Calamiteitenverlof en verpleegverlof



Vergelijkbare documenten
Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Verlof uit de Wet Arbeid en Zorg. Toelichting op verschillende vormen van verlof

Gebruik van kinderopvang

Basisverlof (wettelijk verlof)

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

Ouders op de arbeidsmarkt

Huishoudensprognose : ontwikkelingen naar type en grootte

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders

Zwangerschaps- en ouderschapsverlof

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Inhoudsopgave. Alle verzuimgrootheden worden berekend exclusief zwangerschap, tenzij anders vermeld.

VROUWEN EN MANNEN BIJ AKZO NEDERLAND

Zwangerschaps- en ouderschapsverlof Wonen in Nederland, werken in België

Diversiteit binnen de loonverdeling

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Pensioenaanspraken in beeld

Toelichting op de jaarurensystematiek

Ledenbrief 15/052 CvA/LOGA 15/10, d.d. 23 juni 2015 inzake wijzigingen CAR-UWO i.v.m. wijzigingen Wet arbeid en zorg Eijsden-Margraten

A. De toelichting op artikel 6:4 wordt gewijzigd en komt te luiden:

B. De toelichting op artikel 6:4:1a wordt gewijzigd en komt te luiden:

Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking

Beroepsbevolking 2005

Regeling Buitengewoon verlof 2007

Jaarrapportage Branche informatie voor Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening

WIA Opvang Polis. Het antwoord van de Van Kampen Groep op de WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen) Terecht méér dan verzekeraars

Toelichting op de nieuwe afspraken over ouderschapsverlof in de CAO Jeugdzorg

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Sterkste groei bij werknemers

Toelichting op de nieuwe afspraken over ouderschapsverlof in de CAO Jeugdzorg. Nieuwe versie, februari 2015

Verlof rond zwangerschap, adoptie, pleegzorg en geboorte

Werkloosheid in de Europese Unie

6 Meervoudige problematiek bij werknemers

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

Maak een nieuw dienstverband aan vanaf 1 maart. Dat doet u via Werknemers, Nieuw, en dan de middelste optie Maak een nieuw dienstverband voor :

Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS

Arbeidsdeelname van paren

Bijlage 1 bij U Bijlage CAR teksten. A. De toelichting op artikel 6:4 wordt gewijzigd en komt te luiden: Buitengewoon verlof.

Ik krijg een kind. uwv.nl werk.nl. Uw inkomen bij zwangerschap, adoptie en pleegzorg. Meer informatie?

Meeste werknemers tevreden met aantal werkuren

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

Regeling Werktijden en Verlof

Uit huis gaan van jongeren

II Het dienstverband

Gemiddelde looptijd werkloosheidsuitkeringen nog geen jaar

LOGA GPD

6,1. Praktische-opdracht door een scholier 1991 woorden 25 mei keer beoordeeld. Hoofdvraag:

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden

Wijzigingen in de CAR/UWO, Wet arbeid en zorg. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Samenwerking Kempengemeenten,

Ouderschapsverlof. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Notitie. Verzuimrapportage 2e kwartaal AAN : Commissie Sociale Aangelegenheden en Leden van Veneca. VAN : Secretariaat Veneca

Toekenning van aanspraken op de Zorgverlofregeling en van vergoedingen

10. Veel ouderen in de bijstand

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banenverlies tot staan gekomen. Voor het eerst in twee jaar geen banenverlies

De standaard beoogt een uniforme beoordelingswijze van dergelijke aanvragen. TABEL 2. INSTROOMPERCENTAGE WAO NAAR HUISHOUDSITUATIE EN GESLACHT (2000)

GEBASEERD OP DE VERZUIMGEGEVENS OVER 2018

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Toelichting artikel 2.8 wijziging omvang aanstelling

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Jong en oud op de arbeidsmarkt,

Ouderen op de arbeidsmarkt: 60+ ers en 40+ ers

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA S GRAVENHAGE. Herziening zwangerschapsrichtlijn

Onderzoeksmogelijkheden voor de gevolgen van het opnemen van ouderschapsverlof

Dienstverlening aan huis (bron

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ziekteverzuimregistratie

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

Feiten en cijfers 2010 Branche WMD

Meer of minder uren werken

Inkomen bij zwangerschap, pleegzorg Informatie voor werknemers en werkgevers VOOR RE-INTEGRATIE EN TIJDELIJK INKOMEN

Inkomen bij zwangerschap, adoptie en pleegzorg

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

PERSBERICHT Brussel, 23 oktober 2013

De Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen

Bijlage. Verzuimgegevens Rijk. (excl. Defensie, Hoge Colleges van Staat en Rechtspraak) Man Vrouw

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S-GRAVENHAGE

Minimumloon, jeugdloon januari juni 2016 plus Uurloon

Verzuimanalyse MBO-sector

Vragen en antwoorden over de gevolgen per voor uw arbeidsvoorwaarden op basis van de Cao umc

Centraal Bureau voor de Statistiek

Notitie NOTITIE. Verzuimrapportage 4 e kwartaal AAN : Commissie Sociale Aangelegenheden en Leden van Veneca. VAN : Secretariaat Veneca

Alles op een rij over: Alle veranderingen voor je verlof in 2015

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1. Inleiding. 2. De analyses. 2.1 Afspraken over kinderopvang versus m/v-verdeling

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0197/26. Amendement

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Ziekteverzuimcijfers sector gemeenten 2008

BAANZEKERHEID EN ONTSLAG DREIGING BIJ OUDERE WERKNEMERS

Het belang van begeleiding

Transcriptie:

Calamiteitenverlof en verpleegverlof Onderzoek in opdracht van de AbvaKabo Uitgevoerd door: B.R. Dankmeyer M. Bruyn-Hundt K.G. Tijdens, projectleiding Leerstoelgroep Emancipatie-economie Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie Universiteit van Amsterdam Begeleiding van AbvaKabo: J. Huber, beleidsmedewerker emancipatiezaken M. Wilke, hoofd afdeling Beleid en Juridische Zaken M.J.L. van Yperen, kaderlid Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de AbvaKabo te Zoetermeer en het is mede mogelijk gemaakt door een subsidie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Amsterdam/Zoetermeer, oktober 1992

INHOUDSOPGAVE I Inleiding... 1 II Ziekteverzuim en verzorgingsverzuim... 3 Vergelijking Nederland - buitenland... 3 Ziekteverzuimverschillen tussen mannen en vrouwen... 4 Verzorgingsverzuim en ziekteverzuim... 7 Conclusie... 9 III CAO-regelingen voor calamiteiten- en verpleegverlof... 10 IV Regelingen voor calamiteiten- en verpleegverlof in het buitenland... 14 Vergelijking met alle landen binnen en enkele landen buiten de EEG... 14 Calamiteitenverlof in Zweden... 16 Conclusie... 17 V Financiering van calamiteitenverlof... 19 Het Zweedse model variant A... 20 Het Zweedse model variant B... 22 Het Duitse model... 24 Conclusie... 25 VI De behoefte aan calamiteiten- en verpleegverlof... 27 De persoonskenmerken van de respondenten... 28 De bedrijfskenmerken van de respondenten... 31 De behoefte aan kortdurend calamiteitenverlofv... 32 De behoefte aan langdurend verpleegverlof... 33 Onderhandelingswensen voor calamiteitenverlof... 35 Onderhandelingswensen voor verpleegverlof... 37 Conclusie... 38 VII Samenvatting... 40 Ziekteverzuim en verzorgingsverzuim... 40 Calamiteitenverlof in CAO's... 41 Buitenlandse regelingen voor calamiteitenverlof... 41 De kosten van calamiteitenverlof... 42 De behoefte aan verlofregelingen... 42 Literatuur... 45 Bijlage A Calamiteiten- en verpleegverlof in CAO's... 47 Bijlage B Gezinssamenstelling volgens OSA-data... 49 Bijlage C Sociale verzekeringen in Zweden... 50 Bijlage D Verlofregelingen in Duitsland... 58 Bijlage E Enquête... 59 Bijlage F Berekening aantal ziektedagen... 67 Bijlage G Gebruikte afkortingen... 68

