Prognose voor de ontwikkeling van de slibbalans in de Beneden Zeeschelde. van de slibverwijdering bij Kallo. Advies hoe nu verder te gaan.



Vergelijkbare documenten
HAVENECONOMIE EN ECOLOGIE:

Zandhonger. Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde. 19 september 2002

dd. september 1993 van Dr. A.L. Bastin

a) Getijdenwerking en overstromingen op de Schelde

Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling

C OMES HET LICHTKLIMAAT EN DE SCHELDEBODEM IN BEWEGING

Sediment en morfologisch beheer van estuaria

Maatregelverkenning. Economie en Ecologie in balans. Petra Dankers 08 november 2013

De Schelde, een globale schets: Geomorfologie van de Schelde

Effecten van systeemingrepen op de water- en bodemkwaliteit van de Westerschelde

Recent onderzoek LTV O&M Evolutie van het estuarium; historisch en toekomstig. Overzicht, VNSC-symposium 21 november Marcel Taal (Deltares)

Slibtransport in de Schelde over de Belgisch-Nederlandse grens

Toestandsevaluatie Natuur 2015 (T2015)

Samenvatting van: Effecten van het Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij (LOTV) op de waterkwaliteit.

Morfologische veranderingen van de Westelijke Waddenzee. Een systeem onder invloed van menselijk ingrijpen.

Veelgestelde vragen schouw buitengewoon onderhoud

Aanvullende metingen arseen op de Waddenzee i.v.m. calamiteit Andinet

SLIBHUISHOUI SCHELDE ESTUARIUM

WAAROM HET VOORSTEL OM ANDERS TE STORTEN VOOR DE PLAAT VAN WALSOORDEN

Toelichting op de resultaten toetsing criterium sedimentatie/erosie plaathoogtes

Bijlage 1.5 Effecten van het slib in suppletiezand

Morfologie kwelders en. platen Balgzand

Mogelijke effecten Geulwandsuppletie Oostgat op de drempel tussen het Oostgat en de Sardijngeul. M. van Ormondt en J.G. de Ronde

Emissies door de zeescheepvaart,

Oesterlarventest op sedimenten uit de Zeeschelde en Westersehelde

Chemische kwaliteit van baggerspecie in de Beneden-Zeeschelde

Het sediment-delend systeem als ruggengraad van de Wadden-kust. Bert van der Valk, Albert Oost, Zheng Bing Wang, Edwin Elias, Ad van der Spek e.a.

Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten

SEDIMENTATIE INVAAROPENING EN PLAS WAALWAARD IN BESTAANDE EN VERDIEPTE EN VERBREDE SITUATIE (VARIANT 0+)

Hoe is verbetering van het systeem mogelijk?

Toelichting op de resultaten toetsing criterium sedimentatie/erosie plaathoogtes

Slib van Afbraakprodukt tot Grondstof en van Voedingsstof tot Brandstof. Piet Hoekstra Geowetenschappen Waddenacademie

Aantal pagina's 5. Doorkiesnummer +31(0)

F.4 bijlage 4; Feiten en cijfers

Monitoring oevers Hollandsche IJssel, saneren natuurlijk?

Ontstaan en ontwikkeling van platen en geulen in de Westerschelde

Resultaat inventarisatie en plan van aanpak wegwerken achterstanden baggeren.

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg

Toelichting op de resultaten toetsing criterium sedimentatie/erosie plaathoogtes

Minimum VerwerkingsStandaard (MVS) voor baggerspecie

Toenemende druk van de Zeespiegelstijging

Instandhouding Vaarpassen Schelde Milieuvergunningen terugstorten baggerspecie LTV Veiligheid en Toegankelijkheid

Projectplan Herprofileren Rijnwijcksewetering

Hoe een watersysteemanalyse leidt tot slibmaatregelen

Aan de Raad Raad Made, 20 mei 2014

De aanpak van vervuilde bovengrond en van vervuild grondwater

TU Delft. lodellering morfodynamisch adrag van de Drempel van answeert. C (bijlage) Aanvuliende berekeningen. M.D. Groenewoud.

