Trendrapportage mbo groen gediplomeerden



Vergelijkbare documenten
Dierenhouderij en -verzorging

01IC AOC Oost. MBO Factsheet. Convenantjaar Nieuwe voortijdige schoolverlaters Voorlopige cijfers Uitgave: maart 2015

MBO Factsheet. 11UL Edudelta Onderwijsgroep

12VI Nordwin College. MBO Factsheet Convenantjaar Nieuwe voortijdige schoolverlaters Definitieve cijfers - versie 1 Uitgave: oktober 2018

21CS CITAVERDE College MBO Factsheet Convenantjaar Nieuwe voortijdige schoolverlaters Definitieve cijfers - versie 1 Uitgave: november 2015

Figuur 1: Totaal aantal deelnemers groen mbo

AGRARISCH ZORGBEDRIJF

25EF Clusius College. MBO Factsheet Convenantjaar Nieuwe voortijdige schoolverlaters Definitieve cijfers - versie 1 Uitgave: oktober 2018

13US AOC De Groene Welle. MBO Factsheet. Convenantjaar Nieuwe voortijdige schoolverlaters voorlopige cijfers

21CS CITAVERDE College. MBO Factsheet. Convenantjaar Nieuwe voortijdige schoolverlaters voorlopige cijfers

13US AOC De Groene Welle. MBO Factsheet. Convenantjaar Nieuwe voortijdige schoolverlaters Voorlopige cijfers - versie 1 Uitgave: maart 2016

VERSHANDEL, LOGISTIEK EN TRANSPORT

13US AOC De Groene Welle. MBO Factsheet. Convenantjaar Nieuwe voortijdige schoolverlaters Voorlopige cijfers Uitgave: maart 2015

25EF Clusius College. MBO Factsheet. Convenantjaar Nieuwe voortijdige schoolverlaters Definitieve cijfers - versie 1 Uitgave: november 2015

Onderwijs in Kaart 2018 Zuidoost-Brabant

Trendbrochure mbo groen gediplomeerden Groen in perspectief. KBA, april 2015

14YD Lentiz. MBO Factsheet Convenantjaar Nieuwe voortijdige schoolverlaters Voorlopige cijfers - versie 1 Uitgave: februari 2019

OVER DE KWALIFICATIES VOOR DE BLOEMEN- EN GROENE DETAILHANDEL

Onderwijs in Kaart 2018 West- Brabant

Onderwijs in Kaart 2018 Noordoost-Brabant

Middelbaar beroepsonderwijs regio Arnhem

Onderwijs: kiezen voor en leren in de techniek

Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant MBO

Ondernemend onderwijs voor een groene toekomst. Groen is overal en voor iedereen

Onderwijs in Kaart 2018 Midden-Brabant

Aantal deelnemers paardensport : 293. Meest gevolgde niveau: 4

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Voortijdig schoolverlaters: een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007

Aanval op schooluitval

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onderwijs in Kaart 2017

Aanval op schooluitval

Aanval op schooluitval

Aanval op schooluitval

Intredeposities van mbo ers-groen in 2014

Onderwijs in Kaart 2017

Onderwijs in Kaart 2017

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Aanval op schooluitval

Kengetallen ECABO Bijlage bij jaarverslag 2010

index Technocentrum Kwantitatieve regioanalyse technisch beroepsonderwijs Provincie Noord-Brabant

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Midden-Brabant

Inhoudsopgave. Leeswijzer

Graydon Kwartaalmonitor Q3 2018

De deelname van dertigplussers in het mbo-onderwijs: de sectoren Techniek, Economie & Handel, Zorg & Welzijn, en Landbouw

De arbeidsmarkt klimt uit het dal

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Aanval op schooluitval

Analyse van de instroom van allochtone studenten op de pabo 1

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs West-Brabant

Colo-barometer van de stageplaatsen- en leerbanenmarkt

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Noordoost-Brabant

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Zuidoost-Brabant

ROA Fact Sheet. Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2011 Feiten en cijfers. Research Centre for Education and the Labour Market ROA

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

_Overzicht_examenstandaarden_11-12 versie_29_november_

Gediplomeerden van het mbo van opleidingen ECABO

Inhoudsopgave. Leeswijzer

Aandeel meisjes in de bètatechniek VMBO

Gediplomeerden 2015 SOMA College

CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

Ontwikkeling aantal leerlingen Reclame, Presentatie en Communicatie 2013/2014 Statistisch jaaroverzicht deel 1

04CY ROC Rivor. MBO Factsheet. Convenantjaar Nieuwe voortijdige schoolverlaters Definitieve cijfers - versie 1 Uitgave: oktober 2016

Arbeidsmarkt- en Onderwijsinformatie Onderzoek Sector Uiterlijke Verzorging

Melkveehouderij. Brancheontwikkelingen Kerngegevens

Trends in passend onderwijs

Mei Economische Barometer Valkenswaard en Waalre. Verwachting voor 2010 en 2011

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant HBO

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

8. Werken en werkloos zijn

mbo Open huis 2014 Groen licht voor succes! AANMELDINGSFORMULIER

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2015 I

Notitie Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd

Hoveniers/groenvoorziening

Grootste stijging aantal nieuwe WIA-uitkering in het hoger beroepsonderwijs

Zorgplicht arbeidsmarktperspectief ZORGEN VOOR WERKZAME OPLEIDINGEN. Arbeidsmarktintrede van mbo-gediplomeerden. september 2016

Beroepsbevolking 2005

Sectorkamer Mobiliteit, transport, logistiek en maritiem

Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt

MBO Factsheet. 04EU ROC Kop v Noord-Holland

Tekorten op de ICT-arbeidsmarkt verklaard Door Has Bakker (beleidsadviseur ICT~Office)

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Groot Amsterdam - Gooi en Vechtstreek

Werkgelegenheidsonderzoek 2010

BLOEMENDETAILHANDEL. Aantal vestigingen: Aantal werkzame personen: % van de bedrijven verwacht personeel aan te nemen

Gediplomeerden van het mbo van opleidingen ECABO

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Gouda

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Dordrecht-Gorinchem-Zwijndrecht

mbo Open huis 2013 Groen licht voor succes! AANMELDINGSFORMULIER Vrijdag 25 januari tot uur

Over de voedingsmiddelenindustrie

Gelijke kansen in het onderwijs

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

M Beperkte groei werkgelegenheid in het MKB

Transcriptie:

Trendrapportage mbo groen gediplomeerden Een zoektocht naar het kenmerkende van het groene mbo en de ontwikkelingen van het groene mbo sinds eind jaren negentig Tim Hilkens m.m.v. Erik Keppels Annet Jager

