. Glycogeen is een koolhydraat. Je cellen maken het door glucosemoleculen aan elkaar te koppelen. Je gebruikt het als brandstof voor je lichaam. 5. Ruststofwisseling zijn processen als ademhaling, hartslag en voedselvertering. Ook in rust verbruik je energie. 6. Bij een verantwoord afslankdieet eet je minder koolhydraten en vetten, maar wel voldoende van alle noodzakelijke voedingsstoffen. De ADH-waarde geeft aan hoeveel vitamines en mineralen je per dag nodig hebt. 7. Planten vervoeren hun stoffen door hout- en bastvaten. Via de houtvaten gaat water met mineralen van de wortels naar boven. Water met suikers stroomt via bastvaten van de bladeren naar de rest van de plant. 8. Cellose-, lignine- en pectinemoleculen zijn voedingsvezels. https://www.scholieren.com/verslag/85692 Pagina 1 van 15

9. Celwanden bestaan uit cellulose. Ze zijn aan elkaar geplakt met pectine. 11. Sporters verbruiken vaak energie door middel van anaerobe dissimilatie omdat ze in korte tijd veel energie gebruiken. De enzymen breken in het grondplasma van de spieren glucose af, maar hierdoor ontstaat een ophoping van melkzuur en h+-ionen. - ATP: oplaadbare energiemolecuul - CP: noodaccu - anaerobe dissimilatie levert een kleine hoeveelheid energie 12. Voor fotosynthese heeft een plant chloroplasten, water, koolstofdioxide licht en voldoende warmte nodig. 13. Koolstofdioxide + water à glucose + zuurstof CO 2 + H 2 O àc 6 H 12 O 6 Verbranding van glucose (aerobe dissimilatie): Glucose + zuurstof àkoolstofdioxide + water C 6 H 12 O 6 + 6 O 2 à 6 CO 2 + 6 H 2 O [+ATP] 14. Planten maken glucose. Een deel van de glucose dient als brandstof, de rest is voor de voortgezette assimilatie, de productie van bouwstoffen of reservestoffen. De bouwstoffen gebruikt de plant voor weefsels en organen. Dit is voedsel voor mensen en dieren. Een deel van de organische stoffen gebruiken planten voor energieproductie (dissimilatie) en een deel als bouwstof (voortgezette assimilatie) voor hun cellen, weefsels en organen. 15. Planten gebruiken gedurende alle uren van de dag en van de nacht glucose voor dissimilatie. Ze maken alleen glucose wanneer het licht is. De planten maken overdag meer glucose dan ze gebruiken voor dissimilatie. Per dag blijft er glucose over voor bouwstof en opslag als reservestof. De totale productie glucose is de brutoproductie. Wat overblijft na dissimilatie is nettoproductie. Het compensatiepunt is het punt waarbij de brutoproductie precies gelijk is aan de dissimilatie. 16. Alcoholgisting door o.a. gistcellen (eencellige schimmels): bier, wijn, brood. Melkzuurgisting: door o.a. melkzuurbacteriën: yoghurt, karnemelk. Gistcellen maken wijn van druiven, bier van granen en laten ze brood rijzen. 17. Hoe groter een voorwerp is hoe kleiner relatief zijn oppervlak. Een baby van een paar kilo heeft, relatief gezien, een groot lichaamsoppervlak ten opzichten van zijn volume. Daardoor raakt het kind veel warmte kwijt. 18. Bepaalde koolhydraten, vetten en DNA zijn te groot om zo opgenomen te kunnen worden. Verteringsenzymen zetten die grote moleculen om in kleine moleculen, die de darmcellen kunnen opnemen. 19. Het gebit knipt en vermaalt het voedsel, waardoor het oppervlakte vergroot. Daarna breken de verteringsenzymen macromoleculen af tot kleinere moleculen. 20. Verteringsenzymen breken macromoleculen af tot kleinere moleculen die door je cellen kunnen worden opgenomen. https://www.scholieren.com/verslag/85692 Pagina 2 van 15