Meerjarig onderhoud vaargeulen Noordzee Eindrapportage

Saint-Quentin (Frankrijk) Frankrijk. België. Nederland. in de Noordzee (Nederland) Vlaams Gewest. Waals Gewest

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma

Saint-Quentin (Frankrijk) Frankrijk. België. Nederland. in de Noordzee (Nederland) Vlaams Gewest. Waals Gewest

Gevolgen van een zout Volkerak- Zoommeer voor het Antwerps Kanaalpand en het Schelde Estuarium

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

AGENDAPUNT voor burgemeester en wethouders

"Baggeren met slibverdringerpomp goed voor flora en fauna.

Notitie. 1 Inleiding. Techniek, Onderzoek & Projecten Onderzoek & Advies. Projectteam Ronde Hoep. 5 januari J.W. Voort

INSTITUUT VOOR CULTUURTECHNIEK EN WATERHUISHOUDING NOTA no 316, d.d. 5 oktober 1965

Projectnummer: B Opgesteld door: dr.ir. B.T. Grasmeijer. Ons kenmerk: :0.3. Kopieën aan:

Helder water door quaggamossel

De aanpak van vervuilde bovengrond en van vervuild grondwater

Opdracht 1: rivieren het stroomgebied en kanalen van in Vlaanderen

Baggerprogramma Noord-Hollandse vaarwegen

Het waterschap heeft de volgende onderzoeken uitgezet om het baggerwerk te kunnen voorbereiden:

Milieu-effectenbeoordeling van het project ingediend door de AG Haven Oostende.

Luchtkwaliteit in Zeist

Leven met de natuur van de Westerschelde, een ander natuur beleid

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water

4fho. rfologische verandering. op de Zeeschelde Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat. Rijksinstituut voor Kust en Zee/RI1<Z

rijkswaterstaat ministerie van verkeer en waterstaat dienst getijdewateren De kwaliteit van de waterbodem op drempels in de Westerschelde.

Indicatoren voor het Schelde-estuarium

MIRA-T Kwaliteit oppervlaktewater. Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten DPSIR

Vervolg aantekeningen H1 Nat. Hulpbronnen. Omgaan met Natuurlijke Hulpbronnen Hoofdstuk 1.1 Aardrijkskunde CA-3

Het belang van integraal water- en sedimentbeheer in een international context

Biologisch baggeren van veenkoloniale waterpartijen met Krabbenscheer en Groene glazenmaker

Belasting van het oppervlaktewater vanuit riolering en rioolwaterzuivering,

Waterkwaliteit polders: hoogfrequent meten is veel meer weten

Notitie Slibverspreiding loswallen 11 december 2015

Figuur 1 Zuiveringsinstallatie

Environmental & Safety Services # 4 22/02/2017-1

Instandhouding vaarpassen Schelde Milieuvergunningen terugstorten baggerspecie

Revitalisering Industriehaven, Bedrijventerrein De Mars te Zutphen

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater

Modellenstudie van de ontwikkeling van de zandbank te Heist

Instandhouding vaarpassen Schelde Milieuvergunningen terugstorten baggerspecie

Baggerproblematiek in Nederland

1. opvaart over Drempel van Hansweert 2. afvaart door het Zuidergat 3. stilliggen nabij het sproeiponton 4. afvaart langs Schaar van Waarde.

Jaarlijks waterbodemonderzoek in de Beneden-Zeeschelde

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zuivering van stedelijk afvalwater: zware metalen,

VERDRAG INZAKE DE BESCHERMING VAN DE SCHELDE CHARLEVILLE-MEZIERE, 26 APRIL 1994

CO 2 -uitstootrapportage 2011

Definities. Samensteller(s): Riza. Document: Definities TJS.doc. Datum: 9 maart Versie: 2.0 Definitief

De ecologische behoeften van het IJsselmeer en de Waddenzee. Peter M.J. Herman Waddenacademie, NIOZ

Werkdocument Kd-waarden van zware metalen in zoetwatersediment[riza nr x]

Waterberging Volkerak- Zoommeer

Gemeente Zwolle. Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte. Witteveen+Bos. Willemskade postbus 2397.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

MIRA 2011 VERSPREIDING VAN ZWARE METALEN. Emissie van zware metalen naar lucht.