1 I INLEIDING De combinatie van verzorgingstaken en betaalde arbeid is voor veel vrouwen en mannen, al of niet alleenstaand, een zware combinatie. Het gaat daarbij niet alleen om verzorgingstaken voor kinderen, maar ook om verzorging van overige familieleden of huisgenoten. De AbvaKabo wil zich in haar arbeidsvoorwaardenbeleid daarom sterk maken voor verbetering van verlofregelingen voor verzorgingstaken. Naast de AbvaKabo is ook de Stichting van de Arbeid van mening dat, via herschikking of actualisering van de bestaande vormen van buitengewoon verlof, ruimte gecreëerd kan worden voor vormen van verzorgingsverlof. De Stichting maakt een onderscheid tussen enerzijds regelingen en faciliteiten rondom zwangerschap en bevalling en anderzijds regelingen en faciliteiten in verband met bredere zorgtaken, die zowel door vrouwen als door mannen verricht kunnen worden. De laatstgenoemde regelingen kunnen als volgt worden onderverdeeld: * calamiteitenverlof waaronder verlof in verband met onvoorziene verzorgingstaken wordt bedoeld; * ouderschapsverlof waarmee een langdurend verlof voor de verzorging van kinderen wordt bedoeld; * verpleegverlof waarmee een langdurend verlof in verband met verpleging van een familielid, partner of huisgenoot wordt bedoeld. In dit rapport komen alleen het calamiteitenverlof en het verpleegverlof aan de orde, omdat de AbvaKabo haar beleid inzake betaald ouderschapsverlof reeds voldoende heeft uitgewerkt. Bij calamiteitenverlof moet men denken aan kortdurend verlof bij ziekte van kinderen, pleeg- of stiefkinderen, ouders, schoonouders, overige familieleden, partners of overige huisgenoten. De achterliggende gedachte is dat de werknemer in staat is binnen enkele dagen zodanige regelingen te treffen, dat zij/hij de arbeid weer kan hervatten. Bij verpleegverlof moet men denken aan langdurend verlof in verband met ziekte van kinderen, pleeg- of stiefkinderen, ouders, schoonouders, overige familieleden, partners of overige huisgenoten. Aangezien er nauwelijks gegevens bekend zijn over het gebruik van en de behoefte aan calamiteiten- en verpleegverlof zijn in dit onderzoek diverse onderzoeksmethoden gebruikt. Zo is bestaand statistisch materiaal met betrekking tot ziekteverzuim geanalyseerd, zijn verlofregelingen in Nederland en daarbuiten geïnventariseerd, zijn de kosten van verlofregelingen berekend en is een enquête gehouden. In hoofdstuk II wordt allereerst ingegaan op het ziekteverzuim in Nederland, aangezien ziekteverzuim een indicator kan zijn voor de behoefte aan calamiteitenverlof. CAO-regelingen voor calamiteiten- en verpleegverlof worden in hoofdstuk III behandeld, terwijl verlofregelingen in het buitenland in hoofdstuk IV aan bod komen. In hoofdstuk V wordt de financiering van calamiteitenverlof uitgewerkt. In hoofdstuk VI staat de uitslag van de enquête naar

2 Calamiteitenverlof en verpleegverlof de behoefte aan verlofregelingen onder leden van de AbvaKabo. Daarbij is zoveel mogelijk een onderscheid gemaakt tussen vrouwen en mannen en tussen gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden, omdat we verwachten dat deze groepen verschillende wensen zullen hebben. In hoofdstuk VII worden de onderzoeksresultaten samengevat.

3 II ZIEKTEVERZUIM EN VERZORGINGSVERZUIM We vermoeden dat verlof voor verzorging van zieke kinderen, ouders, partners of andere familieleden vaak wordt opgenomen door zichzelf ziek te melden, al dan niet met medeweten van de werkgever. We noemen dit het verzorgingsverzuim. De oorzaak hiervan moet gezocht worden bij het feit dat slechts een gedeelte van de bedrijven een regeling voor calamiteiten- of verpleegverlof kent. Daarom zouden in ziekteverzuimcijfers aanwijzingen gevonden kunnen worden voor de behoefte aan kort- of langdurend verlof in verband met ziekte van anderen. In dit hoofdstuk wordt daarom het ziekteverzuim nader onderzocht. Eerst vergelijken we de ziekteverzuimcijfers van Nederland met die van andere landen, daarna gaan we dieper in op het ziekteverzuim in ons land. VERGELIJKING NEDERLAND - BUITENLAND Internationale vergelijking van ziekteverzuim is een hachelijke onderneming. De gehan teerde definitie van ziekteverzuim wil per onderzoeker en per land nog wel verschillen. Wordt zwangerschapsverlof als ziekteverzuim geteld of niet? Hoe wordt ouderschapsverlof geregistreerd? Prins (1990, p. 25) geeft in z'n proefschrift "Sickness absence in Belgium, Germany and the Netherlands" een overzicht van het ziekteverzuim in een aantal landen volgens de definitie van Salowsky (grafiek 1). Deze rekent tot de "individuelle Fehlzeiten" zowel ziekte, ongeval, revalidatie en ouderschapsverlof. Uit de grafiek blijkt dat het ziekteverzuim in Nederland volgens deze definitie in de jaren tachtig onder de 10% van het aantal kalenderdagen per jaar is gedaald. 1978 20 20 20 ziekteverzuim% 10 10 10 0 Japan USA West-Duitsland Frankrijk Italie Nederland Zweden 0 Japan USA Belgie Frankrijk West-Duitsland Nederland Italie Zweden 0 Japan USA Groot Britanie Belgie Italie West-Duitsland Frankrijk Nederland Zweden Grafiek 1 Gemiddeld aantal verloren gegane kalenderdagen per persoon/jaar door ziekte, definitie volgens Salowsky. Bron: Prins (1990).

4 Calamiteitenverlof en verpleegverlof Pfaff hanteert andere criteria, want zwangerschaps- en bevallingsverlof worden in zijn onderzoek niet onder ziekteverzuim gerekend (Prins 1990, p.27). Het gevolg is dan ook grote verschillen in cijfers.wel laten beide studies zien dat in Nederland het ziekteverzuim in vergelijking met andere landen bijzonder hoog is (zie grafiek 1 en 2). Prins wijdt dit relatief hoge ziekteverzuim in Nederland vooral aan de geringe restricties in de Nederlandse ziektewetgeving: ongecompliceerde ziektemeldings- en legitimatie procedures, grotere ontslagbescherming, relatief hoog uitkeringsniveau en soepele toetredingscriteria voor de invaliditeitsverzekering (WAO). 20 1978 ziekteverzuim% 10 0 Groot Britanie West Duitsland Frankrijk Zweden Nederland Grafiek 2 Gemiddeld aantal verloren gegane kalenderdagen per persoon/jaar door ziekte, definitie volgens Pfaff. Bron: Prins (1990). ZIEKTEVERZUIMVERSCHILLEN TUSSEN MANNEN EN VROUWEN We vermoeden dat vrouwen vaker dan mannen verzorgingstaken op zich nemen in geval van ziekte van kinderen, ouders of anderen, en daarvoor zichzelf ziek melden. Daarom onderzoeken we in deze paragraaf de verschillen in het ziekteverzuim van vrouwen en mannen. Zagen we hierboven dat de ziekteverzuimdefinities van onderzoekers kunnen verschillen, ook de registratie door verschillende instanties kan problemen opleveren. Zo registreren het GAK en de Sociale Verzekeringsraad alleen die verzuimgevallen, welke in aanmerking komen voor een uitkering (gevallen met een duur langer dan het wachtdagentermijn). Het Nederlands Instituut voor Arbeidsomstandigheden (NIA) registreert daarentegen ook de kortdurende verzuimen. In dit hoofdstuk gaan we uit van de definitie zoals die door het NIA wordt gehanteerd.