Managementsamenvatting Sinds 2010 voert het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt (KBA) in opdracht van het ministerie van Economische Zaken loopbaanonderzoek onder gediplomeerden van het groene mbo uit. Hierbij werkt zij nauw samen met ROA, AOC-Raad en Aequor. Het loopbaanonderzoek geeft antwoord op de vraag op welke positie op de arbeidsmarkt (of in vervolgonderwijs) de mbo groen gediplomeerden zijn terechtgekomen. Hierbij wordt allereerst gefocust op de intredepositie ongeveer anderhalf jaar na diplomering. In vervolgmetingen wordt voorts de verdere loopbaan van de individuen uit het betreffende afstudeercohort gevolgd. Inmiddels zijn de intredeposities van vijf en de loopbaanposities van drie opeenvolgende afstudeercohorten geanalyseerd, met 2009 als eerste afstudeercohort. 1 De overheid stuurt in het kader van macrodoelmatigheid steeds meer op cijfers om de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt te optimaliseren. Door deze toenemende focus wordt een goede duiding van cijfers nog belangrijker. Hoe staan de cijfers van mbo groen bijvoorbeeld in verhouding tot andere mbo sectoren en tot het verleden? Wat is de invloed van historische ontwikkelingen in het onderwijsaanbod en op de arbeidsmarkt? KBA hecht belang aan het in perspectief plaatsen van uitkomsten van het meerjarige intrede- en loopbaanonderzoek. Daarom is eerder in 2015 een trendbrochure opgesteld waarin onder meer de intredeposities van mbo groen gediplomeerden zijn vergeleken met die van de overige mbo sectoren over een lange tijdreeks. 2 De onderliggende trendrapportage bouwt voort op de trendbrochure en op het duiden van onderzoeksuitkomsten door te zoeken naar specifieke kenmerken van het groene mbo en hoe deze zich in de loop der tijd hebben ontwikkeld. Dit wordt gedaan door de ontwikkeling van de populatie gediplomeerden voor de periode 1998-2014 te schetsen naar geslacht, leerweg, niveau en opleidingsrichting. Ook wordt het mbo groen vergeleken met de ontwikkelingen in de overige mbo sectoren. Vervolgens wordt de ontwikkeling van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt aan de hand van de indicatoren intredewerkloosheid, verticale en horizontale match beschreven. De rapportage fungeert met het sec beschrijven van ontwikkelingen vooral als naslagwerk maar levert ook een aantal interessante inzichten op. Het groene mbo is sinds eind jaren negentig aan veranderingen onderhevig geweest. Het aantal gediplomeerden is in de laatste 15 jaar sterk gegroeid, net als in het gehele mbo. Binnen het groene mbo is het aandeel vrouwen en gediplomeerden van niveau-1 gestegen. Het aandeel gediplomeerden van niveau-3 is daarentegen gestaag afgenomen. Nadere analyse wijst uit dat de ontwikkeling in het aantal gediplomeerden verschilt per hoofdrichting. Enkele relevante ontwikkelingen luiden als volgt: De eerste ontwikkeling betreft de populatiekrimp binnen de primaire opleidingsrichtingen Productiedieren en (Planten)teelt. De laatste jaren heeft deze krimp zich gestabiliseerd en is het aantal vrij constant. De primaire agrarische opleidingen bieden door de jaren heen een goed arbeidsmarktperspectief gezien de lage werkloosheid en goede aansluiting naar niveau en richting. De aansluitingsproblematiek bestaat hier in de zin dat de vraag naar gekwalificeerd personeel in de primaire agrarische sectoren het aanbod van recent gediplomeerden overtreft. Om het gat op de 1 De diverse gepubliceerde rapporten zijn te downloaden op www.mbogroengediplomeerden.nl. 2 KBA (2015). Trendbrochure mbo groen gediplomeerden: Groen in perspectief. KBA Nijmegen. 2

arbeidsmarkt te dichten is een grotere instroom in de opleiding wenselijk. Het goede arbeidsmarktperspectief an sich blijkt nog onvoldoende reden voor jongeren om een keuze voor de primaire opleidingen te maken. 3 Parrallel aan de daling binnen de primaire opleidingen zijn andere opleidingsrichtingen in het domein van Dier en Plant populairder geworden. Bij de opleidingsrichtingen Dierverzorging, Dier recreatie, sport en gezelschap en Paraveterinaire ondersteuning (dierenartsassistent) heeft een sterke groei plaatsgevonden (vooral populair onder meisjes) die echter niet in de pas loopt met de vraag op de arbeidsmarkt. De intredewerkloosheid binnen de hoofdrichtingen Dierverzorging en Dier recreatie, sport en gezelschap is over het algemeen hoog en voor de richting Paraveterinaire ondersteuning (dierenartsassistent) is het arbeidsmarktperspectief vanaf 2008 slechter geworden. Desondanks blijven de opleidingen onmiskenbaar populair en is er sprake van overcapaciteit omdat structureel meer deelnemers in de richtingen worden opgeleid dan de arbeidsmarkt vraagt. Jongeren kiezen duidelijk om andere redenen dan het arbeidsmarktperspectief voor deze opleidingen, meer vanuit passie, vanuit wat ze leuk vinden. Ook het aantal gediplomeerden c.q. deelnemers bij de opleidingsrichtingen (Vers)handel, logistiek en transport en Groen, grond, infra is toegenomen. Het arbeidsmarktperspectief van deze richtingen is naar verhouding echter wel goed. Tot slot heeft er binnen het groene mbo een verbreding met niveau-1 en met de sector zorg & welzijn plaatsgevonden. Het aantal gediplomeerden binnen de hoofdrichtingen AKA voedsel en leefomgeving (niveau-1) en Zorg, natuur en gezondheid (zorg & welzijn) neemt sinds 2006/2007 toe. Kanttekening hierbij is dat de hoofdrichting Zorg, natuur en gezondheid, in tegenstelling tot hoofdrichting AKA voedsel en leefomgeving, een relatief klein aantal gediplomeerden kent. Het arbeidsperspectief is voor beide opleidingsrichtingen door de jaren heen goed, gezien de lage intredewerkloosheid. Daarnaast geldt voor AKA voedsel en leefomgeving dat het percentage met een verticale match erg laag is. Dit is in overeenstemming met eerdere bevindingen in de reeds uitgebracht trendbrochure. 4 Hierin is overigens geconstateerd dat de verticale match van niveau 1 gediplomeerden sterk toeneemt in de jaren na intrede op de arbeidsmarkt. In deze trendrapportage komen achtereenvolgens de volgende thema s aan de orde: 1. Omschrijving van het mbo groen 2. Typering mbo groen 5 3. Typering mbo groen per hoofdrichting 6 4. Ontwikkeling aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt per hoofdrichting 7 3 Zie ook Jager, A. & E. Keppels (2015). Intredeposities van mbo ers groen in 2014. Ontwikkeling van intredeposities van mbo groen gediplomeerden anderhalf jaar na diplomering. Nijmegen: KBA. 4 KBA (2015). Trendbrochure mbo groen gediplomeerden: Groen in perspectief. Nijmegen: KBA. 5 Informatie over de ontwikkeling van het groene mbo over de periode 1996-2014 is afkomstig van een open onderwijsbestand van DUO met daarin het aantal gediplomeerden per instelling, plaats, kenniscentrum, sector, bedrijfstak, type mbo, opleiding, niveau, geslacht (2015). De data vóór 2006 zijn afkomstig uit de toenmalig geldende bekostigingstellingen van het DUO. De data van de periode daarna zijn afkomstig van het Basisregister Onderwijs (BRON). Het BRON bevat de in- en uitschrijvingsgegevens, examen- en diplomagegevens van bekostigde instellingen in het voortgezet onderwijs en de sector beroeps- en volwasseneducatie. 6 Ter aanvulling op en duiding van de kwantitatieve data zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van AOC- Raad, Aequor en het ministerie van EZ. 7 De data met betrekking tot de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt zijn afkomstig van de bve-monitor van ROA. Dit onderzoek wordt jaarlijks uitgevoerd en is gericht op schoolverlaters binnen het hele mbo en heeft tot doel de overgang van het onderwijs naar de arbeidsmarkt, dan wel het vervolgtraject in het onderwijs, in kaart te brengen. Specifieke analyses en rapportage over het mbo groen worden jaarlijks gedaan door KBA. 3