22. 1) Aantal actieve enzymen 2) Activiteit per enzym 23. Enzymen zijn temperatuurspecifiek. De enzymen gaan kapot bij een te hoge temperatuur (denatureren). 24. Binas 82C 25. Door spieren in de wand van het maag-darmkanaal (lengtespieren en kringspieren) ontstaan peristaltische bewegingen (knijpende darmbewegingen). Daardoor komt het voedsel via de slokdarm in de maag. 26. Dekweefselcellen van de dunne darm nemen voedingsstoffen op met hun microvilli en geven ze af aan bloed en lymfe. Dit proces heet resorptie. 27. Darmflora verhindert de groei van schadelijke bacteriën. 28. De lever verwerkt voedingsstoffen en maakt onder andere glycogeen, bloedeiwitten en ureum. Levercellen breken gifstoffen af. 29. Lactose-intolerantie: Mensen die lactose-intolerant zijn kunnen lactose niet verteren. De verschijnselen zijn krampen en diarree. Koemelkallergie: Sommige kinderen reageren heftig op het melkeiwit lactoglubine. Als ze daarmee in aanraking komen geven ze stoffen af die tot verwijde bloedvaten en geprikkelde slijmvliezen van oog en keel leiden. Hoofdstuk 5 Start BMI= gewicht: lengte 2 Hoe lager de BMI, hoe minder vet je hebt De BMI-meting is niet bruikbaar als je sterk gespierd bent Paragraaf 1 3 groepen organische stoffen: 1. 2. 3. Vetten Koolhydraten Eiwitten Dissimilatie (katabolisme): stapsgewijze afbraak van vetten, koolhydraten en eiwitten (verbranding), ATP ontstaat (Binas 68 A t/m E). ATP: (AdenosineTriPhospate) geeft energie waar dat nodig is. https://www.scholieren.com/verslag/85692 Pagina 3 van 15

Glycogeen: koolhydraat opgeslagen in je spier- en levercellen. Brandstof voor je lichaam. Je cellen maken het door glucosemoleculen aan elkaar te koppelen. Ruststofwisseling: Als je in rust bent, verbruik je ook energie voor bijvoorbeeld hartslag, ademhaling en vertering. Vet zit in het beenmerg, rond organen en onder de huid. Van eiwitten heb je geen voorraad. Eiwitten zijn vooral belangrijk als bouwstof voor (spier)cellen. Vitamine A t/m D: Binas 82A Als je te weinig vitamins en mineralen eet, krijg je gebreksziekten. ADH-waardes: (Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid) hoeveel vitamines en mineralen je per dag nodig hebt. Bij een verantwoord afslankdieet eet je minder koolhydraten en vetten, maar wel voldoende van alle noodzakelijke voedingsstoffen. De poly- en disachariden moeten afgebroken worden tot mono-sachariden. Deze kunnen worden opgenomen (via actief transport de darmwandcellen in en vervolgens naar het bloed). Paragraaf 2 Cellulose: bouwstof van de celwand van plantencellen (Binas 67F). Voedingsvezels: stimuleren de darmwerking en zorgen voor een verzadigd gevoel. Cellulose-, lignine- en pectinemoleculen zijn voedingsvezels. Lignine: houtstof. Tussencelstof: pectine: De cellen van bijvoorbeeld een appel zijn aan elkaar geplakt met pectine. Wanneer de https://www.scholieren.com/verslag/85692 Pagina 4 van 15