Ziekteverzuim en verzorgingsverzuim 5 ziekteverzuimpercentage 0 5 10 15 man vrouw 1964 1969 1974 1979 1984 1988 jaartal Grafiek 3 Ziekteverzuim in Nederland naar geslacht, inclusief zwangerschapsverlof. Bron: Prins (1990). ziekteverzuimpercentage 0 10 20 man man vrouw 24 34 44 54 64 leeftijd Grafiek 4 Ziekteverzuim-percentage van mannen en vrouwen over vijf leeftijdsklassen, inclusief zwangerschapsverlof (gemiddeld over 1983-1987). Bron: Smulders (1991a).

6 Calamiteitenverlof en verpleegverlof Grafiek 3 geeft een indruk van het ziekteverzuim van vrouwelijke en mannelijke werknemers in Nederland voor een aantal jaren. Daaruit blijkt dat in 1964 het ziekteverzuim onder vrouwen lager was dan onder mannen, maar dat vanaf 1969 het omgekeerde het geval is geweest. De verklaring hiervoor moet gezocht worden in de leeftijdsopbouw van de groep werkende vrouwen. In de jaren zestig bestaat de vrouwelijke beroepsbevolking vooral uit ongehuwde, jonge vrouwen. Deze groep heeft een laag ziekteverzuim. In de jaren zeventig en tachtig blijven vrouwen steeds vaker werken na hun huwelijk, terwijl bovendien steeds meer oudere vrouwen opnieuw betaald werk gaan verrichten. Deze groepen hebben een hoger ziekteverzuim omdat ouderen meer ziek zijn dan jongeren en omdat gehuwden vaker verzuimen in verband met zwangerschap dan ongehuwden. De leeftijdssamenstelling van de groep werkende vrouwen heeft dus grote invloed op hun ziekteverzuimcijfer, maar het is onduidelijk of dit de enige factor is die tot een hoger ziekteverzuim heeft geleid (Bakker en Kruidenier 1984). Uit grafiek 4 blijkt dat zowel bij vrouwen als bij mannen het ziekteverzuim toeneemt met de leeftijd, met uitzondering van de groep vrouwen in de leeftijd 25-34 jaar, want deze groep heeft een hoger ziekteverzuim in verband met zwangerschap. Uit een studie van Brouwer en Vrijhof (1989) blijkt evenwel dat zwangerschapsverlof maar een deel van het grotere ziekteverzuim onder vrouwen kan verklaren. In hun onderzoek komen ze tot de conclusie dat gemiddeld 1,3 procentpunten van het verzuimpercentage van vrouwen toegeschreven kan worden aan zwangerschapsverlof, terwijl het ziekteverzuimpercentage van vrouwen ongeveer 2,0 procentpunten hoger is dan dat van mannen. Andere mogelijke verklaring kunnen zijn: verschillen in arbeidsinhoud, want vrouwen hebben significant vaker dan mannen eentonig werk, en verschillen in arbeidsvoorwaarden, want vrouwen hebben significant vaker dan mannen slechte promotiekansen en een inkomen beneden modaal (Smulders en Bloemhof 1991b). Om beter inzicht te krijgen in de aard van ziekteverzuim is het goed een onderscheid te maken tussen kortdurend en langdurend ziekteverzuim. De invloed van het langdurend verzuim op het verzuimcijfer is veel groter dan het kortdurend verzuim. Om een indruk te geven van de verhoudingen is in grafiek 5 een onderscheid gemaakt tussen het kortdurende en het totale verzuim. Onder kortdurend verzuim wordt hier gerekend het verzuim dat maximaal een week duurt. Uit de grafiek blijkt dat het kortdurend verzuim onder vrouwen iets hoger is dan onder mannen. Naarmate mannen ouder worden, kennen ze minder kortdurend ziekteverzuim, maar meer langdurend verzuim. Hun totale ziekteverzuim neemt toe met de leeftijd. Bij vrouwen vertoont het ziekteverzuim een iets grilliger verloop. Zoals gezegd is het verzuim in de leeftijdsgroep 25-34 jaar hoger. Maar wanneer rekening gehouden wordt met zwangerschapsverlof, dan doet er zich een ongeveer gelijke ontwikkeling als bij mannen voor, namelijk een daling van het kortdurend verzuim en een stijging van het langdurend verzuim. Het verschil tussen het ziekteverzuim van vrouwen en mannen van 45 jaar en ouder wordt daarmee echter niet verklaard. De oorzaak van dit verschil is niet bekend.

Ziekteverzuim en verzorgingsverzuim 7 korte verzuim vrouwen totale verzuim vrouwen korte verzuim mannen totale verzuim mannen ziekteverzuim% 15 10 5 1.7 7.8 1.7 11.4 1.2 10.6 1 12.3 0.7 12 15 10 5 1.6 6.1 1.5 7.3 1.1 8.1 0.9 9.4 0.7 10 0 25 35 45 55 65 0 25 35 45 55 65 leeftijd vrouwen leeftijd mannen Grafiek 5 Het kortdurend en totale verzuim in procenten naar geslacht en leeftijd in 1987. Bron: Brouwer en Vrijhof (1989). VERZORGINGSVERZUIM EN ZIEKTEVERZUIM In deze paragraaf wordt de mogelijke invloed van verzorgingsverzuim op de hoogte van het ziekteverzuim onderzocht. In geval van ziekte van kinderen, overige familieleden of huisgenoten kan het noodzakelijk zijn om zich ziek te melden. Calamiteitenverlof kan in dit soort gevallen uitkomst bieden. Gehuwden en mensen met kinderen zullen vermoedelijk vaker verzuimen dan ongehuwden of mensen zonder kinderen, omdat verwacht mag worden dat kinderen en partners de grootste groep vormen waaraan zorg besteed moet worden. Ongehuwden met kinderen zullen vermoedelijk het hoogste ziekteverzuim laten zien. Om inzicht te krijgen in de hoogte van het ziekteverzuim als gevolg van calamiteiten kunnen we de statistieken analyseren waarin naast het ziekteverzuim ook de variabelen burgerlijke staat en aantal kinderen staan vermeld. Een van de weinige statistieken die hier rekening mee houden zijn de gezondheidsenquêtes van het CBS. Ook een onderzoek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt in de analyse betrokken (Van Amstel e.a. 1986). In de gezondheidsenquêtes van het CBS worden andere ziekteverzuimmaatstaven gehanteerd dan bij het NIA. Het CBS kijkt naar het percentage van de beroepsbevolking, dat zich per jaar ziek heeft gemeld. Zij maakt dus geen onderscheid naar duur of aantal verzuimen per jaar. Mensen die één keer keer kort ziek zijn geweest tellen even zwaar mee als mensen die bijvoorbeeld een maand ziek zijn geweest. Uit tabel 1 is te zien dat het ziekteverzuim onder gehuwden hoger is dan onder ongehuwden.

8 Calamiteitenverlof en verpleegverlof Minstens één keer ziek gemeld gehuwd 55,3% ongehuwd 50,7% Tabel 1 Percentage van de beroepsbevolking (15-65 jr) dat zich in 1985 minstens eenmaal ziek heeft gemeld naar burgerlijke staat, gecorrigeerd voor gezondheid en leeftijd. Bron: CBS (1986). Minstens één keer ziek gemeld mannen vrouwen gehuwd 55,3% 55,3% waarvan: zonder kinderen 55,0% 56,3% met 1 kind 53,6% 49,5% met 2 kinderen 54,6% 43,4% met 3 kinderen 51,1% 45,3% met 4 of meer kinderen 49,0% 36,6% ongehuwd 44,6% 58,8% waarvan: met kinderen - - 62,4% Tabel 2 Percentage van de beroepsbevolking (15-65 jr) dat zich in 1985 minstens eenmaal ziek heeft gemeld naar burgerlijke staat, geslacht en aantal kinderen thuis, gecorrigeerd voor gezondheid en leeftijd. Bron: CBS (1986). Wat heeft U gedaan (zou U doen) bij ziekte van een kind? N % * blijven werken 106 71,6% * speciaal verlof gekregen 3 2,0% * eigen verlofdagen opgenomen 25 16,9% * zich ziek gemeld 10 6,8% * onbetaald verlof opgenomen 4 2,7% Totaal 148 100,0% Tabel 3 Antwoord op de vraag die aan werkende jonge moeders werd gesteld wat men had gedaan of zou gaan doen bij ziekte van een kind. Bron: Van Amstel e.a.(1986). Wanneer we nu onderscheid maken naar geslacht dan zien we in tabel 2 dat gehuwde mannen een hoger ziekteverzuim vertonen dan ongehuwde mannen, terwijl bij vrouwen juist het tegenovergestelde het geval is. We kunnen moeilijk verklaringen vinden voor het hoge ziekteverzuim van ongehuwde vrouwen. Ook is gekeken naar het ziekteverzuim, rekening houdend met het aantal kinderen. Opvallend is dat gehuwden zonder kinderen bijna het hoogste ziekteverzuimpercentage hebben, alleen ongehuwde