1. Omschrijving van het mbo groen Het middelbaar beroepsonderwijs heeft zijn huidige vorm verkregen met de invoering van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) in 1996. Het doel van deze wet was om onderwijs aan te bieden dat is toegesneden op de wensen en mogelijkheden van een zeer uiteenlopende groep deelnemers. Dit leidde tot de vorming van regionale opleidingscentra (roc s). Het groene onderwijs behield haar eigen plek met de agrarische opleidingscentra (aoc s) en ook bleven enkele vakinstellingen en particuliere opleidingen bestaan. Het groene agrarisch beroepsonderwijs behoort van oudsher tot de verantwoordelijkheid van het ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV) en tegenwoordig ministerie van Economische Zaken (EZ). Voor de overige mbo sectoren - economie, zorg & welzijn, techniek - is het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (OCW) verantwoordelijk. Voor het algemene onderwijsbeleid zijn beide ministeries samen eindverantwoordelijkheid. Voor het specifieke aoc-beleid dat nuanceringen of een eigen invulling van het algemene beleid kan inhouden, is alleen de minister van EZ de eindverantwoordelijke. Het groene mbo leidt deelnemers op voor opleidingen binnen de brede agrarische sector. Deze worden vormgegeven aan de hand van de beroepsgerichte kwalificatiestructuur van Aequor (SBB) waarin staat omschreven wat een deelnemer moet kennen en kunnen. Het groene mbo kent diverse richtingen. In deze rapportage wordt gewerkt met onderstaande indeling van hoofd- en opledingsrichtingen. Alle vanaf 1998 bestaande crebonummers zijn in overleg met Aequor naar een opleidingsrichting ingedeeld. Overzicht 1 Hoofd- en opleidingsrichtingen mbo groen Hoofdrichting Voedsel Dierverzorging Productiedieren Dier recreatie, sport en gezelschap Paraveterinaire ondersteuning (dierenartsassistent) Plant Natuur, groene ruimte en milieu Bloem, groene detailhandel en vormgeving Zorg, natuur en gezondheid AKA voedsel en leefomgeving Bron: Crebo-koppeltabel, bewerking KBA in overleg met Aequor Opleidingsrichting Voedsel Algemene dierverzorging Gespecialiseerde dierverzorging Proefdieren Productiedieren Recreatiedieren Paardenhouderij Gezelschapsdieren Paraveterinaire ondersteuning (dierenartsassistent) (Planten)teelt en akkerbouw Biologisch-dynamische landbouw Groen, grond, infra (Vers)handel, logistiek en transport Natuur en groene ruimte Milieu en ruimte Bloemendetailhandel en -vormgeving Groene detailhandel Bloemen- en tuincentrumbranche Zorg, natuur en gezondheid AKA voedsel en leefomgeving 4

2. Typering mbo groen In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling van het aantal gediplomeerden binnen het mbo groen beschreven. Dat wordt specifiek gedaan naar geslacht, leerweg en opleidingsniveau. Om vast te stellen of bepaalde ontwikkelingen specifiek gelden voor het groene mbo wordt een vergelijking gemaakt met de overige drie mbo sectoren: economie, techniek en zorg & welzijn. Sector Figuur 1a laat zien dat het aantal gediplomeerden binnen het mbo groen, na een redelijk constante periode in 1998-2001, sterk gestegen is met als hoogtepunt een populatie van ruim 11.000 gediplomeerden in 2012. Na 2012 daalt het aantal gediplomeerden naar bijna 9.700 in 2014. Binnen de andere mbo sectoren heeft zich een soortgelijke trend voorgedaan: het aantal gediplomeerden is vanaf 1998 gestegen, maar is in de laatste jaren gedaald. Uitzondering hierop is het piekjaar 2010 binnen de sector zorg & welzijn. 8 De stijging in de populatie gediplomeerden binnen de sector techniek heeft zich pas na 2007 voorgedaan. Het groene mbo heeft het kleinste aandeel gediplomeerden binnen het gehele mbo, circa 6 procent van het totale mbo. Dit aandeel is over de gehele periode 1998-2014 nagenoeg gelijk gebleven. Het aandeel gediplomeerden van de sectoren economie, zorg & welzijn en techniek bedraagt gemiddeld circa 34, 30 en 28 procent van het totale mbo. Figuur 1 Aantal gediplomeerden per sector* Figuur 1a Figuur 1b 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0 85.000 75.000 65.000 55.000 45.000 35.000 25.000 Groen Economie Techniek Zorg & welzijn * Zie Tabel 1 in de bijlage voor de achterliggende cijferreeksen. Bron: DUO, 2015 8 Door een wijziging in de Wet Kinderopvang werden gastouders verplicht om in 2010 minimaal een diploma of certificaat Helpende (Zorg en) Welzijn te overleggen. Als gevolg van deze wetswijziging kent de sector Zorg & Welzijn in het schooljaar 2009-2010 een uitzonderlijk hoge populatie gediplomeerden. Dit betreft vooral extraneï in de categorie gastouders. 5

Geslacht In 1998 bestond de populatie mbo groen gediplomeerden voor het grootste deel, 66 procent, uit mannen. In de periode 1998-2004 is dit percentage gedaald, gevolgd door een periode waarin de verdeling man/vrouw nagenoeg gelijk is. In 2014 bestaat de populatie voor 59 procent uit mannen en voor 41 procent uit vrouwen (zie Figuur 2 en Tabel 2 in de bijlage). Een vergelijking met de overige mbo sectoren wijst uit dat de samenstelling qua geslacht binnen het mbo groen de laatste tien jaar overeenkomstig is met de sector economie. De verdeling man/vrouw binnen deze sector is in deze periode redelijk constant: het percentage mannen bedraagt gemiddeld circa 56 procent. In tegenstelling tot het mbo groen heeft binnen de sector economie in de periode 1998-2007 een stijgende, in plaats van een dalende, trend in het percentage mannelijke gediplomeerden plaatsgevonden. Binnen de sector techniek bestaat de populatie gediplomeerden hoofdzakelijk uit mannen (gemiddeld circa 85 procent). Dit aandeel is de laatste jaren licht gedaald. De sector zorg & welzijn kenmerkt zich door het grote aantal vrouwen en het zeer kleine aandeel mannen (gemiddeld circa 15 procent). Het aandeel mannen is in deze sector de laatste jaren licht gestegen. Figuur 2 Populatie gediplomeerden naar geslacht (percentage man)* 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Groen Zorg & welzijn Economie Techniek * Zie Tabel 2 in de bijlage voor de achterliggende cijferreeksen. Bron: DUO, 2015. 6

Leerweg Tabel 3 in de bijlage toont de ontwikkeling van de populatie gediplomeerden voor de beroepsopleidende leerweg (bol) en de beroepsbegeleidende leerweg (bbl). 9 In de periode 1998-2010 is het aandeel bbl-gediplomeerden binnen het mbo groen gestegen van 48 naar 62 procent. In de periode 2010-2014 is dit aandeel gedaald tot 42 procent in 2014 (bol-gediplomeerden 58%). Het aandeel bbl-gediplomeerden binnen het mbo groen is groter dan binnen de sectoren economie en zorg & welzijn. Alleen de sector techniek kent een groter aandeel bbl-gediplomeerden. In alle sectoren is er de laatste twee jaren 2013 en 2014 sprake van een daling van het aandeel bbl-gediplomeerden. Een deel van de verklaring kan gevonden worden in de economische conjunctuur. Ten tijden van hoogconjunctuur zijn er meer deelnemers in de bbl, terwijl ten tijde van laagconjunctuur, door de beperkte beschikbaarheid van bpv-plaatsen er meer voor de bol wordt gekozen. Een conjunctuurverklaring lijkt echter niet afdoende. De oorzaken van de daling van het aantal bbl-deelnemers wordt momenteel onderzocht. In het mbo groen lijken een aantal aoc's zich recent minder actief op de werving en op het bieden van maatwerk voor volwassen bbl ers in de lagere opleidingsniveaus te richten. Opleidingsniveau Het aandeel niveau-1 gediplomeerden binnen het mbo groen is in de periode 1998-2012 sterk gestegen van 5 naar 25 procent. In de laatste twee jaren is er sprake van een daling tot 20 procent in 2014. 10 Het aandeel niveau-3 gediplomeerden is in dezelfde periode gestaag gedaald van 35 naar 25 procent in 2014. Het aandeel niveau-2 en 4 gediplomeerden zijn al die jaren vrij constant. In 2014 bestaat de populatie gediplomeerden voor 28 procent uit niveau-2 en 28 procent uit niveau- 4 (zie Tabel 4 en 5 in de bijlage). In vergelijking met de overige mbo sectoren kent het mbo groen een relatief groot aandeel niveau- 1 gediplomeerden. Hoewel het percentage niveau-1 gediplomeerden binnen de overige sectoren aanvankelijk (tot 2003/2004) is gestegen, daalde dit in de daaropvolgende periode. Het aandeel niveau-2 gediplomeerden is de laatste tien jaren in alle sectoren redelijk gelijk gebleven. Het mbo groen kent in deze periode naar verhouding iets meer niveau 2 gediplomeerden dan zorg & welzijn, maar iets minder dan de sectoren economie en techniek. 11 Het percentage niveau-3 gediplomeerden in mbo groen is de laatste tien jaren lager dan in de sector zorg & welzijn, redelijk vergelijkbaar met de sector economie en iets hoger dan de sector techniek. Terwijl er zich binnen het mbo groen een gestage dalende trend heeft voorgedaan, is het aandeel niveau-3 gediplomeerden gestegen binnen de sectoren economie en techniek. Bij zorg & welzijn was er sprake van een stijging tot 2005, waarna het aandeel redelijk constant is. Tot slot kent het mbo groen het kleinste aandeel niveau-4 gediplomeerden. Dit aandeel is door de jaren heen vrij constant gebleven. Het percentage niveau-4 gediplomeerden binnen de overige sectoren is in de eerste jaren van de onderzochte periode gedaald en is de laatste tien jaren over het algemeen vrij constant gebleven. 9 In de gegevens van DUO wordt vanaf 2006 naast de bol en de bbl ook onderscheid gemaakt in extraneï. Dat zijn deelnemers die examen doen zonder dat men hiervoor onderwijs hoeft te hebben gevolgd. Voor 2006 wordt dit onderscheid in de beschikbare gegevens niet gemaakt en zijn alleen bol en bbl opgenomen. 10 Recentere cijfers tonen een verdere daling van het aantal deelnemers op niveau 1 aan. De daling is fors in het mbo groen, en groter dan in andere mbo sectoren, en houdt onder andere verband de geschetste ontwikkeling van de bbl. 11 Bij de sector zorg & welzijn is het piekjaar 2010 buiten beschouwing gelaten. Door wijziging in de Wet Kinderopvang - kwalificatieplicht van gastouders - was sprake van een stijging van het aandeel niveau 2 gediplomeerden. 7