appel gaat rijpen lost de pectine op. Hierdoor word de appel zacht, zodat je erin kan bijten. Vaatbundels bevatten houtvaten en bastvaten waar planten hun stoffen door vervoeren. Via de houtvaten gaat water met mineralen van de wortels naar boven. Water met suikers stroomt via bastvaten van de bladeren naar de rest van de plant. Ook de nerven leveren je voedingsvezels. Knollen en zaden zijn energierijke voedingsmiddelen door reservestoffen als zetmeel en oliën. Assimilatie (anabolisme): het opbouwen van organische stoffen in cellen, ATP nodig. Aminozuren: bouwstoffen van een eiwit. In een menselijk eiwit komen 20 verschillende typen aminozuren voor (Binas 67H1). Niet-essentiële aminozuren: die kan de lever maken door andere aminozuren om te bouwen. Essentiële amino- en vetzuren: die moeten dagelijks met het voedsel binnenkomen. De bouwstenen van voedingsvetten zijn glycerol en vetzuren (Binas 67G). Verzadigde vetzuren vind je in vaste vetten als boter, spek en kokosvet. Onverzadigde vetzuren zitten in bijvoorbeeld zonnebloemolie of visolie. Eiwitten zijn stoffen waarvan de moleculen bestaan uit ketens van aminozuren. Eiwitten worden in de cel gemaakt op de ribosomen op grond van informatie van het DNA. Peptidenbinding gebeurt in een cel in de ribosomen. Functies eiwit (o.a.): 1. Transporteiwit cel in/uit 2. Hormoon (insuline) 3. Receptor (waaraan hormonen binden) https://www.scholieren.com/verslag/85692 Pagina 5 van 15

4. 5. 6. 7. Enzym (duizenden verschillende in je lichaam) Antigeen (herkenningseiwit voor afweersysteem) Transport in bloed (hemoglobine, albumine) Structuur (b.v. collageen in huid) Eiwitten: 4 structuren: Primaire structuur: de volgorde van aminozuren Secundaire structuur: spiraal: alfahelix Tertiaire structuur: totale ruimtelijke vorm van een eiwit Quarternaire structuur: sommige eiwitten hebben dat. Ze bestaan uit 4 kleine eiwitten die samen een soort supereiwit vormen, bijvoorbeeld hemoglobine in rode bloedcellen (geld niet voor alle eiwitten). Eiwitten hebben een zeer bepaalde ruimtelijke structuur (uiteindelijk bepaald door het DNA) die alles te maken heeft met hun functie. Collageen is heel sterk Lipiden (vetten), Binas 67G 1.Vetten Verbinding tussen glycerol en meestal drie vetzuurstaarten (triglyceriden) die bij de vertering weer door lipase wordt verbroken. Belangrijkste functie: brandstof. Daarnaast nodig voor de opname van vetoplosbare vitaminen. Als er in de vetzuurstaarten dubbele koolstof-koolstof bindingen zijn (C=C), heet het vet onverzadigd (hoe meer dubbele bindingen hoe lager het smeltpunt: olie) 2. Steroïden Verschillende koolstofringen. Functies: hormonen (o.a. de geslachtshormonen) en vitamine D, bouwstof van de celmembraan 3.Fosfolipiden (kan ook onder vetten gerekend worden) Verbinding van glycerol, twee vetzuurstaarten en een fosfaatgroep. Belangrijke bouwstof van de celmembraan Paragraaf 3 ATP ontstaat door aan ADP (AdenosineDiPhospate) een derde fosfaatgroep vast te maken. Daarmee krijgt het ATPmolecuul heel veel energie. Iedere spiervezel heeft maar een beperkte voorraad ATP. Bij energie vragende processen word ATP verbruikt (omgezet in ADP en AMP (AdenosineMonoPhospate)). CP (creatinefosfaat): Noodaccu. Fosfaataccu: De ATP-voorraad en CP samen. https://www.scholieren.com/verslag/85692 Pagina 6 van 15