Ziekteverzuim en verzorgingsverzuim 9 vrouwen met kinderen hebben een hoger ziekteverzuim. We verwachtten dat bij mensen met kinderen een verhoogd ziekteverzuim zou optreden, maar uit tabel 2 blijkt dat dit niet het geval is. Het hoge ziekteverzuim onder ongehuwde vrouwen met kinderen is wel in overeenstemming met de verwachtingen. Ook de afname van het ziekteverzuim bij een toenemend kindertal is opvallend. Een verklaring zou kunnen zijn dat bij ziekte van een kind in plaats van een van de ouders één van de andere kinderen inspringt. In het rapport "Zwangerschap, moederschap in combinatie met betaalde arbeid" door Van Amstel e.a.(1986), geschreven in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, blijkt dat van 148 geënquêteerde jonge moeders bijna 7% zichzelf heeft ziek gemeld bij ziekte van haar kind of dit zou doen in geval van ziekte van het kind. De overigen zijn door blijven werken, hebben speciaal verlof gekregen, hebben eigen verlofdagen opgenomen of onbetaald verlof genomen (tabel 3). De moeders die blijven werken bij ziekte van hun kind vinden blijkbaar andere oplossingen. CONCLUSIE In deze paragraaf is de mogelijke invloed van verzorgingsverzuim op de hoogte van het ziekteverzuim onderzocht, omdat we veronderstellen dat, bij gebrek aan regelingen voor calamiteiten- en verpleegverlof, dergelijke verzuimdagen worden geregistreerd als ziekteverzuim. We verwachtten dat vrouwen een hoger ziekteverzuim zouden vertonen dan mannen, omdat vrouwen vaker verzorgingstaken moeten combineren met betaalde arbeid. Het ziekteverzuim onder vrouwen is inderdaad hoger dan dat onder mannen, maar de reden hiervan is vooral dat zwangerschap als ziekte wordt geregistreerd. Daarnaast zouden ook andere factoren, zoals sexeverschillen naar arbeidsinhoud of arbeidsomstandigheden, een rol kunnen spelen. Het kortdurend verzuim is onder vrouwen iets hoger dan onder mannen. Dit kan er wel op duiden dat vrouwen vaker verzorgingstaken hebben te vervullen in werktijd, waarbij deze taken als ziekteverzuim worden geregistreerd. We kunnen dit echter niet met zekerheid zeggen, omdat er ook andere oorzaken kunnen zijn, die we niet onderzocht hebben. We verwachtten ook dat gehuwden en mensen met kinderen een hoger ziekteverzuim zouden laten zien dan ongehuwden of mensen zonder kinderen, omdat kinderen en partners vermoedelijk de grootste groep vormen waaraan zorg besteed moet worden. Deze veronderstelling is echter niet juist. Gehuwde vrouwen en mannen hebben zelfs een lager ziekteverzuim naarmate ze meer kinderen hebben. Het is moeilijk om op basis van het statistische materiaal waarover we beschikken, hiervoor een verklaring te vinden. Onze verwachting dat ook ongehuwde vrouwen met kinderen een hoog ziekteverzuim hebben, is wel juist. Deze groep heeft zelfs het hoogste ziekteverzuim.

10 Calamiteitenverlof en verpleegverlof III CAO-REGELINGEN VOOR CALAMITEITEN- EN VERPLEEGVERLOF De verlofregelingen in CAO's in Nederland met betrekking tot onvoorziene zorgtaken voor zieke huisgenoten of familieleden zijn weinig eenduidig en weinig doorzichtig. Ook de gebruikte termen om de verlofregelingen aan te duiden verschillen per CAO. In de ene CAO wordt de term verzorgingsverlof of gebruikt, terwijl in andere CAO's wordt gesproken over calamiteitenverlof. In dit hoofdstuk gaan we onderzoeken welke regelingen in CAO's opgenomen zijn voor onvoorziene zorgtaken voor zieken. De Dienst Collectieve Arbeidsvoorwaarden (DCA) en de Loontechnische Dienst (LTD) van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben kortgeleden de verlofregelingen voor zorgtaken voor zieken in CAO's onderzocht (DCA/LTD 1992). Uit het onderzoek blijkt dat in 57 van de onderzochte 168 CAO's een bepaling met betrekking tot verlof is opgenomen, meestal reeds gedurende langere tijd. In totaal vallen bijna 1 miljoen van de ruim 6 miljoen werknemers in Nederland onder een CAO waarin een of andere regeling is opgenomen met betrekking tot verlof. In 54% van deze CAO's is de duur van het verlof niet vastgelegd, in 30% gaat het om een verlof van één of twee dagen en in 26% betreft het verlof meer dan twee dagen. In het merendeel van deze CAO's gaat het om betaald verlof. De DCA en LTD hebben ook onderzocht in hoeverre de regelingen in bedrijven worden toegepast. Tweederde van de bedrijven met een CAO met verlofregeling hanteert de regeling in de praktijk. De overige bedrijven zijn niet op de hoogte van deze CAO-afspraken. Van de bedrijven waar geen CAO is afgesloten of waar geen CAO met verlofregeling geldt, kent eenvijfde wel een bedrijfsregeling. Het blijkt dat in de bedrijven gemiddeld per verlof maximaal vijf dagen opgenomen kan worden. In vrijwel geen enkele regeling wordt een onderscheid naar geslacht gemaakt. In tweederde van de bedrijven met een regeling wordt geen actieve voorlichting gegeven over de regeling. Naar schatting van de bedrijven heeft ruim 1% van het vrouwelijke en ruim 1% van het mannelijke personeel op enig moment gebruik gemaakt van de regeling. Om een indruk te krijgen welke afspraken er zijn gemaakt in de CAO's in Nederland, hebben we in tabel 4 een lijst opgenomen van de CAO's, waarin afspraken zijn gemaakt met betrekking tot verlof voor onvoorziene zorgtaken. In de eerste kolom is aangegeven of het een bedrijfstak- (B) of ondernemings- (O) CAO betreft, vervolgens een kolom met de SBI-code en een dubbele kolom met aantallen werknemers, dan een aanduiding of het betaald of onbetaald verlof betreft en tenslotte, in de laatste kolom, welke voorwaarden er aan het verlenen van het verlof verbonden zijn. Uit de tabel blijkt dat in iets meer dan de helft van de CAO's de duur van het verlof niet is vastgelegd, maar ter beoordeling is van de werkgever. Wanneer de duur wel is vastgelegd betreft het meestal één dag. De duur varieert tussen enkele uren en enkele weken. Iets meer dan een kwart van de CAO's kent een verlof dat drie of meer dagen omvat. De salarisbetaling van de verloven verschilt nogal tussen de CAO's. Meestal is de werkgever wel bereid om de eerste dagen salaris te betalen, maar wanneer de verloven langer gaan duren stopt de betaling. Uit de tabel blijkt