Conclusies Kenmerkend voor het groene mbo is de toename van het aandeel vrouwelijke gediplomeerden. Dit percentage is gestegen van circa 34 tot 40 procent in de periode 1998-2014. In het volgende hoofdstuk zullen we zien dat deze stijging vooral veroorzaakt wordt door de populariteit van specifieke opleidingsrichtingen. Een tweede kenmerk van het groene mbo betreft het grote aandeel bbl-gediplomeerden ten opzichte van de sectoren economie en zorg & welzijn. Ten derde onderscheidt het mbo groen zich van de overige mbo sectoren door het relatief grote aandeel niveau-1 gediplomeerden die vooral afkomstig zijn uit de bbl (zie Tabel 5 in de bijlage). Dit aandeel is in de periode 1998-2012 sterk gestegen maar in de laatste twee jaren is sprake van een sterke daling. Het percentage niveau-3 gediplomeerden is in de onderzochte periode gestaag gedaald. 8

3. Typering per opleidingsrichting In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling van de populatie gediplomeerden per opleidingsrichting beschreven, in een figuur in beeld gebracht en getypeerd voor de variabelen geslacht, leerweg en opleidingsniveau (zie Tabellen 6 en 7 aan het einde van het hoofdstuk). Nadere gegevens over het aantal gediplomeerden zijn te vinden in de Tabellen 8 t/m 10 in de bijlage. Voor duiding en verklaring van de ontwikkelingen is gesproken met vertegenwoordigers van Aequor, de AOC-Raad en het ministerie van EZ. Voedsel De (hoofd)opleidingsrichting Voedsel betreft kwalificaties die gericht zijn op het werken in de voedingsmiddelenindustrie, ofwel bedrijven die actief zijn in de vervaardiging en verwerking van voedingsmiddelen en dranken. De groene opleidingsrichting is nauw verwant met grijze opleidingen in het mbo. Figuur 3 laat zien dat het aantal gediplomeerden over de gehele periode 1998-2014 sterk fluctueert: perioden met toename of afname wisselen zich af. In 2014 bedraagt het aantal gediplomeerden 464. De pieken in het aantal gediplomeerden c.q. aantal deelnemers kunnen worden verklaard door initiatieven van het bedrijfsleven om meer werknemers te werven. De populatie bestaat grotendeels uit mannen; in de gehele onderzochte periode gemiddeld 73 procent en in 2014 78 procent. Van 1998 tot 2003 kent deze richting vooral gediplomeerden in bol4 en in mindere mate ook bol3, bbl2 en bbl3. Tot circa 2008 betreft het vooral gediplomeerden van bbl1 en bbl2. De laatste jaren bestaat de populatie grotendeels uit gediplomeerden bbl2 en bbl3 (in 2014 38% en 35%). Figuur 3 Aantal gediplomeerden Voedsel* 900 800 700 600 500 400 300 200 100 0 * De populatie gediplomeerden is gedurende de gehele periode afkomstig van Groenhorst, AOC Oost, Prinsentuin College, CITAVERDE College, Clusius College, Helicon Opleidingen, Landstede, Lentiz Onderwijsgroep en Nordwin College. In 2014 zijn er echter geen gediplomeerden meer afkomstig van Prinsentuin College en Landstede. 9

Dierverzorging De hoofdrichting Dierverzorging bestaat uit de drie opleidingsrichtingen Algemene dierverzorging, Gespecialiseerde dierverzorging en Proefdieren. Algemene dierverzorging De opleidingsrichting Algemene dierverzorging bestaat uit opleidingen waarbij de verzorging van dieren centraal staat, zonder specifieke duiding van het soort dieren. Het aantal gediplomeerden is in de periode 1998-2002 gestegen van 125 tot 396. In de periode 2002-2004 was er een daling. Daarna is de opleiding onmiskenbaar erg populair vooral onder meisjes en steeg het aantal gediplomeerden tot het hoogtepunt van 849 gediplomeerden in 2012. De laatste twee jaren is sprake van een daling naar 764 gediplomeerden in 2014. De stijging van het aantal gediplomeerden deelnemers is gestart met het vrijgeven van het onderwijsaanbod midden jaren negentig. Instellingen mochten toen alle opleidingen aanbieden wat leidde tot verbreding van het onderwijs aan de aoc s. 12 In 1998 kenden nog slechts zes aoc s gediplomeerden van Algemene dierverzorging, in volgende jaren was dat bij alle 13 aoc s het geval. De daling in het aantal gediplomeerden c.q. deelnemers van de laatste twee jaren is mogelijk een effect van de economische crisis aangezien de intredewerkloosheid onder gediplomeerden van deze richting de laatste jaren hoog is (zie hoofdstuk 4). Er is sprake van overcapaciteit omdat structureel meer deelnemers in de richtingen worden opgeleid dan de arbeidsmarkt vraagt. De populatie bestaat gedurende de gehele onderzochte periode voor het grootste deel, bijna tweederde, uit vrouwen (gemiddeld 63% en 64% in 2014). Het zijn gedurende de gehele onderzochte periode voornamelijk bol2-gediplomeerden; 93 procent in 2014. In de periode 1998-2003 bestond de populatie ook voor een groot deel uit bbl2. Figuur 4 Aantal gediplomeerden Algemene dierverzorging* 900 800 700 600 500 400 300 200 100 0 * De populatie gediplomeerden is gedurende de gehele periode afkomstig van alle aoc s en Landstede. 12 Zie ook: AOC-Raad (2015). De evolutie van groen onderwijs: aoc s 25 jaar. Geraadpleegd op 15 mei 2015 via: https://www.youtube.com/watch?v=suf_3szkkqu 10