Anaerobe dissimilatie: Afbraak van glucose zonder zuurstof, levert ATP en melkzuur. Aerobe dissimilatie: Verbranden van glucose met zuurstof. De afbraak van overtollige aminozuren vindt plaats in de lever. Aerobe dissimilatie levert maximaal 38 moleculen ATP per molecuul glucose. Vetten en eiwitten kunnen ook als brandstof voor aerobe dissimilatie dienen. Glucose is de brandstof waaruit cellen per seconde de meeste ATP kunnen vrij maken. Spier- en levercellen hebben een voorraad glycogeen waaruit ze glucose kunnen afsplitsen. Met voedsel komt nieuwe glucose binnen. Stofwisseling: Het geheel aan reacties betrokken bij de verandering van stoffen (omzettingen) in een organisme en de energie veranderingen die daarmee gepaard gaan. Organismen die zelf glucose kunnen maken = assimilatie à autotroof Energie voor assimilatie komt uit licht foto-autotroof (fotosynthese) Energie voor assimilatie komt uit chemische reactie chemo-autotroof (chemosynthese) Organismen die glucose niet zelf kunnen maken à moeten eten à heterotroof Paragraaf 4 Fotosynthese: CO 2 + H 2 O àc 6 H 12 O 6 + O 2 Koolstofdioxide + water à glucose + zuurstof Fotosynthese vindt plaats in de bladgroenkorrels (chloroplasten). Voortgezette assimilatie: Planten gebruiken glucose als grondstof voor opbouw van andere organische stoffen. Cuticula: Vettig laagje, voorkomt een te grote verdamping van water en het binnendringen van schimmels. Huidmondjes: Kleine afsluitbare openingen in de opperhuid waardoor koolstofdioxide en zuurstof het blad in- en https://www.scholieren.com/verslag/85692 Pagina 7 van 15

uitgaan. Palissade- en sponsparenchym: Weefsellagen in het midden van het blad. Chlorofyl: Chloroplasten bevatten onder andere groene kleurstoffen zoals chlorofyl. De beperkende factor staat vaak bij een (stijgende) grafiek op de x as. Voor fotosynthese heeft een plant chloroplasten, water, koolstofdioxide, licht en voldoende water nodig. Is een van deze factoren onvoldoende, dan is dat de beperkende factor. Brutoproductie: de totale hoeveelheid glucose die een plant bij de fotosynthese maakt. Nettoproductie: de brutoproductie dissimilatie. Verbranding gaat altijd door en altijd even snel. Compensatiepunt: Bij een bepaalde lichtsterkte nemen de cellen geen O 2 meer op. De brutoproductie is gelijk aan de dissimilatie. Droge stof: Bestaat uit organische stoffen en mineralen, geen water. Gewicht van deze stof is het drooggewicht. Rf-waarden: Binas 72 Paragraaf 5 Lactose: melksuiker 1.Verbranding van glucose (aërobe dissimilatie) - Glucose + zuurstof à koolstofdioxide + water - C6H12O6 + 6 O2 à 6 CO2 + 6 H2O [+ ATP] - Deels in de mitochondriën https://www.scholieren.com/verslag/85692 Pagina 8 van 15

2. Melkzuurgisting (anaërobe dissimilatie) - Glucose à2 melkzuur - C6H12O6 à 2 C3H6O3 [+ ATP] - Door o.a. melkzuurbacteriën (yoghurt, karnemelk) - In spiercellen bij zuurstofgebrek (heet dan anaërobe diss. en geen melkzuurgisting) 3. Alcoholische gisting (anaërobe dissimilatie) - Glucose à alcohol + koolstofdioxide - C6H12O6 à 2 C2H5OH + 2 CO2 [+ ATP] - Door o.a. gistcellen (eencellige schimmels): bier, wijn, brood Door het melkzuur krijgt de melk een lagere ph. Ziekmakende bacteriën kunnen zich bij deze ph niet goed ontwikkelen. Klassieke biotechnologie: het gebruik maken van bacteriën en schimmels voor het houdbaar maken van voedsel. Hoofdstuk 6 Paragraaf 1 Bouwstoffen: eiwitten zijn bouwstoffen om nieuwe cellen te maken. Hoe groter een voorwerp is hoe kleiner relatief zijn oppervlak. Oppervlak (A): lengte x breedte Inhoud/volume (V): lengte x breedte x hoogte Beschermende stoffen: antistoffen, vitamines en mineralen. Darmflora: darmbacteriën. In moedermelk zitten naast bouwstoffen, brandstoffen en beschermende stoffen, ook bacteriën. Samen met andere bacteriën van het moederlichaam start met deze bacteriën de ontwikkeling van de darmflora van de baby. In het eerste levensjaar groeit een baby snel door de moedermelk. Door de melk raakt het afweersysteem van de https://www.scholieren.com/verslag/85692 Pagina 9 van 15