Verlofregelingen in CAO's 11 dat in driekwart van de CAO's de verlofdagen betaald worden. In twee CAO's wordt maximaal 1 verlofdag betaald en kan de werknemer/-neemster daarnaast 50% van de werktijd onbetaald verlof opnemen. Een opvallende CAO is die van de Postbank, waar het mogelijk is om 28 dagen betaald verlof op te nemen. Uit het onderzoek van DCA en LTD blijkt ook dat in de sector 'overige dienstverlening', dus waar de AbvaKabo veel CAO's en rechtspositieregelingen afsluit, naar verhouding de meeste organisaties met een regeling voor calamiteitenverlof zijn te vinden. Om die reden besteden we hier extra aandacht aan deze regelingen voor verlof voor onvoorziene zorgtaken (zie Bijlage A voor de teksten van de belangrijkste regelingen). Volgens alle negen regelingen kan de werknemer/-neemster bij ernstige ziekte van gezinsleden of naaste familieleden verlof opnemen. In meer dan de helft van de regelingen wordt dit verlof betaald. In zeven regelingen is het aantal verlofdagen ter beoordeling van de werkgever, in de andere twee is het beperkt tot een aantal dagen per jaar. Bij de Unie van Waterschappen bestaat een unieke regeling. Daar is in 1990, als toevoeging op de landelijke CAO, verzorgingsverlof bij ziekte van familieleden geregeld. Het verlof kan twee maal per jaar voor 50% van de werktijd gedurende maximaal twee aaneengesloten weken worden verleend. Bij opname van het verlof wordt 75% van het loon betaald. In bijna geen enkele CAO in Nederland is bepaald wanneer er sprake is van recht op verlof. Hoe ziek moet de te verzorgen persoon zijn? In veruit de meeste CAO's is dit ter beoordeling van de werkgever. De AbvaKabo heeft met Rijk en Gemeenten afgesproken dat verlof toegestaan is in geval van ernstige ziekte. Voor wie kan verlof worden opgenomen: kinderen, ouders, partners of anderen? In één CAO kan verlof worden opgenomen bij acute ziekenhuisopname van de partner, in een andere CAO staat dat een kind minstens een week ziek moet zijn. In een aantal CAO's is het verlof beperkt tot zieke kinderen en moeten de ouders of verzorgers als zodanig bekend zijn bij de werkgever. De meeste regelingen zijn overduidelijk niet gemaakt met het oog op de verzorging van zieke kinderen, maar met het oog op verzorging van zieke partners, ouders of overige familieleden. Daarbij is de regeling vaak niet zozeer er op gericht dat de werknemer zelf de zieke verzorgd, maar dat hij/zij regelt dat er verzorging komt. Zieke kinderen worden verondersteld verzorgd te worden door thuis werkende echtgenotes. De regelingen kunnen echter in een aantal gevallen ook gebruikt worden bij ziekte van kinderen. Als we de CAO-regelingen voor verlof voor onvoorziene zorgtaken samenvatten, dan kunnen we zeggen dat ongeveer eenzesde van de Nederlandse werknemers recht heeft op dit verlof en dat in het merendeel van deze CAO's het verlof wordt betaald. De meeste regelingen bestaan al langere tijd. In het merendeel van de CAO's is de duur van het verlof niet vastgelegd. In de overige CAO's varieert de duur van enkele uren tot enkele dagen of enkele weken. Er wordt in vrijwel geen CAO omschreven wanneer een werknemer/-neemster recht heeft op een dergelijk verlof. Dit is ter beoordeling van de werkgever, waardoor het verlof meer weg heeft van een gunst dan van een recht.

12 Calamiteitenverlof en verpleegverlof

Verlofregelingen in CAO's 13

14 Calamiteitenverlof en verpleegverlof IV REGELINGEN VOOR CALAMITEITEN- EN VERPLEEGVERLOF IN HET BUITENLAND In dit hoofdstuk wordt een inventarisatie gemaakt van regelingen voor calamiteitenverlof in verschillende Europese landen. Regelingen voor verpleegverlof zijn we alleen tegengekomen in Zweden, waar een werknemer een verzorgingsverlof van dertig dagen kan krijgen om voor een ouder familielid te zorgen (Pijl 1992). In de eerste paragraaf worden de landen binnen de EEG, met uitzondering van Nederland, en enkele landen buiten de EEG behandeld. Per land wordt kort ingegaan op de verlofregelingen. In de tweede paragraaf volgt een gedetailleerde beschrijving van de regelingen in Zweden. Het is opvallend dat in het buitenland de regelingen met betrekking tot bijzondere gezinsomstandigheden veelal clausules bevatten die het gebruik ervan beperken tot de zorg voor kinderen. Bovendien mogen de kinderen vaak een bepaalde leeftijd niet te boven gaan. Regelingen, waarin de verzorging van anderen dan kinderen geregeld is, of waarvan alleenstaanden gebruik zouden kunnen maken, zijn we niet tegen gekomen. In de Nederlandse CAO's ontbreken deze beperkingen, want veelal zijn de voorwaarden zo open geformuleerd dat calamiteitenverlof niet alleen voor zieke kinderen, maar ook voor andere zieken (huisgenoten, ouders, anderen) opgenomen kan worden. In de meeste EEG-landen zijn regelingen voor betaald calamiteitenverlof vastgelegd in CAO's. Duitsland vormt hierop een uitzondering met een wettelijke regeling. VERGELIJKING MET ALLE LANDEN BINNEN EN ENKELE LANDEN BUITEN DE EEG Het merendeel van de in deze paragraaf vermelde gegevens over de EEG zijn afkomstig uit een studie naar kinderopvang en -verzorging (Moss 1990). Ook is informatie gebruikt uit de AbvaKabo-studie naar de positie van vrouwen in Zweden en Denemarken (AbvaKabo 1989). De informatie over de niet-eeg landen is afkomstig van diverse bronnen, grotendeel via buitenlandse zusterorganisaties van de AbvaKabo. Duitsland Zoals hierboven al aangeven is, kent Duitsland een wettelijke regeling met betrekking tot calamiteitenverlof. Er is sinds 1-1-1992 bij wet vastgelegd dat iedere ouder recht heeft op tien dagen betaald verlof per ziek kind, tot een maximum van 25 dagen per werknemer per jaar. Voor alleenstaanden bestaat er een recht van twintig dagen per kind, met een maximum van vijftig dagen. De kinderen waar de regeling betrekking op heeft mogen niet ouder zijn dan twaalf jaar. Frankrijk In Frankrijk zijn regelingen met betrekking tot calamiteitenverlof niet in een wet vastge-

Verlofregelingen in het buitenland 15 legd. Wel komen in 44% van de CAO's clausules voor waar rekening wordt gehouden met dergelijke verlofregelingen. In sommige van de CAO's mogen alleen vrouwen hiervan gebruik maken. Vrouwen in overheidsdienst hebben recht op twaalf van dergelijke verlofdagen per jaar. België In België hebben werknemers in overheidsdienst recht op vier dagen betaald verlof per jaar per geval en per kind. Daarnaast bestaat er nog de mogelijkheid om twee maanden onbetaald verlof op te nemen in verband met bijzondere gezinsomstandigheden. Gelijksoortige verlofregelingen zijn ook terug te vinden in de privé-sector, waar ze in CAO's of afzonderlijke arbeidsovereenkomsten zijn vastgelegd. Italië In Italië hebben alleen vrouwen recht op onbetaald calamiteitenverlof, mannen zijn hiervan uitgesloten. De regeling geldt alleen in geval van ziekte van een kind. Bovendien kan er alleen gebruik van worden gemaakt indien het zieke kind niet ouder is dan twee jaar. Luxemburg Luxemburg kent een betaald verlof van twee dagen dat omschreven wordt als betaald verlof wegens bijzondere gezinsomstandigheden. Aangezien het hier eigenlijk vaderschapsverlof betreft, komen alleen mannen hiervoor in aanmerking. Engeland Engeland kent geen wettelijke regelingen voor calamiteitenverlof. Wel zijn in sommige CAO's dergelijke regelingen opgenomen. Ierland Ierland kent geen regelingen voor calamiteitenverlof. Denemarken Er is in Denemarken geen wettelijke basis voor verlof wegens ziekte van een kind. Werknemers in overheidsdienst hebben wel het recht om op de eerste dag van de ziekte van het kind thuis te blijven. Dit recht geldt ook voor het grootste deel van de werknemers in de particuliere sector. Wanneer men onbetaald verlof opneemt om een chronisch ziek kind te verzorgen bestaat er een wettelijke regeling die de gederfde inkomsten volledig compenseert. Indien men onbetaald verlof opneemt om een familielid te verzorgen, bestaat er ook recht op compensatie, maar dit reikt dan tot het gemiddelde loon van een gezinsverzorgster. Griekenland