Gespecialiseerde dierverzorging De opleidingsrichting Gespecialiseerde dierverzorging bestaat uit de opleidingen gericht op het werken als hoefsmid, trimmer of rundveepedicure. Met de invoering van de kwalificatiestructuur KS2000+ zijn nieuwe kwalificaties ontstaan, waaronder die vallend onder de Gespecialiseerde dierverzorging. De binnen het mbo groen kleine opleidingsrichting heeft daarom pas vanaf 2003 gediplomeerden. Het aantal is daarna gestegen tot 49 in 2008. In de daaropvolgende periode fluctueert het aantal sterk. Anno 2014 bedraagt het aantal gediplomeerden 45. De opleiding heeft een relatief klein aantal gediplomeerden (c.q. deelnemers), aangezien de arbeidsmarkt voor gespecialiseerde dierverzorgers klein is. De wijze waarop het aantal gediplomeerden zich heeft ontwikkeld, is kenmerkend voor een nieuwe opleiding(srichting), namelijk een sterke toename van het aantal gediplomeerden, gevolgd door een afname en stabilisatie. In 2014 bestaat de populatie gediplomeerden voor 60 procent uit mannen. Dat aandeel lag aanvankelijk in de eerste jaren van het bestaan van de opleiding nog hoger (tot 2009 meer dan 80%), maar is daarna sterk afgenomen. Het is een opleiding op niveau 3 met zowel bol als bbl gediplomeerden. Figuur 5 Aantal gediplomeerden Gespecialiseerde dierverzorging* 60 50 40 30 20 10 0 * De populatie gediplomeerden is gedurende de gehele periode afkomstig van AOC De Groene Welle, Groenhorst, AOC Oost, Terra, Prinsentuin College, Helicon Opleidingen, Nordwin College en Wellantcollege. Anno 2014 zijn er geen gediplomeerden meer van AOC Oost en Wellantcollege. Proefdieren De opleidingsrichting Proefdieren is gericht op de kwalificaties proefdierverzorger (niveau 3) en biotechnicus (niveau 4). De werkzaamheden in de beroepen hebben betrekking op het voeren en verzorgen van de proefdieren, het verzorgen van de werk- en leefomgeving, het uitvoeren van biotechnische handelingen en werkzaamheden in het kader van het fokken van proefdieren. Het is een zeer kleine specialistische opleidingsrichting die pas vanaf 2007 gediplomeerden kent. Het aantal gediplomeerden steeg tot 39 in 2010, maar daalde tot 12 gediplomeerden in 2014 en de opleidingen worden nog maar op twee aoc s gegeven. 13 De aanvankelijke sterke toename in het aantal gediplomeerden is kenmerkend voor een nieuwe opleiding(srichting). De opleiding heeft een gering aantal gediplomeerden (c.q. deelnemers), 13 In 2014 waren er 11 extraneï. 11

aangezien de arbeidsmarkt op het gebied van proefdieren klein is. Daarnaast is de opleidingsrichting nooit erg populair geweest aangezien de opleidingen veelal met dierenleed geassocieerd worden. In 2014 bestaat de populatie louter uit vrouwen. In de jaren ervoor zijn er eveneens voornamelijk vrouwen onder de gediplomeerden (gemiddeld circa 70 procent). Uitzondering hierbij zijn de jaren 2009 en 2012, waarbij de man/vrouw verdeling nagenoeg gelijk is. Figuur 6 Aantal gediplomeerden Proefdieren* 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 * De populatie gediplomeerden is gedurende de gehele periode afkomstig van Groenhorst, CITAVERDE College, Clusius College en Helicon Opleidingen. In 2014 is de populatie gediplomeerden afkomstig van slechts twee aoc s: AOC Groenhorst en Helicon Opleidingen. Productiedieren De (hoofd)opleidingsrichting Productiedieren heeft betrekking op kwalificaties gericht op het werken in de primaire dierlijke productie; in de (melk)veehouderij, met hokdieren en graasdieren. 14 Figuur 7 laat zien dat het voorheen een relatief grote opleidingsrichting binnen het mbo groen betrof. Het aantal gediplomeerden is in de periode 1998-2007 sterk gedaald van 1466 naar 444. De laatste jaren lijkt deze dalende trend zich te hebben gestabiliseerd en fluctueert het aantal gediplomeerden rond de 500 per jaar. In 2014 gaat het om 518 gediplomeerden. De sterke daling in het aantal gediplomeerden houdt verband met de ontwikkelingen in de Nederlandse veehouderij waar het aantal bedrijven en de werkgelegenheid sterk is afgenomen. De vraag naar gekwalificeerd personeel in de primaire agrarische sectoren overtreft echter wel het aanbod van recent gediplomeerden. Om het gat op de arbeidsmarkt te dichten zou de instroom moeten toenemen. Het zijn voornamelijk mannen die deze opleidingsrichting volgen; gemiddeld 76 procent over alle jaren en 88 procent in 2014. Het grootste deel van de gediplomeerden heeft een bol4 opleiding gevolgd; in 2014 gaat het om 75 procent. In de periode 2004-2010 was ook het aandeel bol3-gediplomeerden groot. 14 Paardenhouderij wordt tot Dier recreatie, sport en gezelschap gerekend. 12

Figuur 7 Aantal gediplomeerden Productiedieren* 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 * De populatie gediplomeerden is gedurende de gehele periode afkomstig van alle aoc s en Landstede. In 2014 zijn er geen gediplomeerden Lentiz Onderwijsgroep. Dier recreatie, sport en gezelschap De hoofdrichting Dier recreatie, sport en gezelschap bestaat uit de opleidingsrichtingen Recreatiedieren, Paardenhouderij en Gezelschapsdieren. Recreatiedieren De opleidingsrichting Recreatiedieren bestaat uit opleidingen gericht op het werken met recreatiedieren in kennels, asielen, dierentuinen etc. De opleidingsrichting kent pas vanaf 2006 gediplomeerden en het aantal gediplomeerden is explosief gestegen tot 1214 in 2013. Daarna is dit aantal gedaald naar 1117 gediplomeerden in 2014. De stijging in het aantal gediplomeerden houdt verband met de daling van het aantal gediplomeerden binnen de opleidingsrichting Paardenhouderij. Een aantal aoc s hebben (vanwege financiële overweging) besloten opleidingen die voorheen onder Paardenhouderij vielen onder te brengen bij Recreatiedieren. Een verklaring voor de kleine afname in het aantal gediplomeerden vanaf 2013 c.q. deelnemers in de jaren daarvoor zou kunnen liggen in het afgenomen arbeidsmarktperspectief voor pas gediplomeerden in de betreffende branches. De opleiding wordt grotendeels door vrouwen gevolgd; gemiddeld circa 80 procent en in 2014 82 procent. Het gaat om gediplomeerden van bol3 en bol4 (in 2014 51 en 49 procent). 13

Figuur 8 Aantal gediplomeerden Recreatiedieren* 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 * De populatie gediplomeerden is gedurende de hele periode afkomstig van alle aoc s en Landstede. Paardenhouderij De opleidingsrichting Paardenhouderij bestaat uit opleidingen gericht op het verzorgen van paarden en (assisteren bij) het geven van instructies en stimuleren van de sportieve ontwikkeling van ruiters. Het aantal gediplomeerden is in de periode 1998-2005 gestegen van 179 tot 539. In de daaropvolgende periode is dit aantal sterk gedaald en in 2014 waren er nog maar 64 gediplomeerden. De sterke stijging lijkt verband te houden met het vrijgeven van het onderwijsaanbod in de jaren negentig, waardoor de mbo-instellingen alle opleidingen mochten aanbieden. Dit leidde tot een verbreding van het onderwijsaanbod en een groei van de opleidingen gericht op de Paardenhouderij. 15 Waar in 1998 slechts vier aoc s gediplomeerden in de Paardenhouderij kenden, geldt dit in de periode 2005-2008 voor 12 aoc s. De sterke daling in het aantal gediplomeerden wordt waarschijnlijk verklaard doordat veel aoc s vanwege financiële overwegingen besloten te stoppen met volledige Paardenhouderij opleidingen en om opleidingen aan te bieden onder de noemer van Recreatiedieren. De opleiding wordt voornamelijk door vrouwen gevolgd; de populatie gediplomeerden bestaat in 2014 voor 95 procent uit vrouwen en gedurende de gehele periode gemiddeld circa 87 procent. De populatie gediplomeerden bestaat in 2014 voor 63 procent uit bol4. Gedurende de gehele onderzochte periode betreft het grotendeels bol3 en -4 gediplomeerden. In de periode 2010-2013 is er ook een groot aandeel bbl2 en -3. 15 Zie ook: AOC-Raad (2015). De evolutie van groen onderwijs: aoc s 25 jaar. Geraadpleegd op 15 mei 2015 via: https://www.youtube.com/watch?v=suf_3szkkqu 14

Figuur 9 Aantal gediplomeerden Paardenhouderij* 600 500 400 300 200 100 0 * De populatie gediplomeerden is gedurende de gehele periode afkomstig van AOC De Groene Welle, Groenhorst, AOC Oost, Terra, Prinsentuin College, CITAVERDE College, Clusius College, Edudelta Onderwijsgroep, Helicon Opleidingen, Lentiz Onderwijsgroep, Nordwin College en Wellantcollege. In 2014 zijn er geen gediplomeerden meer van AOC Oost, Prinsentuin College, Clusius College, Edudelta Onderwijsgroep en Lentiz Onderwijsgroep. Gezelschapsdieren De opleidingsrichting Gezelschapsdieren leidt op voor beroepen in de dierenspeciaalzaakbranche. De opleidingsrichting kent vanaf 2000 gediplomeerden en het aantal is tot 2007 sterk gestegen tot 988. In de daaropvolgende periode is het aantal gediplomeerden sterk gedaald, wat geresulteerd heeft in een aantal van 38 gediplomeerden in 2014. Deze daling houdt mogelijk verband met de verminderde economische situatie, maar onduidelijk is waarom het aantal zover is teruggelopen. De populatie bestaat gedurende de gehele onderzochte periode voor het grootste deel uit vrouwen (gemiddeld circa 83 procent en in 2014 71 procent). In de periode 2000-2003 zijn het vooral bol4 gediplomeerden. Tot 2012 betreft het vooral bol3 en bol4. In de periode 2012-2014 is het aandeel bol4 is sterk afgenomen (19%), terwijl het aandeel bol3 is toegenomen (54%). Figuur 10 Aantal gediplomeerden Gezelschapsdieren* 1200 1000 800 600 400 200 0 * De populatie gediplomeerden is gedurende de gehele periode afkomstig van alle instellingen met groen mbo. In 2014 is de populatie gediplomeerden afkomstig van AOC De Groene Welle, Groenhorst, AOC Oost, Prinsentuin College, Helicon Opleidingen en Wellantcollege. 15

Paraveterinaire ondersteuning (dierenartsassistent) De hoofd- en opleidingsrichting Paraveterinaire ondersteuning (dierenartsassistent) bestaat uit opleidingen waarin men wordt opgeleid om werkzaamheden te verrichten in een dierenartsenpraktijk voor gezelschapsdieren, landbouwhuisdieren, paarden of een combinatie daarvan. Taken zijn het verrichten van receptiewerkzaamheden, assisteren bij het spreekuur en het verrichten van kleine medische handelingen. Figuur 11 laat een hele specifieke ontwikkeling zien. De opleidingsrichting kende in 1998 een aantal van 214 gediplomeerden. Dit aantal is in de periode 1998-2002 sterk gedaald, wat geresulteerd heeft in het feit dat er in 2002 geen populatie meer was. In de daaropvolgende periode is het aantal gediplomeerden sterk gestegen tot 529 in 2014. Het ontbreken van gediplomeerden in 2002 houdt verband met de aanpassing van de opleidingen tot dierenartsassistent in verband met nieuwe beroepsvereisten. Er bestond vanaf dat moment alleen nog maar een opleiding op niveau 4 (voorheen 3 en 4). Mogelijk zijn de deelnemers in deze overgangsperiode in onderwijs gebleven, waardoor dit jaar geen gediplomeerden kent. De daling van het aantal gediplomeerden in 2009 en 2013 kan worden verklaard door de economische situatie op de arbeidsmarkt en door onvoldoende aanbod van bpv-plekken. De populatie bestaat grotendeels uit vrouwen (gemiddeld circa 93%). Tot 2001 betrof het vooral bol3 en -4 gediplomeerden, daarna alleen bol4. Figuur 11 Aantal gediplomeerden Paraveterinaire ondersteuning (dierenartsassistent)* 600 500 400 300 200 100 0 * De populatie gediplomeerden is gedurende de gehele periode afkomstig van alle instellingen mbo groen, uitgezonderd Edudelta Onderwijsgroep. 16

Plant De hoofdrichting plant bestaat uit een viertal opleidingsrichtingen: (Planten)teelt en akkerbouw, Biologisch-dynamische landbouw, Groen, grond, infra en (Vers)handel, logistiek en transport. (Planten)teelt en akkerbouw De opleidingsrichting (Planten)teelt en akkerbouw bestaat uit opleidingen waarbij men wordt opgeleid voor de primaire sector in diverse soorten binnen- en buitenteelt (akkerbouw, fruit-, boom-, bollen- potplant-, bloemen-, groente- en plantenteelt). Figuur 12 laat zien dat de opleidingsrichting voorheen erg groot was, maar dat het aantal gediplomeerden in de periode 1998-2004 sterk gedaald is van 1142 naar 482. Deze sterke daling houdt verband met de ontwikkelingen in de Nederlandse plantenteelt en akkerbouw waar het aantal bedrijven en de werkgelegenheid sterk is afgenomen. De laatste tien jaren is het aantal gediplomeerden vrij constant gebleven rond circa 530. In 2014 gaat het om 599 gediplomeerden. 16 De populatie gediplomeerden bestaat voor het grootste deel uit mannen (gemiddeld circa 85% in 2014 76%). In de periode 1998-2005 bestond de populatie grotendeels uit bol4. Dit aandeel is in de periode 2006-2007 sterk gedaald, terwijl het aandeel bbl1 steeg. In de daaropvolgende periode steeg ook het aandeel bbl1, -2 en -3. In 2014 bestond de populatie gediplomeerden voor 25 procent uit bbl1. Figuur 12 Aantal gediplomeerden (Planten)teelt en akkerbouw* 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 * De populatie gediplomeerden is gedurende de hele periode afkomstig van 12 aoc s, met als uitzondering Landstede. Biologisch-dynamische landbouw De opleidingsrichting Biologisch-dynamische landbouw bestaat uit opleidingen gericht op de biologisch-dynamische landbouw waarbij landbouwproducten op een milieuvriendelijke wijze worden geproduceerd. Het betreft een kleine opleidingsrichting, waarvan het aantal gediplomeerden in de loop der jaren sterk fluctueert. De populariteit van de opleiding is afgenomen; in de periode 2003-2004 van 58 naar 26 gediplomeerden. In 2014 waren er 41 gediplomeerden. 16 De vraag naar gekwalificeerd personeel in de primaire agrarische sectoren overtreft echter wel het aanbod van recent gediplomeerden. 17

De opleidingen worden slechts op één aoc gegeven en zijn voornamelijk populair onder buitenlandse deelnemers. De sterke fluctuaties in het aantal gediplomeerden houden mogelijk verband met het feit dat de opleidingsrichting zeer gevoelig is voor de economische situatie en initiatieven vanuit het bedrijfsleven. Een vergelijking over de tijd wijst uit dat er geen duidelijke typering of ontwikkeling in de verdeling naar geslacht is waar te nemen. In 2014 bestaat de populatie voor 56 procent uit vrouwen. Ook qua onderwijstype is geen duidelijke typering of ontwikkeling waar te nemen. Wel is er in veel jaren een groot aandeel bol4- en bbl2 gediplomeerden. In 2014 heeft 66 procent een bbl2 opleiding afgerond. Figuur 13 Aantal gediplomeerden Biologisch-dynamische landbouw* 80 70 60 50 40 30 20 10 0 * De populatie gediplomeerden is gedurende de hele periode afkomstig van slechts één aoc, namelijk Groenhorst. Groen, grond, infra De opleidingsrichting Groen, grond, infra bestaat uit opleidingen binnen de loonwerkbranche. Men wordt opgeleid om gemechaniseerd loonwerk, meststoffendistributie of cultuurtechnisch werk en grondverzet uit te voeren. Figuur 14 laat zien dat het aantal gediplomeerden in de periode 1998-2012 is gestegen van 10 tot 497. De laatste jaren heeft een lichte daling in het aantal gediplomeerden plaatsgevonden, wat geresulteerd heeft in een populatie van 472 gediplomeerden in 2014. De stijging in het aantal gediplomeerden c.q. deelnemers houdt verband met de toegenomen vraag op de arbeidsmarkt door uitbreiding en verbreding van activiteiten door bedrijven in de branche. De populatie gediplomeerden bestaat vrijwel louter uit mannen. Aanvankelijk was het aandeel bol3 groot. Dit aandeel is de laatste jaren echter afgenomen, terwijl het aandeel bol2 gestegen is. In 2014 bestaat de populatie voor 32 procent uit bbl2, 25 procent bol2 en 20 procent bol3. 18

Figuur 14 Aantal gediplomeerden Groen, grond, infra* 600 500 400 300 200 100 0 * De populatie gediplomeerden is gedurende de hele periode afkomstig van alle aoc s en Landstede. (Vers)handel, logistiek en transport De opleidingsrichting (Vers)handel, logistiek en transport bestaat uit opleidingen waarbij men wordt opgeleid voor de (groot)handel en logistiek. De werkzaamheden bestaan uit uitvoerende taken ten behoeve van het verwerken van een productenstroom. Figuur 15 laat zien dat het aantal gediplomeerden in de periode 1998-2011 sterk gestegen is van 16 tot 491. Dit is te verklaren door de toegenomen vraag naar arbeidskrachten in de logistiek en handel. De laatste jaren is dit aantal gediplomeerden gedaald naar 323 in 2014. Een vergelijking over de tijd wijst uit dat de populatie gedurende de gehele periode voornamelijk uit mannen bestaat (gemiddeld circa 79 procent). Daarnaast bestaat de populatie gediplomeerden in 2014 voor 42 en 32 procent uit bbl2 en bol4. Het aandeel bol4 is de laatste jaren sterk toegenomen, terwijl het aandeel bbl3 is afgenomen. Aanvankelijk bestond de populatie uit gediplomeerden van meerdere onderwijstypes (bol2, bol3, bbl2, bbl3 en bbl4). Figuur 15 Aantal gediplomeerden (Vers)handel, logistiek en transport* 600 500 400 300 200 100 0 * De populatie gediplomeerden is gedurende de hele periode afkomstig van 12 aoc s, en niet van Landstede. In 2014 is de populatie afkomstig van CITAVERDE College, Clusius College, Edudelta Onderwijsgroep, Helicon Opleidingen, Lentiz Onderwijsgroep, Nordwin College en Wellantcollege. 19

Natuur, groene ruimte en milieu De hoofdrichting Natuur, groene ruimte en milieu bestaat uit de opleidingsrichtingen Natuur en groene ruimte en Milieu en ruimte. Natuur en groene ruimte De opleidingsrichting Natuur en groene ruimte bestaat uit opleidingen waarbij men wordt opgeleid voor de aanleg en onderhoud van, inrichting en beheer van, onderzoek en advies voor groen en groenvoorzieningen. Het kan hierbij gaan om tuinen, plantsoenen, bos en natuurterreinen, sporten recreatie(terreinen) en waterbeheer. De opleidingsrichting heeft het grootste aantal gediplomeerden binnen het groene mbo. In de periode 1998-2005 is het aantal gestegen van 2038 tot 2800. Daarna is het aantal gedaald tot 2466 in 2007, gevolgd door een stijging tot 2795 in 2011. In de daaropvolgende periode is dit aantal wederom gedaald, in 2014 waren er 2390 gediplomeerden. De fluctuaties over de tijd zijn mogelijk te verklaren door de economische omstandigheden op de arbeidsmarkt. Vooral de opleidingen tot hovenier zijn erg gevoelig voor de economische conjunctuur. Het zijn voornamelijk mannen die deze opleidingsrichting volgen. Gedurende de gehele onderzochte periode is 92 procent man. Gedurende de gehele periode is het aandeel bbl-gediplomeerden het grootste, vooral bbl1 en -2 groot. Binnen de bol gaat het voornamelijk om bol4 gediplomeerden. In 2014 bestaat de populatie voor 17 procent uit bbl1, 23 procent bbl2, 17 procent bbl3 en 18 procent uit bol4. Figuur 16 Aantal gediplomeerden Natuur en groene ruimte* 3000 2500 2000 1500 1000 500 0 * De populatie gediplomeerden is gedurende de hele periode afkomstig van de 12 aoc s, en niet van Landstede. Milieu en ruimte De opleidingsrichting Milieu en ruimte bestaat uit opleidingen waarbij de kwaliteit van het milieu centraal staat. Deelnemers worden opgeleid om onderzoek te doen naar bodem, water, lucht, geluid, afvalstoffen, biodiversiteit, flora en fauna en te adviseren over hoe dit schoon en soortenrijk kan worden gehouden. Het is de laatste jaren naar verhouding een van de kleinere opleidingsrichtingen. Het aantal gediplomeerden is in de periode 1998-2000 gestegen van 111 tot 144. De toenemende aandacht 20

voor milieuproblematiek maakte de opleidingsrichting aanvankelijk erg populair. 17 Vanaf 2000 is dit aantal gedaald naar 22 in 2012 en vervolgens gestegen tot 54 gediplomeerden in 2014. Een verklaring voor de recente toename in het aantal gediplomeerden is niet gevonden. Het zijn voornamelijk mannen die deze opleidingsrichting volgen. Gedurende de gehele periode gaat het om gemiddeld circa 79 procent van de gediplomeerden, in 2014 81 procent. Het betreft opleidingen in de bol op niveau 4. Figuur 17 Aantal gediplomeerden Milieu en ruimte* 160 140 120 100 80 60 40 20 0 * De populatie gediplomeerden is gedurende de gehele periode afkomstig van AOC Oost, Terra, Prinsentuin College, Helicon Opleidingen, Lentiz Onderwijsgroep, Nordwin College en Wellantcollege. In 2014 zijn er geen gediplomeerden meer van AOC Oost, Lentiz Onderwijsgroep en Wellantcollege. Bloem, groene detailhandel en vormgeving De hoofdrichting Bloem, groene detailhandel en vormgeving bestaat uit de opleidingsrichtingen: Bloemendetailhandel en vormgeving, Groene detailhandel en Bloemen- en tuincentrumbranche. De ontwikkeling van het aantal gediplomeerden (zie Figuur 18) typeren we als communicerende vaten: wanneer het aantal gediplomeerden binnen de Bloemendetailhandel en vormgeving en Groene detailhandel daalt, stijgt het aantal gediplomeerden binnen de Bloemen- en tuincentrumbranche. Omgekeerd geldt dat wanneer het aantal gediplomeerden binnen de Bloemendetailhandel- en vormgeving en Groene detailhandel stijgt, het aantal gediplomeerden binnen de Bloemen- en tuincentrumbranche daalt. Aangezien het aantal gediplomeerden en de inhoud van de opleidingen dermate veel verband met elkaar houden, zijn de zijn de drie opleidingsrichtingen samengebracht in Figuur 18 en zal louter de ontwikkeling en typering van de hoofdrichting worden besproken. De opleidingsrichting Bloemendetailhandel en vormgeving heeft het grootste aantal gediplomeerden. Deze opleidingsrichting bestaat uit opleidingen waarbij men wordt opgeleid voor de bloemendetailhandel of bedrijven met een aparte bloemafdeling. De opleidingsrichting Groene detailhandel omvat opleidingen waarbij men wordt opgeleid voor de detailhandel waar plantaardige en natuurproducten en/of levend materiaal een essentieel onderdeel van het assortiment omvatten. 17 Zie ook: AOC-Raad (2015). De evolutie van groen onderwijs: aoc s 25 jaar. Geraadpleegd op 15 mei 2015 via: https://www.youtube.com/watch?v=suf_3szkkqu 21