baby niet overbelast. Een baby herkent de moeder aan de geur. Gezonde voeding: het voedsel voorziet het lichaam precies van zijn behoeften. Welvaartsziekten: vetzucht en hart- en vaatziekten. Ontstaan door te vet eten. Eten en drinken kunnen het welbevinden van de mens vergroten. Paragraaf 2 Melkgebit: de eerste tanden en kiezen van het kind. Volwassen gebit: Vanaf 6 jaar gaan kinderen wisselen en krijgen ze meer tanden en kiezen die groter zijn dan het melkgebit. De functie van het gebit is voedsel in kleine delen te knippen en te vermalen, waardoor het oppervlakte vergroot. Verteringsstelsel (bron 7): 1. 2. 3. 4. 5. De voedingsstoffen uit het voedsel komen vrij in verschillende organen. Bloedvaten in de dunne darm nemen de voedingsstoffen op, sommige voedingsstoffen pas nadat ze door enzymen verteerd zijn. Via de poortader gaan ze naar de lever. Dit orgaan kan de voedingsstoffen tijdelijk opslaan of ze omzetten in andere stoffen. Na verder transport door het lichaam verlaat een deel van de voedingsstoffen met het bloedplasma de haarvaten. Het weefselvocht dat zo ontstaat, brengt de voedingsstoffen naar de lichaamscellen. Macromoleculen: bepaalde koolhydraten, eiwitten en DNA. Macromoleculen zijn te groot voor de darmcellen om zo uit de darminhoud te halen. Verteringsenzymen: breken macromoleculen af tot kleinere moleculen die door je cellen kunnen worden opgenomen. Vertering gaat in stappen: (bron 7, Binas 82C) Je mond heeft 6 grote speekselklieren. Zij maken verschillende typen speeksel. Je maagsapklieren maken een enzym dat eiwitten verteert. Vetten, DNA, bepaalde koolhydraten en eiwitten komen (opnieuw) aan de beurt in de dunne darm. Daar zorgen enzymen, gemaakt door cellen van alvleesklier en dunne darm, voor. https://www.scholieren.com/verslag/85692 Pagina 10 van 15

Kleurstoffen kunnen het gedrag van kinderen beïnvloeden. Additieven: kleur-,geur- en smaakstoffen. ADI-waarde: Aanvaardbare Dagelijkse Inname. Binas 95. Paragraaf 3 Een enzym werkt specifiek, 1 substraat 1 reactie. De enzymmoleculen zelf veranderen niet tijdens de reactie. De stof waar het verteringsenzym op inwerkt, noem je substraat (sleutel/slot principe). Optimumtemperatuur: Bij de optimumtemperatuur vinden de meeste omzettingen per seconde plaats. Verhoog je de temperatuur, dan verandert de vorm van de holte voor het substraatmolecuul en werken die enzymmoleculen niet meer. Het gevolg is dat de totale enzymactiviteit afneemt en ten slotte nul is wanneer de maximumtemperatuur is bereikt. De enzymen gaan kapot bij een te hoge temperatuur: denatureren. Optimum-pH: de zuurgraad beïnvloedt ook de enzymactiviteit. De enzymactiviteit kun je weergeven volgens een optimumkromme. De optimumkromme heeft een optimum, waar de enzymactiviteit het grootst is, een minimum, waaronder er geen enzymactiviteit meer is en een maximum, waarboven er geen enzymactiviteit meer is. Kenmerken enzym: Ze worden zelf niet verbruikt Temperatuurafhankelijk Zuurgraadafhankelijk https://www.scholieren.com/verslag/85692 Pagina 11 van 15