16 Calamiteitenverlof en verpleegverlof In Griekenland mogen ouders verlof opnemen bij ziekte van een kind. Het betreft een onbetaald verlof en het kind mag niet ouder zijn dan vijftien jaar. De duur van het verlof hangt af van het aantal kinderen in het gezin: zes dagen per jaar wanneer het gezin een kind telt, acht dagen bij twee kinderen en tien dagen bij meer dan twee kinderen. Portugal Betaald verlof wegens ziekte van een kind wordt alleen verleend aan overheidspersoneel en aan alleenstaande ouders met een salaris onder een bepaald bedrag. Alle overige werknemers komen alleen in aanmerking voor onbetaald verlof. Spanje In geval van ziekte van een kind hebben ouders recht op twee dagen onbetaald verlof. Finland In Finland is calamiteitenverlof bij wet geregeld, men heeft daarbij het recht op minstens vier werkdagen per geval per kind per jaar. Het recht beperkt zich wel tot de eigen kinderen die niet ouder zijn dan tien jaar. Verder kunnen niet beide ouders tegelijk het verlof opnemen en moet de werkgever in kennis worden gesteld van de opname van het verlof. Oostenrijk In Oostenrijk kent men een betaald calamiteitenverlof van maximaal een week per jaar. Alleen indien de zieke een tot de huishouding behorend familielid is, kan van dit verlof gebruik gemaakt worden. CALAMITEITENVERLOF IN ZWEDEN Evenals Finland kent Zweden een wettelijke regeling voor verzorgingsverlof. De verlofregeling in Zweden is veel genereuzer dan in welk ander onderzochte land dan ook, want het maximaal aantal dagen per jaar dat men betaald verlof op kan nemen is negentig. Daarom wijden we een aparte paragraaf aan de verlofregelingen in Zweden. In 1974 werd in Zweden een begin gemaakt met verschillende vormen van ouderschapsverlof. Ze vallen onder de verplichte sociale verzekeringen. Naast het zwangerschapsverlof kent deze verzekering sinds 1986 twee vormen van ouderschapsverlof: ouderschapsverlof bij de geboorte van een kind en incidenteel ouderschapsverlof. Dit incidenteel verlof valt uiteen in vaderdagen, dagen voor verzorging van het kind en contactdagen. Deze drie vormen worden hieronder uitgewerkt. In bijlage C zijn een aantal statistieken over dit verlof opgenomen. Vaderdagen zijn verlofdagen waarop vaders recht hebben bij de geboorte van een kind. Zij kunnen dan maximaal tien verlofdagen opnemen. Bij meerlingen worden deze

Verlofregelingen in het buitenland 17 tien dagen vermenigvuldigd met het aantal kinderen. Het verlof mag worden opgenomen tot en met de zestigste dag na de thuiskomst van het kind na de bevalling. Ook bij adoptie hebben vaders recht op hetzelfde aantal verlofdagen en dit verlof kan opgenomen worden tot zestig dagen na de eerste dag waarop het kind door de adoptiefouders wordt verzorgd. In 1989 maakten 99.800 vaders, dat is 85% van de vaders van alle kinderen die in dat jaar geboren werden, gebruik van de regeling. Voor 68% van de vaders gold, dat zij tien dagen opnamen en 17% nam minder dan tien verlofdagen. Verlof voor de verzorging van een kind wordt gegeven bij ziekte van het kind, bij ziekte of besmetting van degene die het kind normaal verzorgt, voor bezoek aan het gemeentelijk bureau voor preventieve gezondheidszorg of voor bezoek van het kind aan een arts. Het verlof wordt verleend aan werkende ouders met kinderen twaalf jaar of jonger jaar en bedraagt sinds 1988 maximaal negentig dagen per kind per jaar. Voor kinderen van 13-16 jaar kan deze vorm van verlof worden gegeven als het kind een bijzondere behoefte aan verpleging of verzorging of toezicht heeft, bijvoorbeeld gehandicapte kinderen. Voor kinderen jonger dan acht maanden mag deze vorm van verlof alleen worden gegeven als de verzorging van het kind thuis goed geregeld is of als het kind in een ziekenhuis wordt verpleegd. Gezinnen, waarvan maar één ouder werkt, kunnen alleen verlof krijgen als de thuisblijvende ouder het kind niet kan verzorgen op grond van eigen ziekte of besmetting. Ouders van kinderen van 4-12 jaar hebben recht op maximaal twee verlofdagen per jaar om de school of het kinderdagverblijf van het kind te bezoeken. Dit worden contactdagen genoemd. In 1989 werd voor 235.000 kinderen, dat is voor ruim 27% van de 861.000 kinderen voor wie de ouders recht hadden op contactdagen, van dit recht gebruik gemaakt. In 1987 was dit 16%, in 1988 22%. Vooral voor 7-jarige kinderen werd van het recht gebruik gemaakt (voor 42% van deze kinderen), omdat kinderen op die leeftijd naar de lagere school gaan. Gemiddeld werden 1,3 van de twee verlofdagen opgenomen. Van de ouders die in 1989 contactdagen opnamen was 34% man. CONCLUSIE In dit hoofdstuk is een inventarisatie gemaakt van regelingen voor calamiteitenverlof in landen binnen en buiten de EEG. Duitsland, Finland en Zweden kennen een wettelijke regeling voor calamiteitenverlof. In Duitsland en Zweden is de regeling ondergebracht in de Ziektewet en worden de kosten omgeslagen over de premie-opbrengsten Ziektewet. In Duitsland is de regeling pas dit jaar ingevoerd. In andere landen zijn er in sommige sectoren regelingen afgesproken: in België, Portugal en Denemarken bijvoorbeeld bij de overheid. In Frankrijk komen in veel CAO's verlofclausules voor, in Engeland is dat bij enkele CAO's het geval. Het verlof is vrijwel steeds beperkt tot de verzorging van kinderen tot een bepaalde leeftijd en tot enkele dagen per jaar. Regelingen, waarin de verzorging van anderen dan kinderen geregeld is, of waar alleenstaanden gebruik van zullen maken, zijn we niet tegengekomen, met uitzondering

18 Calamiteitenverlof en verpleegverlof van Zweden. Dat geldt ook voor regelingen voor verpleegverlof, opnieuw met uitzondering van Zweden. Zweden kent de meest uitgebreide regeling. Zweedse werknemers/-neemsters kunnen maximaal negentig verzorgingsdagen voor calamiteitenverlof per kind per jaar voor kinderen van 0-12 jaar opnemen. Per verzekerd kind in deze leeftijdsgroep worden gemiddeld 4,03 verlofdagen per jaar opgenomen. De regeling omvat daarnaast tien verlofdagen per jaar voor vaders bij de geboorte van hun kind. Ruim tweederde van de vaders neemt het volledige verlof op, de rest gebruikt minder dagen. Tenslotte geeft de regeling recht op twee contactdagen per kind per jaar voor contact tussen ouders en school voor kinderen van 4-12 jaar. Gemiddeld worden hiervan 1,3 dagen per kind gebruikt. Moeders nemen twee keer zo veel contactdagen op als vaders.