Lange Termijnvisie Westerschelde Cluster Morfologie Samenvatting. J.C. Winterwerp M.C.J.L. Jeuken M.J.F. Stive H.J. de Vriend.

Transcriptie:

Ministerie van Verkeer en waterstaat Di rectoraat -Generaal Rij kswaterstaat Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ Prognose voor de ontwikkeling van de slibbalans in de Beneden Zeeschelde bij continuering en beëindiging van de slibverwijdering bij Kallo. Advies hoe nu verder te gaan. Een blik in de toekomst als vervolg op RIKZ rapport RIKZ- 98.015 Rijkswaterstaat Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ Bibliotheek (Middelburg) \ Auteur R.M. Salden Werkdocument RIKZ/OS-98.128X September 1998

Prognose voor de ontwikkeling van de slibbalans van de Beneden Zeeschelde In opdracht van de Directie Zeeland van Rijkswaterstaat, is door RIKZ onderzoek gedaan naar de effecten van siibverwijdering in de Beneden Zeeschelde op de waterkwaliteit in de Westerschelde. De resultaten van dit onderzoek zijn gerapporteerd in [Salden, 1998], De belangrijkste bevinding van het rapport is, dat de siibverwijdering uit de toegangsgeuj naar de zeesluizen bij Kallo en uit de zeesluizen en havendokken bij Zandvliet en Berendrecht heeft geleid tot een afname van het slibpercentage in de bodem van de Beneden Zeeschelde. Het slib dat in het verleden Is afgezet, is versneld vrijgekomen. Omdat dit oude slib meer verontreinigd is dan het recent aangevoerde slib, zijn de gehaltes microverontreinigingen in het zwevend stof op de Belgisch- Nederlandse grens minder gedaald dan op grond van de emissie reducties in het Schelde stroomgebied verwacht mocht worden. De vraag die aansluitend is gesteld, is wat er zal gebeuren als de siibverwijdering uit de toegangsgeul naar de Kailosluis wordt stopgezet of wordt gecontinueerd. Gezien de complexiteit van de vraag en het feit dat er momenteel vele ingrepen spelen die de slibhuishouding in het estuarium kunnen beïnvloeden, is de toekomst met of zonder siibverwijdering enigszins speculatief. Voor een meer onderbouwd antwoord op de vraag, is het essentieel de huidige voorraad slib in de bodem van de Beneden Zeeschelde beter te kennen. De huidige situatie De Westerschelde is een slibimporterend systeem. Dit betekent dat er vanuit zee tijdens vloed meer slib wordt aangevoerd dan er bij eb naar zee wordt afgevoerd. Tevens blijft een deel van het slib dat met het rivierwater van de Schelde wordt aangevoerd achter in het estuarium. Vanwege getijasymmetrie en dichtheidsverschillen accumuleert een groot deel van dit slib in de omgeving van het troebelingsmaximum, gelegen tussen de stad Antwerpen en de Belgisch-Nederlandse grens. Afhankelijk van het rivierdebiet van de Schelde ligt de Kallosluis in het troebelingsmaximum dan wei net stroomopwaarts daarvan, Door de lage stroomsnelheden in de toegangsgeul naar de Kallosluis zal veel slib dat in het troebelingsmaximum aanwezig is hier sedimenteren. In de periode voordat siibverwijdering plaatsvond, werd dit slib als gevolg van de cyclus baggeren, storten en sedimentatie, rondgepompt in de Beneden Zeeschelde alvorens het door de bodem van de Beneden Zeeschelde werd ingevangen. De slibvoorraad is in de periode '64-'86 jaarlijks met ca. 100 duizend ton toegenomen. Het instellen van de slibverwijderingsmaatregel heeft dit rondpompen tegengegaan. Eenmaal gesedimenteerd in de toegangsgeul, wordt het slib opgebaggerd en aan het transport onttrokken. Door de vele menselijke ingrepen in het estuarium krijgt de bodemvorm geen kans een evenwicht te bereiken. Als gevolg van morfologische veranderingen is de bodem erg dynamisch waardoor het fijn sediment uit de bodem geerodeerd kan worden waarna het in suspensie deels naar de toegangsgeu! wordt getransporteerd. Het slib dat hier sedimenteert wordt na- Prognose ontwikkeling sübbalans RIKZ/OS-98.128X

derhand eveneens grotendeels uit het systeem verwijderd. In plaats van dat de bodem slib invangt, staat de bodem in dit geval slib af aan het water. Het slib dat uit de Beneden Zeeschelde wordt onttrokken is dus een mengsel van recent aangevoerd slib vanaf de Schelde (200 duizend ton per jaar) en slib uit de bodemvoorraad (ruim 300 duizend ton per jaar). De slibvoorraad in de bodem van de Beneden Zeescheide is als gevolg van de slibverwijdering bij de KalJosluis in de periode '92-'96 met jaarlijks ruim 150 duizend ton afgenomen. De slibverwijdering uit de havendokken bij de Zandvlietsluis neemt de andere 150 duizend ton per jaar voor haar rekening. 1 De slibbalans geldig voor de periode '92- '96 is weergegeven in figuur 1. Figuur 1: Slibbalans van de Beneden Zeeschelde over de periode '92-'96. Naar [Salden, 1998]. -300 Zandviiet/ Berendrecht sluis KallD i Sluis Westerschelde -100 f Rivier de Schelde Bodem Beneden Zeeschelde Fluvlatiel slib in Marien slib In Het bodemslib is relatief sterk verontreinigd en zorgt momenteel voor hogere gehaltes contaminanten in het zwevend stof ter hoogte van de Belgisch-Nederlandse grens dan zonder erosie van oudere sedimenten uit de Beneden Zeeschelde. De aanvoer van slib van bovenstrooms is de laatste tien jaar sterk afgenomen. Allerlei bovenstroomse saneringsmaatregelen hebben ertoe geleid dat steeds meer fijn slib wordt afgevangen voordat het de Beneden Zeeschelde bereikt. Een afname van de slibvracht van de rivier de Schelde heeft daarom eerder gevolgen voor de grootte van de doorvoer van het fijnste slib dat als opgeloste stof (spoeltransport) richting Westerschelde wordt getransporteerd, dan voor de hoeveelheid sedimenteerbaar slib in de Beneden Zeeschelde zelf. Het sedimenteerbaar slib wordt immers al grotendeels bovenstrooms afgevangen. De afge- 1 Naast verwijdering van slib uit de toegangsgeul naar de Kailosltiis wordt slib verwijderd uit de havendokken bij de Zandviietsluis. Deze hoeveelheden zijn vergelijkbaar zodat de erosie van slib uit de bodem van de Beneden Zeescbelde die in de periode '92-'96 ruim 1,5 miljoen ton heeft bedragen, voor de helft toegeschreven mag worden aan de verwijdering uit de toegangsgeui naar de Kallosluis.

nomen slibvracht van de Schelde maakt dat het relatieve aandeel van marien slib in de Beneden Zeeschelde toe zal nemen. Het zal moeilijk zijn dit via metingen aan te tonen omdat de verhouding tussen rivierslib en zeeslib door verschillende ontwikkelingen beïnvloed wordt. Voor de ontwikkeling van de waterkwaliteit is de afgenomen vracht aan rivierslib echter een gunstige zaak. De toekomst bij het continueren van de slibverwijdering Momenteel verliest de bodem van de Beneden Zeeschelde ruim 300 duizend ton per jaar. Naar mate de slibverwijdering langer duurt, zal de snelheid waarmee de bodemvoorraad afneemt dalen. Uiteindelijk zal de hoeveelheid slib in de bodem een nieuw evenwicht bereiken. Zolang het evenwicht nog niet bereikt is, zal er sprake zijn van erosie van slib uit de bodem van de Beneden Zeeschelde. De kwaliteit van dit slib is bepalend voor het effect op de waterkwaliteit. Het zal zeker nog één a twee decennia duren voordat het bereikt is [Salden, 1998]. Hoeveei slib er tot die tijd verwijderd dient te worden, is niet bekend. De hoeveelheid slib die in de evenwichtstoestand per jaar nog uit de havendokken en toegangsgeulen tot de zeesluizen verwijdert dient worden om niet opnieuw verslibbing van de bodem van de Beneden Zeeschelde te krijgen, is gelijk aan de netto aanvoer van slib vanaf de Schelde en vanuit de Westerschelde. Momenteel bedraagt deze aanvoer ongeveer 200 duizend ton slib per jaar (220-100+80). De toekomst bij het stopzetten van de slibverwijdering Wanneer de verwijdering van slib uit de toegangsgeul naar de Kallosluis wordt stopgezet, zal dit een significante invloed hebben op de slibbalans van de Beneden Zeeschelde. Vanwege de complexiteit van de processen die het transport van slib hier bepalen, is slechts met de nodige voorzichtigheid een inschatting te maken van de effecten van deze maatregel. Het resultaat is weergegeven in figuur 2. De volgende aannames zijn gedaan: Al het slib dat in de toegangsgeul naar de Kallosluis sedimenteert wordt teruggestort in de Beneden Zeeschelde. De hoeveelheid slib die verwijderd wordt vanuit de havendokken achter de Zandvlietsluis, wordt niet beïnvloed door hetterugstorten van slib uit de toegangsgeul bij Kallo. Deze aanname is te rechtvaardigen omdat de uitwisseling van slib door de sluis bij Zandvliet bepaald wordt door de hoeveelheid slib die in de toegangsgeul naar de sluis aanwezig is en door de schutfrequentie van de sluis. Om de navigeerbaarheid in deze geulen te garanderen, wordt er gebaggerd als de hoeveelheid slib de vaardiepte te veel verminderd. De maximum hoeveelheid slib in de toegangsgeul bij naarde Zandvlietsluis zal daarom niet toenemen. Momenteel wordt het slib bij het baggeren teruggeschoven in de Beneden Zeeschelde. Te verwachten is dat de baggerfrequentie toe zal moeten nemen omdat een deel van de baggerspecie die voorheen vanuit de toegangsgeul naar de Kallosluis werd verwijderd, nu alsnog in de toegangsgeul naar de Zandvlietsluis zal sedimenteren. Het terugstorten van baggerspecie afkomstig uit de toegangsgeul naar de Kallosluis heeft geen gevolgen voor de grootte van het transport van fluviatiel slib naar de Westerschelde. Het slib dat de

Westerschelde bereikt is de fijnste slibfractie die als spoeltransport met het rivierwater afgevoerd wordt. Het feit dat slib sedimenteert in de toegangsgeul naar de Kallosluis geeft al aan dat we hier te maken hebben met wat grover sediment, ondanks het feit dat het lutumgehalte hier nog zo'n 40% kan bedragen [Saiden, 1998]. Wanneer dit slib teruggestort wordt vanuit de toegangsgeul zal het naar verwachting elders in de Beneden Zeeschelde sedimenteren en slechts in geringe mate alsnog de Westerschelde bereiken. De import van marien slib vanuit de Westerschelde naar de Beneden Zeeschelde wordt door het stopzetten van de slibverwijderlng niet beïnvloed. In plaats van verwijderd te worden, wordt het slib in deze situatie rondgepompt en zal het grotendeels ergens in de Beneden Zeeschelde sedimenteren. Figuur 2: Prognose voor de slibbalans na beëindiging van de slibverwijdering uit de toegangsgeul naar de Kallosluls. -221 Zandvliet/ Bcrcndrccht sluis Westerschelde -100 t Rivier de Schelde Bodem Beneden Zeeschelde Fluviaiicl slib in Marlen slib in De resulterende prognose weergegeven in figuur 2 laat zien dat, in vergelijking met de slibbalans over de periode '92-'96 uit figuur 1, door het beëindigen van de slibverwijdering uit de toegangsgeul naar de Kallosluis de netto erosie van slib uit de bodem van de Beneden Zeeschelde tot staan is gebracht. De bodem blijft in deze situatie praktisch stabiel wat betreft slibgehalte. We( is er vanuit gegaan dat de 221 duizend ton die jaarlijks in de Antwerpse havendokken sedimenteert niet in de Beneden Zeeschelde wordt teruggestort. De sanering van de bodem van de Beneden Zeeschelde als gevolg van erosie van oud slib, is hierdoor afgeremd maar uitwisseling van slib tussen bodem en water zal door de bodemdynamiek blijven plaatsvinden. Uit de snelle reactie van de gehaltes spoormetalen en organische microverontreinigingen in de periode '87-'95 op de slibverwijdering

[Salden, 1998] valt op te maken dat de sanering erg effectief is verlopen. Al vlug worden sliblagen met sterk hogere gehaltes aan erosie blootgesteld. Dit duidt erop dat het slib dat afgezet is in een periode met een hogere uitstoot van contaminanten reeds vijf jaar na het begin van de slibverwijdering weer vrijkomt. Het nadeel van het beëindigen van de sfibverwijdering nu is dat het saneren van de waterbodem stopt. Er van uit gaande dat de vervuiling geconcentreerd is in de slibafzettingen uit de periode '64-'86, zou betekenen dat ruim 2 miljoen ton vervuild slib gesaneerd moet worden. Dit is namelijk de hoeveelheid slib welke in deze periode is gesedimenteerd. We zouden dan momenteel ruim halverwege zijn met de sanering. Dit pleit ervoor de slibverwijdering uit de toegangsgeul naar de Kallosluis nog enige tijd te continueren, zodat ook de rest van het vervuilde slib uit de bodem van de Beneden Zeescheide verwijderd kan worden. In de prognose waarbij de slibverwijdering stop wordt gezet, is er geen sprake meer van netto slibsedimentatie in de bodem van de Beneden Zeescheide, terwijl deze in de periode '64-'86 ca. 100 duizend ton bedroeg. Dit wordt veroorzaakt door de afname in slibvracht van de rivier de Schelde, voornamelijk het gevolg van het verwijderen van slib uit wachtbekkens gelegen stroomopwaarts van Rupelmonde. Het verschil in vracht tussen beide periodes bedraagt ca. 150 duizend ton per jaar. In beide periodes is circa tweederde deel in de Beneden Zeescheide gesedimenteerd, hetgeen precies overeenkomt met het verschil in slibaccumulatie in de bodem van de Beneden Zeescheide tussen beide periodes. Advies De verplichting om slib te verwijderen uit de Beneden Zeescheide is aan de Afdeling Maritieme Schelde (AMS) opgelegd teneinde de contaminantenvracht vanuit de Beneden Zeescheide naar de Westerschelde terug te dringen. De gedachte is geweest dat gecontamineerd slib, aangevoerd via de Schelde, deels zal bezinken in de toegangsgeulen naar de zeesluizen en in de erachter gelegen havendokken. Verwijdering van dit slib zal voorkomen dat het vervuilde materiaal na baggerwerkzaamheden alsnog de Westerschelde kan bereiken. In de praktijk is een groot deel van het slib dat verwijderd is afkomstig uit de bodem van de Beneden Zeescheide. Dit slib is in het verleden afgezet en heeft over het algemeen hogere gehaltes aan contaminanten dan het slib dat momenteel door de Schelde wordt aangevoerd. Slibverwijdering is zo verantwoordelijk geweest voor een geleidelijke maar omvangrijke sanering van de waterbodem in de Beneden Zeescheide. De kwaliteit van het via de Schelde aangevoerde slib, is de laatste jaren sterk verbeterd. Hierdoor is de contaminantenvracht naar de Westerschelde afgenomen. Ook de verwijdering van (vervuild) slib uit wachtbekkens bovenstrooms van Rupelmonde, heeft bijgedragen aan een betere slibkwaliteit. Op het moment dat de kwaliteit van dit slib klasse 2 is geworden, verdwijnt de noodzaak het Schelde slib uit het watersysteem te verwijderen. Menging met historisch vervuild slib dat in de Beneden Zeescheide (bodem) aanwezig is zal echter de kwaliteit van het Schelde slib nog geruime tijd negatief kunnen beïnvloeden. We pleiten er daarom voor de slibverwijdering het komend jaar te continueren. Sanering van de waterbodem blijft dan doorgang vinden

(vergelijk de figuren 1 en 2) hetgeen ook de kwaliteitvan zwevend stof ten goede komt. In deze periode zal uit "herhaling Bastin" moeten blijken op welke plaatsen in de bodem van de Beneden Zeeschelde het slib gelokaliseerd is en waar de grootste teruggang in slibgehalte in het bodemsediment heeft plaatsgevonden. Aansluitend onderzoek naar de kwaliteit van de slibvoorraad in de bodem zal duidelijk moeten maken wat de te verwachten nalevering van contaminanten in de komende jaren zal zijn en hoever we gevorderd zijn met de sanering van de bodem van de Beneden Zeeschelde. Uit "herhaling Bastin" gecombineerd met het kwaliteitsonderzoek zal tevens moeten blijken of de resterende vervuiling gelijkmatig verdeeld is over de gehele Beneden Zeeschelde of juist sterk geconcentreerd in een klein gebied. In het laatste geval is het gericht saneren van de bodem ter plaatse wellicht een effectievere methode dan de slibverwijdering die momenteel plaatsvindt. In dit kader kan ook de bovenstroomse sanering genoemd worden die in Vlaanderen op zowel onbevaarbare als bevaarbare waterwegen plaatsvindt, Bij een sterk gelokaliseerde vervuiling van de waterbodem valt een lokale sanering te prefereren boven slibverwijdering uit de toegangsgeul naar de Kallosluis. Geadviseerd wordt de effectiviteit van de slibverwijdering te blijven evalueren, De eerste keer nadat de resultaten van "herhaling Bastin" bekend zijn geworden en aanvullend onderzoek naar de gehaltes microverontreinigingen in de slibrijke delen van de bodem uitgevoerd is. Opnieuw zal vastgesteld moeten worden of de slibverwijdering nog effectief is en zo ja, waar en hoeveel slib er in de navolgende periode verwijderd dient te worden. Om een indruk te krijgen effectiviteit van sanering van de bodem van de Beneden Zeeschelde middels slibverwijdering, wordt eveneens aanbevolen de trends in gehaltes contaminanten op de drempels in de Beneden Zeeschelde te onderzoeken. Door extrapolatie van de gesignaleerde trends kan een schatting gemaakt worden van de tijd die gemoeid is met het bereiken van de gewenste bodemkwaliteit. Op basis van deze aanvullende informatie kan een goed onderbouwde definitieve beslissing genomen worden over de slibverwijdering. Centraal in de overweging dienen hierbij de gehaltes microverontreinigingen in het slib te staan. De aanwezigheid van slib is van beiang voor het functioneren van het ecosysteem. De gehaltes microverontreinigingen mogen echter de vastgestelde normen niet overschrijden. Referentie R.M. Salden, Schonere Schelde door slibverwijdering, het effect van slibverwijdering in de Beneden Zeeschelde op de waterkwaliteit en slibhuishouding in de Westerschelde, Rijkswaterstaat Rijksinstituut voor Kust en Zee, Rapport RIKZ-98.015, (1998).