Substraatspecifiek: een enzym kan maar 1 bepaalde stof afbreken of opbouwen Enzymen zijn eiwitten met een speciale taak: het versnellen van chemische reacties (biokatalysatoren). Ze doen dit door de activeringsenergie te verlagen. Enzymactiviteit = aantal actieve enzymen x activiteit per enzym Als de ph veranderd verandert de ruimtelijke vorm van het enzym. Hemoglobine is een groot eiwit in het bloed. Ook heel gevoelig op ph, beïnvloed binding van zuurstof. Emulgeren: het mengen van vet en water. Het emulgeren zorgt voor oppervlaktevergroting. Bij vertering van koolhydraten, eiwitten en vetten zijn diverse enzymen betrokken. Deze enzymen werken bij verschillende ph s. Na vertering zijn kleine moleculen onstaan. Binas 82E & F. Paragraaf 4 Darmperistaltiek: de knijpende darmbewegingen van de lengte- en kringspieren. Voedingsvezels: stevige, onverteerbare koolhydraatmoleculen. Zij zorgen voor een stevige voedselbrij die de spieren verder kunnen duwen. Tussen de plooien van de maagwand monden afvoerbuizen van de maagsapklieren uit. Van deze klieren maken sommige cellen maagzuur, dat bacteriën in je voedsel onschadelijk maakt en waardoor de ph in de maag daalt. Andere klieren maken het onwerkzame enzym pepsinogeen. Dat verandert door het maagzuur in peptase, een enzym dat eiwitten verteert. De cellen van de maag bestaan echter ook voor een belangrijk deel uit eiwitten. Peptase is dus gevaarlijk voor de maagcellen. Om te voorkomen dat de maag zichzelf verteert, beschermd een slijmlaag de maagwand tegen zijn eigen verteringssappen. https://www.scholieren.com/verslag/85692 Pagina 12 van 15

Maagportier: stevige kringspier die voorkomt dat het zure voedsel in de maag meteen de darm ingaat. Darmvlokken: Binas 82C Dekweefselcellen van de dunne darm nemen voedingstoffen op met hun microvilli (kleine uitsteeksels op celmembranen van dekweefselcellen) en geven ze af aan bloed en lymfe. Resorptie: de opname van voedingsstoffen uit de darm. Prebiotica: Darmflora hecht zich aan het darmslijmvlies en verhindert daarmee de groei van schadelijke bacteriën. Prebiotica stimuleren de groei van deze bacterie. De dikke darm neemt onder andere water en vitamine K (van bacteriën) op en vormt de ontlasting. Paragraaf 5 Bilirubine: gele kleurstof, zit in gal. Galzure zouten: emulgeren vetten. Galgang: afvoerbuis die naar de twaalfvingerige darm leidt. Glycogeen: een polysacharide van glucose (Binas 67F3). Ureum: afgebroken aminozuren, komt in urine terecht. (Binas 67H) De lever verwerkt voedingsstoffen en maakt onder andere glycogeen,bloedeiwitten en ureum. Essentiële aminozuren moet je via je voedsel opnemen. Levercellen breken gifstoffen af. Glycogenolyse Afbraak van glycogeen tot glucose o.i.v. glucagon en adrenaline https://www.scholieren.com/verslag/85692 Pagina 13 van 15

Lipolyse Afbraak van vetten tot vetzuren en glycerol Desaminering Aminogroep van aminozuren verwijderd à omgezet tot giftig ammoniak à omgezet in ureum (via de nieren uitgescheiden) Metabolisme van hemoglobine Rode bloedcellen worden steeds afgebroken à hemoglobine komt vrij (afgebroken tot bilirubine en ijzer). Bilirubine Via gal afgevoerd omzetting van cholesterol Cholesterol Wordt omgezet in galzure zouten à helpen de vetvertering in darm door emulgering Leverslagader Aanvoer zuurstofrijk bloed Poortader Aanvoer bloed uit milt, maag, alvleesklier, dunne darm en deel van dikke darm (voedingsstoffenrijk) Leverader(s) Afvoer van zuurstofarm en gecontroleerd bloed Toepassen Lactose-intolerantie: Mensen die lactose-intolerant zijn kunnen lactose niet verteren. De verschijnselen zijn krampen en diarree. Koemelkallergie: Sommige kinderen reageren heftig op het melkeiwit lactoglubine. Als ze daarmee in aanraking https://www.scholieren.com/verslag/85692 Pagina 14 van 15

komen geven ze stoffen af die tot verwijde bloedvaten en geprikkelde slijmvliezen van oog en keel leiden. https://www.scholieren.com/verslag/85692 Pagina 15 van 15