Financiering van calamiteitenverlof 19 V FINANCIERING VAN CALAMITEITENVERLOF Als er in het arbeidsvoorwaardenoverleg afspraken gemaakt worden over verlofregelingen, is het belangrijk een indicatie te hebben van de kosten ervan. Zo heeft de Unie van Waterschappen in 1990 als toevoeging op de landelijke CAO verzorgingsverlof bij ziekte van familieleden geregeld, waarbij 0,3% extra loonruimte ter beschikking werd gesteld. 1 In dit hoofdstuk is een schatting gemaakt van de kosten van een regeling voor calamiteitenverlof. Helaas beschikken we niet over voldoende gegevens om de kosten van verlof in verband met verzorgingstaken van ouders, overige familieleden, partners of huisgenoten te berekenen. Daarom is alleen een schatting gemaakt voor de kosten van verlof in verband met de verzorging van kinderen. Om deze kosten te schatten hebben we gekeken naar het Zweedse en het Duitse model, die we achtereenvolgens bespreken. In Zweden valt het verlof, dat onder de ziektewet valt, uiteen in drie elementen: * zwangerschapsverlof; * ouderschapsverlof bij de geboorte van een kind; * incidenteel ouderschapsverlof onder andere voor verzorging van het zieke kind. Het zwangerschapsverlof en het ouderschapsverlof bij de geboorte van een kind blijven in dit rapport buiten beschouwing. Alleen de kosten van het incidenteel ouderschapsverlof worden berekend. Het incidenteel verlof bestaat uit drie regelingen: * bij de geboorte van een kind kan de vader tien verlofdagen opnemen; * de ouders kunnen maximaal negentig verzorgingsdagen per kind per jaar opnemen voor de verzorging van zieke kinderen van 0-12 jaar; het aantal verzorgingsdagen is zo groot, dat men beter van verpleegverlof dan van calamiteitenverlof kan spreken; * de ouders kunnen maximaal twee contactdagen per kind per jaar opnemen voor contact tussen ouders en school voor kinderen van 4-12 jaar. In Zweden bedraagt de uitkering voor het incidentele ouderschapsverlof 90% van het laatste loon. Van het Zweedse model hebben wij twee varianten uitgerekend: A. maximaal negentig verzorgingsdagen per kind per jaar voor kinderen van 0-12 jaar; B. maximaal negentig verzorgingsdagen per kind per jaar voor kinderen van 0-12 jaar plus tien verlofdagen voor de vader bij de geboorte van een kind plus twee contactdagen per kind per jaar voor kinderen van 2-12 jaar. In het Duitse model werden tot 1-1-1992 vijf verlofdagen per ouder per kind per jaar toegekend voor kinderen jonger dan acht jaar. Alleenstaande ouders hadden recht op het dubbele, dus op tien dagen per kind per jaar. De uitkering van het ziektegeld bedroeg 80% van het regelmatig inkomen. Per 1-1-92 is het aantal dagen verdubbeld en geldt de regeling voor kinderen jonger dan 12 jaar. Omdat statistische gegevens over 1992 nog niet bekend zijn, zijn onze berekeningen gebaseerd op het model dat tot 1-1-92 gold. 1 Zie Binding jrg. 40, nr. 6, 1991, uitgave van de Vrouwenbond FNV. Zie ook bijlage A.

20 Calamiteitenverlof en verpleegverlof Calamiteitenverlof is onderwerp van het arbeidsvoorwaardenbeleid van AbvaKabo. Daarom hebben we de kosten van de drie modellen omgerekend naar de Nederlandse situatie en uitgedrukt in procentpunten van de premie Ziektewet en in procenten van de bruto loonsom. HET ZWEEDSE MODEL VARIANT A In deze paragraaf wordt uitgerekend wat calamiteiten- en verpleegverlof in Nederland zou kosten als variant A van het Zweedse model zou worden gevolgd. Voor deze berekening hebben we een schatting gemaakt van het aantal verlofdagen, van het aantal werknemers dat gebruik zou maken van calamiteitenverlof ten behoeve van kinderen, van het aantal kinderen waarvoor dit geldt en van de kosten van een verlofdag. Dit wordt hierna uitgewerkt. Aan het eind van de paragraaf wordt tenslotte de berekening gemaakt. Als eerste hebben we het aantal mensen, dat van variant A gebruik zou maken, met kinderen van twaalf jaar of jonger in Nederland berekend. Omdat in Zweden het verzorgingsverlof door één van de werkende ouders kan worden opgenomen (het verzorgingsverlof wordt immers gerelateerd aan het kind en niet aan de individuele ouder), gaan wij uit van het aantal werkende moeders. Wij nemen aan dat alleenstaande ouders voornamelijk te vinden zijn onder de vrouwelijke werknemers. Het aantal vrouwelijke werknemers met kinderen van twaalf jaar of jonger is in deze gedachtengang maatgevend voor het aantal ouders dat recht zou krijgen op verzorgingsverlof voor zieke kinderen. De meest recente gegevens over deze arbeidsmarktparticipatie van vrouwen met kinderen van twaalf jaar of jonger zijn afkomstig van het OSA Arbeidsaanbodpanel 1988. Daaruit blijkt dat 25,9% van alle vrouwelijke werknemers kinderen in deze leeftijdsklasse heeft. Hiervan werkt 16,7% tot twintig uur per week en werkt 9,2% twintig uur of meer (zie bijlage B). Wij veronderstellen dat de vrouwen die minder dan twintig uur werken naar rato recht op verzorgingsverlof krijgen en gemiddeld de helft van het verlof opnemen van zij die twintig uur of meer werken. Ten tweede is uitgezocht wat het kindertal is van de vrouwen die betaald werk verrichten èn kinderen van twaalf jaar of jonger hebben. Van deze groep vrouwen hebben, opnieuw volgens het OSA Arbeidsaanbodpanel, de vrouwen die tot twintig uur werkten, gemiddeld 1,8 kind van twaalf jaar of jonger en de vrouwen die twintig uur of meer werkten, gemiddeld 1,6 kind in deze leeftijdsklasse. Ten derde is uitgezocht dat er in 1988 volgens gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek 1.949.000 vrouwelijke werknemers werkzaam zijn (CBS 1991, p.83).

Financiering van calamiteitenverlof 21 Als vierde hebben we onderzocht wat een verlofdag zou kosten. De gemiddelde uitkering krachtens de Ziektewet bedroeg in Nederland in 1988 voor alle bedrijfsverenigingen tezamen ƒ 94,25 per dag (zie Jaarverslag BVG 1990, p. 21). 2 Tenslotte hebben we veronderstellingen gemaakt over het aantal verlofdagen dat ouders zullen opnemen om voor kinderen in deze leeftijdscategorie te zorgen. Daarvoor zijn wij uitgegaan van de laatst bekende Zweedse gegevens. In 1989 werden 5.238.288 hele dagen aan verzorgingsverlof opgenomen voor 1.300.237 verzekerde kinderen. Voor 54% van de verzekerde kinderen werden gemiddeld 7,8 verlofdagen opgenomen. Dat komt per verzekerd kind neer op 4,03 dagen. Zie verder bijlage C, waarin een aantal statistieken met betrekking tot het Zweedse verzorgingsverlof zijn opgenomen. We moeten enkele kanttekeningen plaatsen bij onze berekeningen. Zo gaan we er van uit dat in Nederland verlof opgenomen kan worden na afloop van het zwangerschapsverlof, dus voor kinderen vanaf zes weken, terwijl in Zweden ouders na de geboorte nog ouderschapsverlof kunnen opnemen tot de kinderen twee jaar worden. Deze zeer jonge kinderen zijn dus in de Zweedse statistische gegevens minder vertegenwoordigd dan in de Nederlandse. Voor zover kinderziektes veelvuldiger bij zeer jonge kinderen voorkomen, zou daardoor het gemiddeld aantal ziektedagen per verzekerd kind van 4,03 dagen per jaar in Nederland hoger kunnen uitvallen. Hiermee hebben wij bij de berekening van de kosten in Nederland geen rekening kunnen houden bij gebrek aan statistische gegevens. Daarnaast kan uit de Zweedse gegevens niet worden opgemaakt hoeveel ouders die verlof opnamen in deeltijd werkten. Wel worden er slechts weinig halve of kwart dagen verlof opgenomen (zie bijlage C). In de Zweedse statistieken zijn de verlofdagen omgerekend naar hele dagen, waarna het cijfer van 4,03 verlofdagen is berekend. In Zweden werken echter minder vrouwen met kinderen in kleine deeltijdbanen dan in Nederland het geval is. Daarom zijn wij ervan uitgegaan dat Nederlandse werknemers die meer dan twintig uur per week werken 4,03 verlofdagen zullen opnemen, net als hun Zweedse collega's. Voor Nederlandse werknemers die minder dan twintig uur per week werken, veronderstellen wij dat zij 0,5 x 4,03 verlofdagen zullen opnemen. Tenslotte moeten we in ogenschouw nemen dat in Zweden per kind negentig dagen betaald verlof kan worden opgenomen, terwijl in Nederland veel meer wordt gedacht aan een verlof van maximaal tien dagen per kind. Uit het overzicht van de Nederlandse CAO's in hoofdstuk III blijkt dat het betaalde verlof in Nederland varieert van twee uur tot vijf dagen. Zullen Nederlandse ouders minder verlofdagen opnemen dan de Zweedse, als zij op veel minder verlof dagen recht hebben? Het ligt voor de hand dat het gemiddeld aantal opgenomen dagen verlof lager ligt dan 4,03 als het maximum aantal dagen veel lager ligt dan in Zweden. Wij kunnen echter niet nagaan hoeveel invloed dit maximum zal hebben op het gemiddeld aantal opgenomen verlofdagen en daarom zijn 2 Het uitkeringsbedrag van vrouwelijke werknemers is lager. Wij gaan echter van het gemiddelde uitkeringsbedrag uit, omdat wij aannemen dat evenveel mannen als vrouwen dit verlof zullen opnemen.

