4,2. Samenvatting door een scholier 2580 woorden 22 oktober keer beoordeeld. Biologie H2 Cellen in werking

Vergelijkbare documenten
6,6. Samenvatting door een scholier 2492 woorden 31 mei keer beoordeeld HOOFDSTUK 2 CELLEN IN WERKING

BIOLOGIE Havo / Vwo 4 Submicroscopische cel: celorganellen

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2, 3 en 4

Samenvatting Biologie H1+2

Samenvatting biologie thema 2

Praktische opdracht Biologie Cellen

Examen Voorbereiding Cellen

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1

B2 Zelf cellen bekijken Preparaat om cellen door een microscoop te bekijken maak je eerst een preperaat

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3: Cellen

8.1. Boekverslag door L woorden 15 december keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie samenvatting biologie voor jou havo 4 thema 2

Samenvatting Biologie Thema 2

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2, Cellen: bouw en functie

De cel, didactische schrijfopdracht 4 VMBO T Een reis door de subcellulaire structuur van de cel

Samenvatting Biologie Thema 1-2

Celmembraan (duh! dat maakt het een cel) Celwand Ribosomen (voor eiwitsynthese) Soms: uitsteeksels zoals flagel (zweepstaart)

5,8. Hoofdstuk 1. Samenvatting door een scholier 2273 woorden 3 oktober keer beoordeeld. Biologie voor jou

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1

Thema: Inleiding in de biologie & Cellen

Les wetenschappen: biologie

9, Samenvatting door een scholier 1855 woorden 27 november keer beoordeeld. Hoofdstuk 2 Biologie bedrijven

Samenvatting Biologie Hst 1 inleiding in de biologie

Stamcellen zijn ongedifferentieerde cellen die zich blijven delen. Drie verschillende stamcelbronnen zijn:

Samenvatting Biologie Hoodstuk 3 cellen

Samenvatting Biologie Thema 1: Organen en cellen

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2: Cellen

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie: Eukaryote cel 7/2/2015. dr. Brenda Casteleyn

Samenvatting Biologie H3 Organen en cellen

Samenvatting Biologie Hoofdstuk.1 p.1 t/m 6

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 en 2

De cel, didactische schrijfopdracht 4 VMBO T Een reis door de subcellulaire structuur van de cel

Samenvatting Biologie Wat is biologie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4: Cel en leven

Cellen van drie domeinen. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

6,5. Samenvatting door een scholier 1879 woorden 19 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou

Theorie Module Cellen

1: Nanotechnologie. 2: Cellen bekijken

Cellen aan de basis.

Cellen in het lichaam.

Biologie Hoofdstuk 3 Structuren Binnen Organismen Gerrit van der Stelt

Onderdelen van de cel

Bouw van een cel vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting Biologie Thema 1

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2, Cellen: bouw en functie

De cel metabolisme cel cel- membraan eiwitsynthese DNA aminozuren 1.1 De cel celcyclus celmembraan Afbeelding 1.1

Vragen bij paragraaf 3.1

Onderdelen van de cel

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4: cel en leven+ Hoofdstuk 5: onderzoek

De romp bestaat uit een borstholte en een buikholte, gescheiden door het middenrif.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2

Samenvatting Biologie Thema 1, Inleiding in de

Begrippen Hoofdstuk 3

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1

de cel A&F_MBO_H01.indd :21

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 22 het topje van de eiwitberg

Examenreader CYTOLOGIE

5.7. Boekverslag door N woorden 7 november keer beoordeeld 2.2

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2 t/m 3.3

1 Stoffen worden omgezet. Stofwisseling is het vormen van nieuwe stoffen en het vrijmaken van energie. Kortom alle processen in organismen.

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Examen

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 en 2

Samenvattingen. Samenvatting Thema 1: Stofwisseling. Basisstof 1. Organische stoffen:

Biologie Hoofdstuk 1 Celleer Vanderschaeve_EurAc_2011

Aantekeningen Hoofdstuk 1: Vier rijken Vergelijken KGT

Presentatie Biologie cellen ordenen onder een microscoop

Diagnostische toets Van HIV tot AIDS?

GEZONDHEIDSKUNDE. Het menselijk lichaam

Voorbereidende opgaven Examencursus

Biologie ( havo vwo )

Samenvatting Biologie Thema 1, 2, 3: Inleiding in de biologie, Cellen en Voortplanting

BOUWSTENEN VAN HET LEVEN

2. mitochondriën leveren de benodigde energie. Eiwit-flagellen zogen voor de beweging van staart

Voedingsleer. Waar gaat deze kaart over? Wat wordt er van je verwacht? Voedingsleer en het plantenrijk

Nederlandse samenvatting voor geïnteresseerden buiten het vakgebied

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie: Eukaryote cel. 20 februari dr. Brenda Casteleyn

Fysiologie / Metabolisme stofwisseling

HOOFDSTUK 1: CELLEN VAN ONS LICHAAM

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4 t/m 7

Biologie Hoofdstuk 2 Stofwisseling

Cellen = de bouwstenen waaruit organismen zijn opgebouwd. Ieder rijk heeft zijn eigen soort cel.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 en 2

4, Geprikkeld gedrag. 1.2 De zweep voor het publiek. 1.3 Seks: vechten, vluchten of vriendjes worden?

3 Factoren die het watergehalte van organismen 40 bepalen. 3.1 Bepalende factoren voor watergehalte Belang van water voor levende wezens 41

Module: Micro-organismen - h45. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

7,4. Antwoorden door een scholier 3745 woorden 26 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

Mitochondriële ziekten

Organen, Cellen en Ordening

Zijn er bij deze onderwerpen deficiënties, dan kun je via de volgende sites je kennis vergroten: - -

Bepaalde voedingsmiddelen, zoals yoghurt een zuurkool, worden met behulp van bacteriën gemaakt.

Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9, 'Fast Food Island' en Hoofdstuk 10, 'Ecologie'

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 7

DE CEL - SUBMICROSCOPISCH

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling

toekomstig te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland. Door de hoofdstructuur worden natuurgebieden aan elkaar verbonden.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2 t/m 4

Cellen en stevigheid van voedsel.

Aerobe dissimilatie = de afbraak van glucose (maar ook vetzuren en aminozuren) met behulp van zuurstof, waardoor energie vrijkomt om ATP te maken.

Transcriptie:

Samenvatting door een scholier 2580 woorden 22 oktober 2010 4,2 9 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Biologie H2 Cellen in werking Bios = leven Logos = leer/wetenschap Biologie = de leer van het leven 4 groepen organismen: -Dieren -Planten -Bacteriën -Schimmels Alle organismen zijn opgebouwd uit cellen (2.1) Klieren maken speeksel, zweet en traanvocht. Die sappen komen via afvoerbuisjes op plaats van bestemming. Kliercellen halen de grondstoffen voor de sappen via voedsel uit het bloed. De klieren van een vrouw: - Oorsmeerklieren > aanmaak oorsmeer -Traanklieren > aanmaak tranen -Speekselklieren > aanmaak speeksel -Slijmklieren > aanmaak slijm -Zweetklieren > aanmaak zweet -Melkklieren > aanmaak melk -Maagwandklieren > bevat verteringsenzymen -Darmwandklieren > bevat verteringsenzymen -Alvleesklier > bevat verteringsenzymen, regelen het suikergehalte De belangrijkste oorzaken van het op gang komen van de speekselproductie: -Ruiken met reukzintuigen in je neus -Proeven met smaakzintuigen in je tong Functie speeksel: -Smeermiddel (>makkelijk doorslikken) -Stoffen die zetmeel verteren (amylase) Enzymen in speeksel: https://www.scholieren.com/verslag/37268 Pagina 1 van 7

-Amylase > splitst zetmeel in suikers -Lysozym > maakt bacteriën onschadelijk (ook in melk en zweet) Voor de bouw van amylase is nodig: -Bouwstoffen -Zuurstof Je speeksel bestaat uit: -Water -Zouten -Eiwitten (enzymen en slijmstoffen) Je mondslijmvlies bevat honderden kleine en 3 grote speekselklieren, de bekendste: -Oorspeekselklieren (zetten op bij bof) De oorzaak van de bof is een virus, je kunt het krijgen via het hoesten van anderen. De bof kun je voorkomen door een vaccinatie. De ziekteverschijnselen: -Ontstoken oorsmeerklieren -Ontstoken alvleesklier -Ontstoken testes(zaadballen) Speeksel heeft een sterk wisselende samenstelling. Deze samenstelling hangt af van: -Dag- en nachtritme -Lichaamsbeweging -Medicijngebruik -Wat je eet Soorten speeksel: -Dun, waterig speeksel > zuur eten (uit oorspeekselklieren) -Dik, slijmachtig speeksel > zoet eten (uit klieren onder je tong)(schuim van sporters) Waarvoor bevat speeksel fluor en calcium?: -Fluor voorkomt afbraak van het tandglazuur -Calcium is nodig voor de opbouw van het gebit Per dag stroomt er ong. een halve liter door je mondholte Functie zweet: -Regelt lichaamstemperatuur (door verdamping) Er zijn klieren zonder afvoerbuisjes; de hormoonklieren > ze geven hun producten af aan het bloed Klieren, weefsels of organen die bestaan uit cellen die klierproducten maken (kliercellen): -Exocriene klieren = geven een product af via een afvoergang aan extern milieu (zweetklieren, traanklieren en maagwandklieren) -Endocriene klieren = geven producten af aan het interne milieu(bloed) > geen afvoergang (hormoonklieren) Enzymen = hulpstoffen die je lichaam helpen bij het afbreken en opbouwen van stoffen Enzymen zijn: -Eiwitten -Specifiek -Worden zelf niet verbruikt De verteringsproducten komen uiteindelijk in je bloed, zodat alle cellen ervan kunnen profiteren https://www.scholieren.com/verslag/37268 Pagina 2 van 7

(2.2) Op verschillende niveaus is sprake van specialisatie en samenwerking: organen werken samen in je lichaam. Organellen werken samen in een cel waardoor de cel goed functioneert. Cellen wisselen stoffen met hun omgeving uit. De cel is het begin van organismen en dus van het leven Pantoffeldiertjes = eencellige organismen (leven alleen bij water)(vertonen alle levenskenmerken) Levenskenmerken: -Groei -Voortplanting -Stofwisseling (opnemen, omzetten en afgeven van stoffen) -Waarnemen van en reageren op veranderingen in de omgeving -Organisatie van erfelijk materiaal Een zenuwcel heeft veel organellen die energie vrijmaken Rode bloedcellen zijn kernloos, doordat ze daardoor meer ruimte hebben vervoeren ze meer zuurstof Cellen zijn zo afhankelijk dat ze buiten je lichaam onder normale omstandigheden niet kunnen overleven Cellen vertonen levenskenmerken. Meercellige organismen hebben gespecialiseerde cellen die verschillen in bouw. De cellen werken nauw samen. Organisatieniveaus: Molecuul-celorganel-cel-weefsel-orgaan-orgaanstelsel-organisme-populatie-ecosysteem (2.3) Logistiek = het plannen van de aan- en afvoer Binnen de cel zijn eiwitten nodig voor: -Opbouw -Herstelwerkzaamheden -Het regelen van processen (zoals. Celdeling en verbranding) Deze processen vinden plaats in: -De organellen zelf -Het grondplasma Bepaalde eiwitten, enzymen, werken als (bio)katalysatoren. Ze maken mogelijk dat de chemische processen bij je lichaamstemp. toch snel genoeg verlopen (bijv. amylase) Elk enzym kan slechts 1 chemische reactie activeren Celkern: Bevat DNA dat is het bouwplan van je lichaam Regelt de aanmaak van eiwitten Celskelet: Kan de vormen van cellen veranderen Geeft stevigheid Zorgt voor de beweging van cellen Is betrokken bij de celdeling Ribosoom: Plakken aminozuren aan elkaar (die maken eiwitten) Mitochondriën: maken APT (dat is een energierijke stof) Endoplasmatisch reticulum: Transportweg voor eiwit Bewerkt ruwe eiwitten https://www.scholieren.com/verslag/37268 Pagina 3 van 7

Lysosomen: Blaasjes met verteringsenzymen Betrokken bij afbraak van grote moleculen (eiwitten, vetten, koolhydraten en overtollig materiaal) Suicide bags: onbedoeld lekkende lysosomen (afbraak celinhoud) Apostose: gerichte afbraak van celmateriaal (geen cel maar een proces) Golgi-systeem: Bewerkt eiwitten (nog verder) Sorteert eiwitten Verpakt eiwitten Celmembraan: de grens tussen celinhoud en omgeving Draagt bij aan het in stand houden van het verschil in samenstelling binnen en buiten de cel Het laat selectief stoffen door Bestaat uit fosfolipiden (eiwitten, cholesterol)(vetachtige stoffen) Chloroplasten(bladgroenkorrels): Hierdoor hoeven planten niet te eten Celwand: zorgt voor stevigheid Vacuole: bevat opgeloste stoffen (suikers, zouten, afvalstoffen en kleurstoffen) Hierin vindt diffusie plaats Transportblaasjes: Zorgt voor de transport van eiwitten Chromosomen = een drager van een deel van een erfelijk materiaal (DNA) in een organisme RNA-molecuul = een kopietje van het DNA, voor de ribosomen die de eiwitten in het grondplasma in elkaar zetten Aminozuren = de bouwstenen voor eiwitten Aminozuren krijg je binnen via je voedsel, in je damkanaal komen ze vrij bij het verteren van eiwitten. Losse ribosomen maken eiwitten die in de cel blijven Eiwitten voor de export worden gemaakt door ribosomen die gekoppeld zijn aan een speciale transportweg: het Endoplasmatisch reticulum Eiwitten beginnen met groepjes aminozuren met een specifieke volgorde. Je kunt die volgorde vergelijken met adreslabels. De adreslabels: -1e: door deze eerste adreslabel komt de lange sliert aminozuren terecht in de sterk vertakte ruimte van het ER > het adreslabel is niet meer nodig en gaat eraf -2e: Deze tweede adreslabel brengt de eiwitten naar blaasjes die zich van het ER afsnoeren > deze blaasjes versmelten met het golgi-systeem > de eiwitten gaan door het golgi-systeem > er worden nog enkele veranderingen gedaan met behulp van enzymen > de eiwitten komen aan bij de celmembraanzijde van het golgi-systeem -Dan vind de sortering van de eiwitten plaats. Eiwitten met eenzelfde adreslabel komen terecht in 1 blaasje. Een deel van de blaasjes bevat stoffen die bestemd zijn voor export(enzymen of hormonen) andere blaasjes bevatten enzymen voor de afbraak van overtollig celmateriaal of door de cel opgenomen stoffen (Lysosomen) Ribosomen koppelen aminozuren aan elkaar. Enzymen in het ER en Golgi-systeem bewerken de keten tot zijn definitieve eiwitvorm. Het Golgi-systeem sorteert de eiwitten en verpakt ze. Herkenning vind plaats door middel van adreslabels. ATP = de energiebron voor je cellen In het mitochondriën kunnen de cellen APT laden door energie uit brandstoffen zoals glucose te halen (zuurstof is nodig) Het celskelet wordt voordurend gesloopt en weer opgebouwd, hierdoor veranderen cellen steeds van vorm en https://www.scholieren.com/verslag/37268 Pagina 4 van 7

verplaatsen organellen zich in het grondplasma Celactiviteiten kosten energie. ATP is de energieleverende stof in de cel. ATP ontstaat bij de verbranding. Deze vindt hoofdzakelijk in de mitochondriën plaats. Het celskelet geeft cellen niet alleen vorm, maar is ook belangrijk bij de beweging van een cel. Niet elke cel heeft evenveel mitochondriën, omdat niet elke cel even veel energie nodig heeft De relatie tussen het celskelet en kanker of spierziekten heeft celdeling en afwijkende celvormen temaken (2.4) Je lichaam kan cellen herkennen aan de vorm Speekselklieren halen hun stoffen uit het bloed en geven speekselproducten af aan de afvoerbuisjes van de speekselklier. Tijden het transport naar de mondholte verandert het speeksel in het afvoerbuisje van samenstelling. Cellen om het afvoerbuisje nemen onder andere Na+ en Cl- uit het speeksel op en geven er K+ aan af. Celmembraan = de grens tussen celinhoud en omgeving, het heeft een actief organel die selectief stoffen doorlaat Doordat het celmembraan maar selectief stoffen doorlaat, draagt het bij aan het in stand houden van het verschil in samenstelling binnen en buiten de cel > cellen kunnen tot op zekere hoogte hun samenstelling constant houden Het celmembraan bestaat uit; een dubbellaag fosfolipiden waarin zich eiwitten en cholesterol bevinden (de beweeglijkheid van de fosfolipiden groot) Fosfolipiden = vetachtige stoffen Eiwitten zitten op verschillende manieren in het membraan, de eiwitten kunnen zich vrij in het vlak bewegen, behalve wanneer ze verbonden zijn met een structuur binnen de cel Receptoren = koolhydraatketens met antennefunctie, ze ontvangen signalen uit de omgeving, stoffen uit de omgeving kunnen zich hieraan koppelen (aan transporteiwit) Een biomembraan bestaat uit fosfolipiden, eiwitten en cholesterol. De beweeglijkheid van de moleculen van het membraan is groot. Sommige eiwitten hebben aan de buitenzijde van de cel receptoren waaraan stoffen kunnen hechten. Dit heeft een specifieke reactie in de cel tot gevolg. Membraanreceptoren worden beschouwd als slot waarin slechts 1 stof als een soort sluiter past De overeenkomst tussen biomembranen en vloeistoffen: het zijn beide de moleculen in beweging De organellen die omgeven zijn door biomembranen: kern, ER, Golgi-systeem, Lysosomen en de mitochondriën Doordat celmembraan is opgebouwd uit vetachtige stoffen, kunnen in water opgeloste stoffen het celmembraan niet zonder meer passeren Door diffusie kunnen kleine moleculen(water, zuurstof en koolstofdioxide) zonder elektrische lading het celmembraan passeren Diffusie = het verplaatsen van deeltjes (moleculen) van een plaats met een hoge concentratie naar een plaats met een lage concentratie, totdat de concentratie gelijk is Osmose = diffusie van water door een semipermeabel membraan Semipermeabel membraan = een membraan die selectief doorlaatbaar is, ondoorlaatbaar voor de meeste stoffen behalve water en kleine moleculen Stoffen passeren op verschillende manier het membraan: -1 diffusie van O2 en CO2 door de fosfolipidenlaag -2 diffusie van ionen en kleine organische moleculen via eiwitkanalen; ook water(osmose) -3 actief transport van ionen en organische moleculen van een lage naar een hoge concentratie via https://www.scholieren.com/verslag/37268 Pagina 5 van 7

moleculaire pompen Ionen = atomen die elektrisch geladen zijn Je noemt het actief transport, omdat het membraantransport tegen het concentratieverval de cel veel energie(atp) kost Membraanoppervlakken veranderen voordurend > witte bloedcellen en sommige eencellige gebruiken dit om zich te kunnen verplaatsen Kliercellen scheiden producten uit via membraanbolletjes uit het Golgi-systeem > bolletjes versmelten met het celmembraan en lozen daarbij hun inhoud (exocytose) Andersom kunnen via instulpingen in het membraan grote moleculen en voedseldeeltjes binnenkomen (endocytose) > in de cel versmelten de membraanbolletjes met lysosomen > enzymen in lysosomen verteren de voedseldeeltjes > de verteringsproducten komen via transporteiwitten in het grondplasma Exocytose en endocytose is mogelijk doordat membranen vloeibaar zijn Een bijzondere eigenschap van membranen is dat ze zich vanzelf sluiten en de celinhoud blijven afschermen Ongeladen deeltjes passeren membranen door diffusie. Andere stoffen passeren membranen via eiwitkanalen. Bij actief transport werken de eiwitten als pompen. Door middel van exocytose of endocytose kunnen cellen grote moleculen via membraanbolletjes afgeven of opnemen. Eiwitten hebben 2 functies in biomembranen: -1 als transportmiddel -2 als moleculaire pompen Celfusie > een witte bloedcel samensmelten met een kankercel Doordat er bladgroenkorrels in een plant zitten, hoeft de plant niet te eten 1655 Robert Hooke ontdekt een celstructuur 1676 Van leeuwenhoek ziet voor het eerst bloedcellen in bloed, zaadcellen in sperma en eencellige in water 1833 Robert Brown ziet dat cellen een celkern bevatten 1838 Schleiden en Schwann ontdekken dat alle planten en dieren bestaan uit 1 of meer cellen 1855 Rudolf Virchow ontdekt dat iedere cel voortkomt uit een cel 1900 vrijwel alle prganellen zijn beschreven en van een naam voorzien 1945 de elektronenmicroscoop stelt onderzoekkers in staat meer details in de cel waar te nemen De eerste organismen op aarde waren eenvoudige prokaryote bacteriën Endosymbiosetheorie: Primitieve eukaryoten zouden via fagocytose prokaryoten hebben opgeslokt. Deze opgeslokte cellen ontwikkelden zich vervolgens tot gespecialiseerde celorganellen: mitochondriën en chloroplasten Virussen zijn, net als een groot aantal bacteriën, ziekteverwekkers Virussen kunnen zich alleen vermeerderen in en met behulp van cellen van prokaryoten en eukaryoten Is een gastcel besmet met het DNA of RNA van een virus, dan nemen die moleculen als het ware de regie over > de gastcel maakt dan vrijwel alleen maar nieuwe virussen > de gastcel gaat ten gronde Een virus hoeft niet meer te zijn dan wat ingepakt DNA of RNA, omdat het gebruik maakt van de organellen en enzymen van de gastheercel Microscopen zijn onmisbaar voor het bestuderen van cellen. De verschillen tussen plantaardige en dierlijke cellen zijn minder groot dan die tussen prokaryoten(bacteriën) en eukaryoten(planten en dieren). Mitochondriën en chloroplasten zijn vermoedelijk uit prokaryoten ontstaan door endosymbiose. Virussen zijn geen cellen. https://www.scholieren.com/verslag/37268 Pagina 6 van 7

De celwand maakt geen deel uit van het grondplasma, het grondplasma zit in de celwand Dat mitochondriën en bladgroenkorrels eigen DNA hebben ondersteunt de endosymbiosetheorie: Het DNA is de belangrijkste chemische drager van erfelijke informatie, door deling kon de cel dus steeds gespecialiseerd blijven Chloroplasten zijn specifiek voor planten en enkele eencellige Er ontstaat ATP in chloroplasten, doordat chlorofyl lichtenergie opvangt > dee energie wordt gebruikt voor de fotosynthese > er komt glucose(uit water en koolstofdioxide) en zuurstof Plastiden = een groep organellen Plastiden: -Chroroplasten (groende kleurstofkorrels van planten) -Chromoplasten (rode en oranje kleurstofkorrels in worteltjes en tomaten) -Kleurloze amyloplasten (zetmeelkorrels in aardappelen) Alle plastiden hebben een overeenkomstige structuur en kunnen in elkaar overgaan Volwassenplantencellen > grote centrale vacuole (90% celvolume)(grondplasma en organellen beweging zich in een dun laagje om de vacuole heen Jonge plantencellen > meerdere vacuolen Jonge planten nemen hierdoor meer water op, hierdoor groeien de cellen vooral in de lengte (celstrekking) en ontstaat 1 grote vacuole Vacuolevocht bevat opgeloste stoffen (suikers, zouten, afvalstoffen en kleurstoffen) Anthocyanen = kleurstoffen Door de aanwezigheid van veel opgeloste stoffen neemt de vacuole door diffusie water uit de omgeving op (osmose) > vacuole zwelt op een de elastische celwand komt onder druk te staan > op deze manier zorgt de vacuole voor stevigheid (turgor) van een plantencel > al die cellen tezamen geven de plant vorm > wanneer veel cellen door waterverlies hun turgor kwijtraken, gaat de plant slap hangen Plantencellen hebben verschillende plastiden en een grote centrale vacuole. De plastiden kunnen in elkaar overgaan. Turgor ontstaat doordat de celwand onder druk van de vacuole komt. Penicilline = een antibacteriële stof Bacterien sterven eerder dan gewone cellen, omdat bacteriën kwetsbaarder zijn https://www.scholieren.com/verslag/37268 Pagina 7 van 7