De opleidingsrichting Bloemen- en tuincentrumbranche bestaat uit opleidingen waarbij men specifiek wordt opgeleid voor de bloemen- en tuincentrumbranche. Het is een van de grote hoofdrichtingen binnen het mbo groen. Het aantal gediplomeerden is in de periode 1998-2008 gedaald van 1243 naar 822. Vervolgens is dit aantal gestegen tot 1032 gediplomeerden in 2014. De opleidingen kennen voor het grootste deel vrouwelijke gediplomeerden, gemiddeld circa 88 procent en 83 procent in 2014. Het betreft vooral gediplomeerden op niveau 2 en 3, met het grootste aandeel in bbl2 en bol3. De laatste jaren is er met name een afname van bbl2, bbl3 en een toename van bol2 en bol4 gediplomeerden. In 2014 betreft het 27 procent bol2, 21 procent bol3 en 32 procent bol4. Figuur 18 Aantal gediplomeerden Bloem, groene detailhandel en vormgeving* 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 Bloem, groene detailhandel en vormgeving groene detailhandel bloemendetailhandel en -vormgeving Bloemen- en tuincentrumbranche * De populatie gediplomeerden van alle opleidingsrichtingen is gedurende de gehele periode 1998-2014 afkomstig van alle 12 aoc s en Landstede. Uitzondering hierbij is dat er voor de Groene detailhandel in 2014 geen gediplomeerden afkomstig zijn van Groenhorst en Landstede. Zorg, natuur en gezondheid De hoofd- en opleidingsrichting Zorg, natuur en gezondheid betreft een nieuwe snijvlak-opleiding tussen de sectoren (mbo-)groen en zorg & welzijn, waarbij deelnemers worden opgeleid voor werk op een agrarisch zorgbedrijf. Op een dergelijk bedrijf voert men agrarische werkzaamheden uit, in het kader van ondersteunende begeleiding, maatschappelijke opvang, sociale activering of arbeidstoeleiding. Deze nieuwe hoofdrichting kent pas vanaf 2007 gediplomeerden. In de daaropvolgende periode is dit aantal sterk gestegen tot 116 gediplomeerden in 2010. Daarna heeft dit aantal zich gestabiliseerd en bedraagt het aantal gediplomeerden in 2014 100. De ontwikkeling van het aantal gediplomeerden is overeenkomstig met de ontwikkeling van een nieuwe opleiding(srichting). Een dergelijke ontwikkeling kenmerkt zich door een aanvankelijk sterke toename in het aantal gediplomeerden, gevolgd door een afname en stabilisatie. 22

In vrijwel de gehele onderzochte periode bestaat de populatie gemiddeld 69 procent uit vrouwen (in 2014 68%). Uitzondering hierbij is het jaar 2008 waarin 69 procent van de populatie gediplomeerden uit mannen bestaat. Aanvankelijk bestond de populatie in 2007-2008 louter uit bbl4. In de jaren daarna gaat het vooral om gediplomeerden op niveau 3 en 4. In 2014 bestaat de populatie voor het grootste deel uit gediplomeerden bol3, bol4 en bbl4. Figuur 19 Aantal gediplomeerden Zorg, natuur en gezondheid* 140 120 100 80 60 40 20 0 * De populatie gediplomeerden is gedurende de gehele periode afkomstig van AOC De Groene Welle, Groenhorst, AOC Oost, CITAVERDE College, Clusius College, Edudelta Onderwijsgroep, Helicon Opleidingen, Landstede, Lentiz Onderwijsgroep, Nordwin College en Wellantcollege. In 2014 zijn er geen gediplomeerden van Landstede meer. AKA voedsel en leefomgeving De hoofd- en opleidingsrichting AKA voedsel en leefomgeving bestaat uit de opleiding arbeidsmarktgekwalificeerd assistent (Voedsel en leefomgeving). Dit betreft een opleiding op niveau-1 (entreekwalificatie), waarbij vooral basisvaardigheden worden aangeleerd. De opleiding is bedoeld om jongeren die dreigen uit te vallen op te vangen en een extra mogelijkheid te bieden voor doorstroom naar een vervolgopleiding of voor degenen voor wie dat op dat moment nog niet haalbaar is, de arbeidsmarkt. Deze hoofdrichting bestaat vanaf 2004 en kent vanaf 2006 gediplomeerden. In de daaropvolgende periode is het aantal gediplomeerden sterk gestegen van 67 tot 1740 in 2012. Na 2012 is dit aantal sterk gedaald naar 1132 gediplomeerden in 2014. De aoc s hebben aanvankelijk sterk ingespeeld op het bieden van AKA-trajecten voor specifieke doelgroepen maar lijken zich recent minder actief op de werving en op het bieden van maatwerk voor volwassen bbl ers te richten (o.a. door wijziging in de Wet Vermindering Afdracht). In 2014 bestaat 61 procent van de populatie gediplomeerden uit mannen. In de periode 2006-2012 fluctueert dit aandeel tussen de 43 en 66 procent. De AKA was aanvankelijk vooral een opleiding in de bol, in 2008 ging het om 80 procent van de gediplomeerden. In de daaropvolgende periode zijn er vooral bbl gediplomeerden (92% in 2014). 23

Figuur 20 Aantal gediplomeerden AKA voedsel en leefomgeving* 2000 1800 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 * De populatie gediplomeerden is gedurende de gehele periode afkomstig van 11 aoc s, uitgezonderd AOC De Groene Welle en Landstede. In 2014 is de populatie gediplomeerden afkomstig van AOC Oost, Terra, Prinsentuin College, CITAVERDE College, Clusius College, Edudelta Onderwijsgroep, Helicon Opleidingen, Lentiz Onderwijsgroep, Nordwin College en Wellantcollege. Overigens is het overgrote deel van de gediplomeerden afkomstig van Helicon Opleidingen. Conclusies Wanneer een onderscheid per hoofdrichting binnen het mbo groen wordt gemaakt, zijn op hoofdlijnen een aantal ontwikkelingen waar te nemen. Ten eerste betreft het de ontwikkelingen binnen het opleidingsdomein Dier waar er sprake is van verbreding en verschuiving. Er zijn nieuwe gespecialiseerde opleidingsrichtingen ontstaan. Enerzijds is het aantal gediplomeerden binnen de primaire hoofdrichting Productiedieren sterk gedaald maar de laatste tien jaren vrij constant. Anderzijds is er binnen de hoofdrichtingen Dierverzorging, Dier recreatie, sport en gezelschap en Paraveterinaire ondersteuning (dierenartsassistent) sprake van een sterke groei. Daarnaast is er de laatste acht jaren sprake van een gelijktijdige afname van het aantal gediplomeerden Paardenhouderij en toename bij Recreatiedieren. De samenstelling van de populatie gediplomeerden binnen het domein Dier is daarmee ook veranderd. Bij de hoofdrichting Productiedieren zijn er vooral mannen onder de gediplomeerden en bij de andere hoofdrichtingen zijn er vooral vrouwen. Daarnaast heeft er een verbreding binnen de hoofdrichting Plant plaatsgevonden. Het aantal gediplomeerden binnen de primaire richting (Planten)teelt is sterk gedaald maar de laatste tien jaren vrij contant en gelijktijdig steeg het aantal gediplomeerden (Vers)handel, logistiek en transport en Groen, grond, infra. De opleidingen worden voor het grootste deel door mannen gevolgd. De ontwikkeling van het aantal gediplomeerden binnen de verschillende opleidingsrichtingen binnen Bloem, groene detailhandel en vormgeving is te typeren als communicerende vaten. Wanneer het aantal gediplomeerden binnen de Bloemendetailhandel en vormgeving en Groene detailhandel daalt, stijgt het aantal gediplomeerden binnen de Bloemen- en tuincentrumbranche. De opleidingsrichtingen kennen voornamelijk vrouwelijke gediplomeerden. Tot slot heeft er een verbreding met niveau-1 en de sector zorg & welzijn plaatsgevonden. Het aantal gediplomeerden binnen de nieuwe hoofdrichting AKA voedsel en leefomgeving (niveau-1) is sinds het ontstaan in 2004 sterk gestegen. Daarnaast is het aantal gediplomeerden binnen de hoofdrichting Zorg, natuur en gezondheid sterk gestegen. Dit betreft een groene opleiding met een zorgcomponent. In tegenstelling tot de AKA betreft dit een kleine hoofdrichting. 24