22 Calamiteitenverlof en verpleegverlof wij bij de berekeningen uitgegaan van de bovengenoemde 4,03 verlofdagen per verzekerd kind. Uit de enquête onder leden van AbvaKabo blijkt dat voor de kinderen van de respondenten gemiddeld 4,1 verlofdagen nodig zouden zijn, zodat een berekening gebaseerd op 4,03 dagen verlof niet onrealistisch is (zie hoofdstuk VI). De berekening van de totale kosten van een verzorgingsverlof ten behoeve van kinderen zoals in Zweden gebruikelijk, zou er in 1988 in Nederland als volgt hebben uitgezien: Voor vrouwen die minder dan 20 uur per week werken: deelnemingspercentage vrouwen met kinderen van 12 jaar en jonger aan de arbeidsmarkt x aantal participerende vrouwen x gemiddeld aantal kinderen per vrouw x deeltijdfactor x gemiddeld aantal opgenomen verlofdagen x gemiddelde daguitkering, dat is: 0,167 x 1.949.000 x 1,8 x 0,5 x 4,03 x ƒ 94,25 = ƒ 111.264.650 Voor vrouwen die 20 uur of meer per week werken: 0,092 x 1.949.000 x 1,6 x 1,0 x 4,03 x ƒ 94,25 = ƒ 108.969.760 Totaal = ƒ 220.234.410 Als we, zoals in Zweden en Duitsland gebeurt, deze regeling voor de verzorging van kinderen onder zouden brengen in de Ziektewet en de kosten zouden omslaan over de premie-opbrengsten Ziektewet levert dit het volgende beeld op. In 1988 waren de totale premie-opbrengsten van werkgevers en werknemers tezamen ƒ 7.867 mln (CBS 1991, p. 258). Indien in 1988 ƒ 220 mln extra gefinancierd had moeten worden, hadden de premie-opbrengsten 2,8% hoger moeten liggen, ofwel de premie Ziektewet was 5,96% geweest in plaats van 5,8%. De bruto loonsom van bedrijven bedroeg in 1988 ƒ 149.010 mln en van de overheid ƒ 35.750 mln, dat is tezamen ƒ 184.760 mln (CBS 1991, p. 360). De kosten van het calamiteitenverlof zoals hier uitgerekend bedragen 0,12% van de totale bruto loonsom. 3 HET ZWEEDSE MODEL VARIANT B Variant B is opgenomen om te laten zien wat de volledige regeling van het incidentele ouderschapsverlof zoals dat in Zweden geldt, in Nederland zou kosten. De volledige 3 Indien het gemiddeld aantal 4,1 verlofdagen voor Nederlandse kinderen, zoals dat uit de enquête in hoofdstuk VI naar voren komt, een realistisch beeld zou geven van het aantal dagen dat Nederlandse ouders per verzekerd kind zouden opnemen, dan zouden de kosten van het calamiteitenverlof in totaal bedragen: Voor 20 uur: 0,167 x 1.949.000 x 1,8 x 0,5 x 4,1 x ƒ 94,25 = ƒ 113.197.280 Voor < 20 uur: 0,092 x 1.949.000 x 1,6 x 1,0 x 4,1 x ƒ 94,25 = ƒ 110.862.540 Totaal = ƒ 224.059.820 Dat is 0,12% van de bruto loonsom.

Financiering van calamiteitenverlof 23 regeling van het incidentele ouderschapsverlof kent drie elementen, zoals in de inleiding van dit hoofdstuk uiteen gezet is. Bij de berekening van de kosten van variant B gaan we ervan uit dat de verlofregeling maximaal negentig verzorgingsdagen per kind voor kinderen van 0-12 jaar, plus tien verlofdagen voor de vader bij de geboorte van het kind plus twee contactdagen per kind voor kinderen van 2-12 jaar omvat. Net als bij variant A hebben we bij variant B berekeningen uitgevoerd voor het jaar 1988. Opnieuw hebben we een aantal veronderstellingen gemaakt. Zo moeten we schatten hoeveel vaders van deze regeling gebruik zullen maken. We veronderstellen dat de vaderdagen uitsluitend worden gegeven aan werkzame mannelijke werknemers in de leeftijd van 15-64 jaar. Uit de statistieken blijkt dat in 1989 van de Zweedse vaders 15% dit verlof geheel niet opnam, 17% nam minder dan tien dagen en 68% nam tien dagen op. In 1988 telde Nederland 5.182.000 mannen in de leeftijd van 15-64, waarvan 3.809.000 werkzaam, ofwel 73% van alle mannen in die leeftijdsgroep. Ten tweede veronderstellen we dat nu al Nederlandse vaders bij de geboorte van een kind tenminste twee dagen verzuimen. Volgens variant B zouden vaders weliswaar recht hebben op tien verlofdagen, maar we gaan er van uit dat daarvan slechts acht ten laste van het verzorgingsverlof komen. Het totaal aantal geboorten in 1988 bedroeg 186.647. Voor 68% van de vaders houden wij rekening met 8 extra verlofdagen, voor 17% houden wij rekening met 4 extra verlofdagen. De berekening loopt als volgt: Voor degenen die het gehele verlof opnemen 8 dagen extra verlof voor 68% van alle werknemers die in 1988 vader werden x het gemiddeld uitkeringsbedrag in 1988, dat is: 0,68 x 0,73 x 186.647 x 8 x ƒ 94,25 = ƒ 69.859.283 Voor degenen die niet het gehele verlof opnemen: 0,17 x 0,73 x 186.647 x 4 x ƒ 94,25 = ƒ 8.732.410 Totaal = ƒ 78.591.693 Ten behoeve van variant B moeten we ook schatten hoeveel contactdagen zullen worden opgenomen. In 1989 waren er in Zweden 861.000 kinderen van 4-12 jaar verzekerd, voor wie 309.650 hele contactdagen werden opgenomen, dat is 0,36 dagen per verzekerd kind (bijlage C, tab. 7 en 8). Als wij uitgaan van het gemiddeld aantal kinderen per moeder volgens het OSA Arbeidsaanbodspanel, dan kunnen voor Nederland de kosten van een regeling van contactdagen zoals die in Zweden geldt als volgt worden berekend: Deelnemingspercentage vrouwen met kinderen jonger dan 13 jaar aan de arbeidsmarkt x aantal participerende vrouwen x gemiddeld aantal kinderen per vrouw x deeltijdfactor x gemiddeld aantal opgenomen verlofdagen x gemiddelde daguitkering, dat is: